28 983
Wijziging van enkele socialeverzekeringswetten inzake verlenging van het bij de Wet beperking export uitkeringen behorende overgangsrecht en enkele andere wijzigingen

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 november 2003

In verband met de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) wil ik het volgende onder uw aandacht brengen.

Met zijn brief van 15 juli 2003 (SZW-03-472) heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u geïnformeerd over zijn maatregelen naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 maart 2003 over de exporteerbaarheid van de Toeslagenwet in het licht van het Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag nr. 118, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting); Genève, 28 juni 1962 (Trb. 1962, 122, en Trb. 1964, 23; verder te noemen Verdrag nr. 118). In verband met Verdrag nr. 118 heeft hij voorts opgemerkt dat dit verdrag ook tot export van socialeverzekeringsuitkeringen verplicht naar landen waarmee Nederland geen handhavingsverdrag heeft gesloten in het kader van de Wet BEU. Dit betreft de uitkeringen op grond van de AOW, de Anw en de WAO/WAZ, niet de uitkeringen op grond van de ZW en de AKW.

Een onvoorwaardelijke exportverplichting zoals opgenomen in Verdrag nr. 118, staat op gespannen voet met de handhavingsdoelstelling van de Wet BEU en past dan ook niet binnen het Nederlandse beleid inzake de export van uitkeringen. Om deze reden heeft het kabinet besloten tot opzegging van Verdrag nr. 118. Het wetsvoorstel terzake ligt thans bij de Raad van State voor advies. Onlangs heb ik over de voorgenomen opzegging van Verdrag nr. 118 informeel, technisch overleg gevoerd met leden van de vaste commissie voor SZW.

Een nadere analyse van Verdrag nr. 118 in het licht van de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB heeft mij tot de conclusie gebracht dat de exportbeperking van de Wet BEU, neergelegd in de AOW, de Anw en de WAO/WAZ, niet kan worden toegepast zolang Nederland partij is bij Verdrag nr. 118. Immers, álle onderdanen van de landen die partij zijn bij Verdrag nr. 118, onder wie alle Nederlanders, hebben het recht hun uitkering naar elk land ter wereld te exporteren. Strikt genomen zouden SVB en UWV de toepassing van de exportbepaling in Verdrag nr. 118 kunnen beperken tot de onderdanen van de verdragspartijen. Echter, omdat in de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving de nationaliteit van de verzekerde in principe niet relevant is voor het recht op of de hoogte van de uitkering, en SVB en UWV in de uitvoering van deze wetgeving dan ook geen rekening houden met de nationaliteit van de verzekerden, acht ik het billijk dat de exportbeperking in de AOW, de Anw en de WAO/WAZ in geen enkel geval wordt toegepast. Daarbij laat ik meewegen dat het om hooguit enkele tientallen gevallen gaat, niet zijnde onderdanen van partijen bij Verdrag nr. 118, waarin dan sprake is van export van uitkeringen naar landen waarmee geen handhavingsverdrag is gesloten in het kader van de Wet BEU.

De opschorting van de exportbeperking van de Wet BEU ten aanzien van de AOW, de Anw en de WAO/WAZ, waartoe de uitspraak van de CRvB naar mijn mening noopt, gaat in op 14 maart 2003, de datum van de uitspraak. De opschorting van de exportbeperking eindigt op 24 april 2005, de vroegst mogelijke datum waarop Nederland door opzegging niet langer partij is bij Verdrag nr. 118, of zoveel later als de opzegging van Verdrag nr. 118 kan worden geëffectueerd. Over de precieze vormgeving van de opschorting wordt u nader geïnformeerd bij gelegenheid van de indiening van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van Verdrag nr. 118.

Ik hecht er overigens aan te onderstrepen dat ik wens vast te houden aan het handhavingsbeleid zoals dat vorm heeft gekregen in de Wet BEU en thans wordt uitgewerkt in de handhavingsverdragen. De periode van de opschorting van de exportbeperking zal dan ook ten volle worden benut om voort te gaan met onze inspanningen om met de landen waar gerechtigden op een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering wonen, tot afdoende, bij verdrag gewaarborgde afspraken te komen met het oog op een rechtmatige betaling van de uitkeringen. Na de opzegging van Verdrag nr. 118 dient naar mijn mening zonder uitzondering het uitgangspunt van de Wet BEU te gelden dat Nederland slechts uitkeringen zal exporteren naar die landen buiten de EU/EER waarmee handhavingsverdragen zijn gesloten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven