28 982
Liberalisering energiemarkten

nr. 37
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 januari 2005

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 8 december 2004 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken over:

de brief d.d. 11 oktober 2004 inzake het plan van aanpak Splitsing Energiebedrijven (28 982, nr. 29).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hessels (CDA) gaat meer in het algemeen in op de eigendomsverhoudingen in de energiesector na de liberaliseringoperatie. Hij ziet splitsing als een ultimum remedium, en wil vooralsnog bezien of andere mogelijkheden afdoende zijn. Hij verwijst naar een recent rapport van het wetenschappelijk instituut van het CDA, waarin de splitsingsopties onder de loep worden genomen. Op basis daarvan heeft hij de volgende visie op de mogelijke verplichte splitsing van energiebedrijven. Om te beginnen worden de hoogspanningsnetten overgedragen aan staatsbedrijf TenneT, en wel vanaf 50 kV. Verder moeten de aandelen van de energienetwerken volledig in handen van overheden blijven. Dit aandeelhoudersschap moet invloed hebben op het beleid van de netwerkpoot. Indien de aandeelhouders een deel van hun aandelen in energiebedrijven willen vervreemden, zullen deze bedrijven eerst gesplitst moeten worden. Indien aandeelhouders besluiten niet te privatiseren, hoeven de betreffende bedrijven niet tot splitsing over te gaan. Uitgangspunt is «splitsen moet, tenzij de eigendomsverhoudingen blijven zoals ze zijn». De nutsvoorziening die door de energienetwerken wordt gevormd, moet in overheidshanden blijven. Er moet een gedegen a-commercieel toezicht worden uitgeoefend op aanleg, onderhoud en beheer van de netwerken, maar ook op de onderliggende geldstromen. Daarbij is corporate governance een absolute voorwaarde. Daarvoor moet wel een verandering plaatsvinden in de juridische structuur van de bestaande energieconcerns.

De heer Hessels is ingenomen met de aandacht voor het CDA-rapport over de toekomst van de energiesector. Hij maakt zich grote zorgen om de situatie rond de Cross Border Leases (CBL's) en vraagt de mening van de minister hierover. Verder vraagt hij om een afschrift van de door het ministerie van EZ gemaakte afspraken of contracten in de VS. Als die er niet zijn, vraagt hij de minister «zijn wij nog wel van deze wereld», aangezien er dan sprake is van mondelinge afspraken, terwijl het om 5 mld euro gaat. De CBL's zijn volgens hem op de agenda gekomen omdat de situatie in de VS is veranderd. Als er verkocht kan worden, wie wil dat dan nog? Is de minister bereid, vraagt de heer Hessels, onder de aandeelhouders te inventariseren hoe groot de behoefte aan privatisering in het land is. Kan de minister een overzicht verstrekken waarin, uitgaande van de verschillende splitsingsopties, de wens tot privatiseren wordt weergegeven? Hoe staat het met de eigendoms-unbundling van de distributienetten in de Europese landen? Waar zijn concrete plannen, of eventueel wetgeving, voor volledige economische splitsing en privatisering?

De heer Crone (PvdA) denkt dat zich voor het eerst in de Kamer unanimiteit aftekent op enkele hoofdpunten rond de unbundling. Hij steunt de minister in het beleid.

De heer Crone vindt het belangrijk dat de onafhankelijkheid van de netten en de overheidscontrole op de netten in stand worden gehouden. Dit om te voorkomen dat, als de netten worden geprivatiseerd, met de pet in de hand naar de buitenlandse eigenaar moet worden gegaan. Verder zullen met name de lokale netten een grote rol gaan spelen in energiebesparing. De hoogspanningsnetten moeten in één hand worden ondergebracht. Kan de minister dat snel regelen?

De heer Crone wijst erop dat de Kamer in de afgelopen jaren wijs is geworden van zeer vele, niet altijd even positieve ervaringen. Is er een investeringsplan? Zo ja, dan zet hij daar direct zijn handtekening onder. Hij wijst erop dat de huidige schaalgrootte te klein is, waardoor niet rendabel kan worden gewerkt. Om de schaalgrootte te vergroten, kan het volgende worden gedaan: bedrijven in het buitenland opkopen en fuseren, door commerciële activiteiten in Nederland samen te voegen, of door te accepteren dat de schaalgrootte te groot is voor Nederland, en dat productie en handelsbedrijven onderdeel worden van internationale concerns. Slechts 20% van de stroom kan worden geïmporteerd, zodat er altijd 80% in Nederland zal moeten worden geproduceerd.

De heer Crone vraagt, hoe het mogelijk is dat het is gelopen zoals het is gelopen. Het is verbijsterend dat de aandeelhouders niets hebben te zeggen. In dit verband verwijst hij naar een recente brief van Rotterdam en Dordrecht, grootaandeelhouders van Eneco, waarin zij vragen om unbundling. Kan de aandeelhouders worden uitgelegd welke bevoegdheden zij hebben? Zo nodig moeten de bevoegdheden worden aangescherpt. Voor het creëren van «vette» netbeheerders wordt teruggegrepen op de regels van 1998, die blijkbaar nog steeds niet zijn nagevolgd.

De heer Slob (ChristenUnie) vindt het wat voorbarig dat de minister al overleg heeft gevoerd met enkele energiewoordvoerders van verschillende Tweede-Kamerfracties. Hetzelfde vindt hij van de conclusie dat er politieke steun is voor de splitsing van energiebedrijven. Wel waardeert hij de daadkracht van de minister.

De voorstellen in de brief van 11 oktober vindt hij nog wat onrijp, en zij bevat een aantal niet-onderbouwde aannames. De minister is ervan overtuigd dat het belang van de afnemer wordt gediend met splitsing van de energiebedrijven. Kan dit worden onderbouwd? Hetzelfde geldt voor de opmerking van de minister dat de belangen van een vrije netwerktoegang en een hoge netwerkkwaliteit op gespannen voet zouden staan met de commerciële belangen van de geïntegreerde energiebedrijven. Welk gelijk speelveld wil de minister creëren: tussen de oude bedrijven en de nieuwkomers, of tussen de Nederlandse en de buitenlandse energieconcerns? Een van de belangrijkste doelen van de minister is onder andere het voorkomen van kruissubsidies en oneigenlijke concurrentievoordelen via kruisfinanciering. Maar wordt een deel van de genoemde doelen niet al gerealiseerd door de invoering van de implementatie- en interventiewet per 1 juli 2004? Is het niet verstandiger om deze wet te laten uitkristalliseren?

Een van de doelstellingen van het industriebeleid is volgens de heer Slob versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Bij de Nederlandse energiebedrijven lijkt de minister een andere koers in te slaan: hij laat de vrijemarktpolitiek prevaleren boven industriepolitiek. Hoe verhoudt de inhoud van de Industriebrief zich tot de visie van de minister op de energiemarkt? Hoe moet dit onderwerp vanuit Europees perspectief worden bezien? Uit de tweede Europese richtlijn vloeit niet automatisch splitsing voort. De meeste EU-landen hebben al moeite om deze richtlijn te implementeren. Waarom wordt voor de Europese troepen uit gemarcheerd? De heer Slob vraagt nadere informatie over de juridische haken en ogen die aan een splitsing zijn verbonden. Verder is hij benieuwd naar de reactie van de minister op de door de energiesector verwachte prijsstijging.

De heer Slob vindt een goede en betaalbare energievoorziening een onderwerp waarbij de overheid een grote verantwoordelijkheid draagt. Daarom moet het netwerk in overheidshanden blijven. Wel kan hij zich voorstellen dat energiebedrijven die willen privatiseren, het distributienet achterlaten bij de huidige aandeelhouders, en dat energiebedrijven die dat niet willen, niet hoeven te splitsen.

De heer De Krom (VVD) streeft naar het waarborgen van de belangen van de consument, het veiligstellen van de belangen van de netten, en het geven van flexibiliteit aan publieke aandeelhouders die hun kapitaal niet langer opgesloten willen laten zitten in publieke ondernemingen die commercieel en dus risicovol ondernemen. Daarom heeft zijn fractie het splitsingsbesluit van het kabinet als middel om dat doel te bereiken gesteund, waarbij goed is geluisterd naar de kleine gebruikers. Omdat splitsing middel is en geen doel, stond en staat de fractie van de heer De Krom open voor alternatieven. Maar bij alle geleverde varianten wordt de consument niet goed bediend, of is de positie van de netten niet goed gewaarborgd, of blijven aandeelhouders opgesloten in hun huidige positie, of is sprake van een combinatie van deze factoren. Splitsing blijkt tot op heden de meest praktische variant. De minister moet wel een open oor hebben en houden voor alternatieve praktische oplossingen, die datzelfde doel bereiken. In dit kader vraagt de heer De Krom de mening van de minister over de brief van de heer Schraven van 2 december 2004.

De heer De Krom constateert dat de energiebedrijven op lokaal en provinciaal niveau hun lobbywerk tegen splitsing effectief doen. Hij constateert ook dat de wenselijkheid van splitsing in Den Haag breed wordt gedragen. Volksvertegenwoordigers hebben als taak op te komen voor de belangen van de consumenten en de burgers van Nederland. Waarom zou hij industriepolitiek laten prevaleren boven marktwerking? De keuze is voor de heer De Krom duidelijk: hij kiest voor marktpolitiek. De mogelijke risico's van splitsing, voor zover reëel, wegen niet op tegen de voordelen daarvan. De variant van het CDA vindt de heer De Krom interessant, en hij is benieuwd naar de reacties daarop van de aandeelhouders. Verder wil hij weten, wat de lagere overheden nu eigenlijk wél willen, behalve zoveel mogelijk geld voor hun aandelen. Als energiebedrijven investeren in het buitenland, en het gaat mis, vindt hij niet dat het Rijk, de consument of de burger de rekening moeten betalen. Het risico en de rekening liggen bij de aandeelhouders. Wat vinden zij daarvan? Zijn de aandeelhouders bereid om extra kapitaal te verschaffen als er in productie moet worden geïnvesteerd? Waarom wordt er geïnvesteerd in het buitenland, als er in Nederland nog wel iets is te verbeteren aan de administratie bij de bedrijven zelf? Hebben de aandeelhouders de bedrijven al hierop aangesproken? Als er al angst bestaat voor de invloed van buitenlandse bedrijven, moet controle worden gehouden over de Nederlandse netten. Zonder splitsing lijkt dat een moeizame zaak te worden.

De heer De Krom vat zijn inbreng als volgt samen: zijn fractie ziet splitsing voorlopig nog als het meest praktische alternatief. Levering en productie mogen geheel worden geprivatiseerd. De overheid moet voorlopig invloed op de netten houden. Maar hij staat open voor alternatieven, wat de minister ook moet doen. Intussen moet de minister wel doorgaan met de voorbereiding van het wetsvoorstel, ervan uitgaande dat eventuele praktische problemen worden ondervangen. Ziet de minister nog alternatieven? Gaat hij nog met de aandeelhouders om de tafel zitten, om hun zorgen te bespreken?

Waarom heeft de NMa ingestemd met het terugbrengen van de door NUON te veilen capaciteit van 900 mW naar 200 mW in 2005? Hoe staat het met de kabel naar Noorwegen?

Mevrouw Gerkens (SP) is blij dat de minister eindelijk tot het inzicht is gekomen dat monopolistische infrastructuur in handen van de overheid hoort. Verder is zij verheugd dat de minister het opneemt voor het publieke belang. Haar blijdschap is echter kortstondig, want een netwerk in handen van de overheid is mooi, maar de overige verstoorde energiemarkt is rampzalig. De trammelant die nu heerst in energieland zou er nooit zijn geweest als het onzinnige idee van liberalisering en privatisering van de baan was geschoven. Maar dat is realiteit, en de vraag is hoe nu verder.

Mevrouw Gerkens benadrukt dat zij van meet af aan heeft ingezet op een publieke Nederlandse energievoorziening, want daar was nooit iets mis mee. Zij was betaalbaar, relatief schoon en de leveringszekerheid was groot, vanwege het preventieve onderhoud en de technische expertise. Maar nu de liberalisering een feit is, kan zij zich slechts verzetten tegen de uitverkoop en privatisering van de energiebedrijven. Klopt het dat de haast die de minister met privatisering heeft, hiermee alles heeft te maken? Zij zegt «nee» tegen de liberalisering en de privatisering. Maar mocht het toch zover komen, dan zegt mevrouw Gerkens volmondig «ja» tegen splitsing. Als er wordt gesplitst, is het niet meer dan logisch dat alle netten voor 100% in handen van de overheid komen, zonder verkoop van een minderheidsbelang. De aankoop dient door de overheid te worden gefinancierd, aangezien dat goedkoper is dan een commerciële lening. Bovendien telt de aankoop van infrastructuur niet mee voor het EMU-saldo.

De heer Vendrik (GroenLinks) vindt dat op het gebied van energiebeleid een foute politieke keuze is gemaakt. Het debat over energieliberalisering en marktwerking heeft een duurzame energietransitie in de weg gezeten, wat hem pijn doet. De heer Vendrik vindt het vreemd dat er vijftien jaar na dato nog steeds een tamelijk fundamentele structuurdiscussie wordt gevoerd. Kan het slordiger? Hij vindt de laatste brief van de minister sympathiek. Het gaat niet alleen om de vraag hoe een faire marktordening tot stand komt, maar ook om de vraag welke positie de strategische overheid daarbij inneemt. De heer Vendrik begrijpt heel goed dat het veld zorgen heeft over de werkgelegenheid in de sector en vraagt de minister wat deze daarvan vindt.

De heer Vendrik vindt dat het laatste wat er moet gebeuren, is dat de huidige geïntegreerde bedrijven één op één worden geprivatiseerd. Dat inzicht is volgens hem ook bij de minister doorgedrongen, en dat doet de heer Vendrik deugd. Als privatisering dan al noodzakelijk is, is splitsing onvermijdelijk. Volgens de brief is gebleken dat juist in de periode waarin de markt onder druk komt te staan, aan de effectiviteit van de huidige wetgeving kan worden getwijfeld. De heer Vendrik markeert dat als een koerswijziging van formaat. Verder lijkt de minister te suggereren dat het wat hem betreft onbestaanbaar is dat energiebedrijven straks in buitenlandse handen komen. Maar volgens de heer Vendrik gaat het daar niet om: het gaat om de vraag of deze bedrijven in de toekomst überhaupt in private handen komen.

De heer Vendrik vraagt om een toelichting op de Europese context en op de omstandigheid dat buitenlandse bedrijven straks op ongelijke voorwaarden concurreren op de Nederlandse markt. Wat betekent het besluit dat met de brief wordt genomen voor de leverings- en voorzieningszekerheid?

Het antwoord van de minister

Minister Brinkhorst hanteert als uitgangspunt een sterke markt en een sterke overheid. Hij probeert in dit geval de netwerkproblematiek te scheiden van de dienstverlening. Deze visie moet in de Europese context gestalte krijgen. De minister onderstreept dat splitsing nooit een doel, maar wel een middel is geweest. Daarbij moeten wel heldere uitgangspunten worden geformuleerd. In dit geval gaat het niet om een gewone industriesector, maar om een natuurlijk monopolie, waarin de netwerken bestaan. Daarbij staat het belang van de consument centraal. Er wordt gewerkt aan het scheppen van een robuuste, transparante structuur, met goede waarborgen voor een eerlijke concurrentie. Goede marktwerking is van groot belang voor een gezonde industrie. Op dit terrein moet in Nederland een level playing field ontstaan.

De uitgangspunten van de minister zijn de volgende. Het eerste uitgangspunt is structurele waarborging van publieke belangen. Het tweede uitgangspunt is een sterke positie van de consument. Het derde uitgangspunt is de ontwikkeling naar een sterke Europese energiemarkt. Het vierde uitgangspunt is duidelijkheid voor aandeelhouders van de bedrijven. In de praktijk betekent dat volledige onafhankelijkheid van het netbeheer ten opzichte van commerciële energieactiviteiten. Verder houdt dat in het tegengaan van oneerlijke concurrentie, door kruissubsidiëring structureel uit te bannen. De tariefopbrengst uit het netbeheer moet primair worden aangewend voor de borging van het publieke belang. Er is geen privatisering van de geïntegreerde bedrijven, terwijl daarentegen privatisering van het commerciële deel voor de hand ligt. Verder zijn er voldoende mogelijkheden voor de publieke aandeelhouders om hun belangen te waarborgen.

De minister is tot de conclusie gekomen dat een volledige eigendomssplitsing van de geïntegreerde bedrijven het meest effectieve middel is om al de genoemde doelen te realiseren. Hij constateert dat de bedrijven nog steeds faliekant tegen splitsing zijn, en dat opvattingen van de aandeelhouders sterk verschillen. Tegen die achtergrond is leiding vanuit Kamer en kabinet noodzakelijk. De ontwikkelingen in Europees verband zijn minder snel dan de minister had gehoopt. Omdat splitsing geen doel maar middel is, heeft de minister de betrokken bedrijven de gelegenheid geboden met een alternatief te komen. Het resultaat daarvan is volstrekt onvoldoende. Dit feit, en de houding van de Kamer, brengt de minister ertoe onverkort verder te werken aan de splitsingswet, die begin 2005 aan de ministerraad zal worden aangeboden.

Elektriciteit en gas zijn van vitale betekenis voor de Nederlandse economie. Bij het begrip «sterke markt» denkt de minister aan het wegnemen van prikkels die de concurrentie verstoren, zeker in de Europese context. Daarin past de ontwikkeling van de kabel naar Noorwegen. TenneT heeft hiervoor een aanvraag ingediend, en marktpartijen hebben schriftelijk en mondeling hun zienswijze kunnen geven. DTe is op dit ogenblik bezig de aanvraag te beoordelen, waarvoor een kosten/batenanalyse wordt gemaakt, waarin de Kamer inzicht krijgt. De minister hoopt dat DTe half december een besluit kan nemen. De kabel naar Noorwegen betekent een versterking van de Noordwest-Europese dimensie, aangezien Noorwegen een verkapt lid is van de EU.

Het gaat er volgens de minister om dat de overheid niet terugtreedt, maar optreedt. Daarom moeten er duidelijke regels komen voor de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van het natuurlijk monopolie, en dat er een sterke toezichthouder moet komen, die reguleert op basis van efficiency en kwaliteit. De minister denkt dat wordt toegewerkt naar een internationale markt, waar grote en kleine spelers met elkaar concurreren om de gunst van de afnemer.

Doel van de splitsing is volgens de minister waarborging van de publieke belangen. Het is een effectief, transparant en structureel middel om dat doel te realiseren. Bijkomend voordeel is dat een jarenlange impasse ronde privatisering wordt doorbroken. Burgers willen graag helderheid hebben. Polderen is in dit verband prima, maar als dat tot suboptimale oplossingen leidt, is dat niet aan te bevelen. Na splitsing kunnen de commerciële delen worden geprivatiseerd. Een alternatief middel dat recht doet aan de doelen die met de splitsing worden beoogd, is voor de minister bespreekbaar. Hij zal de bedrijven tot het laatste moment de gelegenheid geven met een alternatief te komen, maar het proces moet wel doorgaan en worden afgerond voor het einde van de huidige kabinetsperiode. De minister wil daarbij absoluut niet wachten op de afronding van de Implementatie- en interventiewet.

In de afgelopen periode heeft de minister de splitsing actief aan de orde gesteld in de Europese Unie. Diverse lidstaten toonden zich geïnteresseerd, evenals de Europese Commissie. Veel lidstaten zijn nog bezig met de implementatie van de tweede set richtlijnen en de eigen specifieke knelpunten. Er is in Europa minder draagkracht voor de vervolgsplitsing dan waarop de minister had gehoopt. Hij zegt toe, de Kamer binnenkort een brief te sturen over voorzieningszekerheid van elektriciteit in Europees perspectief. De juridische unbundling wordt in Europa scherp aan de orde gesteld, en de Europese Commissie is voorstander van eigendoms-unbundling. Verder heeft het Verenigd Koninkrijk een vrijwillige splitsing gehad. Er zijn dus volgens de minister dingen in gang gezet, zij het dat het langzamer gaat dan hij had gehoopt.

De minister benadrukt met de splitsing te beogen de jarenlange privatiseringsimpasse te doorbreken. Bedrijven willen op termijn private aandeelhouders, en meerdere aandeelhouders willen van hun aandelen af. Privatisering van geïntegreerde bedrijven is nooit het doel geweest. Na splitsing ligt privatisering van het commerciële bedrijf voor de hand, gelet op het risicoprofiel van de bedrijven. Nadat de onafhankelijkheid is gegarandeerd, is er geen probleem met privatisering. Na een goede borging van de publieke belangen van de netten via wet- en regelgeving en toezicht kan het aandeelhouderschap van de netbeheerders worden bezien. Aandeelhouders kunnen dan af van aandelen. Inbreng van privaatkapitaal zorgt voor meer efficiëntie. De huidige lijn is dus eerst splitsen en dan privatiseren.

De standpunten van de aandeelhouders vertonen grote verschillen. Het is voor de minister van groot belang dat de aandeelhouders de mogelijkheid krijgen om te vervreemden, en niet de verplichting. Zij zullen wel rekening moeten houden met de Wet financiële deelneming overheden, die grenzen stelt aan de commerciële belangen van overheden. Ook de minister heeft zich afgevraagd, hoe de aandeelhouders het gevoerde beleid van de energiebedrijven hebben kunnen goedkeuren. De verklaring voor het passieve gedrag van de aandeelhouders is om te beginnen dat gemeenten en provincies door de historische schaalvergroting verder af zijn komen te staan van het energiebeleid. Verder wordt dit veroorzaakt doordat energie al lang geen gemeentelijke tak van dienst meer is. Een andere verklaring is het tot 1 oktober 2004 geldende structuurregime, waardoor formele bevoegdheden werden beperkt. De minister is buitengewoon verheugd dat versterking van de bevoegdheden mogelijk is door de versterte macht van aandeelhouders, die per 1 oktober mogelijk is geworden. Daarmee kunnen aandeelhouders commissarissen benoemen. Bovendien kunnen zij de benoeming van bestuurders naar zich toe trekken. De minister roept de aandeelhouders op om zich actiever op te stellen. Er zijn nieuwe mogelijkheden, waardoor de lagere overheden wat de minister betreft weer medeoverheden kunnen worden. Publieke belangen worden principieel geborgd door publieke regelgeving en toezicht. De minister zal in het plan van aanpak de suggestie doen dat er een perspectief is voor minderheidsprivatisering, aangezien dat het splitsingsproces ten goede komt. Hij heeft wat de positie van de netbeheerders betreft, advies gevraagd van de DTe. Daarnaast vindt de overdracht van het economisch eigendom gelijktijdig plaats met de splitsing. Op de vraag of publieke aandeelhouders bereid zijn te investeren in productie, zegt de minister dat niet de aandeelhouders, maar de bedrijven dat doen. Verder is de productie voor een deel al privaat, zoals Eon. Hij is het eens met VNO-NCW dat er straks één Europese markt als perspectief bestaat. Hij is het niet eens met de stelling van VNO-NCW dat door de splitsing de marktwerking wordt verslechterd. Het in stand houden van Nederlandse bedrijven is op zichzelf geen doelstelling van beleid op dit terrein. De minister beoordeelt liberalisering op gevolgen voor de eindverbruikers. Liever heeft hij een goedkoop buitenlands commercieel bedrijf, dan een duur Nederlands bedrijf. Door een splitsing blijven de netten in ieder geval in Nederlandse handen. Opschaling is op zichzelf voor een belangrijk deel van de markt een logische ontwikkeling, maar dat kan ook heel goed in de internationale context. De minister heeft vragen bij de werkgelegenheidseffecten die worden aangegeven door het LME (Landelijk Medezeggenschapsplatform Energiedistributiebedrijven).

De minister merkt over de cross border leases (CBL) op dat deze geen belemmering hoeven te zijn voor de borging van publieke belangen. Hij citeert uit een brief van de toenmalige bewindslieden De Vries en Zalm aan de gemeenten, waarin onder het kopje «ethische en morele bezwaren» wordt gevraagd om op te houden met de CBL's. Bedrijven hebben in de afgelopen jaren honderden miljoenen euro's verdiend aan CBL's. Door de vertrouwelijkheid van de contracten, de verschillende bedrijfsstructuren en de veranderende wetgeving in de VS is zorgvuldigheid geboden. Daarom zijn experts ingeschakeld om de splitsingswetgeving zodanig vorm te geven dat CBL's zo min mogelijk problemen opleveren. De minister acht dat heel goed mogelijk.

Volgens de minister klopt het bericht over Energie niet. Er zijn door EZ geen contracten ingezien of gesloten. Wel is er intensief overleg gevoerd, en is advies gevraagd aan deskundigen op het gebied van contracten. De US-adviseur van de minister heeft informeel de meningen gepeild, waarbij hij heeft te horen gekregen dat de US-investeerders zich comfortabel voelen als hun rechten in de wetgeving worden gerespecteerd. De kern van het wetsvoorstel, dat in een zeer vergevorderd stadium is, is een verbod op gelijktijdig aandeelhouderschap in netbeheer en commercieel energiebedrijf. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de taken die de netbeheerders wel en niet zelf mogen en moeten doen. Uitgangspunt van het kabinet is 100 kilovolt, maar de minister zal zorgvuldig bekijken of de wens van de Kamer kan worden gehonoreerd. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de verdere ontwikkelingen. De minister hoopt in februari 2005 het wetsvoorstel naar de Raad van State te kunnen sturen.

De minister keert zich krachtig tegen de opmerking van de heer Vendrik dat marktwerking groene energievoorziening in de weg heeft gestaan. De doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 zal worden gerealiseerd. De minister verwijst naar de uitspraak van de Algemene Energieraad dat EZ op de goede weg is met het beleid voor energietransitie. De kern van de vraag is of kabinetsbreed verder kan worden gekomen. Energiebesparing wordt wat de minister betreft een zeer belangrijk onderwerp in het Energierapport-2005. Nuon heeft de helft van het belang in een andere centrale van de hand gedaan, waardoor het een minder grote positie op de Nederlandse markt heeft gekregen. Die grote positie was het argument voor de verplichting om 900 megawatt te veilen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Gerkens gaat niet mee met het CDA-voorstel over splitsing. Bij splitsing moeten alle netten in handen van het Rijk, en dus van TenneT, komen. Zij vraagt om een sociaal plan voor het personeel.

De heer Hessels gaat het erom dat er geen onomkeerbare dingen gebeuren. Hij verwacht dat de minister uiterlijk in de memorie van toelichting bij de splitsingswet een zeer gedegen analyse geeft, waarom de CBL's geen problemen opleveren. De gedachte achter het CDA-plan is dat de wet- en regelgeving zo nodig wordt aangepast. Niet alle aandeelhouder staan te springen over dat plan, maar het wordt wel gezien als een oplossing die lucht kan geven aan de sector en het belang van de consument kan dienen.

De heer Crone constateert dat er overeenstemming bestaat over de concrete stappen die moeten worden gezet, een historische gebeurtenis. Hij vindt het naïef te wachten op eerlijke kansen in het buitenland. Wat vindt de minister van zijn idee voor het in het leven roepen van een steungroep?

De heer Vendrik vindt het antwoord van de minister op vragen over het Europees perspectief ontoereikend. Het gaat erom dat er een level playing field wordt bereikt. Ook de timing van het splitsingsvoorstel is belangrijk. De lagere overheden hebben volgens hem niet veel anders gedaan dan wat bij de centrale overheid onder twee paarse kabinetten gebruikelijk was. Op het gebied van de CBL's heeft EZ een scheve schaats gereden. Hij signaleert een wijziging in het denken bij EZ: eigendom doet er wel degelijk toe.

De heer De Krom neemt afstand van wat de minister heeft gezegd over de lagere overheden. De variant-Hessels lijkt hem een moeizame.

Minister Brinkhorst vindt de opstelling van een sociaal plan vanzelfsprekend. Hij benadrukt dat er een vervolggesprek met de bedrijven komt, zij het wel tegen de achtergrond van de unanieme uitgangspunten. De zorgvuldige voorbereiding van het wetsvoorstel gaat door. Aandeelhouders hebben erg veel verschillende posities, die ook wel eens veranderen. Een steungroep voor aandeelhouders is er in zekere zin al. Buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt zijn onderworpen aan Nederlandse wetgeving, zodat zij op dat punt dezelfde positie hebben als andere bedrijven. In de memorie van toelichting zal een zo goed mogelijk beeld worden gegeven van de ontwikkelingen in Europees verband. Als de transitiefase is afgerond, zal het normale spoor worden gevolgd. De minister ziet de lagere overheden absoluut niet als vijand.

De voorzitter vat de door de minister gedane toezeggingen samen:

– de Kamer krijgt inzicht in de kosten/batenanalyse van de kabel naar Noorwegen;

– de Kamer krijgt een brief over de voorzieningszekerheid in Europees perspectief;

– de Kamer blijft geïnformeerd over de CBL-problematiek en de ontwikkelingen in Europees verband komen terug in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD), Jonker (CDA).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD), Van Dijk (CDA).

Naar boven