28 985
Regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van het geplaatste kapitaal van ter beurze genoteerde vennootschappen (Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel dient ter vervanging van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde ondernemingen 1996 (hierna te noemen: Wmz 1996) die op 1 juli 1997 in werking is getreden. De Wmz 1996 geeft uitvoering aan richtlijn nr. 88/627/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1988 betreffende de gegevens die moeten worden gepubliceerd bij de verwerving en de overdracht van een belangrijke deelneming in een ter beurze genoteerde vennootschap (PbEG L 348). Deze richtlijn is gecodificeerd in richtlijn nr. 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PbEG L 184) (hierna te noemen: richtlijn melding zeggenschap).1 Aangezien het een codificatie betreft, wijkt de nieuwe richtlijn inhoudelijk niet af van richtlijn nr. 88/627/EEG. De Europese Commissie heeft op 26 maart 2003 een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn tot harmonisatie van de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van richtlijn nr. 2001/34/EG (COM (2003)138 definitief; hierna: transparantierichtlijn). Dit richtlijnvoorstel, dat onder andere beoogt de richtlijn melding zeggenschap te vervangen, bevat een aantal inhoudelijke wijzigingen in vergelijking met de richtlijn melding zeggenschap en zal mogelijk kunnen leiden tot wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel. Voor zover deze thans bekend zijn, zullen mogelijke wijzigingen in het vervolg van deze toelichting worden aangeduid.

De richtlijn melding zeggenschap heeft als doel om beleggers in effecten door passende informatie beter te beschermen en een groter vertrouwen in de effectenmarkten te laten krijgen, teneinde de goede werking van deze markten te verzekeren. De instrumenten ter verwezenlijking van dit doel zijn een meldingsplicht voor de belegger en een openbaarmaking van de aldus gemelde gegevens. Kern van de Wmz 1996 is in verband hiermee dat de houder van (certificaten van) aandelen (hierna te noemen: aandeelhouder) in een ter beurze genoteerde vennootschap verplicht is om aan de desbetreffende vennootschap en aan de Minister van Financiën een melding te doen van zijn zeggenschap en belang in het kapitaal van de desbetreffende vennootschap, indien hij een percentage («drempelwaarde») van 5, 10, 25, 50 of 66 2/3 procent bereikt of naar boven of naar beneden passeert als gevolg van het krijgen of verliezen van de beschikking over aandelen. Het systeem van de Wmz 1996 gaat uit van bepaalde bandbreedtes, waarbij ieder(e) zeggenschap en kapitaalbelang van een aandeelhouder, uitgedrukt als een percentage van de totale zeggenschap en het totale kapitaal, in een bepaald «blok» («bandbreedte») kan worden gerangschikt. De drempelwaarden (bijvoorbeeld 10 procent) vormen de overgang van de ene bandbreedte (5 tot 10 procent) naar de andere (10 tot 25 procent). Onder zeggenschap wordt verstaan het door een natuurlijke persoon of rechtspersoon gehouden percentage stemmen in een ter beurze genoteerde vennootschap. Onder kapitaalbelang wordt verstaan het door een natuurlijke persoon of rechtspersoon gehouden percentage aandelen in een ter beurze genoteerde vennootschap.

De door de richtlijn melding zeggenschap en de Wmz 1996 vergrote transparantie in de zeggenschap en kapitaalverhoudingen in beursvennootschappen betekent dat partijen die actief zijn op de effectenmarkten (niet alleen beleggers, maar ook vennootschappen en andere partijen) onder meer inzicht krijgen in de mate waarin de aandelen in een bepaalde vennootschap vrij verhandelbaar zijn en in het bestaan van concentraties van aandelen of stemmen alsmede belangenverstrengelingen. Daarenboven worden ontwikkelingen in de zeggenschap en de kapitaalbelangen in vennootschappen zichtbaar voor deze partijen. Door deze toegevoegde informatie zijn zij in staat zijn om beter geïnformeerd en onderbouwd een beoordeling te maken van de effecten waarin zij mogelijk transacties willen verrichten. Op deze wijze draagt de vergrote transparantie bij aan een verbetering van de werking van de effectenmarkten.

De uitvoering van de Wmz 1996 geschiedt door de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) die daartoe door de Minister van Financiën is aangewezen in het Overdrachtsbesluit Wet melding zeggenschap 1996. Dit betekent dat de meldingen uit hoofde van de Wmz 1996 in plaats van aan de Minister van Financiën aan de AFM moeten worden gedaan en dat de AFM zorg draagt voor de openbaarmaking van deze meldingen. Hiertoe verwerkt de AFM deze meldingen in een overzicht van individuele Wmz-meldingen, waaruit door een ieder informatie kan worden opgevraagd.

Het kabinet heeft echter de overtuiging dat de transparantie van de effectenmarkten verder kan en moet worden vergroot. Tevens is het kabinet van mening dat de administratieve lasten die het Wmz-meldingsproces met zich brengt voor meldingsplichtigen kunnen worden beperkt. Daarnaast is het kabinet van oordeel dat enkele knelpunten die zicht thans in de praktijk voordoen met de Wmz 1996 dienen te worden opgelost. Met het oog hierop wordt thans de invoering voorgesteld van een nieuwe Wet houdende regels betreffende de melding van zeggenschap en kapitaalbelang in, alsmede de melding van kapitaal van, ter beurze genoteerde vennootschappen (hierna te noemen: Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen). Dit wetsvoorstel voorziet onder andere in (1) de introductie van een geautomatiseerd Wmz meldings- en naslagregister, (2) de verplichting voor de houder van een substantiële deelneming om zijn Wmz-melding periodiek te vernieuwen, (3) de verplichting voor een beursvennootschap om wijzigingen te melden in haar geplaatste kapitaal en in het aantal en de aard van de stemmen die op haar aandelen kunnen worden uitgebracht, en (4) een vernauwing van de bandbreedtes terzake waarvan een meldingsplicht bestaat in geval van over- of onderschrijding. Daarnaast zal in het kader van dit wetsvoorstel ook een aantal bepalingen van de Wmz 1996 (inclusief de wetsgeschiedenis bij deze bepalingen) van kracht blijven. Dit neemt niet weg dat bij dit wetsvoorstel is gekozen voor een andere opzet en structuur van de wet dan de structuur die ten grondslag ligt aan de Wmz 1996. Dit vloeit voor een deel voort uit de in het wetsvoorstel voorziene nieuwe bepalingen; voor een ander deel beoogt het kabinet hierdoor ook de transparantie en de toegankelijkheid in de praktijk van het nieuwe wettelijke regime te bevorderen.

2. Doel van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel heeft als doel om de transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in beursvennootschappen te vergroten en het meldingsproces voor meldingsplichtigen te vereenvoudigen.

Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is onder meer gebruik gemaakt van de ervaringen die in de praktijk met de Wmz 1996 zijn opgedaan door de diverse marktpartijen die met de Wmz 1996 te maken hebben. Deze partijen hebben elk vanuit hun specifieke achtergrond belang bij een vereenvoudiging van het meldingsproces en bij een goede transparantie.

Transparantie draagt bij aan de mogelijkheden voor marktpartijen om beter geïnformeerd een beoordeling te maken van de effecten waarin zij mogelijk transacties willen verrichten. Het gaat daarbij met name om de volgende informatie:

– inzicht in zeggenschap en kapitaalbelangen in beursvennootschappen;

– overzicht van omvangrijke transacties;

– indicatie van eventuele belangenverstrengelingen;

– inzicht in de free float, dat wil zeggen de mate waarin de aandelen van een beursvennootschap vrij verhandelbaar zijn1.

Deze informatie draagt bij aan de goede werking van de Nederlandse effectenmarkt. Daarmee wordt ook de aantrekkelijkheid van de Nederlandse effectenmarkt voor zowel effectenuitgevende instellingen als beleggers gediend, hetgeen ten goede zal komen aan haar concurrentiepositie ten opzichte van buitenlandse effectenmarkten. Met het oog hierop hecht het kabinet in grote mate aan transparantie.

De ervaringen in de praktijk wijzen uit dat de Wmz 1996 enerzijds een goede bijdrage levert aan de beoogde transparantie en de daarmee nagestreefde verdere doelen. Anderzijds heeft het kabinet de overtuiging dat de door de Wmz 1996 gerealiseerde transparantie niet altijd optimaal is en er mogelijkheden zijn om deze te verbeteren. Voorts is het kabinet van mening dat het Wmz-meldingsproces voor meldingsplichtigen kan worden vereenvoudigd, waardoor administratieve lasten voor meldingsplichtigen kunnen worden beperkt. Hierbij baseert het kabinet zich onder andere op de omstandigheid dat in de praktijk als knelpunt voor beleggers veelal wordt geconstateerd dat het huidige overzicht van Wmz-meldingen slechts een historisch overzicht van meldingen is, dat niet altijd een actueel en juist inzicht biedt in de zeggenschap en kapitaalbelangen in beursvennootschappen. Oorzaken hiervan zijn onder meer dat er geen meldingsplichten bestaan voor bewegingen in deelnemingen binnen de (in internationaal opzicht ruime) bandbreedtes van de Wmz 1996 en dat deelnemingen soms zelfs geheel zijn afgebouwd zonder dat hiervoor een afmeldingsplicht bestaat. Hoewel de in de Wmz 1996 voorgeschreven meldingsplichten in het algemeen goed worden nageleefd, biedt de Wmz 1996 daardoor niet de mate van transparantie die het kabinet voor ogen heeft. Dit vormt voor het kabinet aanleiding om het Wmz-meldingsregime aan te passen en aldus de transparantie te verbeteren. Dit betekent overigens niet dat het kabinet zou willen streven naar maximaletransparantie, waarvan bijvoorbeeld sprake zou kunnen zijn in geval van een meldingsplicht voor iedere transactie in een vennootschap ongeacht het daarmee gemoeide percentage zeggenschap of kapitaalbelang. Het kabinet acht maximale transparantie om meerdere redenen onwenselijk. In de eerste plaats omdat dit zou leiden tot onevenredig omvangrijke administratieve lasten voor meldingsplichtigen. In de tweede plaats zal maximale transparantie een inbreuk op de door vele marktpartijen wenselijk geachte privacy en anonimiteit van de beurshandel betekenen. Een dergelijke inbreuk zou de werking van de effectenmarkten kunnen belemmeren, bijvoorbeeld omdat sommige (grote) marktpartijen dan mogelijk geen transacties in aandelen van beursvennootschappen zouden kunnen doen zonder te moeten vrezen voor grote koersgevolgen. Daarenboven kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de toegevoegde informatiewaarde die voor marktpartijen zou voortvloeien uit maximale transparantie. Om deze redenen geeft het kabinet er de voorkeur aan om te streven naar optimale transparantie. Een optimale transparantie zal enerzijds de voor een goede werking van de effectenmarkt noodzakelijke informatie bieden, maar anderzijds niet leiden tot onevenredige administratieve lasten voor meldingsplichtigen en geen ongewenste inbreuk maken op de anonimiteit van de effectenhandel.

Voorts heeft het kabinet signalen uit de praktijk ontvangen dat het Wmz-meldingsproces voor grootaandeelhouders niet altijd tijds- en kostenefficiënt is. Als oorzaken hiervan worden aangemerkt dat het meldingsproces thans gepaard gaat met een weinig praktisch brief- en faxverkeer, en dat meldingsplichtigen regelmatig niet in staat zijn om de voor hun melding noodzakelijke juiste kapitaalsgegevens van de vennootschap waarin zij deelnemen snel beschikbaar te krijgen. Ook dit vormt voor het kabinet aanleiding om het Wmz-meldingsregime aan te passen.

Met het oog hierop wordt thans de invoering voorgesteld van een nieuwe Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen. Hierin wordt onder andere de invoering van een nieuw geautomatiseerd openbaar register van Wmz-meldingen voorgesteld. Daarmee worden de volgende doelstellingen nagestreefd:

– het gemakkelijk toegankelijk maken van Wmz-gegevens door gebruik te maken van informatie-en communicatietechnieken (ICT);

– het verder bevorderen van de juistheid en de actualiteit van de openbaar toegankelijke Wmz-gegevens, met name indien sprake is van noemerwijzigingen (dat wil zeggen wijzigingen in het geplaatste kapitaal en het aantal en de aard van de stemmen die op de aandelen kunnen worden uitgebracht) van beursvennootschappen (hierna te noemen: vennootschappen) en over- en onderschrijdingen van de in de Wmz 1996 opgenomen meldingsplichtige bandbreedtes ten gevolge van noemerwijzigingen;

– het vergroten van transparantie in zeggenschap onderscheidenlijk kapitaalbelangen in beursvennootschappen;

– het waar mogelijk verminderen van administratieve lasten voor marktpartijen, mede door optimaal gebruik te maken van ICT en door waar mogelijk een zogenaamd one-stop meldingssysteem in te voeren, dat wil zeggen een systeem waarbij een melding voor een regeling (in casu de Wmz) tevens voldoet voor eventuele meldingsplichten op grond van andere regelingen;

– het creëren van wetgeving op het gebied van transparantie van de kapitaalmarkt, waarmee Nederland in internationaal opzicht een concurrerende positie inneemt en die de aantrekkelijkheid van het beleggen in Nederlandse vennootschappen vergroot.

Bij het realiseren van deze doelstellingen wordt als randvoorwaarde in acht genomen dat moet worden voldaan aan de bepalingen van de richtlijn melding zeggenschap. De bepalingen die ten opzichte van de Wmz 1996 nieuw worden opgenomen in het wetsvoorstel1 hebben allen hun grondslag in een of meer bepalingen van de richtlijn melding zeggenschap. Volgens artikel 88 van deze richtlijn mag een lidstaat de beoogde personen en vennootschappen onderwerpen aan strengere verplichtingen dan die in de richtlijn melding zeggenschap zijn aangegeven, of aan aanvullende verplichtingen voor zover deze van algemene toepassing zijn. Laatstbedoelde bepaling maakt het slechts mogelijk verplichtingen die in het gecoördineerde stelsel van de richtlijn zijn neergelegd op een wijze die recht doet aan de doelstelling van de richtlijn te verscherpen, dan wel binnen dat kader aanvullende verplichtingen op te leggen voor zover deze niet in strijd komen met het Europese recht. Hierbij wordt opgemerkt dat het voorstel voor de transparantierichtlijn er eveneens in voorziet dat de lidstaat van herkomst (de lidstaat waar een uitgevende instelling haar statutaire zetel heeft) strengere verplichtingen kan opleggen aan personen en vennootschappen. In het onderhavige wetsvoorstel zijn dit de volgende verplichtingen: een meldingsplicht voor de vennootschap betreffende het kapitaal en de stemmen (artikelen 2, 3, 4, 5 en 6), een meldingsplicht voor een ieder betreffende aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap (artikel 8), een periodieke meldingsplicht voor een ieder (artikel 9), een meldingsplicht voor een ieder die vijf procent of meer van de aandelen of stemmen heeft in een meldingsplichtige beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal als bedoeld in artikel 2:76a BW of een vergelijkbare rechtspersoon (artikel 14) en een meldingsplicht voor bestuurders en commissarissen van een vennootschap (artikel 15).

Voorts kan een lidstaat ingevolge artikel 89, eerste lid, vierde volzin, van de richtlijn bepalen dat een ieder niet alleen een meldingsplicht heeft ter zake van het over- of onderschrijden van een bandbreedte in de zeggenschap bij een vennootschap, maar ook meldingsplichtig is ter zake van het over- of onderschrijden van een bandbreedte van het kapitaalbelang. Ook het voorstel voor de transparantierichtlijn voorziet in de mogelijkheid voor lidstaten om een meldingsplicht ter zake van het kapitaalbelang in te voeren. In het kader van het onderhavige wetsvoorstel leidt dit tot de volgende verplichtingen: (i) een meldingsplicht voor een ieder waarvan het percentage aandelen waarover hij in een vennootschap beschikt in een andere bandbreedte valt dan voordien (artikel 7, tweede lid), (ii) een meldingsplicht voor een ieder die beschikt over meer dan vijfentwintig procent van de aandelen van een vennootschap en die de beschikking krijgt of verliest over aandelen betreffende het kapitaal (artikel 7, vierde lid), (iii) een periodieke meldingsplicht voor een ieder die beschikt over een substantiële deelneming in de vorm van vijf procent of meer van de aandelen in een vennootschap en (iv) een meldingsplicht voor een rechtspersoon die is opgericht naar het recht van een niet-EU-lidstaat en die een vennootschap wordt in de zin van het wetsvoorstel (artikel 10, tweede lid).

3. Belangrijkste wijzigingen

Voorgesteld wordt om in de voorgestelde Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen de volgende wijzigingen op hoofdpunten aan te brengen:

1) De introductie van een geautomatiseerd meldings- en naslagregister. In het kader van dit register zullen houders van een substantiële deelneming (dat wil zeggen een zeggenschap of kapitaalbelang van 5 procent of meer in een vennootschap) hun aantallen stemmen en aandelen in vennootschappen («tellergegevens») melden aan de AFM, en zullen vennootschappen hun uitstaande kapitaal («noemergegevens») melden. Vervolgens zal een rekenprogramma van de AFM de door houders van een substantiële deelneming gehouden percentages zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen berekenen door de aan haar gemelde teller- en noemergegevens te combineren.

2) De verplichting voor een houder van een substantiële deelneming in een vennootschap om zijn Wmz-melding periodiek (eens per kalenderjaar) te vernieuwen.

3) De verplichting voor een vennootschap om noemerwijzigingen te melden aan de AFM, zodat een houder van een substantiële deelneming in deze vennootschap bij het doen van zijn Wmz-melding steeds over het juiste noemergegeven kan beschikken van deze vennootschap.

4) Een vernauwing van de huidige bandbreedtes terzake waarvan een meldingsplicht bestaat in geval van over- of onderschrijding (tot 25 procent melding bij elke 5 procent, daarboven alle transacties melden).

Ad 1) Invoering geautomatiseerd meldings- en naslagregister van Wmz-meldingen1

De werking van de Wmz kan voor zowel meldingsplichtigen als beleggers aanzienlijk worden verbeterd door de invoering van een voor alle marktpartijen gemakkelijk toegankelijk openbaar Wmz-register dat informatie biedt over de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen. Dit register zal in technisch opzicht zodanig vorm worden gegeven dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de bestaande ICT.

Hierdoor kunnen personen die het register willen raadplegen, door enkele internetpagina's op de website van de AFM aan te klikken, op snelle en eenvoudige wijze de door hen gewenste informatie verkrijgen. Daarbij krijgen zij, door middel van zogenaamde zoekfuncties, onder andere de mogelijkheid om naar eigen wens een selectie uit het bestand van meldingen en vennootschappen te maken. Deze zoekfuncties kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het zoeken op naam van een meldingsplichtige, het zoeken op naam van een vennootschap of het zoeken naar meldingen die in een bepaalde periode zijn gedaan. Dankzij deze zoekfuncties kunnen personen die het register raadplegen niet alleen een historisch overzicht van meldingen verkrijgen, maar ook een helder inzicht in de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen alsmede de meest recente mutaties daarin en een historisch verloop van de afgelopen jaren.

Het nieuwe register heeft niet alleen voordelen voor personen die het register willen raadplegen, maar ook voor houders van een substantiële deelneming. Voor een houder van een substantiële deelneming wordt de meldingsplicht namelijk eenvoudiger uitvoerbaar omdat het Wmz-register – in tegenstelling tot het huidige overzicht van Wmz-meldingen – de juiste noemergegevens biedt van de vennootschap waarin hij deelneemt. Deze houder van een substantiële deelneming hoeft daardoor slechts zijn tellergegevens in te vullen, waarna een rekenprogramma van de AFM de teller- en noemergegevens combineert en vervolgens de percentages kapitaalbelang en zeggenschap van deze persoon aangeeft. De houder van de substantiële deelneming hoeft dan om zijn melding te finaliseren dit percentage alleen nog maar te bevestigen. Daarenboven zal de houder van een substantiële deelneming bij zijn melding gebruik kunnen maken van een beveiligde toegang tot de website van de AFM. Daardoor zullen slechts enkele eenvoudige elektronische handelingen nodig zijn voor een Wmz-melding in plaats van een tijdrovend brief- en faxverkeer, zoals thans regelmatig het geval is. Overigens zal de mogelijkheid van elektronisch melden ook openstaan voor vennootschappen in verband met hun meldingsplicht ter zake van wijzigingen in hun noemergegevens.

Ter bepaling van de teller van de breuk die het percentage bepaalt, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen rechtstreeks(e) en middellijk(e) zeggenschap en kapitaalbelang. Dit onderscheid dient om aan te geven op welke wijze een houder van een substantiële deelneming over aandelen en/of stemmen beschikt. Zowel rechtstreeks(e) als middellijk(e) zeggenschap en kapitaalbelang kunnen worden onderverdeeld in reëel en potentieel. Dit laatste onderscheid dient om aan te geven of sprake is van daadwerkelijk beschikken over kapitaalbelang of zeggenschap. Er kunnen zich vier combinaties voordoen a) rechtstreeks reëel, b) rechtstreeks potentieel, c) middellijk reëel en d) middellijk potentieel.

a) Bij rechtstreeks reëel kapitaalbelang gaat het om aandelen waarover een houder van substantiële deelneming daadwerkelijk beschikt (voor eigen rekening en risico). Bij rechtstreekse reële zeggenschap gaat het om de stemmen die de houder van een substantiële deelneming daadwerkelijk als aandeelhouder, pandhouder of vruchtgebruiker kan uitbrengen.

b) Bij rechtstreeks potentieel kapitaalbelang gaat het om het belang dat de houder van een substantiële deelneming ingevolge een overeenkomst kan verkrijgen, zoals door het uitoefenen van call opties, claims, warrants en conversierechten verbonden aan converteerbare obligaties, door het omwisselen van royeerbare certificaten of door het sluiten van overeenkomsten waarbij de verkoper van (certificaten van) aandelen een recht op terugkoop heeft. Put-opties tellen niet mee voor de berekening van de teller, omdat zij een recht op overdracht belichamen en niet een recht op verkrijging. Bij rechtstreekse potentiële zeggenschap gaat het om de stemmen die zijn verbonden aan te verkrijgen (uitgegeven of nog uit te geven) aandelen. Het kan hierbij onder andere gaan om rechten van de belegger uit hoofde van overeenkomsten tot koop of verkoop van aandelen of certificaten van aandelen, of om overeenkomsten waarbij een pandrecht op (certificaten van) aandelen wordt gevestigd met voorwaardelijk stemrecht.

c) Bij middellijk reëel kapitaalbelang gaat het om de (certificaten van) aandelen die worden gehouden door een dochtermaatschappij van een houder van een substantiële deelneming, of door een derde voor rekening van de houder van een substantiële deelneming of diens dochtermaatschappij. Bij middellijke reële zeggenschap gaat het om de stemmen die een derde op grond van een overeenkomst voor een houder van een substantiële deelneming kan uitbrengen, of om de stemmen ten aanzien waarvan een houder van een substantiële deelneming met een derde een overeenkomst heeft gesloten die voorziet in een duurzaam gemeenschappelijk beleid inzake de uitoefening van het stemrecht. Voorts vallen hieronder de stemmen die de dochtermaatschappij van een houder van een substantiële deelneming kan uitbrengen.

d) Bij middellijk potentieel kapitaalbelang en middellijke potentiële zeggenschap kan worden gedacht aan het (rechtstreekse) potentiële bezit van aandelen en/of stemmen van een dochtermaatschappij of van derden, waarover de houder van een substantiële deelneming kan beschikken.

Ten slotte dient erop te worden gewezen dat het voorstel voor de transparantierichtlijn, zoals dit thans luidt, vooralsnog niet voorziet in een regeling die een basis biedt voor het in het hieraan voorafgaande beschreven voorgestelde meldingssysteem. Dit richtlijnvoorstel voorziet thans echter uitsluitend in een systeem waarin een houder van een substantiële deelneming (binnen vijf werkdagen) een melding doet aan de betreffende vennootschap en waarbij deze vennootschap de in de melding opgenomen informatie (binnen drie werkdagen) openbaar maakt. Indien het richtlijnvoorstel op dit onderdeel in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zal dit wetsvoorstel dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

Ad 2) Periodieke meldingsplicht houder van een substantiële deelneming

Bij raadpleging door beleggers blijkt dat het huidige overzicht van Wmz-meldingen soms verouderde en achterhaalde meldingen bevat. Een oorzaak hiervan is dat het mogelijk is dat substantiële deelnemingen bandbreedtes over- of onderschrijden zonder dat de houders van deze deelnemingen dit hoeven te melden. In sommige gevallen is het zelfs mogelijk dat een deelneming volledig is geliquideerd zonder dat deze voor Wmz-doeleinden is afgemeld1. Tevens zijn Wmz-meldingen soms achterhaald, omdat de noemergegevens van vennootschappen sinds het doen van de Wmz-melding blijken te zijn veranderd. Dit gaat ten koste van de beoogde transparantie.

Het regime van de voorgestelde Wet melding zeggenschap en kapitaal in ter beurze genoteerde vennootschappen beoogt dit zoveel mogelijk te voorkomen. In verband hiermee wordt gekozen voor een meldingssysteem, waarbij een houder van een substantiële deelneming de verplichting wordt opgelegd om zijn Wmz-melding periodiek te vernieuwen. Teneinde een goed evenwicht te bereiken tussen enerzijds de beoogde transparantie en anderzijds het streven naar beperking van administratieve lasten voor meldingsplichtigen, wordt thans een periodieke vernieuwing per kalenderjaar voorgesteld. Hierdoor wordt het nieuwe Wmz-register tenminste een keer per jaar volledig geactualiseerd, hetgeen de juistheid en actualiteit van dit register aanzienlijk bevordert. De frequentie van de periodieke melding zal worden geregeld in een algemene maatregel van bestuur. Dit maakt het mogelijk om de frequentie in de toekomst op snelle en efficiënte wijze aan te passen. Een dergelijke aanpassing zou bijvoorbeeld kunnen worden overwogen wanneer in de financiële markten behoefte zou bestaan aan meer transparantie en daarmee een hogere frequentie van de periodieke meldingen, of wanneer de in de praktijk als gevolg van de jaarlijkse frequentie ervaren lasten bij meldingsplichtigen aanleiding zouden geven tot een verlaging van deze frequentie.

Ad 3) Continue meldingsplicht vennootschap van noemerwijzigingen

Een regelmatig voorkomende oorzaak van het feit dat het huidige overzicht van Wmz-meldingen niet altijd juist en actueel is, is de omstandigheid dat veranderingen in zeggenschap en kapitaalbelangen ten gevolge van wijzigingen betreffende de noemer van vennootschappen niet altijd zijn verwerkt.

Het betreft hier niet alleen de over- of onderschrijding van bandbreedtes ten gevolge van wijzigingen betreffende het kapitaal (zoals emissies of intrekking van aandelen), maar ook over- of onderschrijdingen van bandbreedtes in zeggenschap in een vennootschap als gevolg van wijzigingen in statutaire stemrechtbeperkingen of in de administratievoorwaarden van bijvoorbeeld een administratiekantoor, veelal een stichting, indien certificaten van aandelen zijn uitgegeven in verband met de aandelen van een vennootschap.

Ook vormt de onzekerheid over het juiste noemergegeven voor een houder van een substantiële deelneming een hinderpaal bij het doen van zijn Wmz-melding. Hij moet zich dan namelijk inspanningen getroosten om de juiste noemergegevens beschikbaar te krijgen van de vennootschap waarin hij deelneemt. Dit leidt tot onwenselijke administratieve lasten voor een dergelijke meldingsplichtige.

Om deze lasten te verminderen wordt voorgesteld om voor vennootschappen een meldingsplicht in te voeren ter zake van noemerwijzigingen. Hierdoor wordt het mogelijk het noemergegeven van vennootschappen in het Wmz-register in aanzienlijke mate up-to-date te houden.

Voor sommige vennootschappen (met name de vennootschappen waarvan de noemer frequent wijzigt) kan dit echter leiden tot omvangrijke administratieve lasten. Teneinde deze lasten zoveel mogelijk te beperken, wordt een regeling voorgesteld waarbij alleen wijzigingen van in totaal 1 procent of meer van het geplaatste kapitaal onverwijld moeten worden gemeld, maar waarbij slechts een totaalmelding per kalenderkwartaal hoeft te worden verricht ter zake van de andere wijzigingen voor zover deze gezamenlijk minder dan 1 procent bedragen. Deze wijzigingen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van de uitkering van stockdividenden en de uitoefening van optie- en of conversierechten.

Overigens zal de meldingsplicht ter zake van noemerwijzigingen eveneens betrekking hebben op het invoeren, wijzigen of afschaffen van eventuele statutaire stemrechtbeperkingen en het invoeren, wijzigen of afschaffen van de administratievoorwaarden van een administratiekantoor, indien met medewerking van de betreffende vennootschap certificaten van aandelen zijn uitgegeven.

Het kabinet meent dat deze regeling enerzijds de transparantie met betrekking tot noemergegevens zal bevorderen, en anderzijds de administratieve last van de meldingsplicht voor vennootschappen aanzienlijk zal mitigeren in vergelijking met bijvoorbeeld een meldingsregeling waarbij iedere noemerwijziging (dus ook een wijziging van minder dan 1 procent) onverwijld moet worden gemeld.

Daarnaast zal deze regeling ook op een andere wijze bijdragen aan een vermindering van de administratieve lasten voor vennootschappen. In geval van een kapitaalswijziging zal de Wmz-melding namelijk eveneens kunnen kwalificeren als de melding die in verband met een dergelijke wijziging verplicht is op grond van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Handelsregisterwet 1996 alsmede het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam. Hierop wordt nader ingegaan in het vervolg van deze toelichting (zie hiervoor onder andere Paragraaf 5, Onderdeel A en de toelichting bij de artikelen 49 en 50).

Voor alle volledigheid wordt opgemerkt dat er geen meldingsplicht bestaat ter zake van zogenaamde «potentiële noemerwijzigingen», dat wil zeggen mogelijke noemerwijzigingen die bijvoorbeeld de vorm kunnen hebben van de toekenning van optierechten of van conversierechten die deel uitmaken van converteerbare obligaties.

Samenvattend is een belangrijk voordeel van deze nieuwe meldingsplicht ter zake van noemerwijzigingen dat een houder van een substantiële deelneming niet langer genoodzaakt zal zijn om zelf de noemergegevens te onderzoeken van de vennootschappen waarin hij deelneemt. Deze meldingsplichtige mag voortaan afgaan op het noemergegeven in het Wmz-register van de AFM. Noemerwijzigingen, die niet tevens tot een toename of afname van de teller leiden, leiden nooit tot een meldingsplicht van de houder van een substantiële deelneming. Reden hiervoor is dat houders van een substantiële deelneming veelal niet (onmiddellijk) op de hoogte zijn van noemerwijzigingen.

Ad 4) Vernauwing bandbreedtes

De in de Wmz 1996 opgenomen bandbreedtes (5 tot 10 procent, 10 tot 25 procent, 25 tot 50 procent, 50 tot 66 2/3 procent, en 66 2/3 procent of meer) realiseren de beoogde transparantie in zeggenschap en kapitaalbelangen in vergelijking met de in diverse andere EU-lidstaten gehanteerde bandbreedtes niet in optimale mate. In dit opzicht loopt Nederland achter bij buitenlandse ontwikkelingen. Met name in de Angelsaksische landen kent men strengere meldingsplichten met betrekking tot het melden van kapitaalbelangen (Verenigde Staten: boven 10 procent alle transacties melden; Verenigd Koninkrijk: boven 3 procent elke wijziging van 1 procent-punt melden), terwijl ook in de andere Euronext-landen Frankrijk en België strengere meldingsplichten bestaan. Deze landen gaan met hun meldingsplichten weliswaar verder dan de in de richtlijn melding zeggenschap voorgeschreven minimumnormen voor meldingsplichten, maar slagen er daardoor wel in om een grotere mate van transparantie van hun effectenmarkten te realiseren dan thans in Nederland het geval is. In dit verband kan onder meer worden verwezen naar het hierna opgenomen overzicht van meldingsregelingen en bandbreedtes in enige andere landen.

Overzicht meldingsregelingen en bandbreedtes

 Verenigde StatenVerenigd Koninkrijk Duitsland België Frankrijk
Wie moet er melden? De aandeelhouder. De aandeelhouder.De aandeelhouder. De aandeelhouder. De aandeelhouder.
      
Aan wie moet worden gemeld i) de beursgenoteerde vennootschap in welke de aandeelhouder een deelneming heeft. ii) de Securities Exchange Commission, en iii) de effectenbeurzen waar de vennootschap een notering heeft. De beursgenoteerde vennootschap in welke de aandeelhouder een deelneming heeft; N.B: de beursgenoteerde onderneming doet hiervan melding aan de Londen Stock Exchange Het Bundes-aufsichtsamt für den Wertpapierhandel. De Commissie voor Bank- en Financie-wezen De Conseil des Marchés Financiers
      
Wat moet worden gemeld? De verkrijging van een bepaald percentage aandelen in een vennootschap Een over- of onderschrijding van een deelneming in een beursgenoteerde vennootschap van een wettelijke bandbreedte, ongeacht of deze is veroorzaakt door eigen handelen van de aandeelhouder of door een kapitaalswijziging van de vennootschap in welke hij deelneemt Een over- of onderschrijding van een deelneming in een beursgenoteerde vennootschap van een wettelijke bandbreedte, ongeacht of deze is veroorzaakt door eigen handelen van de aandeelhouder of door een kapitaalswijziging van de vennootschap in welke hij deelneemt Een over- of onderschrijding van een deelneming in een beursgenoteerde vennootschap van een wettelijke bandbreedte, die is veroorzaakt door eigen handelen van de aandeelhouder Een over- of onderschrijding van een deelneming in den beursgenoteerde vennootschap van een wettelijke bandbreedte, ongeacht of deze is veroorzaakt door eigen handelen aan de aandeelhouder of door een kapitaalswijziging van de vennootschap in welke hij deelneemt
      
Bandbreedte en drempels? Initieel 5 procent en vervolgens ieder heel procentpunt, tenzij een (kleinere) wijziging significant is (dan ook die wijziging melden). Initieel 3 procent en vervolgens ieder heel procentpunt 5, 10, 25, 50 en 75 procent Initieel 5 procent, vervolgens iedere volgende schijf van 5 procentpunten 5, 10, 20, 33 1/3, 50 en 75 procent.

Teneinde Nederland in internationaal verband meer in de pas te doen lopen, voorziet dit wetsvoorstel in een aanpassing van de bandbreedtes. Hierin zullen de bandbreedtes enigszins worden vernauwd en wordt voorzien in een nieuwe bandbreedtestructuur van 0 tot 5 procent, 5 tot 10 procent, 10 tot 15 procent, 15 tot 20 procent, 20 tot 25 procent en 25 procent of meer. Boven 25 procent zal elke transactie moeten worden gemeld, waartoe overigens ook thans reeds een verplichting bestaat op grond van bepalingen in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995).

Door de voorziene aanpassing van de bandbreedtes zal aanzienlijk meer dan thans transparantie worden verkregen in (bewegingen in) de zeggenschap en kapitaalbelangen in Wmz-vennootschappen waarin aandeelhouders met belangen van meer dan 10 procent deelnemen.

De uit de nieuwe bandbreedtes voortvloeiende toename van administratieve lasten voor meldingsplichtigen is beperkt, onder andere omdat gebruik kan worden gemaakt van ICT en omdat de Wmz-melding in bepaalde gevallen tevens zal gelden als melding in het kader van andere regelgeving (zie hiervoor onder andere paragraaf 5, onderdeel A, alsmede paragraaf 7). Tevens zal de beoogde verplichting om boven 25 procent alle transacties te melden in de praktijk niet een nieuwe meldingsplicht (en dus niet een nieuwe administratieve last) vormen, gezien de eerdergenoemde in de Wte 1995 opgenomen meldingsplicht.

Ten slotte dient te worden vermeld dat de thans voorgestelde bandbreedtes worden vastgelegd bij algemene maatregel van bestuur. Dit maakt het mogelijk om de bandbreedtes in de toekomst op snelle en efficiënte wijze aan te passen, wanneer relevante (bijvoorbeeld internationale) ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. In een dergelijk geval zal de zogenaamde voorhangprocedure van toepassing zijn (zie hiervoor verder de toelichting bij artikel 7).

4. Werking geautomatiseerd Wmz-register

Zoals is uiteengezet in paragraaf 3 zijn voor (i) vennootschappen, (ii) houders van een substantiële deelneming, (iii) houders van een of meer aandelen met bijzondere statutaire rechten inzake de zeggenschap, en (iv) bestuurders en commissarissen van vennootschappen meldingsplichten voorzien in dit wetsvoorstel. Al deze categorieën meldingsplichtigen zullen hun meldingsplichten volledig automatisch kunnen doen. Hiervoor zullen zij niet meer nodig hebben dan een normale internetaansluiting.

De AFM beschikt sinds 2002 over een zogenaamd extranet. Dit is een beveiligd deel van de website waarop alleen geautoriseerde gebruikers toegang krijgen. Hierbij krijgen gebruikers (in het kader van dit wetsvoorstel beide hiervoor genoemde categorieën meldingsplichtigen) de mogelijkheid om mutaties aan te brengen in de in het beoogde register opgenomen gegevens die op henzelf betrekking hebben.

In het kader van het nieuwe Wmz-register zal een ieder, zowel een (functionaris van een) meldingsplichtige als een persoon die het register wil raadplegen vanaf de homepage van de AFM onmiddellijk kunnen beschikken over de startpagina van de Wmz. Vervolgens kan men uit een alfabetisch overzicht de vennootschap selecteren bij welke men werkzaam is (in het geval van een meldingsplichtige) dan wel over welke men informatie wil verkrijgen (in het geval van een persoon die het register raadpleegt). Als resultaat hiervan verschijnt het beeldscherm met daarop alle (zowel teller- als noemer-)gegevens van de betreffende vennootschap.

Vervolgens zal een (functionaris van een) meldingsplichtige die een melding wil verrichten via een speciaal hiervoor bestemd inlogscherm toegang krijgen tot het beveiligde deel van de website van de AFM (het extranet). Dit stelt hem in staat om de in het kader van zijn melding verplichte gegevens in te vullen. Een persoon die het register raadpleegt zal daarentegen geen toegang hebben tot het extranet van de AFM, maar zal door middel van het activeren van bepaalde zoekfuncties wel in staat zijn om gedetailleerde informatie in te winnen over meldingsplichtigen.

Met betrekking tot de werking van het nieuwe register zal tenslotte een praktische handleiding met schermvoorbeelden worden ontwikkeld

5. Andere voorgestelde wijzigingen in vergelijking met de Wmz 1996

Naast de in paragraaf 3 genoemde belangrijkste wijzigingen die worden voorzien in dit wetsvoorstel, worden ook verschillende andere wijzigingen ten opzichte van de Wmz 1996 beoogd. Deze wijzigingen leveren eveneens een bijdrage aan het realiseren van de transparantiedoelstelling en aan het vereenvoudigen van het meldingsproces. De beoogde andere wijzigingen worden in het onderstaande toegelicht:

A) Introductie van een one-stop meldingssysteem, samenloop Wmz-melding met andere meldingen

In beginsel zou in de praktijk in sommige gevallen een dubbele meldingsplicht ontstaan, namelijk indien ter zake van een transactie niet alleen op grond van dit wetsvoorstel maar ook op grond van een andere regeling een meldingsplicht bestaat. De in deze andere regelingen opgenomen meldingsplichten worden in het kader van dit wetsvoorstel gewijzigd, zodanig dat wanneer met betrekking tot een bepaalde transactie reeds een Wmz-melding is gedaan die Wmz-melding tevens kwalificeert als melding voor de andere regelingen.

Voor de houder van een substantiële deelneming kunnen in dit verband onder andere de volgende regelingen worden genoemd:

– Artikel 46b, derde lid, van de Wte 1995 juncto artikel 3, onder b, van de Regeling melding en reglementering transacties in effecten, op grond waarvan degene die meer dan 25 procent van het kapitaal van een uitgevende instelling verschaft, verplicht is om alle transacties in effecten van die uitgevende instelling te melden aan de AFM;

– Artikelen 9b en 9p van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 waarin meldingsplichten zijn opgenomen voor zowel een bieder als een doelwitvennootschap ter zake van transacties in effecten waarop een bod betrekking heeft.

Voor een vennootschap bewerkstelligt de in het wetsvoorstel voorziene meldingsregeling ter zake van kapitaalswijzigingen (wijzigingen van 1 procent of meer onverwijld melden en voor wijzigingen geringer dan 1 procent een totaalmelding per kwartaal, zie ook paragraaf 3, onderdeel 3, in deze toelichting) een samenloop met de meldingsplichten die voor kapitaalswijzigingen zijn opgenomen in het BW en de Handelsregisterwet 1996 alsmede in het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam. De samenloop met het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam houdt in dat de Wmz-melding ter zake van een kapitaalswijziging ook zal kwalificeren als de op grond van het Fondsenreglement verplichte melding. Daardoor zal een vennootschap bij een kapitaalswijziging niet meer een separate melding aan Euronext Amsterdam hoeven doen. Met het oog hierop zal de AFM de door haar ontvangen meldingen van kapitaalswijzigingen van aan Euronext Amsterdam genoteerde vennootschappen onverwijld doorleiden naar Euronext Amsterdam. Dit laat overigens onverlet dat de correspondentie die na een kapitaalswijziging in het algemeen wordt uitgewisseld tussen Euronext Amsterdam en een vennootschap, ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal dienen plaats te vinden. In verband met de genoemde samenloop met de meldingsplicht ter zake van kapitaalswijzigingen in het BW en in de Handelsregisterwet 1996 wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen 49 en 50 in dit wetsvoorstel. Overigens wordt voor een vennootschap ook nog op een andere wijze een samenloop gerealiseerd met bepalingen in het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam, namelijk omdat dit wetsvoorstel erin voorziet dat een vennootschap die een melding inzake een belang in haarzelf heeft ontvangen hiervan voortaan geen melding meer hoeft te doen aan Euronext Amsterdam.

B) Uitbreiding vennootschappen

In de Wmz 1996 is geen meldingsplicht opgenomen ter zake van deelnemingen in naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen die wel een beursnotering hebben in een andere staat die lid is van de Europese Unie of die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), maar waarbij dit niet een officiële beursnotering is. Bovendien is er in de Wmz 1996 geen meldingsplicht ter zake van deelnemingen in vennootschappen die beursgenoteerd zijn in Nederland en die afkomstig zijn uit landen die niet lid zijn van de Europese Unie en die niet partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (niet-EU- of EER-landen). Teneinde de beoogde transparantie van de effectenmarkten beter dan thans te realiseren worden, door middel van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van dit wetsvoorstel voorziene definitie van een vennootschap, ook meldingplichten ingevoerd voor (deelnemingen in) deze vennootschappen.

C) Vervallen regime voor deelnemingen in een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal

In de Wmz 1996 zijn specifieke bandbreedtes opgenomen voor deelnemingen in een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal («BMVK») (0 tot 25 procent, 25 tot 50 procent, 50 tot 66 2/3 procent en 66 2/3 procent of meer). In de praktijk is gebleken dat ter zake van deelnemingen in een open end BMVK (dat wil zeggen een BMVK waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers vrij worden ingekocht en verkocht) vele verplichte Wmz-meldingen worden gedaan, terwijl deze meldingen niet wezenlijk bijdragen aan de transparantie. Daarom wordt voorgesteld om de meldingsplicht voor deelnemingen in een open-end BMVK (waaronder in dit verband ook wordt verstaan een daarmee vergelijkbare beleggingsmaatschappij uit een ander land die beursgenoteerd is in Nederland) te laten vervallen. Voor deelnemingen in een andere soort BMVK (dat wil zeggen een (semi-)closed end BMVK) zullen voortaan, als gevolg van de in het voorgestelde artikel 1 opgenomen definitie van een vennootschap, dezelfde nieuwe bandbreedtes gelden als voor deelnemingen in overige vennootschappen. Dit zal in beginsel eveneens gelden voor deelnemingen in een open-end BMVK die besluit om de vrije inkoop en verkoop te beperken of te staken gedurende een langere periode dan vier weken (die eventueel kan worden verlengd, zie hiervoor de toelichting op artikel 4 van het wetsvoorstel). Ten slotte zal een (semi) closed-end BMVK of een open-end BMVK die gedurende een langere periode dan vier weken de vrije inkoop of verkoop beperkt of staakt meldingsplichtig zijn met betrekking tot haar noemer en noemerwijzigingen. De artikelen 85 tot en met 97 van de richtlijn melding zeggenschap zijn niet van toepassing op de verwerving en overdracht van zeggenschap of kapitaalbelang in BMVK's. Het voorstel voor de transparantierichtlijn, zoals dit thans luidt, is uitsluitend van toepassing op BMVK's van een closed-end type. De richtlijn melding zeggenschap en het voorstel voor de transparantierichtlijn sluiten echter niet uit dat de Nederlandse wetgever, met betrekking tot de verwerving en overdracht van zeggenschap of kapitaalbelang in vennootschappen waarop de richtlijn respectievelijk het richtlijnvoorstel niet van toepassing zijn, regels kan stellen.

D) Invoering initiële meldingsplicht vennootschappen

In het door middel van dit wetsvoorstel beoogde register zullen in beginsel geen noemergegevens zijn opgenomen van vennootschappen die (nog) niet beursgenoteerd zijn. Teneinde de volledigheid van het register te bevorderen wordt daarom in artikel 5 van dit wetsvoorstel voorzien in een meldingsplicht ter zake van de noemer voor een vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt in Nederland of in een EU- of EER-land.

E) Meldingsplicht aandelen met bijzondere statutaire rechten inzake de zeggenschap

Vennootschappen kunnen aandelen met bijzondere statutaire rechten inzake de zeggenschap uitgeven. In dit verband kan onder andere worden gedacht aan prioriteitsaandelen. Hoewel deze aandelen in de praktijk vaak slechts een beperkt percentage van het geplaatste kapitaal omvatten, kunnen de hieraan verbonden zeggenschapsrechten een aanzienlijke relevantie hebben in specifieke situaties. Met het oog hierop wordt, teneinde de transparantie in zeggenschapsverhoudingen in vennootschappen te bevorderen, in artikel 8 van het wetsvoorstel een meldingsplicht voorgesteld ter zake van het verkrijgen of verliezen van de beschikking over dergelijke aandelen.

F) Vervallen specifieke meldingstermijn initiële melding door houders van een deelneming

In artikel 10 van het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de thans bestaande meldingstermijn van vier weken voor een initiële melding (dat wil zeggen de melding van een deelneming in een vennootschap die een beursnotering verkrijgt) te laten vervallen en ook deze melding (in navolging van de meldingen ter zake van het overschrijden of onderschrijden van een bandbreedte) onverwijld te laten geschieden.

G) Verduidelijking meldingsregime dochtermaatschappij

In de praktijk is gebleken dat artikel 6, tweede lid, van de Wmz 1996, in combinatie met artikel 4, tweede lid, van die wet, tot onduidelijkheden leidt met betrekking tot het meldingsregime van een dochtermaatschappij die een substantiële deelneming houdt. De Wmz 1996 beoogde indertijd, op basis van een in de richtlijn melding zeggenschap hiertoe geboden mogelijkheid, te regelen dat een dochtermaatschappij niet meldingsplichtig is met betrekking tot aandelen, en de daaraan verbonden stemmen, die zij in een vennootschap houdt. In dat geval berust de meldingsplicht op de moedermaatschappij. Dit wetsvoorstel beoogt hetzelfde te regelen. Met het oog hierop wordt in artikel 12, derde lid, een nieuwe redactie van de meldingsregeling ter zake van een moeder-dochter situatie voorgesteld. Voor alle volledigheid wordt opgemerkt dat het voorstel voor de transparantierichtlijn, zoals dit thans luidt, hetzelfde resultaat (het voorkomen van een dubbele meldingsplicht voor zowel een moeder als een dochter) beoogt te realiseren door een meldingsplicht op te leggen aan de dochter en de moeder vrij te stellen van een meldingsplicht. Indien dit richtlijnvoorstel op dit punt in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zou het wetsvoorstel dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

H) Meldingsplicht beheerder fonds voor gemene rekening

In het beoogde artikel 12, zesde lid, van het wetsvoorstel wordt voorgesteld dat een beheerder van een fonds voor gemene rekening meldingsplichtig zal zijn met betrekking tot de door dit fonds gehouden substantiële deelnemingen of aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten in Wmz-vennootschappen.

I) Versnelling openbaarmaking Wmz-melding door vervallen ontheffing openbaarmaking op verzoek

Onder het regime van de Wmz 1996 wordt een Wmz-melding pas een aantal dagen nadat de melding is gedaan openbaar gemaakt. Deze vertraging gaat ten koste van het up-to-date karakter van het overzicht van Wmz-meldingen en is daarom onwenselijk. Een belangrijke oorzaak van deze vertraging is gelegen in de mogelijkheid voor een vennootschap om de AFM te verzoeken om de openbaarmaking van de melding achterwege te laten, indien openbaarmaking in strijd zou zijn met het algemeen belang of indien dit de vennootschap schade zou berokkenen. Met het oog hierop wordt voorgesteld deze mogelijkheid te laten vervallen, hetgeen het mogelijk maakt dat een melding reeds na een werkdag openbaar wordt gemaakt. Overigens lijken de nadelen van het vervallen van de mogelijkheid tot een verzoek om openbaarmaking achterwege te laten beperkt, gezien de omstandigheid dat de afgelopen jaren dergelijke verzoeken vrijwel niet zijn gedaan en dat – in de schaarse gevallen waarin wel een verzoek werd gedaan – een dergelijk geval slechts in een enkel geval kon worden gehonoreerd.

J) Vervallen advertenties in een landelijk verspreid dagblad

Na de invoering van het in dit wetsvoorstel voorgestelde openbare register, waarvan zowel een Nederlandse als een Engelse versie zal worden ingericht en dat daardoor voor personen en instellingen in Nederland en in andere landen gemakkelijk (en kosteloos) toegankelijk zal zijn, wordt de huidige praktijk van openbaarmaking van Wmz-meldingen in een landelijk verspreid dagblad in feite overbodig. Daarom wordt voorgesteld om deze huidige praktijk van advertenties (in Nederland in het Financieele Dagblad) te laten vervallen. Overigens zal een alerteringsmechanisme voor meldingsplichtigen en eventuele andere geïnteresseerden aan het register worden gekoppeld. Door middel van dit mechanisme zal een persoon die daarom heeft verzocht per e-mail in beginsel een alerteringsbericht kunnen ontvangen wanneer een mutatie in de in het register geregistreerde gegevens van een vennootschap is verwerkt. Daarvoor zal deze persoon, naast het betreffende verzoek, slechts zijn e-mail adres aan de AFM kenbaar hoeven te maken. Overigens zal vanaf de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een overgangsperiode van een kwartaal gelden, gedurende welke de huidige openbaarmaking via advertenties en de toekomstige openbaarmaking via de website van de AFM naast elkaar zullen plaatshebben. Deze periode, tijdens welke een ieder voortdurend zal worden geattendeerd op het feit dat spoedig een einde zal komen aan de openbaarmaking via advertenties, is onder andere bedoeld om een ieder (waaronder ook personen die thans (nog) niet over e-mail of internet beschikken) op goede wijze aan de nieuwe wijze van openbaarmaking te laten wennen.

K) Invoering mogelijkheid openbaarmaking overtredingen

Eveneens wordt in de artikelen 36 tot en met 43 van het wetsvoorstel voorzien in een bevoegdheid voor de AFM om, wanneer een meldingsplichtige een onjuiste of onvolledige dan wel ten onrechte geen melding heeft gedaan, dit feit openbaar te maken.

L) Vervallen meldingsplicht aan vennootschap

Een houder van een substantiële deelneming of van een of meer aandelen met bijzondere statutaire rechten inzake de zeggenschap zal alleen nog maar een melding hoeven te doen aan de AFM, en niet (zoals bij de Wmz 1996 wel het geval is) ook aan de vennootschap in welke wordt deelgenomen. In verband hiermee zal de AFM de door haar aldus ontvangen meldingen onverwijld doorleiden naar de betreffende vennootschappen. In het voorstel voor de transparantierichtlijn, zoals dit thans luidt, is het bovenstaande systeem, dat de administratieve lasten voor meldingsplichtigen aanzienlijk vermindert, niet opgenomen. Indien dit richtlijnvoorstel op dit onderdeel in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zou het wetsvoorstel dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

6. Taken en bevoegdheden AFM

In het kader van dit wetsvoorstel (in artikel 16) worden de taken van de AFM uitgebreid in vergelijking met de taken die zij in het kader van de Wmz 1996 heeft. Allereerst zal de AFM een nieuw register moeten houden waarin de gegevens zijn opgenomen die aan haar zijn gemeld in het kader van de op grond van dit wetsvoorstel verplichte meldingen. In verband met deze taak zal zij binnen een werkdag nadat zij een melding heeft ontvangen, de daarin opgenomen gegevens in het register moeten verwerken. Verder zal zij deze gegevens, nadat deze in het register zijn opgenomen, gemakkelijk en kosteloos voor een ieder ter inzage moeten houden. Tevens zal de AFM erop toezien dat meldingen juist en volledig worden gedaan en niet ten onrechte achterwege blijven. Met het oog op een adequate uitoefening van de taken die zij op grond van dit wetsvoorstel zal moeten vervullen, worden aan de AFM passende bevoegdheden toebedeeld. In verband hiermee worden de bevoegdheden voor de AFM uitgebreid in vergelijking met de bevoegdheden die de Wmz 1996 haar biedt. De beoogde nieuwe bevoegdheden houden met name in dat de AFM, indien zij twijfels heeft of een melding juist of volledig is gedaan dan wel terecht achterwege is gebleven, in beginsel inlichtingen zal kunnen inwinnen bij andere personen dan de (veronderstelde) meldingsplichtige. Deze personen kunnen allereerst instellingen zijn die op grond van andere financiële wetten reeds aan een vorm van toezicht zijn onderworpen, maar kunnen in bepaalde situaties ook een vennootschap zijn die aandelen heeft uitgegeven (ter zake van de vraag bij wie deze aandelen zijn geplaatst) of een houder van een substantiële deelneming of van aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten (ter zake van de vraag van respectievelijk aan welke partij een deelneming is verkregen respectievelijk is vervreemd). Het toekennen van deze bevoegdheden aan de AFM brengt met zich dat een aantal bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Deze bepalingen bieden namelijk de mogelijkheid om een passend kader voor deze bevoegdheden te formuleren, zoals onder andere het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat de door de AFM aan te wenden bevoegdheden in een evenwichtige verhouding moeten staan tot de door haar te vervullen taken. Ten slotte wordt voor een meer uitgebreide toelichting op de voorgenomen nieuwe taken en bevoegdheden voor de AFM verwezen naar de toelichting op de artikelen 16, 17 en 18 van dit wetsvoorstel.

7. Administratieve lasten

A. Vermindering administratieve lasten dankzij toepassing nieuwe ICT

Dit wetsvoorstel zal, dankzij de mogelijkheden om gebruik te maken van ICT leiden tot een vermindering van administratieve lasten voor zowel meldingsplichtigen als personen die het Wmz-register willen raadplegen.

Voor vennootschappen geldt namelijk dat zij hun op grond van het BW en de Handelsregisterwet 1996 alsmede het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam verplichte meldingen met betrekking tot kapitaalswijzigingen thans vooral op schriftelijke wijze dienen te vervullen. Daarbij is vooralsnog niet of nauwelijks sprake van het gebruik van ICT.

Voor houders van een deelneming geldt dat zij thans onder het regime van de Wmz 1996 aan hun meldingsplicht moeten voldoen door het invullen van een schriftelijk meldingsformulier dat uit drie delen bestaat. Dit formulier moet zowel per telefax als per post aan de AFM worden toegezonden alsmede een afschrift van het eerste deel aan de betreffende vennootschap. Door het gebruik van ICT zal het tijds- en kostenbeslag van een melding aanzienlijk verminderen. Bovendien zal het tijds- en kostenbeslag van een melding verminderen doordat een meldingsplichtige in het nieuwe Wmz-register onmiddellijk de beschikking heeft over de voor zijn melding noodzakelijke gegevens van de vennootschap in welke hij een deelneming heeft. Daardoor zal hij slechts zijn aantallen aandelen en stemmen hoeven in te vullen voor de vaststelling van zijn zeggenschap en kapitaalbelang.

Uitsluitend personen die het overzicht van Wmz-meldingen willen raadplegen kunnen thans enigszins profijt hebben van de ICT, omdat de door de AFM ontvangen Wmz-meldingen, op dezelfde dag als waarop deze worden openbaar gemaakt in een landelijk verspreid dagblad, worden opgenomen in een overzicht dat op haar website kan worden geraadpleegd. Door gebruik te maken van de ICT in het nieuwe Wmz-register zullen deze personen echter nog sneller en efficiënter de door hen gewenste informatie beschikbaar kunnen krijgen. Bovendien zal het register deze personen meer informatie bieden dan het overzicht dat thans op de website van de AFM kan worden geraadpleegd.

Samenvattend zullen alle drie genoemde categorieën personen bij de nieuwe Wmz intensief gebruik kunnen maken van de ICT, hetgeen voor hen een aanzienlijke besparing van tijd en kosten zal betekenen.

B. Toename respectievelijk afname aantal meldingen ten gevolge van wetsvoorstel

Het wetsvoorstel zal enerzijds leiden tot een vermindering van verplichte meldingen, maar zal anderzijds ook een aantal nieuwe meldingen tot gevolg hebben.

Vanuit het perspectief van de vennootschap is sprake van de volgende verminderingen van het aantal verplichte meldingen:

– In geval van een kapitaalswijziging zal nog slechts 1 melding verplicht zijn in de vorm van de (weliswaar nieuwe) Wmz-melding, die tevens zal kwalificeren als melding op grond van het BW en de Handelsregisterwet alsmede het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam (zie ook paragraaf 5, onderdeel A, in deze toelichting alsmede de toelichting op de artikelen 49 en 50).

– Dankzij de in het wetsvoorstel (in artikel 16) voorziene snelle openbaarmaking (binnen een dag) van een melding, hoeft een vennootschap voortaan niet meer een melding aan Euronext Amsterdam te doen wanneer een melding inzake een belang in haar heeft plaatsgehad.

Aan de andere kant is er voor een vennootschap ook sprake van een nieuwe verplichte melding:

– In geval van het invoeren, wijzigen of afschaffen van stemrechtbeperkingen dan wel, indien haar aandelen met haar medewerking zijn gecertificeerd, van de administratievoorwaarden van een administratiekantoor, moet de vennootschap hiervan een melding doen (zie ook Paragraaf 3, onderdeel 3, van deze toelichting alsmede de toelichting bij artikel 3).

– Bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel moet een vennootschap haar kapitaal en stemmen melden. Deze meldingsplicht is echter slechts eenmalig en dientengevolge beperkt.

Vanuit het perspectief van een houder van een substantiële deelneming of van aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten is sprake van de volgende verminderingen van het aantal verplichte meldingen:

– De meldingsplichten ter zake van deelnemingen in een open-end BMVK zullen vervallen (zie ook Paragraaf 5, onderdeel C, in deze toelichting alsmede de toelichting bij artikel 14).

– Een Wmz-melding hoeft alleen nog te worden gedaan aan de AFM, en niet (zoals bij de Wmz 1996 wel het geval is) ook aan de vennootschap in welke wordt deelgenomen (zie ook Paragraaf 5, onderdeel 5, in deze toelichting alsmede de toelichting bij artikel 16).

Aan de andere kant is er voor een houder van een substantiële deelneming of aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten ook sprake van nieuwe verplichte meldingen:

– De verplichting om alle transacties met betrekking tot aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten te melden, ongeacht of daarbij een in dit wetsvoorstel voorziene bandbreedte werd overschreden of onderschreden (zie ook Paragraaf 5, onderdeel E, in deze toelichting alsmede de toelichting bij artikel 8).

– De periodieke (vooralsnog jaarlijkse) vernieuwing van de melding. Om meerdere redenen mag worden verwacht dat de hierdoor veroorzaakte additionele administratieve lasten beperkt zijn (zie ook Paragraaf 3, onderdeel 2, in dit wetsvoorstel alsmede de toelichting bij artikel 9).

– De additionele meldingen die voortvloeien uit de voorgestelde nieuwe bandbreedtes van 15 en 20 procent en de verplichting om boven 25 procent alle transacties te melden, en die de facto slechts betrekking hebben op het traject tussen 10 en 25 procent omdat boven 25 procent reeds op grond van de Wte 1995 de verplichting bestaat om alle transacties te melden (zie ook Paragraaf 3, onderdeel 4, in deze toelichting alsmede de toelichting bij artikel 7).

– De verplichting om bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel melding te doen van de substantiële deelnemingen en aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten die op dat moment worden gehouden.

Vanuit het perspectief van een bestuurder of commissaris van een vennootschap is sprake van een vermindering van lasten, omdat deze op aanzienlijk gemakkelijker wijze dan thans aan hun meldingsplicht kunnen voldoen dankzij het gebruik van ICT.

C. Samenvatting verandering administratieve lasten

Het is niet goed mogelijk om de door het wetsvoorstel teweeg gebrachte veranderingen in administratieve lasten eenduidig te kwantificeren. Dit komt onder andere doordat deze veranderingen mede afhankelijk zijn van het aantal meldingsplichtige transacties dat in de toekomst zal worden verricht, hetgeen thans uiteraard niet met zekerheid kan worden vastgesteld.

Verder zullen de lasten die voortvloeien uit meldingen van geval tot geval verschillen, afhankelijk van verschillende factoren, zoals (i) de aard van de transactie waarop de melding betrekking heeft, (ii) de wijze waarop een meldingsplichtige (indien deze een vennootschap is) zijn interne processen voor het doen van een melding heeft ingericht en (iii) de kosten per tijdseenheid van de personen die bij het doen van een melding zijn betrokken.

Dientengevolge kan in verband met de veranderingen van de administratieve lasten in vergelijking met de Wmz 1996 slechts sprake zijn van schattingen die zijn gebaseerd op gemiddelden van meldingen en meldingsplichtigen. Dit geldt in het bijzonder voor de meldingen door bestuurders en commissarissen, die pas verplicht zijn sinds 1 september 2002.

Samenvattend zal het wetsvoorstel leiden tot een jaarlijkse administratieve lastenvermindering die tussen € 400 000,– en € 500 000,– zal bedragen. Dit betekent een vermindering van circa 50 procent in vergelijking met de geschatte totale jaarlijkse lasten bij de Wmz 1996. Aangenomen mag echter worden dat de vermindering van lasten in werkelijkheid nog hoger zijn, omdat – zoals reeds eerder is opgemerkt – verschillende van de in onderdeel B van deze paragraaf vermelde lastenverminderingen niet zijn meegenomen in deze kwantificering.

Tevens mag in dit verband niet onvermeld blijven dat de in dit wetsvoorstel gerealiseerde verbeteringen voor een persoon die het register raadpleegt zullen leiden tot (i) een (aanzienlijke) toename van de frequentie waarin het register zal worden geraadpleegd en (ii) een aanzienlijke vermindering van het tijds- en kostenbeslag van het proces van raadplegen. Dit betekent dat de (door dit wetsvoorstel verminderde) kosten ven het Wmz-meldingsproces kunnen worden gerelateerd aan een verhoogde informatievergaring. Deze hogere informatiewaarde draagt eveneens bij aan een verbetering van de baten-lasten ratio van de Wmz.

Overigens wordt opgemerkt dat in 2002 een cross-sectoraal onderzoek is begonnen naar de administratieve lasten van effecteninstellingen, kredietinstellingen, verzekeraars en beleggingsinstellingen voortvloeiend uit de wet- en regelgeving op het gebied van de financiële markten. Aan de hand van een zogenaamde nulmeting wordt een standaardkostenmodel ontwikkeld op basis waarvan de administratieve lasten van (wijzigingen in) wet- en regelgeving kunnen worden berekend.

Ten slotte is dit wetsvoorstel in concept voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL). In haar reactie heeft ACTAL laten weten verheugd te zijn dat door toepassing van ICT-mogelijkheden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven worden verminderd, hoewel de totale (absolute) omvang van deze vermindering naar haar mening beperkt is. Verder juicht ACTAL het toe dat dit wetsvoorstel een aantal meldingen stroomlijnt. Tevens heeft ACTAL te kennen gegeven, gegeven haar selectiecriteria, het wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

8. Aspecten betreffende de persoonlijke levenssfeer

Het beheren en het voor een ieder ter inzage houden van het geautomatiseerde Wmz-register door de AFM impliceert een zorgplicht voor dit register en de daarin opgenomen informatie. Dit brengt onder andere met zich dat de AFM moet waarborgen dat dit register voortdurend voldoet aan de regelgeving op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, met name aan de normen uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dit betreft onder andere de behandeling van de in de Wmz-meldingen te ontvangen gegevens over de naam, het adres en de woonplaats van particuliere natuurlijke personen.

Alhoewel niet alle onderdelen van de Wbp van toepassing zijn op dit wetsvoorstel, vloeit uit de Wbp voort dat de AFM een aantal zorgvuldigheidsnormen in acht zal moeten nemen met betrekking tot het beoogde register. Deze normen zijn onder andere ontleend aan richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281). Teneinde de inachtneming van deze zorgvuldigheidsnormen te waarborgen, heeft de AFM inmiddels de hiertoe vereiste interne maatregelen getroffen, en de hiervoor noodzakelijk interne procedures ingevoerd.

Voorts heeft de AFM, teneinde kwaliteitswaarborgen te realiseren voor de interne controle op de naleving van de (zorgvuldigheidsnormen van) de Wbp, voorzien in de aanstelling van een functionaris voor de gegevens bescherming zoals bedoeld in de artikelen 62 tot en met 64 van de Wbp (te noemen: «Privacy Officer AFM»). De AFM heeft de genoemde Privacy Officer overeenkomstig Artikel 63, derde lid, Wbp aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens.

Op grond van artikel 30 van de Wbp houdt de Privacy Officer van de AFM een openbaar register van alle gegevensverwerkingen die bij de AFM plaatsvinden. Het door middel van dit wetsvoorstel beoogde register (evenals het huidige in het kader van de Wmz 1996 bestaande overzicht van Wmz-meldingen) is op grond van artikel 29, vierde lid, Wbp juncto artikel 22, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit Wbp vrijgesteld van de in artikel 27, Wbp, opgenomen aanmeldingsplicht. Teneinde ook in dit opzicht de transparantie te bevorderen, zal de AFM het beoogde Wmz-register bij haar Privacy Officer aanmelden. Deze aanmelding is voor een ieder toegankelijk via het door de Privacy Officer gehouden openbare register dat via de website van de AFM kan worden geraadpleegd.

9. Budgettaire aspecten

De uitvoering van de nieuwe Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen wordt overgedragen aan de AFM. De kosten hiervan komen niet ten laste van de Rijksbegroting. Artikel 23 van de nieuwe Wmz bepaalt dat de kosten die voor de uitvoering van deze wet worden gemaakt kunnen worden verhaald op de vennootschappen.

Dit wetsvoorstel zal in de eerste plaats een aanzienlijke besparing van kosten met zich brengen, omdat de AFM niet langer jaarlijkse kosten voor de publicatie van Wmz-meldingen in een landelijk verspreid dagblad zal hoeven te maken.

Overigens zal de uitvoering van de nieuwe Wmz een aantal aanpassingen in de organisatie van de AFM met zich brengen en een verschuiving van bepaalde kostenposten tot gevolg hebben. De additionele werkzaamheden die aan dit wetsvoorstel zijn verbonden zijn reeds opgenomen in de begroting van de AFM voor 2003. Deze werkzaamheden betreffen met name het zorgen voor de noodzakelijke voorzieningen op automatiseringsgebied die (i) het elektronisch melden, (ii) het onderhouden van het nieuwe register en (iii) de invoering van een alerteringsservice mogelijk moeten maken. Deze werkzaamheden vereisen een eenmalige investering die naar verwachting € 180 000,–zal bedragen.

10. Geconsulteerde organisaties

De in het wetsvoorstel opgenomen beleidsvoornemens zijn ter consultatie voorgelegd aan (organisaties van) marktpartijen. De betreffende organisaties waren Euronext Amsterdam, VNO-NCW, de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen ((VEUO), de Vereniging van Effectenbezitters (VEB), de Stichting Corporate Governance Onderzoek Pensioenfondsen, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Verbond van Verzekeraars, de Raad voor de Effectenbranche en de Nederlandse Corporate Governance Stichting. De door deze organisaties gegeven reacties hadden in meerderheid een positieve strekking. De betreffende reacties, alsmede de Notitie met beleidsvoornemens tot herziening van de Wmz 1996 van de Minister van Financiën waarop deze reacties zijn gebaseerd, zijn als bijlage gevoegd bij deze toelichting.1

11. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het eerste lid, onder a, van dit artikel definieert het begrip «vennootschap». Uit deze omschrijving vloeien beperkingen voort ten aanzien van de reikwijdte van de wet. De omschrijving leidt allereerst ertoe dat naar Nederlands recht opgerichte naamloze vennootschappen waarvan de aandelen of de certificaten zijn toegelaten tot de notering aan een in Nederland of een in een andere lidstaat van de Europese Unie gelegen en werkzame effectenbeurs (hierna te noemen: vennootschappen) onder deze wet vallen.

Dit betekent een (beperkte) uitbreiding van de reikwijdte in vergelijking met de Wmz 1996 die slechts betrekking heeft op de aandelen of de certificaten van naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen die een officiële beursnotering hebben in Nederland of in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER). De Wmz 1996 heeft thans geen betrekking op vennootschappen, bijvoorbeeld startende en hightech ondernemingen, wier effecten overwegend buiten het officiële marktsegment om worden verhandeld. Door deze uitbreiding komen bijvoorbeeld ook (aandelen en certificaten van) naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen die een notering hebben aan een niet officiële beurs in een andere staat (bijvoorbeeld de Neuer Markt in Duitsland) onder de reikwijdte van de wet te vallen. Hierdoor wordt de transparantie van de openbare kapitaalmarkten vergroot.

De omschrijving van het begrip «vennootschap» leidt in de tweede plaats ertoe dat ook rechtspersonen van buiten de EU die een beursnotering in Nederland hebben onder de reikwijdte van deze wet vallen. Hierdoor wordt een zogenaamd level playing field tot stand gebracht met betrekking tot de meldingsplichten die gelden voor de verschillende soorten vennootschappen die actief zijn op de Nederlandse financiële markten. Hiermee wordt tevens het belang gediend van een goede bescherming van beleggers op deze markten. Ingevolge het voorstel voor de transparantierichtlijn mag de lidstaat waar de aandelen van een uitgevende instelling zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, niet zijnde de lidstaat naar wiens recht deze vennootschap is opgericht (de «lidstaat van ontvangst» ), geen strengere meldingsverplichtingen opleggen aan houders van effecten dan uit dit richtlijnvoorstel voortvloeien. Indien dit richtlijnvoorstel op dit punt in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zou het wetsvoorstel met betrekking tot de meldingsplicht ter zake van zeggenschap en kapitaalbelangen in EU-rechtspersonen dienovereenkomstig moeten worden aangepast. Het voorstel voor de transparantierichtlijn heeft geen consequenties voor andere buitenlandse uitgevende instellingen.

Voor alle volledigheid kan worden opgemerkt dat het wetsvoorstel van toepassing is op (aandelen of certificaten in) een vennootschap tegen wie een noteringsmaatregel is getroffen (met andere woorden die naar het «strafbankje» is verwezen van de effectenbeurs waar haar aandelen of certificaten worden verhandeld). Ook in dat geval blijft de noteringsovereenkomst die deze vennootschap heeft gesloten met de houder van de betreffende effectenbeurs desondanks vooralsnog van kracht.

Het wetsvoorstel is echter niet van toepassing op (aandelen of certificaten in) beursvennootschappen die worden verhandeld op de zogenaamde incourante markt, aangezien deze vennootschappen geen noteringsovereenkomst hebben gesloten met de houder van een effectenbeurs.

Ten slotte wordt in verband met het begrip vennootschap gewezen op het in de algemene toelichting genoemde voorstel voor de transparantierichtlijn dat recentelijk door de Europese Commissie is gepubliceerd. In dit richtlijnvoorstel worden vennootschappen omschreven als vennootschappen waarvan effecten worden verhandeld op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onderdeel 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141). Wanneer dit richtlijnvoorstel in ongewijzigde vorm zou worden aanvaard, zal dit aanleiding zijn om het begrip vennootschap in het kader van dit wetsvoorstel dienovereenkomstig aan te passen.

In het eerste lid, onder b, c, d, en e worden de begrippen Onze Minister, kapitaal, aandelen respectievelijk stemmen gedefinieerd. In dit verband wordt opgemerkt dat onder aandelen ook certificaten worden verstaan alsmede, aangezien certificaten van aandelen in andere landen niet altijd voorkomen in dezelfde vorm als in Nederland, daarmee vergelijkbare financiële instrumenten. Tevens worden onder aandelen rechten op verkrijging van (certificaten van) aandelen of daarmee vergelijkbare financiële instrumenten verstaan. Deze rechten kunnen onder andere zijn belichaamd in warrants, call-opties, claims en converteerbare obligaties. In verband hiermee wordt opgemerkt dat het voorstel voor de transparantierichtlijn, zoals dit thans luidt, wel ziet op zogenaamde afgeleide effecten, zoals converteerbare of omwisselbare obligaties, maar niet op opties. Het richtlijnvoorstel staat echter wel toe dat de Nederlandse wetgever opties rangschikt onder de definitie van aandelen.

In het eerste lid, onder f, wordt het begrip substantiële deelneming omschreven. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het begrip substantiële deelneming in het kader van dit wetsvoorstel verschilt van het begrip gekwalificeerde deelneming in de Wte 1995 (artikel 1, onder f), onder andere omdat in het kader van het wetsvoorstel (i) niet uitsluitend een belang van meer dan vijf procent, maar ook een belang van precies vijf procent geldt als substantiële deelneming, en (ii) niet alleen reële belangen en stemmen, maar ook potentiële belangen en stemmen worden gerekend tot een deelneming. In verband hiermee wordt overigens verwezen naar de toelichting bij onder andere artikel 7 van dit wetsvoorstel.

In het eerste lid, onder g en h, worden de begrippen «dochtermaatschappij» en «gelieerde vennootschap» omschreven. Het begrip «gecontroleerde onderneming» in artikel 87 van de richtlijn melding zeggenschap komt inhoudelijk overeen met het begrip dochtermaatschappij.

Opgemerkt wordt dat een dochtermaatschappij niet alleen een rechtspersoon maar ook een natuurlijke persoon als «moeder» kan hebben.

In het eerste lid onder i wordt het begrip meldingsplichtige omschreven.

De in het tweede lid genoemde staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) zijn Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Artikel 2

Dit artikel bevat de beoogde meldingsplicht voor vennootschappen ter zake van kapitaalswijzigingen. Teneinde een evenwicht te realiseren tussen enerzijds de beoogde transparantie en anderzijds het streven naar een beperking van de administratieve lasten voor vennootschappen, wordt een regeling voorgesteld waarbij wijzigingen alleen indien deze in totaal meer dan 1 procent van het geplaatste kapitaal bedragen (dit kan één wijziging zijn) onverwijld moeten worden gemeld (eerste lid), maar waarbij kan worden volstaan met een periodieke totaalmelding ter zake van de andere wijzigingen voorzover deze in totaal minder dan 1 procent bedragen (tweede lid). Ingevolge de tweede volzin van het eerste lid, kan een vennootschap dergelijke andere wijzigingen desgewenst eveneens tussentijds melden, onder de voorwaarde dat dit geschiedt voor het tijdstip van de genoemde periodieke melding. Dergelijke wijzigingen kunnen onder andere het gevolg zijn van de uitkering van stockdividenden en de uitoefening van optie- of conversierechten. In het kader van de periodieke totaalmelding hoeft, indien sprake is van meer dan 1 wijziging, slechts het totaal van deze wijzigingen te worden gemeld en niet iedere individuele wijziging. Van deze totaalmelding zijn uitgesloten de wijzigingen die reeds op grond van het eerste lid, tweede volzin, zijn gemeld.

In de algemene maatregel van bestuur die, indien dit wetsvoorstel kracht van wet verkrijgt, ter uitvoering daarvan zal worden vastgesteld (hierna te noemen: Besluit), zal met betrekking tot het tweede lid een periodieke melding per kalenderkwartaal worden voorgeschreven, die binnen acht dagen na afloop van het betreffende kalenderkwartaal dient te worden verricht. Door met een melding per kalenderkwartaal invulling te geven aan de in artikel 2, tweede lid, van het wetsvoorstel genoemde termijnen in verband met de periodieke meldingsplicht, wordt aangesloten bij de afspraken over de melding van kapitaalswijzigingen die een groot aantal vennootschappen die zijn genoteerd aan de door Euronext Amsterdam gehouden effectenbeurs zijn overeengekomen met de houder van deze effectenbeurs in het kader van het Fondsenreglement. Op deze wijze wordt in twee opzichten een belangrijke beperking van de administratieve lasten die voortvloeien uit de voorgestelde meldingsplicht inzake kapitaalswijzigingen mogelijk, namelijk (i) (de soms talrijke) wijzigingen die kleiner zijn dan 1 procent van het geplaatste kapitaal hoeven niet telkens separaat te worden gemeld zolang als zij in totaal minder dan 1 procent bedragen, en (ii) in geval van kapitaalswijzigingen kan een vennootschap met dezelfde melding volstaan (te weten de Wmz-melding) voor zowel de in het wetsvoorstel voorgestelde meldingsplicht als de meldingsplicht die is opgenomen in het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam. Zoals ook reeds in deze toelichting is uiteengezet, zal de AFM met het oog hierop de door haar ontvangen Wmz-meldingen ter zake van kapitaalswijzigingen doorleiden naar de houder van de door Euronext Amsterdam gehouden effectenbeurs. Voor alle volledigheid wordt verder opgemerkt dat, wanneer gedurende een kalenderkwartaal de wijzigingen die elk voor zich kleiner zijn dan 1 procent gezamenlijk de 1 procent overschrijden, de betreffende vennootschap reeds op dat moment (dus niet pas na afloop van dit kalenderkwartaal) het totaal van deze wijzigingen moet melden. Overigens zal Euronext Amsterdam de vennootschappen die zijn genoteerd aan de door haar gehouden effectenbeurs informeren over deze samenloop.

Van belang is dat de voorgestelde frequentie en meldingstermijn in de toekomst op snelle en efficiënte wijze kunnen worden aangepast door middel van een wijziging van de in het Besluit genoemde termijnen. Een dergelijke aanpassing zou bijvoorbeeld kunnen worden overwogen wanneer in de financiële markten behoefte zou bestaan aan nog meer transparantie en in verband daarmee een hogere frequentie van de periodieke meldingen, of wanneer de in de praktijk als gevolg van de kwartaalfrequentie ervaren administratieve lasten aanleiding zouden geven tot een verlaging van de frequentie of de meldingstermijn.

Ten slotte zal de op grond van artikel 2 verplichte melding eveneens kunnen kwalificeren als de melding die met betrekking tot een kapitaalswijziging verplicht is op grond van artikel 2:96 BW en artikel 9, tweede lid, van de Handelsregisterwet 1996. In verband hiermee wordt verder verwezen naar de toelichting op de artikelen 49 en 50 in dit wetsvoorstel.

Artikel 3

De in artikel 3 geregelde meldingsplichten hebben betrekking op wijzigingen in de stemmen die zijn verbonden aan de door een vennootschap uitgegeven aandelen, zoals het invoeren, wijzigen of afschaffen van statutaire stemrechtbeperkingen.

Het Besluit zal met betrekking tot de wijzigingen in de stemmen, bedoeld in het eerste en tweede lid, voorschrijven dat zowel het aantal als de soort stemmen moet worden gemeld.

In verband met een wijziging in het aantal stemmen is onder andere artikel 2:118 BW van belang. Artikel 2:118, eerste en tweede lid, BW geeft de hoofdregel inzake het stemrecht van aandeelhouders, te weten dat slechts aandeelhouders stemrecht hebben en dat, wanneer het maatschappelijk kapitaal in aandelen met een gelijke nominale waarde is verdeeld, iedere aandeelhouder zoveel stemmen kan uitbrengen als hij aandelen heeft. Artikel 2:118 BW, derde en vierde lid, schept de mogelijkheid dat het aantal door een aandeelhouder uit te brengen stemmen niet evenredig is met het aantal aandelen. Wanneer er bijvoorbeeld honderd aandelen zijn met een nominale waarde van elk € 1000,-, kunnen de statuten bepalen dat geen enkele aandeelhouder ooit meer dan tien stemmen mag uitbrengen.

Een wijziging in soort stemmen ziet bijvoorbeeld op het uitgeven van aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap, zoals prioriteitsaandelen en zogenaamde «golden shares». Hoewel deze aandelen in de praktijk veelal slechts een beperkt (soms zelfs vrijwel nihil) percentage van het geplaatste kapitaal omvatten, kunnen deze aanzienlijke zeggenschap met zich brengen in specifieke situaties. Daarom is het, teneinde de transparantie in de zeggenschap in vennootschappen te bevorderen, van belang dat inzicht bestaat in de soort stemrechten die zijn verbonden aan dergelijke aandelen.

Het eerste lid, eerste volzin, bepaalt dat een vennootschap onverwijld elke wijziging in haar stemmen moet melden, tenzij deze rechtstreeks voortvloeit uit een kapitaalswijziging die geringer is dan 1 procent en waarover artikel 2, tweede lid, bepaalt dat deze slechts periodiek hoeft te worden gemeld. Ingevolge de tweede volzin kan een vennootschap een wijziging in de stemmen die voortvloeit uit een kapitaalswijziging van in totaal minder dan 1 procent gelijktijdig met die betreffende kapitaalswijziging melden aan Onze Minister. Hieruit vloeit onder ander voort dat ook deze wijziging (in de stemmen) dient te geschieden voor het tijdstip van de genoemde periodieke melding.

Het tweede lid schrijft een periodieke meldingsplicht voor ter zake van alle wijzigingen in de stemmen die (nog) niet zijn gemeld op grond van het eerste lid, eerste volzin, dat wil zeggen de wijzigingen die voortvloeien uit kapitaalswijzigingen die (in totaal) minder dan 1 procent bedragen, voor zover deze niet reeds zijn gemeld op grond van het eerste lid, tweede volzin. Dit geldt niet alleen voor wijzigingen in de stemmen die voortvloeien uit kapitaalswijzigingen geringer dan 1 procent en die nog niet (onder gebruikmaking van artikel 2, eerste lid, tweede volzin) waren gemeld voorafgaand aan de periodieke melding, maar ook voor wijzigingen in de stemmen (ook die geringer dan 1 procent) die in het geheel niet samenhangen met kapitaalswijzigingen (bijvoorbeeld wijzigingen in de soort stemmen of in de aard van een bijzonder statutair zeggenschapsrecht). Het Besluit zal met betrekking tot het tweede lid een periodieke melding per kalenderkwartaal voorschrijven, die binnen acht dagen na afloop van het betreffende kalenderkwartaal dient te worden verricht. Bij de vaststelling van het genoemde kalenderkwartaal zal worden aangesloten bij het kalenderkwartaal, bedoeld in artikel 2, tweede lid, juncto het Besluit.

De in het derde lid opgenomen meldingsplicht betreft wijzigingen in de stemmen die het gevolg zijn van het met medewerking van de vennootschap uitgeven van een of meer certificaten van aandelen, alsmede de eventuele wijzigingen die worden aangebracht in de administratievoorwaarden die van toepassing zijn op deze certificaten van aandelen. Teneinde de transparantie in de zeggenschap in vennootschappen te bevorderen, is het van belang dat inzicht bestaat in het aantal certificaten van aandelen dat in omloop is, alsmede in de inhoud van de administratievoorwaarden.

Het vierde lid heeft betrekking op de situatie waarin zonder medewerking van de vennootschap een of meer certificaten van aandelen worden uitgegeven.

De in het eerste lid, eerste volzin, en in het derde en vierde lid opgenomen meldingsplichten dienen onverwijld te worden vervuld, omdat de in deze bepalingen genoemde wijzigingen van de stemmen een belangrijke invloed kunnen hebben op de zeggenschapsverhoudingen in de betreffende vennootschap. De met het wetsvoorstel beoogde transparantie van de zeggenschap in vennootschappen is daarom gediend met een onverwijlde melding van deze wijzigingen.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt in het eerste lid, onderdeel a, dat een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal (BMVK) met een open-end karakter niet aan de in de artikelen 2, 3 en 5 van dit wetsvoorstel opgenomen meldingsplichten hoeft te voldoen. De genoemde beperkingen uit hoofde van artikel 2:98, achtste lid, BW, houden in dat de inkoop van eigen aandelen niet ertoe mag leiden dat het aantal bij derden uitstaande aandelen minder bedraagt dan 10 procent van het maatschappelijk kapitaal. De achtergrond van het achterwege laten van de bedoelde meldingsplichten voor een open end BMVK is het streven naar het voorkomen van een teveel aan administratieve lasten voor een dergelijke BMVK. Deze zou zich zonder de vrijstelling van de genoemde meldingsplichten zonder twijfel voordoen in de vorm van een groot aantal verplichte meldingen, gezien de (als gevolg van de vrije inkoop en verkoop) te verwachten talrijke wijzigingen in de kapitaalstructuur van de BMVK.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de in de praktijk veelal voorkomende omstandigheid dat een open-end BMVK in haar statuten of prospectus wel de bevoegdheid heeft om op enig moment de vrije uitgifte of inkoop van aandelen op te schorten of te staken niet in de weg staat aan een kwalificatie als open-end BMVK. Van een open-end BMVK is daarentegen geen sprake in het geval van een semi open-end BMVK, dat wil zeggen een BMVK waarbij hetzij in de vrije toetreding door beleggers hetzij in de vrije uittreding niet (volledig) is voorzien. Dit geldt evenzeer voor een closed-end BMVK, dat wil zeggen een BMVK waarbij beperkingen voor zowel de vrije toetreding als de vrije uittreding gelden. Dergelijke BMVK s dienen daardoor, evenzeer als andere vennootschappen, onverkort te voldoen aan de in de artikelen 2 en 3 neergelegde meldingsplichten.

Het eerste lid, onderdeel b, regelt dat een zelfde meldingsregime van toepassing is op een van buiten de EU of de EER afkomstige «BMVK» waarvan (certificaten van) aandelen beursgenoteerd zijn in Nederland. Dit voorkomt mogelijke interpretatieproblemen met betrekking tot een dergelijke BMVK, die onder andere zouden kunnen voortvloeien uit de omstandigheid dat de in onderdeel a genoemde BW-bepalingen in beginsel niet van toepassing zijn op haar.

De in het tweede lid genoemde periode van vier weken (terme de grâce) heeft onder andere als doel een teveel aan administratieve lasten voor een BMVK die de vrije inkoop of uitgifte beperkt of staakt (in de vorm van het onmiddellijk meldingsplichtig worden voor de genoemde artikelen) te voorkomen. Hiervan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn in geval van situaties vergelijkbaar met de gebeurtenissen op de internationale financiële markten tijdens de dagen rond 11 september 2001, die het verschillende BMVK's onmogelijk maakten de vrije inkoop of intrekking van eigen aandelen onverkort te continueren.

In het kader van het tweede lid dient in het bijzonder stil te worden gestaan bij de in de praktijk regelmatig voorkomende situatie van een zogenaamd paraplufonds bij een BMVK. Hierbij zijn verschillende fondsen (de subfondsen) gebracht onder een fonds (het paraplufonds), met als mogelijke doelen een vereenvoudiging aan te brengen op het gebied van beheer (administratief, financieel en juridisch) van deze fondsen en het vergemakkelijken van toekomstige introducties van nieuwe fondsen. Een belangrijk kenmerk van een paraplustructuur is dat sprake is van slechts één juridische entiteit, te weten het paraplufonds. Een belangrijk gevolg daarvan is dat het paraplufonds en de afzonderlijke subfondsen niet een juridisch van elkaar afgescheiden vermogen hebben. Deze juridische structuur bij een paraplufonds zou ertoe kunnen leiden dat, wanneer een enkel subfonds de vrije uitgifte of inkoop zou beperken, het gehele paraplufonds (met inbegrip van alle andere subfondsen) meldingsplichtig zou worden. Dit zou een onwenselijk aantal meldingsplichten tot gevolg hebben. Om dit te voorkomen wordt voorgesteld dat, wanneer de vrije uitgifte of inkoop van een bepaalde categorie aandelen (van een subfonds) wordt beperkt, de in dit artikel voorziene meldingsplicht slechts geldt met betrekking tot deze categorie. Op deze wijze kan ook aansluiting worden gevonden bij de praktische en economische realiteit, die onder andere inhoudt dat een belegger een subfonds doorgaans beschouwt als een afzonderlijke entiteit (en niet als een onderdeel van een overkoepelend paraplufonds) en waarbij de afzonderlijke subfondsen in de regel elk zelf een beursnotering hebben.

Met het oog op het bevorderen van de met het wetsvoorstel beoogde transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen wordt in het derde lid bepaald dat een BMVK waarvoor de meldingsplicht is ontstaan onverwijld haar noemergegevens dient te melden. Deze gegevens zijn tot dat moment immers nog niet opgenomen in het door de AFM gevoerde Wmz-register.

Ten slotte wordt voor alle duidelijkheid opgemerkt dat de in artikel 4, tweede en derde lid, geregelde meldingsplichten weer vervallen voor een open-end BMVK die de vrije afgifte of inkoop dan wel intrekking van eigen aandelen op enig moment weliswaar opschort, maar deze op een toekomstig tijdstip weer hervat. De genoemde meldingsplichten vervallen op dat moment onmiddellijk.

Artikel 5

Dit artikel regelt dat een vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt een melding moet doen ter zake van de aandelen die zij heeft uitstaan en de stemmen die op deze aandelen kunnen worden uitgebracht. Met het oog op het bevorderen van de met het wetsvoorstel beoogde transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen wordt bepaald dat een melding onverwijld dient te geschieden. Deze noemergegevens zijn tot dat moment immers nog niet opgenomen in het door de AFM gevoerde Wmz-register.

Artikel 6

In het Besluit zal worden bepaald dat een melding op grond van artikel 2 van de wet ter zake van een wijziging van het geplaatste kapitaal van een vennootschap, in aanvulling op de overige verplicht te melden gegevens, het aantal en de soort aandelen dient te bevatten die door deze vennootschap bij een kapitaalswijziging zijn uitgegeven of ingetrokken, respectievelijk het kapitaal dat bij een statutenwijziging wordt verminderd.

In het Besluit zal verder worden bepaald dat een melding op grond van artikel 3 van de wet ter zake van een wijziging in de op de aandelen van de vennootschap uitstaande stemmen, in aanvulling op de eerder vermelde gegevens, de wijzigingen in het aantal en de aard van de stemmen dient te bevatten. Zo zal bijvoorbeeld in geval van het invoeren, wijzigen of afschaffen van stemrechtbeperkingen zowel de aard van de wijziging als het aantal daarmee gemoeide stemmen moeten worden vermeld. In geval van het invoeren of afschaffen van certificering of van het wijzigen van de administratievoorwaarden van een administratiekantoor, veelal een stichting, waarin de aandelen van een vennootschap zijn ondergebracht, dient onder andere de aard van de wijziging te worden vermeld.

Ten slotte zal in het Besluit worden bepaald welke gegevens een melding als bedoeld in artikel 4, derde lid en artikel 5 van het wetsvoorstel dient te bevatten.

Artikel 7

Het eerste lid bepaalt dat de bandbreedtes die in het kader van deze wet gelden bij algemene maatregel van bestuur worden ingedeeld. Zoals ook reeds is opgemerkt in het algemene deel van deze toelichting wordt hierdoor flexibiliteit ingebouwd met het oog op de toekomst. De bandbreedtes kunnen dan op relatief eenvoudige en snelle wijze worden aangepast indien daartoe aanleiding zou bestaan (bijvoorbeeld uit hoofde van behoeften in de financiële markten). In de tweede volzin is bepaald dat een voordracht voor een dergelijke maatregel van bestuur niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp daarvoor aan zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer is overgelegd. Deze procedure, ook wel voorhangprocedure, genoemd, waarborgt dat het parlement desgewenst te allen tijde betrokken zal kunnen zijn bij eventuele wijzigingen van de bandbreedtes.

Het tweede tot en met het vijfde lid regelen dat een ieder meldingsplichtig is, indien zijn belang een bepaalde bandbreedte over- of onderschrijdt. Met nadruk wordt erop gewezen dat, evenals in de Wmz 1996, alleen een meldingsplicht ontstaat als de over- of onderschrijding van een bandbreedte het gevolg is van het verkrijgen of verliezen van de beschikking over aandelen of stemmen.

In verband met de begrippen «beschikken over» en «de beschikking krijgen of verliezen over» wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12 van dit wetsvoorstel.

Van belang is dat er geen meldingsplicht ontstaat indien het percentage van de aandelen of stemmen waarover een persoon beschikt, uitsluitend verandert ten gevolge van een wijziging van het geplaatste kapitaal of van de statuten van een vennootschap waarin een substantiële deelneming of aandelen met bijzondere zeggenschapsrechten worden dan wel werden gehouden. Wijzigingen in de noemer, die niet tevens tot een toename of afname van de teller leiden, leiden derhalve nooit tot een meldingsplicht. Reden hiervoor is dat beleggers veelal niet (onmiddellijk) op de hoogte zijn van noemerwijzigingen.

Een belangrijke verandering in vergelijking met de artikelen 2 en 3 van de Wmz 1996 is dat een melding niet meer hoeft plaats te vinden aan de vennootschap in wie de betreffende deelneming wordt gehouden. Op grond van dit wetsvoorstel hoeft voortaan alleen een melding te worden gedaan aan de AFM. Dit betekent een vermindering van administratieve verplichtingen voor een meldingsplichtige. Dit laat onverlet dat het ook in de toekomst onverminderd van belang is dat de vennootschap op wie de melding betrekking heeft onverwijld op de hoogte wordt gebracht van deze melding. Met het oog hierop zal de AFM op grond van artikel 17, vierde lid, verplicht zijn om een dergelijke melding onmiddellijk door te leiden naar de betreffende vennootschap.

In dit verband moet echter worden opgemerkt dat het voorstel voor een transparantierichtlijn vooralsnog erin voorziet dat een melding wordt gedaan aan de vennootschap (zie ook paragraaf 5, onderdeel L van deze toelichting).

Een melding op grond van het vierde lid zal tevens kunnen gelden als de melding die moet worden gedaan op grond van artikel 46b, derde lid, Wte 1995 juncto artikel 3, onder b, van de Regeling melding en reglementering transacties in effecten 1999 (meldingsplicht voor insiders bij een vennootschap). Op grond van die regelgeving is degene die meer dan 25 procent van het kapitaal van een uitgevende instelling verschaft, verplicht om alle transacties in effecten van die uitgevende instelling te melden aan de AFM. Daardoor kan een meldingsplichtige met betrekking tot een dergelijke transactie volstaan met één melding, te weten de Wmz-melding. Dit betekent een beperking van administratieve lasten voor de betrokken meldingsplichtige. Teneinde deze samenloop mogelijk te maken, is in het Besluit bepaald dat de betreffende Wmz-melding, naast de overige verplicht te melden gegevens, ook het aantal en de prijs dient te bevatten van de aandelen waarop de transactie betrekking had.

Ten slotte wordt opgemerkt dat een ieder die een melding dient te verrichten op grond van het tweede, derde, vierde of vijfde lid van dit artikel, zich hierbij mag baseren op de noemergegevens van de vennootschap in welke hij een deelneming heeft. Deze gegevens zullen zijn opgenomen in het register dat is gebaseerd op artikel 16 van dit wetsvoorstel.

Artikel 8

Aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap zijn onder andere prioriteitsaandelen en zogenaamde «golden shares». Hoewel deze aandelen in de praktijk veelal slechts een beperkt (soms zelfs vrijwel nihil) percentage van het geplaatste kapitaal omvatten, kunnen deze aanzienlijke zeggenschap met zich brengen in specifieke situaties. Daarom is het, teneinde de transparantie in de zeggenschap in vennootschappen te bevorderen, van belang dat inzicht bestaat in het bezit van dergelijke stemrechten.

Van een situatie als bedoeld in de tweede volzin kan sprake zijn wanneer een meldingsplichtige die de beschikking krijgt of verliest over aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten, daarbij tevens een meldingsplichtige bandbreedte over- of onderschrijdt (artikel 7, tweede lid) of daarna een kapitaalbelang of zeggenschap van meer dan 25 procent heeft (artikel 7, vierde lid). Door middel van de tweede volzin wordt bewerkstelligd dat een meldingsplichtige in deze situatie kan volstaan met slechts één melding, te weten de melding op grond van artikel 7, tweede of vierde lid. Voor alle volledigheid wordt vermeld dat een vennootschap zelf op grond van artikel 2:392c BW verplicht is om aan de jaarrekening en het jaarverslag een lijst toe te voegen van de namen van degenen aan wie een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap toekomt, met een omschrijving van de aard van dat recht.

Artikel 9

Dit artikel voorziet in de verplichting voor een houder van een substantiële deelneming om zijn Wmz-melding periodiek te vernieuwen. Deze verplichting geldt eveneens voor de houder van een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap, voor zover deze persoon beschikt over een substantiële deelneming. In het Besluit ter uitvoering van dit artikel wordt bepaald dat het tijdstip waarop de periodieke melding betrekking heeft de laatste dag van een kalenderjaar is (met name het laatste tijdstip op die dag dat op een effectenbeurs handel in de betreffende aandelen kon plaatsvinden), en dat deze melding dient te geschieden binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar. Zoals ook reeds is opgemerkt in het Algemene deel van deze toelichting kunnen echter zowel de frequentie van de periodieke melding als de termijn waarbinnen de melding dient te worden verricht, op snelle en efficiënte wijze worden aangepast indien hieraan behoefte bestaat (bijvoorbeeld in de financiële markten).

Van belang is dat de periodieke melding in alle gevallen zal moeten worden gedaan, ook in het geval de teller niet is gewijzigd in het kalenderjaar waarop de melding betrekking heeft.

Met de periodieke melding wordt een nieuwe meldingsplicht ingevoerd, welke op zich een nieuwe administratieve verplichting betekent. Om de hierna genoemde redenen mag echter worden aangenomen dat de hierdoor veroorzaakte administratieve lasten relatief beperkt zijn.

Dit geldt in de eerste plaats omdat de periodieke melding vooralsnog slechts een keer per jaar zal hoeven te worden gedaan. In de tweede plaats wordt als het tijdstip waarop de melding betrekking heeft gekozen voor de laatste datum van het kalenderjaar, die voor het overgrote deel van de vennootschappen de balansdatum is. Dit brengt met zich dat een inventarisatie van de substantiële deelnemingen waarover men op deze datum beschikt niet uitsluitend moet worden opgesteld ten behoeve van de voorgestelde periodieke melding, maar ook al in het kader van andere verplichtingen (zoals de jaarrekening) noodzakelijk is. Ten derde heeft men vier weken de tijd om melding te doen van de substantiële deelnemingen, hetgeen ook grote (eventueel internationaal vertakte) ondernemingen voldoende gelegenheid biedt om de eventueel van verschillende groepsonderdelen benodigde gegevens tijdig beschikbaar te krijgen. In de vierde plaats zal de meldingshandeling zeer eenvoudig zijn, zoals ook de meldingshandeling in het geval van een onverwijlde melding eenvoudig is. De AFM heeft immers het noemergegeven van de vennootschap waarin een substantiële deelneming wordt gehouden reeds beschikbaar en het door de AFM gevoerde rekenprogramma zal, nadat de meldingsplichtige zijn tellergegevens heeft ingevoerd, meteen het percentage van de deelneming aangeven; dit laatste zal de meldingsplichtige vervolgens alleen nog maar hoeven te bevestigen. Ten vijfde zal het meldingsproces ook zeer eenvoudig kunnen geschieden doordat optimaal gebruik zal kunnen worden gemaakt van ICT. Tot slot zal de AFM in de eerste week na het verstrijken van een kalenderjaar op verzoek van een meldingsplichtige automatisch aan hem een herinnering aan de meldingsplicht kunnen doen toekomen. Hoewel dit tot gevolg heeft dat een meldingsplichtige niet genoodzaakt is om zelf alert te blijven op zijn periodieke meldingsplicht, neemt dat neemt niet weg dat de meldingsplichtige wel zelf verantwoordelijk is.

Artikel 10

De onverwijlde meldingsplicht die in dit artikel wordt voorgesteld ter zake van een deelneming in een vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt, betekent een wijziging in vergelijking met de specifieke meldingstermijn van vier weken in artikel 3, eerste lid, van de Wmz 1996. Er lijkt thans geen aanleiding meer aanwezig om deze meldingstermijn van vier weken te continueren. Reden hiervoor is, onder meer, dat gedurende de afgelopen jaren de voorlichting aan beleggers in geval van een beursintroductie sterk is toegenomen (onder ander in de vorm van prospectus). Hierdoor zijn beleggers goed in staat om onverwijld een melding te doen, indien zij een substantiële deelneming hebben in een vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt. Daarbij komt dat houders van een substantiële deelneming ook veelal voordat een prospectus wordt uitgebracht op de hoogte zijn van een aankomende beursnotering.

Bovendien leidt het laten vervallen van de genoemde meldingstermijn van vier weken tot een uniformering van de in dit wetsvoorstel voorgeschreven meldingstermijnen en daardoor tot meer transparantie van meldingstermijnen, waardoor ook meer transparantie in meldingsplichten ontstaat.

Het eerste lid betreft de meldingsplicht ter zake van een deelneming in een Nederlandse vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt. Het tweede lid betreft de meldingsplicht ter zake van een deelneming in een vennootschap van buiten de EU die een beursnotering in Nederland verkrijgt.

Artikel 11

In het Besluit ter uitvoering van dit artikel zal worden geregeld dat in een melding in elk geval moeten worden opgenomen de naam van de meldingsplichtige, het adres en de woonplaats van de meldingsplichtige, de naam van de vennootschap waarin wordt deelgenomen alsmede het aantal en de soort aandelen en stemmen waarover de meldingsplichtige beschikt op het meldingsplichtige moment.

Verder zal in het Besluit worden geregeld dat een melding op grond van artikel 7, vierde lid, van de wet (dat wil zeggen een melding met betrekking tot een transactie waarna een deelneming meer dan 25 procent is), in aanvulling op de gegevens in de meldingen op grond van het eerste, tweede, en derde lid van artikel 7 van de wet, eveneens het aantal en de prijs dient te bevatten van de aandelen waarop de laatste transactie betrekking had. Hierdoor kan worden bereikt dat de op grond van artikel 7, vierde lid, van de wet verplichte melding tevens kan gelden als de melding die moet worden gedaan op grond van artikel 46b, derde lid, Wte 1995 juncto artikel 3, onder b, Regeling meldingen en reglementering transacties in effecten.

Ook zal het Besluit bepalen dat een melding op grond van artikel 8 van de wet ter zake van het verkrijgen of verliezen van de beschikking over aandelen waaraan de statuten een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap verbinden, ook het aantal en de soort van deze aandelen alsmede de aard van dit bijzondere recht (bijvoorbeeld het soort beslissingen ten aanzien waarvan dit bijzondere zeggenschapsrecht toepasselijk is en de mate waarin of de wijze waarop dit recht bijzonder is) moet bevatten.

Ten slotte zal het Besluit voorschrijven welke gegevens de op grond van artikel 10 van dit wetsvoorstel verplichte initiële melding dient te bevatten.

Artikel 12

«Beschikken over»

Dit artikel werkt nader uit wat onder de in de artikelen 7, eerste tot en met vierde lid, 8, 9, 10, 13, derde lid, 14, tweede lid, en 15, eerste tot en met vijfde lid, van dit wetsvoorstel genoemde term «beschikken over» wordt verstaan. Het gaat bij «beschikken over» om alle vormen van beschikken, dat wil zeggen ongeacht of sprake is van reëel of potentieel dan wel rechtstreeks of middellijk houden van aandelen of de daaraan verbonden stemmen die voor de meldingsplicht van belang zijn. Deze vormen zijn niet beperkt tot situaties waarin sprake is van een beschikken in juridische zin, maar kunnen ook betrekking hebben op situaties waarin aandelen of stemmen worden toegerekend aan een andere persoon dan de persoon die de aandelen of de daaraan verbonden stemmen in juridische zin houdt («geacht worden te beschikken over»).

Het eerste lid bepaalt dat iemand beschikt over de aandelen die hij houdt en over de stemmen die hij kan uitbrengen als aandeelhouder. Dit lid kan worden bezien in samenhang met onder andere het vierde lid, dat bepaalt dat iemand wordt geacht te beschikken over de aandelen die door een derde voor zijn rekening worden gehouden, alsmede over de stemmen die deze derde kan uitbrengen.

Op grond van het eerste lid bestaat er in beginsel een meldingsplicht voor een effectenbewaarbedrijf met betrekking tot de aandelen die bij hem in bewaring zijn gegeven alsmede met betrekking tot de daaraan verbonden stemmen. Het effectenbewaarbedrijf houdt deze aandelen immers als gevolg van de bewaargeving. Een dergelijke meldingsplicht voor het effectenbewaarbedrijf zou echter niet bijdragen aan de door dit wetsvoorstel beoogde transparantie en bovendien onevenredige administratieve lasten voor effectenbewaarbedrijven met zich brengen. Daarom is in artikel 13, tweede lid, voorzien in een wettelijke uitzondering op de meldingsplicht voor een effectenbewaarbedrijf (zie verder de toelichting op artikel 13). Voor alle volledigheid wordt opgemerkt dat er in een situatie met een effectenbewaarbedrijf op grond van het vierde lid wel een meldingsplicht is voor de persoon die aandelen in bewaring heeft gegeven bij dit bedrijf. Deze persoon wordt namelijk geacht te beschikken over de aandelen die het bewaarbedrijf (de «derde», zoals bedoeld in het vierde lid) voor zijn rekening houdt alsmede over de daaraan verbonden stemmen. Ten aanzien van het meldingsregime voor een zogenaamde aangesloten instelling bij wie aandelen in bewaring zijn gegeven, geldt het volgende. In de meeste gevallen zullen de aandelen in Wmz-vennootschappen zijn opgenomen in het systeem van de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Een belegger geeft in dat geval zijn toonderaandelen in een Wmz-vennootschap in bewaring bij een zogenaamde aangesloten instelling (de effecten op naam worden geleverd). De belegger wordt als gevolg hiervan als deelgenoot gerechtigd in het verzameldepot van deze aangesloten instelling, waarin effecten van dezelfde soort zijn opgenomen. De belegger beschikt in die hoedanigheid over een aandeel in dit verzameldepot dat naar evenredigheid wordt berekend van de hoeveelheid van de door hem in bewaring gegeven of geleverde effecten (artikel 12, tweede lid, Wge). Als gevolg hiervan is de belegger met betrekking tot de aandelen die zijn opgenomen in het verzameldepot meldingsplichtig op grond van het eerste lid. Met betrekking tot de aan deze aandelen verbonden stemmen geldt dat de aangesloten instelling op grond van artikel 15 Wge de belegger desgewenst in staat dient te stellen zijn stemrecht uit te oefenen. De belegger is als gevolg hiervan, op grond van het eerste lid, met betrekking tot deze stemmen eveneens meldingsplichtig.

In verband met het eerste lid kan het beoogde regime met betrekking tot enkele specifieke situaties worden toegelicht, te weten de situatie waarin sprake is van (i) certificering van aandelen en de aandelen worden gehouden door een administratiekantoor dat in verband daarmee certificaten heeft uitgegeven aan beleggers en van (ii) een BMVK met betrokkenheid van een zogenaamde beleggersgiro (veelal een stichting).

(ad i) In de situatie van certificering is het administratiekantoor op grond van het eerste lid meldingsplichtig, met betrekking tot zowel de aandelen (die zij immers houdt, en niet de certificaathouder) als de aan de aandelen verbonden stemmen (die zij in beginsel kan uitbrengen, en niet de certificaathouder). In deze situatie is er eveneens een meldingsplicht voor de certificaathouder. Met betrekking tot de certificaten is deze meldingsplichtig op grond van het eerste lid juncto artikel 1, eerste lid, onderdeel d, waarin wordt bepaald dat onder aandelen onder andere certificaten worden verstaan. En deze certificaten worden door hem zelf gehouden. Met betrekking tot het stemrecht bestaat er in beginsel (uitzondering: een situatie met volmachtverlening, zie hierna) geen meldingsplicht voor de certificaathouder indien sprake is van niet-royeerbare certificaten. In dat geval heeft hij immers geen (rechtstreeks) stemrecht, en zal hij evenmin stemrecht kunnen verkrijgen, zodat ook geen sprake is van potentieel stemrecht. In geval van (beperkt) royeerbare certificaten is de certificaathouder echter, op grond van het eerste lid juncto artikel 1 eerste lid, onderdeel e, wel meldingsplichtig met betrekking tot de aan de (door het administratiekantoor gehouden) aandelen verbonden stemmen. In dat geval dient hij een potentieel stemrecht te melden. Dit meldingsplichtige stemrecht bedraagt echter niet meer dan het percentage stemrecht dat deze certifiaathouder als gevolg van de (beperkte) royering kan verkrijgen. Indien de certificaathouder bijvoorbeeld een belang van 9 procent heeft (in de vorm van certificaten), maar bij royering niet meer dan 6 procent stemrecht zal kunnen verkrijgen, is hij slechts meldingsplichtig met betrekking tot een potentieel stemrecht van 6 procent.Ten slotte geldt dat de certificaathouder, indien het administratiekantoor hem een volmacht heeft gegeven tot uitoefening van de aan de aandelen verbonden stemmen, op grond van het eerste lid een rechtstreeks stemrecht dient te melden. Hierbij maakt het niet uit of de certificaten wel (eventueel beperkt) of niet royeerbaar zijn.

(ad ii) De aandelen in een BMVK worden gehouden door een beleggersgiro. Deze beleggersgiro is dan ook op grond van het eerste lid ter zake van de aandelen meldingsplichtig. In deze situatie is er op grond van het vierde lid een meldingsplicht voor de belegger, indien deze een substantiële deelneming of aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten heeft in een semi open-end of closed-end BMVK. Deze belegger wordt namelijk geacht te beschikken over de aandelen die de beleggersgiro (de «derde», zoals bedoeld in het vierde lid) voor zijn rekening houdt. Met betrekking tot de stemmen die zijn verbonden aan de aandelen geldt het volgende. Voor zover de bewaarvoorwaarden tussen de belegger en de beleggersgiro bepalen dat de laatstgenoemde de stemmen uitoefent, dan wel kan uitoefenen, zal de beleggergiro meldingsplichtig zijn op grond van het eerste lid ter zake van de stemmen die aan de aandelen zijn verbonden. De belegger wordt dan op grond van het vierde lid geacht te beschikken over de stemmen en is dus evenals de beleggersgiro meldingsplichtig.

Met betrekking tot de aandelen waarin de BMVK heeft belegd (de zgn. onderliggende waarden), is de BMVK op grond van het eerste lid meldingsplichtig. Dit geldt eveneens voor de aan de aandelen verbonden stemmen. De belegger die een deelneming heeft in deze BMVK is in het geheel niet meldingsplichtig met betrekking tot de aandelen en de daaraan verbonden stemmen waarin de BMVK heeft belegd.

Het tweede lid regelt dat in een situatie van vruchtgebruik of pand de vruchtgebruiker, dan wel de pandhouder beschikt over de stemmen. In beginsel heeft de aandeelhouder het stemrecht op de aandelen (artikelen 2: 88, tweede lid, en 2:89, tweede lid, BW). Bij de vestiging van het pandrecht of het vruchtgebruik kan echter worden bepaald dat het stemrecht aan de pandhouder of vruchtgebruiker toekomt, indien de pandhouder of vruchtgebruiker een persoon is aan wie de aandelen vrijelijk kunnen worden overgedragen. Is de vruchtgebruiker of pandhouder een persoon voor wie de blokkeringsregeling zou gelden en indien aan hem zou worden overgedragen, dan moet de overgang van het stemrecht bij de vestiging van het pandrecht of het vruchtgebruik uitdrukkelijk zijn bepaald en die bepaling zijn goedgekeurd door het vennootschapsorgaan dat statutair is aangewezen om goedkeuring te verlenen bij overdracht van de aandelen, dan wel, in geval van het ontbreken van een dergelijke aanwijzing, door de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) (derde lid). Bij overdracht van het vruchtgebruik of wanneer een andere persoon treedt in de rechten van de pandhouder moet de overgang van het stemrecht eveneens worden goedgekeurd.

Het derde lid regelt dat iemand wordt geacht te beschikken over de aandelen en de daaraan verbonden stemmen die de dochtermaatschappij zelf houdt en de aandelen en de daaraan verbonden stemmen waarover zij anderszins beschikt (in de zin van het onderhavige artikel). De tweede volzin van het derde lid bepaalt dat deze dochtermaatschappij niet meer wordt geacht meldingsplichtig te zijn. Slechts de moedermaatschappij is meldingsplichtig met betrekking tot deze belangen van de dochtermaatschappij. Op deze manier worden eventuele dubbele meldingen, dat wil zeggen meldingen ter zake van eenzelfde belang door zowel de dochtermaatschappij als haar moedermaatschappij, voorkomen.

Verder is het de bedoeling dat, indien er sprake is van een groep bestaande uit een moedermaatschappij en (een) dochtermaatschappij(en), er geen meldingen hoeft (behoeven) te worden gedaan door (een) dochtermaatschappij(en) wanneer er (i) binnen deze groep belangen geheel of gedeeltelijk worden overgedragen tussen de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij(en) of tussen de dochtermaatschappij(en) onderling (situatie 1), en (ii) een door een of meer dochtermaatschappijen gehouden belang zodanig wordt uitgebreid of verminderd dat die dochtermaatschappij(en), indien zij geen deel zou(den) uitmaken van de betreffende groep, een melding zou(den) moeten doen omdat zij zelf in een andere bandbreedte is (zijn) geraakt (situatie 2).

Ter illustratie van de werking van het derde lid kan bijvoorbeeld de onderstaande casus van een willekeurige groep (de G-groep) dienen. De G-groep heeft hierbij een deelneming van 14 procent in vennootschap X, ondergebracht in de dochtermaatschappijen A (6 procent) en B ( 8 procent). Van situatie 1 is sprake wanneer A haar gehele deelneming van 6 procent in X overdraagt aan B. Van situatie 2 is sprake wanneer A haar deelneming in X vermindert van 6 procent tot 4,5 procent door dit te verkopen aan een derde die niet behoort tot de G-groep.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat, indien een dochtermaatschappij haar status van dochtermaatschappij verliest (bijvoorbeeld omdat de moedermaatschappij (een gedeelte van) de aandelen in de dochter vervreemdt), de dochter vanaf dat moment onverwijld meldingsplichtig is met betrekking tot de door haar gehouden substantiële deelnemingen of aandelen met bijzondere zeggenschapsrechten. Verder zal zij vanaf dat moment, net zo als een ieder, meldingsplichtig zijn op grond van de artikelen 7, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 8, 9, 10, 13 en 14 in dit wetsvoorstel.

Overigens wordt erop gewezen dat de (voormalige) moedermaatschappij van deze (voormalige) dochtermaatschappij op het moment dat de dochtermaatschappij haar status van dochter verliest een onverwijlde meldingsplicht heeft ter zake van het verliezen van de beschikking over de door de (voormalige) dochter gehouden belangen.

Ten slotte is er in dit wetsvoorstel geen meldingsplicht opgenomen voor de voormalige dochtermaatschappij met betrekking tot haar geplaatste kapitaal en de stemmen die op haar uitstaande aandelen kunnen worden uitgebracht (noemer). Immers, indien deze voormalige dochter voor het verlies van haar status van dochter reeds beursgenoteerd was, dan was zij ook ten tijde van haar status van dochter reeds meldingsplichtig met betrekking tot haar noemer. En indien zij ter gelegenheid van het verlies van dochterstatus een beursnotering verkrijgt, dan is zij reeds meldingsplichtig op grond van het in artikel 5 in dit wetsvoorstel opgenomen meldingsplicht inzake de noemer bij een initiële beursnotering.

Het vierde lid ziet, naast de situaties die zijn toegelicht in het kader van het eerste lid, bijvoorbeeld op de situatie dat aandelen door een persoon worden ondergebracht bij een bank, waardoor deze bank juridisch gerechtigd wordt ten aanzien van deze aandelen maar waarbij het economisch belang blijft berusten bij die betreffende persoon.

Van een overeenkomst als bedoeld in het vijfde lid is sprake indien de genoemde personen zijn overeengekomen om een duurzaam beleid te gaan uitvoeren ten opzichte van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, hetgeen zij door middel van de gezamenlijke uitoefening van hun stemrecht gestalte willen geven en welke overeenkomst niet slechts voor een enkele ava zal gelden. Iedere persoon die partij is bij een dergelijke overeenkomst zal zich het totaal aantal stemmen van alle personen die partij zijn bij de overeenkomst moeten toerekenen in het kader van zijn meldingsplicht. Daarbij zal een persoon zich de stemmen waarover hij zelf beschikt rechtstreeks moeten toerekenen, maar zich de overige stemmen die deel uit maken van de overeenkomst middellijk moeten toerekenen.

Op grond van het zesde lid wordt de beheerder van een fonds voor gemene rekening geacht te beschikken over de in dit fonds ondergebrachte aandelen in Wmz-vennootschappen en daaraan verbonden stemmen. Het is de bewaarder die juridisch en economisch gerechtigd is tot de aandelen (en de stemmen). De bewaarder is een rechtspersoon die op grond van artikel 9 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen onafhankelijk dient te zijn van de beheerder. De achtergrond van het voorstel om voor een beheerder een meldingsplicht in te voeren – en niet voor de bewaarder – is dat de beheerder (weliswaar met goedkeuring van de bewaarder) kan beslissen over de uitoefening van het stemrecht op de in het fonds ondergebrachte aandelen, alsmede over bijvoorbeeld aankoop en verkoop van deze aandelen. De bewaarder wordt als gevolg hiervan niet geacht te beschikken over deze aandelen en deze stemmen en is hiervoor dus niet meldingsplichtig.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat het zesde lid toepasselijk is voor zowel een Nederlandse als een buitenlandse bewaarder of beheerder.

Bij een in het zevende lid van dit artikel genoemde gemeenschap valt onder andere te denken aan huwelijksgemeenschappen, onverdeelde boedels, maatschappen en commanditaire vennootschappen.

De uitzondering die is opgenomen ten aanzien van de stemmen die deel uitmaken van een wettelijke gemeenschap van goederen als bedoeld in artikel 93 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft als achtergrond dat bij het stemrecht de bestuursbevoegdheid op grond van artikel 1: 97 BW, waaronder begrepen het stemrecht, met betrekking tot het belang in een vennootschap, uitsluitend toekomt aan de echtgenoot aan wiens kant het belang in de huwelijksgemeenschap is gevallen.

Verder dient de aandacht te worden gevestigd op de afwikkeling van het belang van een overledene, wanneer deze beschikte over een substantiële deelneming of over aandelen met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten. Het overlijden van deze persoon leidt tot een meldingsplicht op grond van artikel 7, tweede of derde lid, dan wel op grond van artikel 8, die in dit geval rust op de erfgenamen die deelgenoot worden in de gemeenschap waarvan de aandelen of stemmen deel uitmaken. Overigens kunnen na de verdeling van deze gemeenschap nieuwe meldingsplichten ontstaan.

«De beschikking krijgen of verliezen over»

«De beschikking krijgen over» houdt in dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon aandelen en/of stemmen verwerft. Deze persoon is in verband hiermee meldingsplichtig op grond van de artikelen 7, vierde en vijfde lid, 9, 10, 14, tweede lid, en 15, eerste tot en met vijfde lid. Indien men beschikt over aandelen en/of stemmen, kan men ook de beschikking over deze aandelen en/of stemmen verliezen, bijvoorbeeld door deze over te dragen. Ter zake van een dergelijke handeling, die wordt aangeduid als «de beschikking verliezen over», geldt een meldingsplicht op grond van de artikelen 7, tweede en derde lid, 8, en 13, derde lid.

Evenals onder de Wmz 1996 is de titel waaronder men de beschikking krijgt of verliest over aandelen of stemmen niet relevant. Deze titel kan zijn een koop of een verkoop, maar ook de aanvaarding van een schenking, de uitoefening van de conversierechten die zijn verbonden aan converteerbare obligaties of van optierechten, de vestiging van een pandrecht op aandelen of een verkrijging krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht.

Met betrekking tot de situatie dat stockdividend zal worden uitgekeerd, kan worden opgemerkt dat de beoogde ontvanger van dit dividend recht heeft op verkrijging van aandelen. De verkrijging kan lopen via emissie of overdracht van door de vennootschap ingekochte aandelen. Teneinde de juiste omvang van zijn teller te kunnen bepalen is het noodzakelijk dat deze beschikt over de omwisselverhouding tussen stockdividend en aandelen. Veelal is deze verhouding niet precies 1:1, maar wordt zij berekend aan de hand van een in een bepaalde (korte) periode tot stand gekomen koers van de aandelen. Zodra deze koers bekend is gemaakt door de vennootschap die het stockdividend zal uitkeren, is voor de houder van rechten op stockdividend bekend over hoeveel aandelen hij zal beschikken na de omwisseling. Om vervolgens zijn procentuele deelneming te kunnen vaststellen, dient de ontvanger van het stockdividend te weten wat het geplaatste kapitaal van de betrokken vennootschap zal zijn, dat wil zeggen na omwisseling van het totale stockdividend. Op het moment dat deze gegevens beschikbaar komen, ontstaat voor de ontvanger van het stockdividend een onverwijlde meldingsplicht.

In het algemeen geldt in de situatie dat een persoon aandelen verwerft in het kader van een emissie, dat deze bij de berekening van zijn deelneming moet uitgaan van de noemer zoals deze na de betreffende emissie zal zijn. Op het moment dat deze nieuwe noemer beschikbaar komt, geldt voor deze persoon een onverwijlde meldingsplicht. In het geval aandelen worden verkocht onder de verplichting tot teruglevering, meldt de koper uiteraard een reëel belang, maar zal de verkoper een potentieel belang moeten melden.

Met betrekking tot het tijdstip waarop een persoon de beschikking krijgt of verliest is, evenals in het kader van de Wmz 1996, het tijdstip van het sluiten van de obligatoire overeenkomst bepalend. Gezien de omstandigheid dat in geval van beurstransacties een leveringstermijn geldt van T + 3, kan dit ertoe leiden dat een persoon die de aandelen (en de daaraan verbonden stemmen) gekocht heeft maar nog niet geleverd heeft gekregen, in het kader van dit wetsvoorstel toch wordt geacht te beschikken over de betreffende aandelen en stemmen. Wanneer het leveringstijdstip ligt op een tijdstip later dan drie dagen na de totstandkoming van de obligatoire overeenkomst, wordt de datum van de obligatoire overeenkomst eveneens geacht de datum te zijn waarop de beschikking werd verkregen over de aandelen en de daaraan verbonden stemmen. In dat geval wordt het feit dat sprake is van een latere levering opgenomen in het register.

Ten slotte dient erop te worden gewezen dat het voorstel voor een transparantierichtlijn (in artikel 11) vooralsnog voorziet in een meldingsplicht voor een persoon met betrekking tot de stemrechten die deze als gevolmachtigde mag uitoefenen overeenkomstig gemeenschappelijke instructies van houders van effecten. Indien dit richtlijnvoorstel op dit punt in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zou het wetsvoorstel dienovereenkomstig moeten worden aangevuld, mogelijk in artikel 12.

Artikel 13

Dit artikel komt, behoudens enkele redactionele aanpassingen, overeen met artikel 5 van de Wmz 1996.

Als voorbeelden bij het eerste lid van dit artikel kunnen worden genoemd de door professionelen gehouden emissie- en herplaatsingsrestanten (dat wil zeggen aandelen die na een aandelenemissie respectievelijk herplaatsing van aandelen niet door de underwriter worden geplaatst bij beleggers). De achtergrond van deze vrijstelling, die is gebaseerd op de richtlijn melding zeggenschap, is dat professionelen weliswaar moeten kunnen handelen in de betreffende aandelen of stemmen (bijvoorbeeld in de genoemde situaties) zonder telkens hun zeggenschap en kapitaalbelang te moeten hoeven melden, maar dat er geen aanleiding bestaat om deze vrijstelling van meldingsplicht voor onbepaalde tijd te continueren, indien de aandelen van de handelsportefeuille naar de beleggingsportefeuille van de betrokken instelling zijn overgegaan.Tegen deze achtergrond is de vrijstelling beperkt tot een vaste termijn van drie maanden. Overigens wordt opgemerkt dat de mogelijkheid voor een dergelijke vrijstelling, in tegenstelling tot in de richtlijn melding zeggenschap, niet is opgenomen in de huidige tekst van het eerdergenoemde voorstel voor de transparantierichtlijn. Indien dit richtlijnvoorstel op dit punt in ongewijzigde vorm zou worden aangenomen, zal dit tot gevolg hebben dat de onderhavige in het wetsvoorstel opgenomen vrijstelling geen doorgang zal kunnen vinden in een definitieve wettekst.

In het tweede lid van artikel 13 is een vrijstelling van meldingsplichten opgenomen ter zake van aandelen of stemmen die worden gehouden door effectenbewaarbedrijven, mits de bewaarnemer die aandelen of stemmen niet aanwendt om zeggenschap uit te oefenen. Van een dergelijke situatie is onder andere sprake wanneer de bewaarnemer zich in de bewaarvoorwaarden heeft verbonden om de stemmen niet uit te brengen. Aangezien de aandeelhouder (de bewaargever) tot het laatste moment voor het verstrijken van de in verband met een ava vastgestelde deponeringsdatum of registratiedatum (artikelen 117, derde lid, onderscheidenlijk 119, tweede lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) kan aangeven dat hij het stemrecht op de aandelen die hij in bewaring heeft gegeven wil uitoefenen, zal het in de praktijk voor een effectenbewaarbedrijf doorgaans onmogelijk zijn om tijdig zelf te deponeren of te registeren. Een meldingsplicht voor het effectenbewaarbedrijf draagt, zeker ook omdat deze in dat geval normaliter geen zeggenschap zal uitoefenen, dan niet bij aan de transparantie van de effectenmarkten. Met het oog hierop is de in het tweede lid opgenomen vrijstelling in het leven geroepen.

Ten slotte wordt in het derde lid van artikel 13 bepaald dat, indien een in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde persoon de betreffende aandelen en stemmen nog houdt op het tijdstip waarop het eerste of tweede lid ophoudt van toepassing te zijn, deze persoon wordt geacht op dat moment de beschikking te hebben verkregen over deze aandelen en stemmen. Dit betekent dat hij vanaf dat moment meldingsplichtig is met betrekking tot deze aandelen.

Artikel 14

Aan het eerste lid ligt de overweging ten grondslag dat de daar genoemde meldingsplichten, indien zij wel van toepassing zouden zijn op deelnemingen in een open-end BMVK of een daarmee vergelijkbare rechtspersoon uit een niet-EU-Lidstaat die beursgenoteerd is in Nederland, enerzijds zouden leiden tot vele verplichte meldingen en daarmee tot omvangrijke administratieve lasten, maar anderzijds niet zouden bijdragen aan de met het wetsvoorstel beoogde transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen. De waarde van aandelen in een open-end BMVK wordt namelijk bepaald door de waarde van de beleggingen van een dergelijke BMVK, en niet door de vraag naar en het aanbod van de aandelen van deze BMVK zoals bij andere vennootschappen wel het geval is. Hierdoor draagt een inzicht in de veranderingen in de zeggenschap en kapitaalbelangen in een open-end BMVK niet bij aan een inzicht in de waarde ontwikkeling van de aandelen in deze BMVK en aan de door beleggers gewenste transparantie.

In vergelijking met de thans in de Wmz 1996 neergelegde meldingsplicht met betrekking tot deelnemingen in een BMVK1, komt met het voorstel om de meldingsplicht met betrekking tot belangen in een open-end BMVK te laten vervallen een einde aan de thans talrijke meldingen door beleggersgiro's ter zake van deelnemingen in een BMVK. Dit betekent een aanzienlijke vermindering van administratieve lasten.

De meldingsplicht in het tweede lid geldt evenzeer met betrekking tot een eventueel belang in een onder een paraplufonds ondergebracht subfonds waarvoor op grond van artikel 4 een meldingsplicht is ontstaan. In verband hiermee wordt overigens verwezen naar de toelichting bij artikel 4. Voor alle volledigheid wordt overigens vermeld dat de in dit tweede lid geregelde meldingsplichten weer vervallen wanneer de meldingsplicht van de betrokken BMVK zelf weer vervalt. In verband met dit laatste kan worden verwezen naar de toelichting op artikel 4, tweede lid, van dit wetsvoorstel.

Ten slotte wordt in het derde lid voor de uitvoering van artikel 14 verwezen naar het Besluit.

Artikel 15

Door de meldingsplichten op grond van dit artikel kunnen belanghebbenden – hierbij wordt vooral gedacht aan potentiële aandeelhouders – op elk moment een overzicht krijgen van het aandelen- en stemmenbezit van bestuurders en commissarissen, en daarmee ook van de mogelijke stemverhouding in de ava van de betreffende vennootschappen.

Met het woord aanwijzing in het eerste lid wordt geduid op de commissarissen die bij akte van oprichting worden aangewezen als bedoeld in artikel 2:143, tweede lid, BW. Overigens is van een benoeming zoals bedoeld in de tweede volzin sprake op het moment dat het orgaan van de vennootschap dat hiertoe bevoegd is deze benoeming heeft gedaan. Indien een benoeming geschiedt onder een opschortende voorwaarde (bijvoorbeeld de verlening van toestemming door een toezichthoudende instantie) of een opschortende tijdsbepaling, geldt toch de datum waarop het daartoe bevoegde orgaan van de vennootschap de benoeming heeft verricht als de datum vanaf welke de in de tweede volzin genoemde termijn van twee weken gaat lopen. Dit geldt eveneens met betrekking tot de situatie waarin een bestuurder of commissaris pas op een later tijdstip dan het tijdstip van de benoeming in dienst treedt van de vennootschap en/of zijn functie van bestuurder of commissaris gaat uitoefenen Ten slotte wordt erop gewezen dat bestuurders of commissarissen die worden geschorst meldingsplichtig blijven. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van het eerste lid niet is gekozen voor melding reeds bij het voorstel een persoon aan te wijzen (bij de akte van oprichting) of te benoemen als bestuurder of commissaris. Op dat moment heeft het orgaan van de vennootschap, dat hiertoe bevoegd is, deze benoeming namelijk nog niet gedaan. In dit verband is relevant dat ingevolge artikel 2:142, derde lid, BW bij de aanbeveling of voordracht tot benoeming van een commissaris onder andere het bedrag van door hem gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap wordt medegedeeld. Het BW bevat deze eis echter niet ten aanzien van het voorstel tot benoeming van een bestuurder, noch bij het voorstel tot aanwijzing van een persoon in die functies.

De verplichting van het tweede lid geldt zowel voor een bestuurder of commissaris van een Nederlandse vennootschap die een initiële beursnotering verkrijgt als voor een bestuurder of commissaris van een buitenlandse rechtspersoon die een initiële beursnotering verkrijgt in Nederland.

Bij het derde lid kan worden gedacht aan de situatie waarin de vennootschap waarvan de betreffende persoon bestuurder of commissaris is, een belang van meer dan 25 procent verkrijgt (bijvoorbeeld door koop) in een andere vennootschap (die hierdoor een gelieerde vennootschap wordt).

De meldingsplichten op grond van het vierde en vijfde lid hebben betrekking op wijzigingen in zowel het aantal als de soort aandelen en stemmen. Indien een bestuurder of commissaris bijvoorbeeld personeelsopties uitoefent en de verkregen aandelen verkoopt, zal hij dit moeten melden. Immers het aantal aandelen waarover hij beschikt wijzigt. Indien hij de verkregen aandelen echter niet verkoopt, dan dient hij dit ook te melden, omdat zich dan een wijziging voordoet in het soort aandelen waarover hij beschikt. De samenstelling van «zijn aandelenbezit» is immers gewijzigd.

De tweede volzinnen van het tweede, derde, vierde onderscheidenlijk vijfde lid beogen een dubbele meldingsplicht voor de betrokken bestuurder of commissaris te voorkomen. Bij het derde lid kan het bijvoorbeeld gaan om de situatie waarin een bestuurder of commissaris, voordat een vennootschap een gelieerde vennootschap werd, reeds beschikte over zeggenschap of een kapitaalbelang in deze vennootschap en daarvoor meldingsplichtig was op grond van deze wet (bijvoorbeeld omdat dit belang 5 procent of meer bedroeg). Bij het vierde en vijfde lid kan worden gedacht aan de situatie waarin een bestuurder of commissaris reeds een melding heeft moeten doen wegens het over- of onderschrijden van een bandbreedte.

Het zesde lid legt, in tegenstelling tot de andere leden van dit artikel, een verplichting op aan de vennootschap waarbij de bestuurder of commissaris is benoemd. Deze verplichting houdt in dat de vennootschap, indien een van haar bestuurders of commissarissen niet langer in functie is, dit onverwijld moet melden aan de AFM. Het betreft hier uitsluitende bestuurders en commissarissen die staan ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 16, eerste lid. De meldingsplicht voor een bestuurder of commissaris vervalt dus vanaf de datum waarop het daartoe bevoegde orgaan van de vennootschap diens benoeming ongedaan maakt waardoor deze niet langer in functie is als bestuurder of commissaris, ook al zou de betrokken (voormalige) bestuurder of commissaris daarna nog verbonden blijven aan de vennootschap.

Door het zevende lid kan worden voorkomen dat de in dit artikel voorgeschreven meldingsplichten voor bestuurders en commissarissen kunnen worden ontgaan door tussenschakeling van een rechtspersoon. In het bijzonder bij beleggingsinstellingen komt het in de praktijk voor dat een rechtspersoon bestuurder is.

Artikel 16

In het kader van dit wetsvoorstel worden de taken van de AFM aanzienlijk uitgebreid in vergelijking met de Wmz 1996. De in verband hiermee beoogde taken van de AFM worden in artikel 16 van dit wetsvoorstel expliciet benoemd.

Het eerste lid bepaalt dat zij onder meer als taak heeft een register bij te houden waarin de op grond van deze wet gemelde gegevens zijn opgenomen. Hierbij zal zij streven naar de juistheid en de volledigheid van het register. Daardoor zal zij een belangrijke bijdrage leveren aan het vergroten van de door dit wetsvoorstel beoogde transparantie. Benadrukt wordt dat dit streven dient te worden beschouwd als een inspanningsverbintenis en niet als een resultaatverbintenis van de zijde van de AFM.

De regels die ingevolge het eerste lid bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld ter zake van de inrichting en de werking van het register, zullen in elk geval betrekking hebben op de volgende aspecten:

– de vermelding in het register van het tijdstip dat een melding voor het eerst daarin is opgenomen;

– de bevoegdheid van de AFM om een percentage aandelen of stemmen, bedoeld in artikel 7, dat voorkomt in de bandbreedte 0 tot 5 procent uit het register te verwijderen; immers in het kader van artikel 7 van dit wetsvoorstel is slechts een substantiële deelneming relevant;

– het rekenprogramma dat door de AFM zal worden gebruikt om de percentages zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen te berekenen op basis van de op grond van deze wet aan haar gemelde teller- en noemergegevens;

– het gebruik van ICT-technieken, met als uitgangspunt dat de door de AFM en de meldingsplichtigen op grond van deze wet te gebruiken software zoveel mogelijk compatibel is;

– de mogelijkheid om verschillende soorten selecties te verkrijgen uit de in het register opgenomen en verwerkte gegevens, zoals onder andere de zeggenschap en kapitaalverhoudingen in elke vennootschap, een historisch verloop van deze verhoudingen gedurende bepaalde periodes (bijvoorbeeld een jaar of enkele jaren) alle in een bepaalde periode gedane meldingen (bijvoorbeeld een dag of een maand), enzovoorts;

– de beschikbaarheid van zogenaamde alerteringsfuncties, door middel waarvan een ieder die daarom heeft verzocht per e-mail een bericht ontvangt wanneer in het register een mutatie in het belang van een houder van een substantiële deelneming of in de noemergegevens van een vennootschap is verwerkt. Met nadruk wordt erop gewezen dat deze vorm van dienstverlening door de AFM dient te worden beschouwd als een inspanningsverbintenis van de zijde van de AFM en niet als een resultaatverbintenis. Dit betekent onder andere dat, indien in een bepaalde situatie geen alertering heeft plaatsgehad (bijvoorbeeld als gevolg van een technische storing) ondanks dat enig persoon daarom had verzocht, deze persoon zich niet op deze omstandigheid kan beroepen wanneer hij vervolgens een onjuiste melding heeft gedaan of ten onrechte geen melding heeft gedaan. Op deze meldingsplichtige zijn dan onverkort de bepalingen van deze wet van toepassing die gelden voor een ieder die een onjuiste of ten onrechte geen melding heeft gedaan. Dit neemt overigens niet weg dat verwacht wordt dat de genoemde alerteringsfuncties in de praktijk normaliter goed zullen functioneren.

Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat de AFM de in het register opgenomen gegevens voor een ieder kosteloos ter inzage zal houden. Dit betekent dat zij geen kosten in rekening zal brengen aan personen die haar website willen raadplegen teneinde het Wmz-register in te zien. Dit neemt vanzelfsprekend niet weg dat een ieder zelf dient zorg te dragen voor de kosten van de hardware en software waarover hij of zij dient te beschikken teneinde in staat te zijn de website van de AFM te raadplegen.

Met artikel 16, tweede lid, wordt voorzien in de mededelingsverplichting op grond van artikel 91 van de richtlijn melding zeggenschap.

Het derde lid regelt in de eerste volzin dat een vennootschap waarop een melding betrekking heeft en de meldingsplichtige door de AFM onverwijld over deze melding worden geïnformeerd door middel van een mededeling, waarbij overigens geen informatie over de inhoud van de melding wordt gegeven. De vennootschap wordt daardoor niet geacht over voorwetenschap in de zin van de Wte 1995 te beschikken.

De mededeling door de AFM kan voor de meldingsplichtige in beginsel gelden als bewijs dat hij aan zijn meldingsplicht heeft voldaan (tweede volzin). Dit laat onverlet dat de AFM de verwerking van de in de melding opgenomen gegevens kan opschorten met het doel nader inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen (zie artikel 16, vierde lid jo art. 18, zesde lid).

Het vierde lid bepaalt in de eerste volzin dat de AFM in beginsel binnen een werkdag nadat zij een melding heeft ontvangen, de daarin vermelde gegevens in het register verwerkt. In de tweede volzin wordt bepaald dat de AFM binnen dezelfde termijn aan de betrokken vennootschap mededeling doet van de inhoud van deze melding. Indien de AFM echter inlichtingen omtrent de melding wenst in te winnen of te doen inwinnen, worden de gegevens pas in het register verwerkt (binnen een werkdag) nadat het inwinnen of doen inwinnen van de inlichtingen is beëindigd (vijfde lid). Binnen dezelfde termijn doet de AFM mededeling van de melding aan de meldingsplichtige, en doet zij een mededeling van de relevante gegevens van de melding die openbaar zijn gemaakt aan de betrokken vennootschap toekomen. Deze mededeling door de AFM kan voor de meldingsplichtige in beginsel gelden als bewijs dat hij aan zijn meldingsplicht heeft voldaan (laatste volzin).

Uit een oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een particuliere meldingsplichtige zal er in het Besluit voor worden gekozen om adres- en woonplaatsgegevens van particulieren niet op te nemen in het register. In verband met deze uitzondering kan overigens worden verwezen naar de parlementaire behandeling van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen (Staatsblad 2002, 225) waarbij een soortgelijke afweging werd gemaakt tussen enerzijds het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de particuliere meldingsplichtige en anderzijds het eventuele belang van het wel openbaar maken van adres- en woonplaatsgegevens van particulieren voor de transparantie van de kapitaalmarkten (zie ook Kamerstukken II 2000/01, 27 900, nr. 5).

Het binnen een werkdag na de ontvangst van een melding opnemen in het register van deze melding door de AFM brengt met zich dat de in de Wmz 1996 opgenomen ontheffingsmogelijkheden voor de openbaarmaking van een melding komen te vervallen. Op grond van artikel 7, derde lid, Wmz 1996, kan thans op verzoek van een vennootschap openbaarmaking achterwege worden gelaten indien openbaarmaking in strijd zou zijn met het algemeen belang of de betrokken vennootschap ernstige schade zou kunnen berokkenen, en het achterwege blijven van openbaarmaking niet zou kunnen leiden tot misleiding van het publiek. De betrokken vennootschap heeft dan op grond van artikel 7, vierde lid, Wmz 1996 gedurende drie dagen na ontvangst van een dergelijke mededeling van de AFM de gelegenheid om een verzoek tot ontheffing van openbaarmaking te doen. Tijdens deze drie dagen zal openbaarmaking niet plaatshebben. Indien de betrokken vennootschap vervolgens inderdaad een ontheffingsverzoek indient, dient de openbaarmaking verder te worden opgeschort totdat over dit verzoek is beslist door de AFM. In geval van een afwijzing van dit verzoek mag de openbaarmaking pas vijf dagen daarna worden gerealiseerd.

Indien de in de Wmz 1996 opgenomen ontheffingsbepalingen zouden worden gehandhaafd, zou schade worden toegebracht aan het beoogde up-to-date karakter van het register en daarmee aan de transparantie in de zeggenschap en kapitaalbelangen in vennootschappen. Met het oog hierop wordt voorgesteld om de genoemde ontheffingsgronden te laten vervallen. Dit maakt het mogelijk dat de openbaarmaking van een melding in de vorm van opneming in het register reeds binnen een werkdag kan plaatshebben. Gezien de omstandigheid dat gedurende de afgelopen jaren vrijwel geen verzoeken tot ontheffing zijn gedaan, alsmede het feit dat in de schaarse gevallen waarin wel een verzoek werd gedaan dit verzoek slechts in een enkel geval werd toegewezen, lijken de implicaties van afschaffing van de ontheffingsgronden voor de praktijk zeer beperkt.

Overigens is van belang, dat dankzij de in dit artikel geregelde snelle openbaarmaking van een melding, een samenloop kan worden gerealiseerd met het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam. Hierbij zal de AFM een ontvangen teller-melding onverwijld doorleiden naar Euronext Amsterdam. Hierdoor wordt geacht te zijn voldaan aan de meldingsplicht waaraan de vennootschap waarop deze melding betrekking heeft moet voldoen in het kader van haar doorlopende verplichtingen uit het genoemde Fondsenreglement (artikel 28 h). Deze vennootschap hoeft daardoor niet zelf ook nog een melding (eventueel in de vorm van een persbericht) te doen van het feit dat een melding inzake een belang in haar heeft plaatsgehad, zoals thans nog wel het geval is. Met het oog hierop zullen afspraken worden gemaakt tussen de AFM en Euronext Amsterdam over de wijze waarop en de termijn waarbinnen in het register op te nemen meldingen zullen worden doorgeleid naar Euronext Amsterdam. Ten slotte zal Euronext Amsterdam de vennootschappen die zijn genoteerd aan de door haar gehouden effectenbeurs informeren over de genoemde samenloop.

Artikel 17

Naar aanleiding van dit artikel kan de AFM besluiten om haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 18 aan te wenden.

Artikel 18

Met het oog op een adequate uitoefening van de taken die de AFM op grond van deze wet heeft, dient zij te beschikken over passende bevoegdheden. In verband hiermee is in artikel 18 een aantal bevoegdheden voor de AFM neergelegd.

De bevoegdheid in het eerste lid komt overeen met artikel 8, vierde lid, van de Wmz 1996.

Het tweede lid, onderdeel a, regelt dat de AFM, indien zij eraan twijfelt of een ontvangen melding juist is (waaronder ook «volledig» wordt verstaan), de bevoegdheid heeft om met het oog op het bevorderen van de juistheid van het register bij de betreffende meldingsplichtige inlichtingen in te winnen.

Er zijn echter situaties denkbaar waarin de bevoegdheid om bij de meldingsplichtige inlichtingen in te winnen, de AFM niet voldoende in staat stelt om de juistheid van het register op adequate wijze te bevorderen. Van een dergelijke situatie kan sprake zijn indien zij redenen heeft om aan te nemen dat, ook nadat zij heeft geprobeerd inlichtingen in te winnen of daadwerkelijk heeft ingewonnen, nog steeds sprake is van een melding die onjuist is gedaan. Eveneens kan worden gedacht aan de situatie dat de AFM redenen heeft om te veronderstellen dat een verplichte melding mogelijk ten onrechte niet is gedaan. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de volgende situaties:

– De AFM ontvangt een melding waarin een substantiële deelneming wordt afgemeld. Er wordt geen melding ontvangen van de koper(s) van (een deel van) deze deelneming, hoewel het goed mogelijk is dat de koper(s) ook meldingsplichtig is respectievelijk zijn ter zake van het verkrijgen van deze deelneming.

– De AFM ziet in de Prijscourant van Euronext Amsterdam dat een deel van het kapitaal van een vennootschap is verhandeld, en de betreffende transacties geven aanleiding om te veronderstellen dat dit heeft geleid tot de beschikking verkrijgen of verliezen van een substantiële deelneming. Zij ontvangt echter geen melding naar aanleiding van deze transactie(s).

– In een persbericht wordt vermeld dat een vennootschap (onderhands) aandelen heeft geplaatst bij een (niet genoemde) belegger, zodanig dat deze belegger een substantiële deelneming heeft verworven in deze vennootschap. Deze belegger doet echter geen melding van deze verkrijging.

– In het kader van een openbaar bod doet de overnemende partij op de datum van gestanddoening van het bod een melding van het percentage van het belang dat bij hem is aangemeld. Er is aanleiding om aan te nemen dat zich onder de aandeelhouders die hun belang hebben aangemeld bij deze overnemende partij ook (een) houder(s) van een substantiële deelneming bevindt onderscheidenlijk bevinden, maar de AFM ontvangt geen enkele melding ter zake van het verliezen van de beschikking over een substantiële deelneming.

Om ook in dergelijke situaties haar taak adequaat te kunnen vervullen, zal de AFM ook over de bevoegdheid dienen te beschikken om, wanneer zij dit nodig acht, inlichtingen in te winnen bij andere personen dan de (veronderstelde) meldingsplichtige.

Met het oog hierop bepaalt het tweede lid, onderdeel b, dat de AFM, teneinde de juistheid van het register te bevorderen, inlichtingen zal kunnen inwinnen bij personen en instellingen die op grond van andere regelgeving reeds zijn onderworpen aan een vorm van financieel toezicht, namelijk bij effecteninstellingen, effectenbewaarbedrijven en houders van een effectenbeurs zoals bedoeld in de Wte 1995 (met dien verstande dat het dan altijd zal moeten gaan om inlichtingen die noodzakelijk zijn op basis van de desbetreffende financiële toezichtswetten). In dit verband wordt opgemerkt dat effectenbewaarbedrijven niet op directe wijze zijn gedefinieerd in de Wte 1995 maar op indirecte wijze, te weten in artikel 16 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 2002.

De AFM zal de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde bevoegdheden alleen kunnen gebruiken ter bevordering van de juistheid van het register. Dit betekent onder meer dat zij zich niet willekeurig tot alle in deze bepaling genoemde instellingen zal mogen wenden, maar dat zij slechts doelgericht een of meer van deze instellingen om inlichtingen zal kunnen vragen indien verwacht mag worden dat dit haar verder helpt in een situatie waarin zij twijfels heeft of een bepaalde melding wel juist is gedaan dan wel terecht achterwege is gebleven. In verband hiermee hierop zal zij (i) effecteninstellingen met name om inlichtingen kunnen vragen over de persoon voor wie deze heeft gehandeld, (ii) effectenbewaarbedrijven met name kunnen vragen om inlichtingen over de persoon voor wie de bewaarfunctie wordt vervuld, en (iii) houders van een effectenbeurs kunnen vragen om informatie uit het handelssysteem. Mede gezien de omstandigheid dat deze personen en instellingen op grond van andere financiële wetten reeds aan een vorm van financieel toezicht zijn onderworpen, zal de AFM deze personen en instellingen niet alleen om inlichtingen kunnen vragen, maar ook de bevoegdheid hebben om bij hen een onderzoek ter plekke in te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheden aan de AFM brengt met zich dat een aantal bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afdeling 5.2 (het toezicht op naleving), van overeenkomstige toepassing moeten worden verklaard, waaronder onder meer artikel 5:15 Awb (de bepaling die betrekking heeft op een onderzoek ter plekke). De bepalingen van de Awb bieden overigens de mogelijkheid om een passend kader voor deze bevoegdheden te formuleren, zoals onder andere de toepassing van het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat de aan te wenden bevoegdheden in verhouding moeten staan tot de te vervullen taak (artikel 5:13 Awb). Dit wordt geregeld in het vijfde lid, dat overigens eveneens van toepassing is op de bevoegdheden die worden genoemd in het tweede lid, onderdelen a en c, alsmede het derde lid (zie ook de toelichting bij het derde lid van dit artikel). In dit verband kan erop worden gewezen dat bij de in de betreffende bepalingen genoemde personen, respectievelijk de meldingsplichtige of een persoon van wie vermoed wordt dat deze ten onrechte geen melding heeft gedaan, inzage kan worden gevorderd van zakelijke gegevens en bescheiden.

Overigens kunnen zich situaties voordoen waarin een adequate uitoefening van de taak door de AFM vergt dat ook inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij anderen dan de meldingsplichtige (onderdeel a) en de genoemde personen en instellingen die reeds zijn onderworpen aan een vorm van financieel toezicht (onderdeel b). Daarom voorziet het tweede lid, onderdelen c en d, in de bevoegdheid voor de AFM om ook inlichtingen in te winnen en inzage te vorderen in de zakelijke gegevens en bescheiden van een vennootschap die aandelen heeft uitgegeven respectievelijk een houder van een substantiële deelneming. Hierbij is het de bedoeling dat de AFM zich tot een vennootschap die aandelen heeft uitgegeven uitsluitend zal kunnen wenden met de vraag bij welke persoon dan wel personen zij haar aandelen heeft geplaatst, en zal zij zich tot de houder van een substantiële deelneming uitsluitend kunnen richten met betrekking tot de vraag van welke verkoper hij aandelen of stemmen heeft verkregen of de vraag van welke emitterende vennootschap hij aandelen heeft opgenomen.

De AFM roept de in het derde lid genoemde bevoegdheid om inlichtingen in te winnen bij een persoon van wie wordt vermoed dat deze ten onrechte geen melding heeft gedaan pas in nadat zij gebruik heeft gemaakt van de in het tweede lid genoemde bevoegdheden. Tevens moet de uitoefening van de genoemde bevoegdheden hebben geleid tot een redelijk vermoeden dat ten onrechte een melding achterwege is gebleven.

Het zesde lid regelt dat de AFM de verwerking van een melding in het register kan opschorten gedurende de periode waarin inlichtingen worden ingewonnen zoals bedoeld in het tweede en derde lid. Deze opschorting heeft tot doel te voorkomen dat het register wordt vervuild met onjuiste meldingen. Dit zou namelijk schade kunnen toebrengen aan de betrokken vennootschappen of meldingsplichtigen en tot misleiding van het beleggend publiek kunnen leiden (en daarmee de beoogde transparantie verminderen). Voorwaarde voor een opschorting van de verwerking van een melding in het register is dat de AFM wel de betrokken vennootschap en de betrokken meldingsplichtige van de opschorting op de hoogte stelt. In het wetsvoorstel is niet gekozen voor een voorwaardelijke verwerking, die tot doel zou hebben ten minste algemeen kenbaar te maken dat ter zake van de betrokken vennootschap een melding is gedaan die voorwerp is van onderzoek. Reden hiervan is de noodzaak om marktmanipulatie en ongewenste speculatieve transacties in de aandelen van de betrokken partijen te voorkomen, en aldus een goede werking van de financiële markten te bevorderen. In dit verband zou marktmanipulatie zich bijvoorbeeld kunnen voordoen in de situatie waarin een persoon opzettelijk een onjuiste melding doet in de wetenschap dat de AFM deze (toch) voorwaardelijk openbaar moet maken, en aldus probeert de andere partijen die actief zijn op de financiële markten te misleiden en eventueel te bewegen tot transacties die zij zonder deze voorwaardelijke openbaarmaking niet zouden hebben verricht.

Het zevende lid regelt de verstrekking door een meldingsplichtige van nadere gegevens die ten grondslag liggen aan een melding. Deze verplichting impliceert onder meer dat een meldingsplichtige zoveel mogelijk dient mee te werken aan de in artikel 16, vierde lid, bedoelde openbaarmaking binnen een werkdag van een melding, bijvoorbeeld door te zorgen voor een goede bereikbaarheid.

De in het achtste lid opgenomen bevoegdheid voor de AFM dient om haar in staat te stellen de juistheid van het register te bevorderen.

Artikel 19

Dit artikel regelt de geheimhouding van gegevens en inlichtingen die in het kader van de toepassing van deze wet zijn verkregen. Een dergelijk artikel was niet opgenomen in de Wmz 1996, maar is wel wenselijk in het kader van deze wet, onder andere omdat in deze wet ruimere bevoegdheden om gegevens en inlichtingen in te winnen zijn opgenomen dan in de Wmz 1996. De in dit artikel gebruikte terminologie sluit overigens aan bij de terminologie die is gebruikt in de geheimhoudingsbepalingen in andere financiële wetten.

Artikel 20

Dit artikel regelt de mogelijkheden voor de verstrekking van gegevens en inlichtingen die zijn verkregen door toepassing van deze wet aan Nederlandse of buitenlandse instanties die zijn belast met het toezicht op de financiële markten of op personen die actief zijn op die markten.

Artikel 21

Dit artikel regelt, ter uitvoering van verdragen inzake inlichtingenuitwisseling of besluiten van volkerenrechtelijke organisaties, de mogelijkheden om inlichtingen te vragen of een onderzoek in te stellen bij een ieder die onder deze wet valt.

Artikel 22

Dit artikel regelt de deelname van een buitenlandse functionaris als bedoeld in artikel 21 van dit wetsvoorstel in het kader van een eventueel verzoek tot verstrekking van gegevens of inlichtingen.

Artikel 23

Dit artikel voorziet in een grondslag voor de Minister van Financiën om de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van het wetsvoorstel te kunnen doorberekenen. In tegenstelling tot het in de Wmz 1996 opgenomen artikel met betrekking tot het verhalen van kosten (artikel 12), dat de Minister bevoegd verklaart om dergelijke kosten te verhalen op zowel vennootschappen in de zin van de Wmz 1996 als degenen op wie een meldingsplicht rust, wordt in artikel 23 van dit wetsvoorstel bepaald dat de kosten in verband met de uitvoering van deze wet slechts kunnen worden doorberekend aan vennootschappen in de zin van deze wet.

Artikel 24

Indien van de mogelijkheid tot delegatie gebruik wordt gemaakt, gelden de in deze wet jegens de Minister van Financiën genoemde verplichtingen, als verplichtingen jegens de rechtspersoon of rechtspersonen waaraan taken of bevoegdheden zijn gedelegeerd. In het bijzonder kan in dit verband worden gewezen op de in deze wet opgenomen meldingsplichten jegens de Minister van Financiën. Zoals ook reeds eerder in deze toelichting is gesteld, bestaat het voornemen om op grond van artikel 24 taken en bevoegdheden te delegeren aan de AFM.

Artikel 25

Artikel 25 komt overeen met artikel 9 van de Wmz 1996, met dien verstande dat het wetsvoorstel ook betrekking heeft op buitenlandse rechtspersonen indien deze vennootschap zijn in de zin van het wetsvoorstel. In het geval van buitenlandse rechtspersonen is de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd.

Een regeling van civiele sancties is indertijd in de Wmz 1996 opgenomen, omdat tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel voor een Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen (zie Kamerstukken II 1990/91, 21 492, nr. 13) werd betwijfeld of van strafsancties wel voldoende preventieve werking zou uitgaan, ook en vooral ten opzichte van buitenlandse meldingsplichtigen. Naast deze veronderstelde (grotere) preventieve werking, wordt van belang geacht dat degenen die het meest rechtstreeks in hun belang werden getroffen, zelf in rechte zouden kunnen optreden, zonder afhankelijk te zijn van het Openbaar Ministerie. Ten slotte werd belangrijk geacht dat de regeling van civiele sancties de mogelijkheid biedt om zeer snel nadat een overtreding van de meldingsplicht is geconstateerd, adequaat te kunnen reageren.

Artikel 26

Op grond van dit artikel kan een belanghebbende tegen een op grond van deze wet genomen besluit beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam.

Artikel 27 tot en met artikel 38

Deze artikelen, die overeenkomen met de artikelen 13a tot en met artikel 13k in de Wmz 1996, bevatten de regels die gelden met betrekking tot het opleggen van dwangsommen en bestuurlijke boeten. Deze bepalingen waren in de Wmz 1996 opgenomen in het kader van een wet die de invoering van de dwangsom en de bestuurlijke boete regelde in acht financiële wetten (Kamerstukken II 1997/98, 25 821).

Een last onder dwangsom kan worden opgelegd ter zake van overtreding van «doorlopende delicten», die op het moment van constatering nog plaatsvinden (artikel 27). Het gaat daarbij om het gedurende een bepaalde tijd niet verlenen van medewerking bij een controle door de toezichthouder (artikel 18, vijfde lid) of het gedurende een bepaalde tijd niet voldoen aan een verzoek om gegevens te overleggen (artikel 18, eerste, vierde en zevende lid).

De bestuurlijke boete (artikel 28) kan worden opgelegd ter zake van overtredingen met een niet-doorlopend karakter. Hierbij kan worden gedacht aan overtreding van de verplichting om bepaalde feiten op een wettelijk vastgesteld tijdstip te melden (zie met name de verplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 2, 3, 4, derde lid, 5, 6, 7, tweede tot en met vijfde lid, 8, 9, 10, 11, 14, tweede en derde lid, 15, 17, 51 en 52).

Op grond van artikel 24 van het wetsvoorstel worden de in de artikelen 27 tot en met 38 genoemde taken en bevoegdheden van de Minister van Financiën overgedragen aan de AFM, met uitzondering van de in artikel 27, derde lid en artikel 28, derde lid, genoemde bevoegdheden tot het stellen van regels ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden tot het opleggen van een last onder dwangsom respectievelijk een bestuurlijke boete.

Artikel 39 tot en met artikel 46

Deze artikelen, die in het kader van het Wetsvoorstel actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten (Kamerstukken II 2001/02, 28 373) eveneens zullen worden opgenomen in de Wte 1995, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, regelen de mogelijkheid tot openbaarmaking van overtredingen. Hierbij krijgt de AFM de bevoegdheid om, wanneer een meldingsplichtige een onjuiste melding dan wel ten onrechte geen melding heeft gedaan, dit feit openbaar te maken. Deze bevoegdheid kan voor de AFM nuttig instrument vormen om de naleving van de in dit wetsvoorstel voorgeschreven meldingsplichten te bevorderen. Immers, openbaarmaking zal schade toebrengen aan de goede naam op de financiële markten van personen die een onjuiste of ten onrechte geen melding doen, terwijl een goede naam voor personen die werkzaam zijn op de financiële markten juist van het grootste belang is. Mede met het oog op het «sanctionerende» karakter van deze bevoegdheid, zijn aan deze bevoegdheid enkele bepalingen toegevoegd (met name de artikelen 40 e.v. in het wetsvoorstel) die bescherming bieden aan de persoon wiens handelen of nalaten openbaar wordt gemaakt.

In artikel 45, tweede lid, wordt met «bekendmaking van de beschikking» gedoeld op de mededeling van de AFM aan de meldingsplichtige dat op grond van artikel 39 een feit ter openbare kennis zal worden gebracht.Dit is een bekendmaking in de zin van artikel 3:41 van de Awb.

Artikelen 47 en 48

Deze artikelen regelen dat in enkele andere wetten, te weten de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (bijlage) respectievelijk de Wet op de economische delicten, de huidige verwijzingen naar de Wmz 1996 worden vervangen door verwijzingen naar de thans voorgestelde Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen.

Artikelen 49 en 50

In deze artikelen worden wijzigingen van de Handelsregisterwet 1996 en Boek 2 BW voorgesteld, zodanig dat een op grond van artikel 2 van dit wetsvoorstel verplichte melding inzake een kapitaalwijziging tevens kan kwalificeren als de melding die op grond van artikel 2:96 BW en artikel 9 Handelsregisterwet 1996 ter zake van een kapitaalswijziging moet worden gedaan. Hierdoor kan een vennootschap met betrekking tot een kapitaalswijziging volstaan met slechts één melding, te weten de Wmz-melding, hetgeen een beperking van administratieve lasten betekent. Teneinde te bewerkstelligen dat het handelsregister toch actueel blijft, zal de AFM dagelijks de door haar ontvangen Wmz-meldingen doen toekomen aan de Vereniging van Kamers van Koophandel. Deze leiden deze meldingen vervolgens door naar de afzonderlijke Kamers van Koophandel, die de meldingen daarna onmiddellijk kunnen verwerken in het handelsregister.

Ter uitvoering van artikel 3 van de Tweede Richtlijn nr. 77/91/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PbEG L 26) is in artikel 2:96, derde lid, BW, bepaald dat een besluit van de ava tot uitgifte of aanwijzing van aandelen moet worden gedeponeerd bij het handelsregister. Op grond van dezelfde bepaling is in artikel 2:96, vierde lid, BW, bepaald dat ook elke uitgifte van aandelen moet worden ingeschreven in het handelsregister, met vermelding van het aantal en de soort van de aandelen. Thans geldt dat het depot van het besluit respectievelijk de opgave van de uitgifte moet plaatsvinden binnen acht dagen na het plaatsvinden van de rechtshandeling. Deze termijn sluit aan bij de termijn van artikel 9, tweede lid, Handelsregisterwet 1996, op grond waarvan een opgave bij het handelsregister in beginsel uiterlijk een week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan een verplichting tot opgave ontstaat, moet plaatsvinden. De Tweede Richtlijn houdt overigens geen bepaalde termijn voor de opgave in, die door de lidstaten in acht moet worden genomen.

In de praktijk blijkt het Nederlandse handelsregister voor wat betreft de omvang van het geplaatste kapitaal regelmatig niet op orde. Vennootschappen verzuimen om tijdig opgave van een uitgifte te doen. Daarbij dient te worden bedacht dat bijvoorbeeld door het gebruik van optieregelingen opties in aandelen worden omgezet, soms meerdere keren in een maand. Van de zijde van de vennootschappen wordt wel aangevoerd dat een opgave binnen acht dagen voor hen vaak niet haalbaar is.

Indien het handelsregister onjuiste gegevens ten aanzien van het geplaatste kapitaal bevat, is het voor belanghebbenden en de AFM niet goed mogelijk te bepalen wanneer een bandbreedte in de zin van de Wmz wordt overschreden of onderschreden. Teneinde vennootschappen in de gelegenheid te stellen te voldoen aan hun verplichting tot opgave, wordt de desbetreffende termijn verlengd tot een kalenderkwartaal en acht dagen. De opgave dient na afloop van dat kalenderkwartaal binnen acht dagen te geschieden. Totdat de opgave bij het handelsregister alsmede bekendmaking in de Staatscourant heeft plaatsgevonden, kan de vennootschap tegenover derden die daarvan onkundig waren echter geen beroep doen op het plaatsvinden van de uitgifte (artikel 18, Handelsregisterwet 1996). De AFM zal toezicht houden op de naleving van de verplichting voor vennootschappen tot tijdige opgave.van hun kapitaalswijzigingen aan de AFM. In de Handelsregisterwet 1996 wordt voorts opgenomen dat de melding van de uitgifte bij de AFM tevens kwalificeert als melding bij het handelsregister.

Er is geen aanleiding de termijn van artikel 2:96, derde lid, BW, te verlengen. Het besluit van de ava op grond waarvan aandelen kunnen worden uitgegeven, dient ook in de toekomst binnen acht dagen na deze vergadering te worde gedeponeerd bij het handelsregister. Er is geen belemmering aanwezig om binnen die termijn aan de voornoemde verplichting te voldoen. Aandeelhoudersvergaderingen worden gemiddeld slechts eenmaal per jaar gehouden. Het depot van het aandeelhoudersbesluit kan ook van belang zijn voor derden, zoals een optiehouder.

Voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ontbreekt een met artikel 96, derde en vierde lid van het BW, vergelijkbare regeling, zodat in dat verband geen wetswijziging noodzakelijk is.

Artikel 51

Met dit artikel wordt beoogd dat het door middel van dit wetsvoorstel tot stand te brengen register bij aanvang zo veel mogelijk volledig en actueel is. Een melding ter zake van de in dit artikel bedoelde noemer is nodig, omdat de aldus te melden gegevens thans nog niet beschikbaar zijn bij de AFM. Er is hiervoor immers geen meldingsplicht opgenomen in de Wmz 1996. In beginsel dient de bedoelde melding binnen vier weken te geschieden. Indien de noemer echter binnen deze termijn van vier weken wijzigt en een melding op grond van artikel 2, eerste lid, of artikel 3, eerste lid, in verband hiermee verplicht is, dient de betrokken vennootschap op dat moment ook de bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel aanwezige noemer te melden, voor zover deze vennootschap dit niet reeds had gedaan.

Artikel 52

Ook dit artikel beoogt, evenals artikel 51, dat het door middel van dit wetsvoorstel tot stand te brengen register bij aanvang zo veel mogelijk volledig en actueel is. In beginsel dient de bedoelde melding binnen vier weken te geschieden. Indien de teller echter binnen deze termijn van vier weken wijzigt en in verband daarmee een onverwijlde melding verplicht is (bijvoorbeeld in geval van een overschrijding van een meldingsplichtige bandbreedte, zie artikel 7), dient de meldingsplichtige op dat moment ook de bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel aanwezige teller te melden, voorzover de meldingsplichtige dit niet reeds had gedaan.

Artikel 53

Dit artikel bepaalt dat, wanneer voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel reeds een beroep was ingesteld tegen een op grond van de Wmz 1996 genomen besluit, op dit beroep wordt beslist met toepassing van de relevante bepalingen uit de Wmz 1996. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat, wanneer na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel bezwaar wordt gemaakt tegen een op grond van de Wmz 1996 genomen besluit, op dit bezwaar wordt beslist met toepassing van de relevante bepalingen uit dit wetsvoorstel.

Artikel 57

Dit artikel bepaalt dat bedragen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds waren opgelegd op grond van de in de Wmz 1996 opgenomen bepaling inzake het verhalen van kosten (artikel 12 Wmz 1996) onverkort verschuldigd blijven.

Artikel 54

Dit artikel bepaalt dat, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, de gegevens die zijn opgenomen in het register in verband met artikel 2a, Wmz 1996, worden opgenomen in het in dit wetsvoorstel voorziene Wmz-register. Hierdoor zal er sprake zijn van een algeheel register waarin zowel alle meldingen door bestuurders en commissarissen als alle overige op grond van dit wetsvoorstel verplichte meldingen zijn opgenomen.

Artikelen 55, 56 en 57

Deze artikelen regelen dat deze wet (aan te halen als Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in ter beurze genoteerde vennootschappen) in werking zal treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, en dat op dat moment de Wmz 1996 zal worden ingetrokken.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

A. Transponeringstabel: richtlijn nr. 88/627/EEG R richtlijn nr. 2001/34/EG

Richtlijn 88/627/EEG Richtlijn 2001/34/EG
Artikel 1, eerste, tweede en derde lidArtikel 85
Artikel 1, vierde lid Niet overgenomen, betreft wijziging van richtlijn 79/279/EEG
Artikel 2 Artikel 86
Artikel 3 Artikel 88
Artikel 4 Artikel 89
Artikel 5Artikel 90
Artikel 6 Artikel 93
Artikel 7 Artikel 92
Artikel 8 Artikel 87
Artikel 9 Artikel 94
Artikel 10, eerste lid Artikel 91
Artikel 10, tweede lid, eerste volzin Artikel 102, eerste volzin
Artikel 10, tweede lid, tweede volzin Artikel 103
Artikel 11 Artikel 95
Artikel 12, eerste en tweede lid Artikel 105, eerste en tweede lid (bevoegde autoriteiten en samenwerking tussen lidstaten)
Artikel 12, derde lid Artikel 106 (bevoegde autoriteiten en samenwerking tussen lidstaten)
Artikel 13 Artikel 96
Artikel 14 Artikel 107 (bevoegde autoriteiten en samenwerking tussen lidstaten)
Artikel 15 Artikel 97
Artikel 16Artikel 108 (contactcomité)
Artikel 17 Niet overgenomen (betreft maatregelen lidstaten ter implementatie richtlijn)
Artikel 18 Niet overgenomen (richtlijn gericht tot lidstaten)

B. Transponeringstabel: Wmz 96 R wetsvoorstel

WMZ 96 WetsvoorstelWijzigingen
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a Artikel 1, eerste lid, onderdeel a Definitie is verruimd
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b Artikel 1, eerste lid, onderdeel b 
Artikel 1, eerste lid, onderdeel c Artikel 7, eerste lidBandbreedtes worden bij amvb vastgesteld
Artikel 1, eerste lid, onderdeel d Artikel 1, eerste lid, onderdeel g  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel e Artikel 1, eerste lid, onderdeel h 
Artikel 1, tweede lid Artikel 1, tweede lid  
Artikel 1, derde lid Artikel 1, onderdeel d  
 Artikel 1, onderdeel eDefinitie aandelen is verruimd
Artikel 1, vierde lid–––-  
Artikel 2, eerste lid Artikel 7, tweede lid 
Artikel 2, tweede lid Artikel 7, derde lid  
Artikel 2a, eerste lid Artikel 15, eerste lid  
Artikel 2a, tweede lid Artikel 15, tweede lid  
Artikel 2a, derde lidArtikel 15, derde lid  
Artikel 2a, vierde lid Artikel 15, vierde lid  
Artikel 2a, vijfde lid Artikel 15, vijfde lid  
Artikel 2a, zesde lid Artikel 15, zesde lid 
Artikel 2a, zevende lid Artikel 15, zevende lid 
Artikel 3, eerste lid Artikel 10, eerste lid  
Artikel 3, tweede lid Artikel 10, eerste lid  
 Artikel 1, onderdeel f  
Artikel 4, eerste lid, eerste volzin Artikel 12, eerste lid  
Artikel 4, eerste lid, tweede volzin Artikel 12, tweede lid  
Artikel 4, tweede lid Artikel 12, derde lid, eerste volzin  
Artikel 4, derde lid Artikel 12, vierde en vijfde lid  
Artikel 4, vierde lid Artikel 12, zevende lid 
Artikel 5, eerste lid Artikel 13, eerste lid 
Artikel 5, tweede lid Artikel 13, tweede lid 
Artikel 5, derde lid Artikel 13, derde lid  
Artikel 6, eerste lid Artikel 11 Bij amvb worden regels gesteld over de te verstrekken gegevens en de wijze van melden
Artikel 6, tweede lid Artikel 12, derde lid, tweede volzin  
Artikel 6aArtikel 15, achtste lid  
Artikel 6b Artikel 15, achtste lid  
Artikel 7, eerste lid Artikel 16, derde lid 
Artikel 7, tweede lid Artikel 16, eerste, tweede en vierde lid Openbaarmaking via register en niet meer via landelijke dagbladen
Artikel 7, derde lid ––  
Artikel 7, vierde lid ––  
Artikel 7a Artikel 16, eerste, tweede en vierde lid  
 Artikel 55  
Artikel 8, eerste lid, eerste volzin Artikel 18, tweede, derde, vierde en vijfde lid Op grond van het wetsvoorstel kan het onderzoek ook worden gedaan indien ten onrechte geen melding heeft plaatsgevonden. De onderzoeksbevoegdheden van de AFM zijn verruimd tot inlichtingenbevoegdheden.
Artikel 8, eerste lid, tweede volzinArtikel 17  
Artikel 8, tweede lid Artikel 18, zesde lid 
Artikel 8, derde lid Artikel 18, zevende lid 
Artikel 8, vierde lid Artikel 18, eerste lid 
Artikel 8, vijfde lid Artikel 18, achtste lid 
Artikel 9 Artikel 25  
Artikel 10 Artikel 20De bepaling over informatie-uitwisseling met derde landen is identiek aan die in de andere toezichtwetten
Artikel 11, eerste lidArtikel 24, eerste lid  
Artikel 11, tweede lid Artikel 24, tweede lid  
Artikel 11 derde lid Artikel 24, derde lid 
Artikel 11, vierde lid Artikel 24, vijfde lid 
Artikel 12 Artikel 23  
Artikel 13 Artikel 26 
Artikel 13a t/m 13l Artikelen 27 t/m 38  
Artikel 14 –– (overgangsbepaling)  
Artikel 15 –– (wijziging andere wetten)  
Artikel 16 –– (intrekking Wmz) 
Artikel 17 –– (inwerkingtre- dingsbepaling) 
Artikel 18 –– (citeertitel)  

C. Transponeringstabel: Wetsvoorstel R Wmz '96

Wetsvoorstel Wmz '96Wijzigingen
   
Artikel 1, eerste lid, onderdeel aArtikel 1, eerste lid, onderdeel a  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b Artikel 1, eerste lid, onderdeel b  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel c –– Definitie kapitaal
Artikel 1, eerste lid, onderdeel d Artikel 1, derde lid  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel e Artikel 1, derde lid  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel f Artikel 3, tweede lid Definitie substantiële deelneming
Artikel 1, eerste lid, onderdeel gArtikel 1, eerste lid, onderdeel d  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel h Artikel 1, eerste lid, onderdeel e  
Artikel 1, eerste lid, onderdeel i –– Definitie meldingsplichtige
Artikel 1, tweede lid Artikel 1, tweede lid  
Artikel 2–– Nieuw hoofdstuk 2 «meldingen betreffende kapitaal en stemmen»
Artikel 3 –– Idem
Artikel 4 ––Idem
Artikel 5 –– Idem
Artikel 6 ––Idem
Artikel 7, eerste lid Artikel 1, eerste lid, onderdeel c Definitie is verruimd
Artikel 7, tweede lid Artikel 2, eerste lid  
Artikel 7, derde lid Artikel 2, tweede lid 
Artikel 7, vierde lid –– Melding «groot belang»
Artikel 7, vijfde lid –– Idem
Artikel 8 ––Melding aandeel met bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap
Artikel 9 –– Periodieke melding substantiële deelneming
Artikel 10, eerste lid Artikel 3, eerste en tweede lid 
Artikel 10, tweede lid –– Melding hangt samen met verruiming definitie «vennootschap»
Artikel 11 Artikel 6, eerste lid (m.b.t. artikelen 7, tweede en derde lid, en 10, eerste lid)Bij amvb worden regels gesteld over de te verstrekken gegevens en de wijze van melden
 – (m.b.t. artikelen 7, vierde en vijfde lid, 8, 9 en 10, tweede lid) .
Artikel 12, eerste lidArtikel 4, eerste lid, eerste volzin  
Artikel 12, tweede lid Artikel 4, eerste lid, tweede volzin 
Artikel 12, derde lid, eerste volzin Artikel 4, tweede lid 
Artikel 12, derde lid, tweede volzin Artikel 6, tweede lid 
Artikel 12, vierde lid Artikel 4, derde lid  
Artikel 12, vijfde lid Artikel 4, derde lid  
Artikel 12, zesde lid–– Meldingsplicht beheerder van een fonds voor gemene rekening in bepaalde omstandigheden
Artikel 12, zevende lidArtikel 4, vierde lid  
Artikel 13, eerste lid Artikel 5, eerste lid  
Artikel 13, tweede lid Artikel 5, tweede lid 
Artikel 13, derde lid Artikel 5, derde lid  
Artikel 14 –– Meldingsplicht gesloten BMVK
Artikel 15, eerste lidArtikel 2a, eerste lid  
Artikel 15, tweede lid Artikel 2a, tweede lid  
Artikel 15, derde lid Artikel 2a, derde lid 
Artikel 15, vierde lid Artikel 2a, vierde lid 
Artikel 15, vijfde lid Artikel 2a, vijfde lid 
Artikel 15, zesde lid Artikel 2a, zesde lid  
Artikel 15, zevende lid Artikel 2a, zevende lid  
Artikel 15, achtste lid Artikel 6a  
 Artikel 6b  
Artikel 16, eerste lidArtikel 7, tweede lidArtikel 7a Openbaarmaking via register en niet meer via landelijke dagbladen
Artikel 16, tweede lidArtikel 7, tweede lidIdem
 Artikel 7a  
Artikel 16, derde lid Artikel 7, eerste lid  
Artikel 16, vierde lidArtikel 7, tweede lidIdem
 Artikel 7a  
Artikel 17Artikel 8, eerste lid, tweede volzin  
Artikel 18, eerste lidArtikel 8, vierde lid  
Artikel 18, tweede lid Artikel 8, eerste lid, eerste volzin Op grond van het wetsvoorstel kan het onderzoek ook worden gedaan indien ten onrechte geen melding heeft plaatsgevonden. De onderzoeksbevoegdheden van de AFM zijn verruimd tot inlichtingenbevoegdheden.
Artikel 18, derde lid Artikel 8, eerste lid, eerste volzin Idem
Artikel 18, vierde lidArtikel 8, eerste lid, eerste volzin Idem
Artikel 18, vijfde lid Artikel 8, eerste lid, eerste volzin Idem
Artikel 18, zesde lid Artikel 8, tweede lid  
Artikel 18, zevende lid Artikel 8, derde lid  
Artikel 18, achtste lidArtikel 8, vijfde lid  
Artikel 19 ––Geheimhoudingsbepaling
Artikel 20 Artikel 10 De bepaling over informatie-uitwisseling met derde landen is identiek aan die in de andere toezichtwetten
Artikel 21 –– Inlichtingen vragen/onderzoek instellen ten behoeve van buitenlandse instantie
Artikel 22 –– Rol functionaris buitenlandse instantie bij onderzoek op grond van artikel 21
Artikel 23 Artikel 12  
Artikel 24, eerste lidArtikel 11, eerste lid  
Artikel 24, tweede lid Artikel 11, tweede lid  
Artikel 24, derde lid Artikel 11 derde lid 
Artikel 24, vierde lid –– Controle-strategie AFM
Artikel 24, vijfde lid Artikel 11, vierde lid  
Artikel 25 Artikel 9  
Artikel 26 Artikel 13  
Artikelen 27 t/m 38 Artikelen 13a t/m 13l  
Artikelen 39 t/m 46 (Openbaarmaking van overtredingen) ––  
Artikelen 47 t/m 50––  
(Wijzigingen andere wetten)   
Artikelen 51 t/m 58Artikel 7a (artikel 55)  
(Overgangs- en slotbepalingen)  

D. Transponeringtabel: nieuwe bepalingen wetsvoorstel R richtlijn nr. 2001/34EG

Nieuwe bepalingen wetsvoorstelRichtlijn nr. 2001/34/EG
Artikel 1, eerste lid, onderdeel cArtikel 85, eerste lid
Artikel 1, eerste lid, onderdeel iArtikel 85, eerste lid
Artikel 2 t/m 6 Artikel 88
Artikel 7, vierde lid Artikel 89, eerste lid, vierde volzin
Artikel 7, vijfde lid Artikel 89, eerste lid, eerste t/m derde volzin
Artikel 8 Artikel 88
Artikel 9 Artikel 88
Artikel 10, tweede lid (melding stemmen) Artikel 90
Artikel 10, tweede lid (melding kapitaal) Artikel 89, eerste lid, vierde volzin
Artikel 12, zesde lid Artikel 92, onderdeel a
Artikel 12, zevende lid Artikel 92, onderdeel h
Artikel 11, voor zover het betreft de meldingen op grond van de artikelen 7, vierde en vijfde lid, 8, 9 en 10, tweede lid Artikelen 88, 89, eerste lid, en 90
Artikel 14 Artikel 88
Artikel 19 Artikel 107
Artikel 21 Artikel 106
Artikel 22 Artikel 106
Artikel 24, vierde lid Artikel 96
Artikelen 39 t/m 46Artikel 97

E. Transponeringtabel: richtlijn nr. 2001/34/EG R wetsvoorstel

Richtlijn 2001/34/EGWetsvoorstel Afwijkingen
Artikel 85, eerste lidArtikel 1, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f, i  
 Artikel 1, tweede lid  
Artikel 85, tweede lid Artikel 1, onderdeel d 
Artikel 85, derde lid Artikel 14, eerste lid 
Artikel 86 Artikel 12, eerste en zevende lid  
Artikel 87 Artikel 1, eerste lid, onderdeel g«dochtermaatschappij» i.p.v. «gecontroleerde onderneming»
Artikel 88 Artikel 1, onderdeel h, Artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 Artikel 8 juncto artikel 11 Artikel 9 juncto artikel 11 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 51  
Artikel 89, eerste lid, eerste t/m derde volzin Artikel 7, eerste lid (bandbreedtes) 
 Artikel 7, derde en vijfde lid, juncto artikel 11 
 Artikel 16, derde lid en vierde lid, tweede volzin (melding aan vennootschap)  
Artikel 89, eerste lid, vierde volzin Artikel 1, onderdeel c Artikel 7, tweede en vierde lid  
 Artikel 10, tweede lid juncto artikel 11 (melding kapitaal)  
Artikel 89, tweede lid –– «voor zover nodig»
Artikel 90 Artikel 10, tweede lid, juncto artikel 11 (melding stemmen)  
 Artikel 52 
Artikel 91 Artikel 16, eerste, tweede en vierde lid, eerste volzin  
 Artikel 55  
Artikel 92, onderdeel a Artikel 12, vierde en zesde lid Meldingsplicht beheerder van een fonds voor gemene rekening in bepaalde omstandigheden
Artikel 92, onderdeel bArtikel 12, derde lid, eerste volzin  
Artikel 92, onderdeel c Artikel 12, vijfde lid  
Artikel 92, onderdeel dArtikel 1, onderdeel e Het betreft hier potentieel stemrecht. Waarschijnlijk securities lending overeenkomst waarbij een reëel belang (tijdelijk en betaald) wordt omgezet in een potentieel belang. De omvang van het belang blijft gelijk.
Artikel 92, onderdeel eArtikel 12, tweede lid  
Artikel 92, onderdeel f Artikel 12, tweede lid Ook pand
Artikel 92, onderdeel g Artikel 1, onderdeel e  
Artikel 92, onderdeel h Artikel 12, eerste lid 
Artikel 93 Artikel 12, derde lid, tweede volzin  
Artikel 94 Artikel 13, eerste en derde lid  
Artikel 95–– «lidstaten kunnen vrijstelling verlenen»
Artikel 96Artikel 1, eerste lid, onderdeel b  
 Artikel 24 
Artikel 97 Artikel 25 Artikel 26 Artikelen 27 t/m 38 Artikelen 39 t/m 46 Artikel 48  
 Artikel 53  
Artikel 102, eerste volzin Artikel 16, eerste, tweede en vierde lid, eerste volzin  
Artikel 55   
Artikel 103 –– Taal is Nederlands
Artikel 105, eerste lid Artikel 1, eerste lid, onderdeel b  
 Artikel 24  
Artikel 105, tweede lidArtikelen 17 t/m 18  
Artikel 106 Artikel 20 t/m 22 
Artikel 107 Artikel 19  

XNoot
1

Zie de transponeringstabel in bijlage A van deze toelichting.

XNoot
1

In dit verband is van belang dat ter zake van deelnemingen van meer dan 5 procent in beursfondsen soms wordt aangenomen dat deze minder snel worden verhandeld. Dit kan als een relevante factor voor de toekomstige waardeontwikkeling van deze aandelen worden beschouwd.

XNoot
1

Zie bijlagen B en C voor de transponeringstabellen Wmz 1996 naar het wetsvoorstel en vice versa.

XNoot
1

Het meldings- en naslagregister zal in paragraaf 4 van deze toelichting verder worden toegelicht.

XNoot
1

Hierbij verminderen aandeelhouders die hun 5 procent-deelneming willen afstoten hun deelneming eerst tot bijvoorbeeld 5,02 procent, en wachten zij vervolgens af totdat deze deelneming onder 5 procent zakt doordat de beursvennootschap haar kapitaal vergroot (bijvoorbeeld door de uitkering van stockdividend). Vervolgens bouwen zij hun deelneming af tot 0 procent, zonder dat hiervoor een meldingsplicht bestaat.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Met inachtneming van specifieke bandbreedtes van 25, 50 en 75 procent, op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, Wmz 1996.

Naar boven