28 985
Regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van het geplaatste kapitaal van ter beurze genoteerde vennootschappen (Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 23 oktober 2003

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgaveblz.
  
ALGEMEEN2
  
• Aanhef2
• Inleiding2
• Doel van het wetsvoorstel3
• Belangrijkste wijzigingen4
• Periodieke meldingsplicht houder van substantiële deelneming4
• Continue meldingsplicht vennootschap van noemerwijzigingen4
• Vernauwing bandbreedtes4
• Werking geautomatiseerd Wmz-register4
• Andere voorgestelde wijzigingen in vergelijking met de Wmz 19965
• Administratieve lasten5
  
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING5
  
• Artikel 15
• Artikel 26
• Artikel 36
• Artikel 46
• Artikel 76
• Artikel 96
• Artikel 127
• Artikel 147
• Artikel 157
• Artikel 168
• Artikel 248
• Artikel 258
• Artikel 348
• Artikel 488
• Artikel 498

ALGEMEEN

Aanhef

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van wetsvoorstel betreffende regels voor de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie zijn het in hoofdlijnen eens met de doelstelling van dit wetsvoorstel. Zowel de vergroting van de transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen als het terugdringen met de daarmee gepaard gaande administratieve lasten wordt door deze leden onderschreven. Wel hebben de leden van de PvdA-fractie nog enkele vragen zoals die onder andere voortvloeien uit de beantwoording van de vragen van de Raad van State en reacties vanuit VNO/NCW en VEUO.

Ten eerste zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd naar de samenloop van dit wetsvoorstel met de totstandkoming van enkele EU-richtlijnen op dit gebied en vraagt zich af waarom is gekozen voor deze wetgeving juist op dit moment (timing)?

Deze leden vragen of de regering reden ziet om op de relevante onderdelen de aanbevelingen uit de concept gedragscode Tabaksblat bij aanpassing van de wet te betrekken? Zo ja, tot welke aanpassingen van het wetsvoorstel moet dat leiden?

Ook willen genoemde leden graag antwoord op de vraag op welke wijze de Autoriteit Financiele Markten (hierna: de AFM) in staat zal worden gesteld om het toezicht op de uitvoering van deze wet uit te voeren?

Om te beoordelen wat de uitwerking is van het onderhavige wetsvoorstel, is het in de ogen van de leden van de CDA-fractie gewenst dat de Kamer ook (nu en telkenmale) inzicht krijgt in de algemene maatregelen van bestuur (amvb's) die worden aangekondigd. Deze leden doelen met name op die amvb's die zien op een nadere regeling van de meldingsplicht en als gevolg daarvan ook direct de betrokken vennootschappen en houders van aandelen raakt. Is de regering bereid deze nadere regelingen nog voor de plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel in concept aan de Kamer ter kennis te brengen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie willen graag antwoord op de vraag op welke wijze wordt gewaarborgd dat het parlement ten allen tijde betrokken zal kunnen worden bij wijzigingen in de opzet en werking van het register?

De leden van de VVD-fractie constateren enige discrepanties tussen de in de richtlijn gehanteerde terminologie en de in het wetsvoorstel gebruikte terminologie. Waarom is er niet voor gekozen om de terminologie van de richtlijn zo nauwkeurig mogelijk te volgen? Zo kan immers voorkomen worden dat het wetsvoorstel leidt tot onnodige interpretatieproblemen en belasting van de rechtbanken. Deze leden vragen zich af waarom er niet voor gekozen is de definitieve transparantierichtlijn af te wachten om vervolgens de implementatie te laten samenvallen met de herziening van het onderhavige wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie sluiten zich aan bij de vraag van de Raad van State waarom in het wetsvoorstel niet is aangesloten bij de terminologie van de EU-richtlijn en, in plaats daarvan, is gekozen voor het hanteren van een bandbreedte. Scherpe grenzen scheppen immers meer duidelijkheid dan een bandbreedte die mogelijk tot interpretatieverschillen kan leiden. Deelt de regering die mening en zo niet, waarom niet?

Doel van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel past bovendien in de actuele corporate governance-discussie, door meer transparantie wordt niet alleen de belegger beter beschermd, maar ook het vertrouwen in de effectenmarkt vergroot. In dat kader juichen de leden van de VVD-fractie de in artikel 8 voorgestelde meldingsplicht voor aandelen met een bijzonder statutair recht in de zeggenschap toe.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de doelstelling te komen tot vergroting van de transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in beursvennootschappen van harte. Deze transparantie kan ook het Nederlandse investeringsklimaat en met name de Nederlandse effectenmarkt bevorderen, zo stellen de aan het woord zijnde leden. De leden van de CDA-fractie onderschrijven ook de keuze van de regering te komen tot een optimale transparantie in plaats van een maximale transparantie. Het doel moet wel de middelen heiligen, zo stellen zij. Nederland kiest er voor een op onderdelen strenger regime te hanteren dan de richtlijn melding zeggenschap vereist. Met name de keuze om ook het kapitaalbelang en de prioriteitsaandelen onder de meldingsplicht te brengen hebben hun instemming. Deze leden denken dat zo ook een bijdrage wordt geleverd aan de gewenste corporate governance. Zij zien ook dat Nederland zo met het onderhavige voorstel meer aansluit bij het meldingsregime in met name de Angelsaksische landen. Genoemde vragen wel of Nederland door een strenger regime, bezien vanuit het belang van de effectenuitgevende instellingen, de concurrentiepositie van de Nederlandse effectenmarkt zou kunnen benadelen.

Waardering hebben de leden van de CDA-fractie voor de doelstelling van de regering met het onderhavige wetsvoorstel ook te komen tot een vereenvoudiging van het meldingsproces. Deze doelstelling past naar het oordeel van deze leden bij het algemene streven van dit kabinet tot vermindering van de lastendruk. Hoe kan de regering verklaren dat de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen en de Nederlandse Vereniging van Banken in tegenstelling tot de regering een stijging van de administratieve lasten verwachten, zo vragen deze leden. Wordt de ontwikkeling van de administratieve lasten die voortkomen uit dit wetsvoorstel ook blijvend gevolgd?

Een daarmee verband houdend streven is het streven te komen tot deregulering. De leden van de CDA-fractie hebben echter de indruk dat het onderhavige wetsvoorstel leidt tot meer regels en de regeling ook complex van aard is. Heeft de regering een dereguleringstoets op dit wetsvoorstel laten uitvoeren en is het wetsvoorstel getoetst op transparantie, eenvoud en uitvoerbaarheid, zo vragen deze leden. Graag ontvangen deze leden een beschouwing op dit belangrijke kernpunt van beleid.

In de toelichting op het onderhavige wetsvoorstel wordt regelmatig gesproken over de gevolgen van de in voorbereiding zijnde transparantierichtlijn. Kan de regering aangeven wanneer deze richtlijn naar verwachting definitief vorm zal hebben gekregen en waarom zij indiening van het onderhavige wetsvoorstel niet daarvan afhankelijk maakt, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Belangrijkste wijzigingen

Geautomatiseerd meldings- en naslagregister De leden van de CDA-fractie hebben hoge verwachtingen van het geautomatiseerde meldings- en naslagregister van Wmz-meldingen. Met name het feit dat het systeem straks de juiste noemergegevens biedt achten zij een belangrijke verbetering. Het verontrust deze leden echter dat het voorstel voor de nieuwe transparantierichtlijn nog niet voorziet in een regeling die een basis biedt voor het voorgestelde meldingssysteem. Of en hoe bevordert de regering dat het voorstel voor de nieuwe transparantierichtlijn daartoe wordt aangepast, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met het stroomlijnen van verschillende meldingsplichten en de introductie van een geautomatiseerd Wmz meldings- en naslagregister. Wel vragen de leden van de VVD-fractie zich af of het meldingssysteem voldoende waarborgen bevat om misbruik te voorkomen. Dit klemt temeer daar de AFM in haar streven naar de juistheid en de volledigheid van het register blijkbaar geen resultaatsverbintenis, maar een inspanningsverbintenis aangaat [memorie van toelichting p. 38]. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie zich af of de marktpartijen betrokken zullen worden bij de invoering van het meldingssysteem, zodat praktische problemen vroegtijdig ondervangen kunnen worden.

Periodieke meldingsplicht houder van substantiële deelneming

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet de rechtszekerheid en transparantie van regelgeving dient wanneer de frequentie die geldt voor de periodieke vernieuwing van de gegevens ook wettelijk wordt vastgelegd. Deze leden zien niet direct een noodzaak om die frequentie (jaarlijks) gemakkelijk te kunnen wijzigen.

Continue meldingsplicht vennootschap van noemerwijzigingen

Acht de regering het mogelijk dat het melden door een houder van een substantiële deelneming in een vennootschap, waarbij deze het doel heeft deze deelneming verder op te bouwen, kan leiden tot een koersopdrijvend effect? De leden van de CDA-fractie doelen daarbij op de mogelijkheid dat derden, wanneer zij kennisnemen van de deelneming en vermoeden dat de houder van die deelneming zijn deelneming verder wil opbouwen, zelf aandelen kopen om zo de koers op te drijven.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie of een melding op grond van het onderhavige wetsvoorstel per definitie ook kan worden aangemerkt als koersgevoelige informatie, zoals door Euronext Amsterdam N.V. op basis van de huidige wetgeving wordt gesteld.

Vernauwing bandbreedtes

Kan de regering nog eens toelichten wat het verschil is tussen de in het onderhavige wetsvoorstel gekozen systematiek van bandbreedtes en de drempels die de richtlijn hanteert, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Acht de regering de systematiek van bandbreedtes uitvoerbaar en benadelen deze vernauwde bandbreedtes de concurrentiepositie van de Nederlandse effectenbeurs niet onevenredig, zo vragen deze leden.

Werking geautomatiseerd Wmz-register

De leden van de CDA-fractie vragen of inmiddels een pilot van het geautomatiseerde Wmz-register ook naar behoren heeft gefunctioneerd. Deze leden zijn met name geïnteresseerd in de vraag of en hoe het register voldoende is beveiligd. Welke garantie kan de regering daarvoor geven en hoe wordt dit ook in de toekomst gewaarborgd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Andere voorgestelde wijzigingen in vergelijking met de Wmz 1996

De werkingsfeer wordt uitgebreid door belangen in vennootschappen die geen officiële beursnotering hebben ook onder de meldingsplicht te brengen. De leden van de CDA-fractie begrijpen dat dit tot doel heeft de transparantie nog verder te vergroten maar is er ook een praktisch belang en is naleving en controle wel goed mogelijk, zo vragen zij. Verder vragen de aan het woord zijnde leden of Nederland met deze keuze ook aansluit bij de praktijk in andere Europese landen.

Waarom heeft de regering niet gekozen voor het introduceren van een drempel bij het introduceren van een meldingsplicht voor aandelen met bijzondere statutaire rechten, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Kan de regering toelichten waarom zij kiest voor de term «dochtermaatschappij» en niet voor «groepsmaatschappij», zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deelt de regering de stelling dat het inzichtelijker is wanneer niet de dochter een meldingsplicht heeft maar de moeder? Hoe bevordert de regering dat de transparantierichtlijn ter zake wordt aangepast, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

Administratieve lasten

Volgens de memorie van toelichting [p.16–17] zal het wetsvoorstel dankzij de mogelijkheden om van ICT gebruik te maken leiden tot een vermindering van administratieve lasten. De leden van de VVD-fractie merken in dit kader op dat geautomatiseerd melden slechts een marginale lastenverlichting oplevert. De meeste tijd gaat immers zitten in het vergaren van de juiste gegevens en het invullen van de formulieren, niet in het doen van de melding. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dan ook om nog eens nader te onderzoeken of meer meldingen gestroomlijnd kunnen worden om de administratieve lasten verder te verminderen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering ook rechten op het verkrijgen van aandelen onder het begrip aandelen rekent en zo afwijkt van het gangbare spraakgebruik en het gebruik in het effectenverkeer.

Kan de regering toelichten waar zij op doelt met «rechten ingevolge een overeenkomst tot verkrijging van stemmen», zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan daarbij ook worden aangegeven wanneer het recht overgaat, om te voorkomen dat daarover in de meldingspraktijk misverstanden ontstaan. En ontstaat er een verschil in belang wanneer certificaten worden omgewisseld in aandelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Artikel 2

Kan de regering toelichten waarom potentiële noemerwijzigingen (rechten tot het nemen van aandelen) niet onder de meldingsplicht vallen? Zijn dit voor beleggers geen belangrijke gegevens, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zij verwijzen daarbij naar de recente discussie die is gevoerd bij het wetsvoorstel structuurregeling (Kamerstuk 28 179), waar de aandeelhouders ook zeggenschap krijgen over het verlenen van een recht op het nemen van aandelen aan bestuurders.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering niet verzuimd heeft om in artikel 2 (in relatie tot artikel 5) de verplichting op te nemen dat een rechtspersoon op het tijdstip dat deze een vennootschap wordt in de zin van het wetsvoorstel, de verplichting heeft om te melden wat haar geplaatst aandelenkapitaal is.

Artikel 3

Is met dit artikel ook bedoeld dat een wijziging in het aantal certificaten als gevolg van het omruilen van certificaten met aandelen ook moet leiden tot een meldingsplicht, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo ja, ontstaat dan geen dubbele melding?

Artikel 4

In de tekst van het eerste lid van artikel 4 (en artikel 14) wordt geen onderscheid gemaakt tussen beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal met een oprennend karakter en dat met een semiet oprennend karakter. De toelichting maakt dit onderscheid wel. Moet dit onderscheid dan ook niet in de wettekst worden opgenomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Artikel 7

De leden van de CDA-fractie geven de regering in overweging in het eerste en het vierde lid nog eens kritisch te kijken naar de gehanteerde terminologie. Waarschijnlijk wordt gedoeld op het geplaatst kapitaal in plaats van het totale aantal aandelen.

Mag een wijziging in het belang van een vennootschap als gevolg van fusie of splitsing ook worden aangemerkt als een «noemerwijziging» waarvoor de houder geen meldingsplicht heeft, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Met betrekking tot de bandbreedtes merken de leden van de VVD-fractie nog het volgende op. Bandbreedtes kunnen op grond van het wetsvoorstel bij amvb vastgesteld en gewijzigd worden [memorie van toelichting p. 27–28]. Vaststelling van de bandbreedtes is echter een belangrijk onderdeel van de wet. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook waarom dit onderdeel niet in de wet zelf geregeld wordt.

Artikel 9

De leden van de CDA-fractie geven de regering in overweging aan te spreken over «een substantiële deelneming in een vennootschap», om zo begripsverwarring te voorkomen.

Waarom is in dit artikel niet opgenomen dat een ieder die blijkens het register een substantiële deelneming heeft, de plicht heeft de melding periodiek te actualiseren. De leden van de CDA-fractie stellen dat zo duidelijk kan worden of bijvoorbeeld de deelneming niet is verwaterd en niet onder 5% is gedaald.

Verder vragen deze leden waarom de meldingsplicht niet beperkt blijft tot die houder die in enig kalenderjaar heeft gehandeld en daardoor in een andere bandbreedte is terechtgekomen.

Artikel 9 introduceert de verplichting voor houders van een substantiële deelneming om periodiek te melden. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat er gebeurt indien als gevolg van een verdere uitgifte van aandelen een aandeelhouder niet langer een substantiële deelneming heeft?

Artikel 12

Is het in de ogen van de regering noodzakelijk helderheid te scheppen over de vraag of het in dit artikel gaat over het recht tot het verkrijgen van een volmacht of over het feitelijk verkregen hebben van een volmacht. En maakt het daarbij nog verschil of het een doorlopende volmacht betreft of een incidentele volmacht, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zij wijzen daarbij ook op het wetsvoorstel structuurregeling (Kamerstuk 28 179).

Waarom heeft de regering, zoals vermeld in de toelichting, ook het ontvangen keuzedividend en stockdividend onder meldingsverplichting willen brengen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is dit wel uitvoerbaar, zo vragen zij. Is het niet wenselijk het tijdstip van de uitgifte van aandelen en niet het tijdstip van uitkering van het dividend als moment aan te merken waarop de melding moet geschieden?

Met betrekking tot de volmachtverlening van certificaathouders constateren de leden van de VVD-fractie dat uit het voorgestelde artikel 12 niet duidelijk blijkt wanneer een certificaathouder nu moet melden. Kan dit duidelijker aangegeven worden?

Artikel 14

De leden van de CDA-fractie vragen of een houder, niet zijnde een beleggersgiro of agent, anders dan door dagelijkse raadpleging van het Wmz-register, ervan op de hoogte kan komen dat een plicht tot onverwijlde melding is ontstaan? Acht de regering dat praktisch uitvoerbaar, zo vragen deze leden.

Artikel 15

De leden van de CDA-fractie vragen of niet verhelderd moet worden wat bedoeld wordt met «bestuurders» of «commissarissen», temeer daar er niet altijd vergelijkbare functionarissen in buitenlandse vennootschappen aanwezig zijn. Een uitbreiding van artikel 1 zou tot de mogelijkheden behoren.

Waarom wordt voor de meldingsplicht van een bestuurder of commissaris afgeweken van de algemene bepaling van artikel 6:22 BW, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Wat is overigens de toegevoegde waarde van de voorgestelde bepaling ten opzichte van de Wet openbaarmaking bezoldiging en aandelenbezit bestuurders en commissarissen (Stb. 2002, nr. 225), zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Acht de regering het mogelijk dat de vennootschap feitelijk de melding doet namens de bestuurders en commissarissen van de vennootschap, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken op dat ook lid 6 van het voorgestelde artikel 15 een extra melding creëert. Deze leden stellen voor om opgave van het defunctioneren van een bestuurder of commissaris aan het Handelsregister ook als een opgave aan de AFM te kwalificeren.

Artikel 16

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nog eens uit te leggen waarom niet langer afgeweken kan worden van de openbaarmaking van de melding. Zeker bij complexe transacties met snel opeenvolgende overdrachten, kan dit wenselijk zijn.

Artikel 24

Uit de toelichting blijkt dat de regering het voornemen heeft de taken en bevoegdheden die de minister op grond van dit wetsvoorstel heeft over te dragen aan de AFM. De vraag is dan waarom in het eerste lid de AFM dan niet expliciet genoemd kan worden, waar nu zelfs gesproken wordt over een of meer rechtspersonen. Hoe beoordeelt de regering de kwaliteit van het werk van de AFM, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Artikel 25

Kan de regering toelichten waarom zij in het tweede lid heeft gekozen voor een belang van 5%. Door aan te sluiten bij de formulering van artikel 2:15, derde lid, onder a BW zouden naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie meer de belangen kunnen worden afgewogen.

Verder wijzen de leden van de CDA-fractie de regering op het feit dat voor sancties de Nederlandse regering geen rechtsmacht heeft ten aanzien van buitenlandse vennootschappen.

Artikel 34

In het zesde lid wordt naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie ten onrechte gesproken over «de rechtspersoon». Zonder overdracht overeenkomstig artikel 24, moet dit «Onze Minister» zijn.

Artikel 48

De leden van de CDA-fractie betwijfelen ernstig of ook strafbaarstelling van de bepalingen in het onderhavige wetsvoorstel noodzakelijk en wenselijk is. Zij wijzen de regering op het feit dat het strafrecht een ultimum remedium moet zijn, en de strafrechtketen niet onnodig belast moet worden. De leden van de CDA-fractie wijzen de regering op het bestaan van een uitgebreid pallet aan bestuursrechtelijke en civielrechtelijke sancties.

Artikel 49

De leden van de CDA-fractie bepleiten vanuit het «one-stop shop principe» ook voor het toekennen van rechten tot het nemen van aandelen melding op grond van de Wmz aan de AFM tevens te laten gelden als melding aan het Handelsregister. Dit kan de administratieve lastendruk nog verder terugdringen.

Het komt de leden van de VVD-fractie vreemd voor dat de meldingsplicht aan het Handelsregister gehandhaafd wordt voor de gevallen dat rechten tot het nemen van aandelen worden toegekend [memorie van toelichting p.46 en 47].Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten en mede gelet op de «one stop-meldingsgedachte» ligt het meer voor de hand dat ook deze melding op grond van de Wmz aan de AFM tevens geldt als een melding gedaan aan het Handelsregister.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), Crone (PvdA), De Grave (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Eurlings (CDA), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Heemskerk (PvdA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD)

Plv. leden: Rouvoet (CU), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Mosterd (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Samsom (PvdA), Luchtenveld (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA) en De Vries (VVD).

Naar boven