28 979
Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik

24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2004

1. Inleiding

Op 6 juli 2004 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik (28 979). Mijn inzet is dat deze wet op 13 september 2004 in werking treedt. Met deze wettelijke regeling wordt het mogelijk om meerpersoonscelgebruik in penitentiaire inrichtingen met een regime van beperkte gemeenschap op verplichte basis landelijk in te voeren.

Hiermee komt een einde aan de zogeheten voorbereidende fase gedurende welke, sinds eind 2003, op een aantal locaties samenplaatsing van gedetineerden binnen beperkte gemeenschap op vrijwillige basis plaatsvond. De ervaringen tijdens deze fase waren onderwerp van een evaluatieonderzoek. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in het rapport «Kiezen voor delen? Evaluatie van de eerste fase van de invoering van meerpersoonscelgebruik» van IVA Beleidsonderzoek en advies. Dit rapport heb ik aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer bij brief van 30 juni 20041.

Op dat moment ontbrak nog de tijd voor grondige bestudering van de conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport. Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 1 juli 20042 heb ik daarom toegezegd u voorafgaande aan de inwerkingtreding van de wet meerpersoonscelgebruik een beleidsreactie op het evaluatierapport te doen toekomen, evenals de wijzigingen van de ministeriële Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen3. Bij dezen doe ik mijn toezeggingen gestand.

Hieronder geef ik eerst een standpunt op hoofdlijnen ten aanzien van de positionering van meerpersoonscelgebruik binnen de vrijheidsbeneming. Daarna ga ik in op het regime en de plaatsing. Vervolgens ga ik nader in op de aanbevelingen van het onderzoeksrapport. Ik besluit met een beschrijving van de mogelijkheden voor plaatsing van meer dan twee personen in een verblijfsruimte.

2. Standpunt op hoofdlijnen

De wettelijke regeling van meerpersoonscelgebruik in regimes van beperkte gemeenschap is een van de maatregelen om tot een betere benutting te komen van de beschikbare penitentiaire capaciteit. Het maakt onderdeel uit van de voorstellen die in het kader van Modernisering Sanctietoepassing zijn gedaan, naast uitbreiding van het aantal verblijfsruimtes en maatregelen om te komen tot vraagvermindering door instroombeperking en substitutie. Mijn visie op modernisering van de sanctietoepassing, waar deze en andere maatregelen op dit terrein voortkomen, heb ik u uiteengezet in mijn brief van 7 juni 2004 (kenmerk 5 287 723/04).

Meerpersoonscelgebruik is een reguliere en volwaardige vorm van tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming, ook in een regime van beperkte gemeenschap. Er is geen wezenlijk verschil met eenpersoonscellen op dezelfde of een vergelijkbare afdeling. Dit geldt voor huizen van bewaring en voor gevangenissen, voor mannen en voor vrouwen.

Dit was het uitgangspunt bij het opstellen van het wetsvoorstel, zoals ik u eerder heb gemeld, onder meer tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel meerpersoonscelgebruik in de Tweede Kamer op 24 november 2003.1 Het evaluatieonderzoek heeft geen aanleiding gegeven dit principe te heroverwegen. Integendeel, hieruit is juist gebleken dat geen significante verschillen bestaan tussen het welbevinden van gedetineerden op eenpersoons- en op tweepersoonscellen2. Dit sluit aan bij de ervaringen in andere landen met meerpersoonscelgebruik3.

De belangrijkste conclusie van het onderzoeksrapport «Kiezen voor delen?» luidt dat de onderzoeksresultaten wat betreft de arbeidsomstandigheden van het personeel, alsmede wat betreft de veiligheid en het welbevinden van het personeel en de gedetineerden onvoldoende aanleiding geven om af te zien van de voorgenomen landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik in een regime van beperkte gemeenschap.

De uitkomsten van het onderzoek reiken weliswaar aandachts- en verbeterpunten aan voor de landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik, maar geven geen aanleiding tot een bijstelling van de algemene uitgangspunten die hierbij gelden.

Met de landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik sluit Nederland zich aan bij wat internationaal al lange tijd gebruikelijk is. Buiten Nederland is meerpersoonscelgebruik vrijwel overal de regel, niet de uitzondering. In veel landen bestaat al meer dan honderd jaar ervaring met meerpersoonscelgebruik.

Meerpersoonscelgebruik is overigens ook in ons land geen novum. Het is wettelijk al lange tijd mogelijk binnen een regime van algehele gemeenschap en wordt binnen (zeer) beperkt beveiligde inrichtingen ook al vele jaren toegepast. Bij vreemdelingenbewaring en in de voorzieningen voor drugskoeriers is eveneens sprake van meerpersoonscelgebruik. In geen van deze regimes zijn hierdoor noemenswaardige problemen ontstaan.

3. Regime

In de positionering van meerpersoonscelgebruik als een standaard detentievorm ligt besloten dat het regime bij samenplaatsing gelijk is aan dat voor de eenpersoonscellen. Er is geen grond om onderscheid te maken in de lengte en inhoud van het dag- en activiteitenprogramma; deze zijn bij eenpersoonscellen hetzelfde als bij meerpersoonscellen. Evenmin is er reden om enige vorm van compensatie te bieden zoals dat tijdens de voorbereidende fase gebeurde, bijvoorbeeld een financiële tegemoetkoming voor de huur van een televisietoestel. Dit zou immers ten onrechte een negatieve waardering van meerpersoonscelgebruik impliceren.

Over de gehele linie van regimes van beperkte gemeenschap, bij eenpersoons- zowel als meerpersoonscellen, zijn de ontwikkelingen in het kader van het transformatieproces De Nieuwe Inrichting van belang. Hierin wordt mijn visie op modernisering van de sanctietoepassing geconcretiseerd en wordt invulling gegeven aan de omvangrijke taakstellingen van DJI in het licht van de toenemende druk op de sanctiecapaciteit. Onderdeel van dit proces is invoering van het concept van functionele executie; dit houdt in dat de schaarse middelen selectief worden ingezet daar waar het verwachte rendement het hoogst is. Er wordt onderscheid gemaakt tussen doelgroepen en beveiligingsniveaus. Waar mogelijk wordt volstaan met een minimaal beveiligingsniveau en personeelsextensieve activiteiten (recreatie, luchten, sport, bibliotheek en bezoek) binnen een basisregime met een kort dagprogramma. Het streven is gedetineerden gedurende de uren van het dagprogramma zo veel mogelijk buiten de cel te laten verblijven.

Voorzover de lokale situatie dit mogelijk maakt, kan het dagprogramma zodanig worden uitgevoerd dat gedetineerden die een cel delen beurtelings deelnemen aan de verschillende activiteiten. Omdat dit als regel een hogere personeelsinzet vergt, wordt het werken met deze zgn. wisselroosters niet als algemeen uitgangspunt gekozen.

4. Plaatsing op een meerpersoonscel

Uitsluitingscriteria

Het uitgangspunt bij de plaatsing op een meerpersoonscel is dat een ieder geschikt wordt geacht voor samenplaatsing, tenzij sprake is van dusdanige problematiek bij de gedetineerde dat verblijf op een eenpersoonscel noodzakelijk is. De plaatsingssystematiek is daarmee gericht op het voorkómen van beheersproblemen op meerpersoonscellen en op de veiligheid van personeel en gedetineerden.

In het evaluatieonderzoek is gebleken dat onduidelijkheid bestond over de contra-indicaties zoals die oorspronkelijk waren geformuleerd en het gewicht dat daaraan moest worden toegekend. Inmiddels zijn zij aangescherpt en wordt in de toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden ook meer specifiek ingegaan op de toepassing van deze criteria in de praktijk. (De wijziging van de regeling is als bijlage bij deze brief gevoegd.)1

In artikel 11a van deze regeling is opgenomen dat ongeschiktheid van gedetineerden voor samenplaatsing kan samenhangen met:

a. diens psychische gestoordheid;

b. diens verslavingsproblematiek;

c. diens gezondheidstoestand;

d. diens gedragsproblematiek;

e. de achtergrond van het door hem gepleegde delict;

f. de aan hem opgelegde beperkingen.

Het gaat hierbij niet om absolute uitsluitingsgronden, maar om wegingsfactoren. De mate waarin een bepaalde factor of omstandigheid relevant is, kan per gedetineerde verschillen. Steeds zal voor iedere gedetineerde afzonderlijk moeten worden beoordeeld of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde verblijfsruimte. Deze zullen voldoende ernstig moeten zijn om daadwerkelijk af te zien van samenplaatsing. In dat geval zal betrokkene op een eigen cel worden geplaatst voor zolang dat nodig is.

Naast de in de regeling genoemde criteria kunnen ook andere aspecten een rol spelen bij de keuze van celgenoten, ter bevordering van de beheersbaarheid van de samenplaatsing. Het gaat daarbij onder andere om de voorkeur van de gedetineerden zelf, culturele en etnische achtergrond, taal, rookgedrag en leeftijd. Omdat het hier niet gaat om ongeschiktheidscriteria zijn deze niet in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden opgenomen, maar zal nadere invulling daarvan aan het oordeel van de directeur van de inrichting worden gelaten. Specifiek ten aanzien van culturele en etnische achtergrond zij benadrukt dat het louter gaat om waakzaamheid ten aanzien van onverenigbare karakteristieken, die zich in het gevangeniswezen met zijn zeer vele nationaliteiten nu eenmaal als van invloed hebben doen gelden1.

Observatieperiode

Om te kunnen bepalen met wie een gedetineerde wordt samengeplaatst dan wel of samenplaatsing onverantwoord is, moet worden onderscheiden tussen personen die eerder zijn gedetineerd en personen die voor het eerst in detentie verblijven. Is sprake van een detentieverleden, dan biedt de informatie daarover mogelijk voldoende basis om direct bij binnenkomst een besluit te nemen.

Is onvoldoende (recente) informatie beschikbaar of is een persoon voor het eerst gedetineerd, dan kan bij binnenkomst enige observatie nodig zijn om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Daarbij vervullen de penitentiair inrichtingswerkers (PIW-ers) een belangrijke functie. Iedere gedetineerde wordt daarnaast door de medische dienst van de inrichting gezien. Op indicatie kan ook de inrichtingspsycholoog of psychiater bij dat oordeel worden betrokken.

Gedurende het verblijf op een meerpersoonscel is vanzelfsprekend en zoals gebruikelijk een rol weggelegd voor de PIW-ers op de desbetreffende afdeling om te signaleren wanneer de samenplaatsing (als zodanig of met een bepaalde andere gedetineerde) zou moeten worden heroverwogen. Observeren en signaleren behoren tot de reguliere werkzaamheden van een PIW-er.

Vrijwilligheid

Tijdens de voorbereidende fase vond samenplaatsing van gedetineerden plaats op vrijwillige basis, aangezien de wettelijke grondslag voor verplichte samenplaatsing in deze regimesvorm nog ontbrak. Met de inwerkingtreding van de wettelijke regeling is vrijwilligheid geen criterium meer. De directeur van de inrichting bepaalt of en, zo ja, met wie een gedetineerde op een meerpersoonscel wordt geplaatst. Omdat vrijwilligheid geen vereiste meer is en dus strategisch of onderhandelingsgedrag van gedetineerden geen zin heeft, mag ook verwacht worden dat de tenuitvoerlegging in de praktijk op meer doelmatige wijze kan plaatsvinden dan tijdens de voorbereidende fase. Het ligt in de rede dat de onvermijdelijkheid van samenplaatsing de acceptatie ervan zal vergroten.

Aangezien de plaatsingsbeslissing wordt genomen door de directeur is deze beklagwaardig.

5. Aanbevelingen uit het onderzoek

De onderzoekers formuleren een aantal aandachtspunten c.q. voorwaarden waarmee bij de landelijke invoering rekening moet worden gehouden. Deze zijn op 21 juli 2004 tijdens een werkconferentie besproken met een uitgebreide vertegenwoordiging van het personeel van de aan de voorbereidende fase deelnemende inrichtingen. Op 24 augustus 2004 is over de verdere invoering van meerpersoonscelgebruik gesproken met de vakcentrales. Dit overleg is positief verlopen. Er is in het overleg vast komen te staan dat er geen aanleiding is de huidige overeenkomst invoering meerpersoonscelgebruik in het kader van het georganiseerd overleg Dienst Justitiële Inrichtingen te continueren dan wel een nieuwe overeenkomst te sluiten1. In het georganiseerd overleg is afgesproken begin volgend jaar de actuele stand van zaken met betrekking tot meerpersoonscelgebruik te bespreken. Op 3 september 2004 heeft de groepsondernemingsraad Gevangeniswezen positief onder voorwaarden geadviseerd. Aan de wensen van de groepsondernemingsraad in deze is nagenoeg geheel tegemoet gekomen.

Aanbeveling 1 (samenvattend): belevingsaspecten bij gedetineerden en personeel moeten de nodige aandacht blijven krijgen.

Belevingsaspecten van personeel krijgen aandacht in het reguliere arbeidsomstandighedenbeleid zoals dat thans geïntensiveerd wordt gevoerd op basis van de Nota «Investeren in personele zorg DJI». De training op het gebied van conflicthantering en zelfverdediging in de situatie van meerpersoonscelgebruik zal als aparte module worden geïntegreerd in de bestaande opleiding voor penitentiair inrichtingswerkers. Langs de weg van een adequaat arbeidsomstandighedenbeleid voor het personeel wordt vervolgens ook gewaarborgd dat aan gedetineerden in dit verband de juiste aandacht wordt gegeven door dit personeel.

De beleving van gedetineerden wordt periodiek gemeten in de gedetineerdensurvey.

Aanbeveling 2 (samenvattend): Formuleer bij landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik de beleidslijn dat gedetineerden mede door de inzet van positieve incentives gestimuleerd moeten worden om een cel te delen, alsmede betrokken worden bij én invloed kunnen ervaren op het kiezen van een celgenoot – en te bewerkstelligen dat deze beleidslijn uniform wordt nageleefd.

Tijdens de voorbereidende fase werden de positieveincentives ingezet teneinde de vrijwilligheid te stimuleren. Nu van vrijwilligheid geen sprake (meer) is, komen ook deze incentives te vervallen. Er is geen reden gedetineerden specifiek te belonen indien zij doen wat zij behoren te doen, te weten het opvolgen van aanwijzingen van de directie. Wel wordt in algemene termen goed gedrag beloond, bijvoorbeeld in het kader van detentiefasering. Daartoe heeft de directeur van de inrichting thans voldoende mogelijkheden.

Gegeven de beslissing tot samenplaatsing kan het vanuit overwegingen van beheersbaarheid zinvol zijn om gedetineerden in de gelegenheid te stellen hun voorkeur te laten uitspreken voor een celgenoot. Indien dat geen problemen of risico's oplevert, is er geen bezwaar om aan deze wens gehoor te geven, mits de praktische mogelijkheden daartoe beschikbaar zijn. Het is dus niet zo dat een gedetineerde een recht heeft om alleen met een door hem verkozen gedetineerde op een meerpersoonscel geplaatst te worden.

Aanbeveling 3 (samenvattend): Kom tot een zorgvuldige beoordeling van de effecten van meerpersoonscelgebruik op de onderhandelingscultuur tussen PIW'ers en gedetineerden, tot een nadere investering in het (stimulerend) leiderschap op afdelingen waar meerpersoonscelgebruik wordt toegepast en tot een zorgvuldige en beargumenteerde toebedeling van verantwoordelijkheden.

Een aantal elementen van deze aanbeveling maakt deel uit van bestaande wettelijke kaders en bestaand beleid. Zo kent de Arbeidsomstandighedenwet 1998 de zogenaamde risico-inventarisatie en -evaluatie, een cyclisch toetsingsmodel gericht op een veilige werkomgeving van het personeel. De periodieke Gedetineerdensurvey toetst de beleving van de gedetineerden op diverse aspecten van het inrichtingsklimaat, waaronder de verhouding tot het personeel. In het kader van de nota «Investeren in Personele Zorg DJI» en het actieprogramma «De Nieuwe Inrichting» wordt aandacht besteed aan de competenties die worden geëist van de leidinggevenden binnen de DJI-organisatie. Daartoe is onder meer de managementleergang «De nieuwe leidinggevende» gestart. Stimulerend en coachend leiderschap maken daarvan deel uit.

Aanbeveling 4 (samenvattend): Hanteer bij de uitbreiding van de personele formatie in verband met de voorgenomen landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik niet alleen kwantitatieve, maar tevens en vooral kwalitatieve, specifiek op meerpersoonsdetentie georiënteerde criteria voor personeelsselectie.

Personeel in de executieve dienst moet in staat zijn alle daarbij behorende taken adequaat uit te voeren. Meerpersoonscelgebruik hoort daarbij. Dat was al zo, zij het dat de mogelijkheid om meerpersoonscelgebruik toe te passen nu is uitgebreid tot de regimes van beperkte gemeenschap. Het evaluatie-onderzoek meldt dat het personeel dat in de voorbereidende fase met de invoering van meerpersoonscelgebruik te maken heeft gehad ook in een adequate uitvoering daarvan is geslaagd, zij het met enig improvisatievermogen. Dat het personeel hierover beschikt, is niet zo vreemd. Juist improvisatievermogen is een competentie die in de uitvoeringspraktijk van groot belang is, niet alleen bij meerpersoonscelgebruik, maar bij alle detentievormen. Dat betekent dat het huidige personeel meerpersoonscelgebruik aankan, zoals ook al bekend was bij de toepassing van meerpersoonscelgebruik in de regimes van algehele gemeenschap. Bij de algemene scholing en opleiding van personeel zal aan meerpersoonscelgebruik aandacht worden besteed, maar DJI zal geen personeel selecteren dat specifiek geschikt is om «meerpersoonscelgebruik in een regime van beperkte gemeenschap» uit te voeren. Gelet op de bestaande intrinsieke kwaliteiten van het personeel is dit overbodig.

Aanbeveling 5 (samenvattend): Besteed aandacht aan de functionaliteit en flexibiliteit van de werkinstructies in het licht van de zwaardere werklast en de toegenomen complexiteit van de werkzaamheden op meerpersoonscel-afdelingen.

Aan deze aanbeveling is gevolg gegeven in de speciale Werkinstructies voor de uitvoering van meerpersoonscelgebruik, die mede zijn gebaseerd op de evaluatie en de werkconferentie meerpersoonscelgebruik.

Aanbeveling 6 (samenvattend): Heroverweeg bij de voorgenomen verruiming van de capaciteit aan meerpersoonscellen de werkbaarheid van de huidige contra-indicaties en herziening van de procedure voor het toepassen van de contra-indicaties.

De resultaten van de evaluatie en de werkconferentie meerpersoonscelgebruik hebben hun neerslag gevonden in de gewijzigde ministeriële Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en de werkinstructie voor de uitvoering van meerpersoonscelgebruik.

Aanbeveling 7 (samenvattend): Neem bij de invoering van meerpersoonscelgebruik een locatie- en afdelingsspecifieke verhouding tussen het aantal meerpersoonscellen en het totale aantal cellen in acht, opdat de mogelijkheid blijft bestaan om gedetineerden te spreiden die in tweede instantie te «zwak» blijken voor meerpersoonscelgebruik.

Er dient uiteraard voldoende gelegenheid te zijn om gedetineerden die in tweede instantie niet geschikt zijn voor meerpersoonscelgebruik uit te plaatsen. Uit overwegingen van efficiënte benutting van capaciteit en het bieden van passende zorg aan gedetineerden is te bezien of dat gebeurt op dezelfde afdeling, een andere afdeling van de inrichting of een andere inrichting. Daarvoor is in beginsel niet nodig dat op locatie- of afdelingsniveau een vooraf bepaalde en vaste verhouding tussen meerpersoonscellen en het totaal aantal cellen in acht wordt genomen. Binnen de bestaande bouw kunnen dergelijke verhoudingen ook weer anders liggen dan bij specifiek op meerpersoonscelgebruik gerichte nieuwbouw. Wel dient uiteindelijk landelijk een voldoende aantal persoonlijke verblijfsruimten beschikbaar te zijn.

Aanbeveling 8 (samenvattend): Besteed bij de selectie en «matching» van gedetineerden voor meerpersoonscelgebruik, met het oog op de inkomstenprocedure en de doorstroom van gedetineerden, meer aandacht aan de strafmaat en de aard van het delict.

Uitgangspunt bij meerpersoonscelgebruik is dat in principe iedere gedetineerde geschikt is om een cel te delen. Het onderzoek geeft geen aanleiding van dit beginsel af te wijken. De achtergrond van het gepleegde delict vormt binnen de huidige stand van zaken reeds een aspect dat bij de individuele beslissing tot plaatsing op een meerpersoonscel aan bod komt.

Ten aanzien van de strafmaat bevelen de onderzoekers aan te onderzoeken of meerpersoonscelgebruik in de praktijk voor de grote groep kortgestraften, preventief en subsidiair gehechten een meer geschikte vorm van detentie is dan voor relatief zwaar gestraften. In het licht van het eerder gestelde over de positionering van meerpersoonscelgebruik en het regime, zie ik echter af van harde grenzen aan de duur van het verblijf in een meerpersoonscel.

Uit het oogpunt van beheersbaarheid ligt samenplaatsing van een (zeer) langgestrafte met een kortgestrafte niet voor de hand. Bovendien ligt het in de rede om (zeer) langgestraften die om welke reden dan ook niet in aanmerking komen voor detentiefasering niet gedurende hun hele detentieperiode samen te plaatsen, indien ze aangeven liever in een eenpersoonscel te zitten. Of en in hoeverre dit het geval is, is nog de vraag. Meerpersoonscelgebruik wordt heel verschillend gewaardeerd.

Aanbeveling 9 (samenvattend): Werk met wisselroosters voor gedetineerden.

Voorzover de lokale situatie in de inrichting dit toestaat, zal worden gewerkt met wisselroosters. Omdat dit als regel een hogere personeels-inzet vergt, wordt het werken met wisselroosters niet als algemeen uitgangspunt geformuleerd, waarvan slechts in bijzondere gevallen zou kunnen worden afgeweken.

Aanbeveling 10 (samenvattend): Mede op grond van internationale en Europese normen is het zinvol te overwegen om meerpersoonscelgebruik zoveel mogelijk te hanteren voor korte straffen, zodat gedetineerden niet te lang in een op zich te kleine cel worden ondergebracht.

Samenplaatsing vindt uitsluitend plaats in cellen die daarvoor geschikt zijn gemaakt en waarbij het gangbare regime onverkort wordt uitgevoerd. Op internationaal en Europees niveau zijn geen normen vastgesteld ten aanzien van de grootte van een cel. Zo spreken de European Prison Rules zich niet uit over de minimale oppervlakte van een cel. De voor een gedetineerde beschikbare ruimte in een cel is een punt van aandacht van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT) bij de bezoeken die het aflegt aan penitentiaire inrichtingen. Een minimumnorm voor de oppervlakte waarover een gedetineerde moet kunnen beschikken in een meerpersoons-verblijfsruimte heeft het CPT niet vastgesteld.

Ik zie dan ook geen reden om langgestraften uit te zonderen van meerpersoonscelgebruik.

Aanbeveling 11 (samenvattend): tref maatregelen die het belang van de P&O-functie binnen de penitentiaire inrichtingen (PI's) accentueren en mogelijkheden creëren om op specifieke personeelsontwikkelingsvragen van PI's te kunnen reageren.

Ik onderschrijf het belang dat adequaat op specifieke vragen op het terrein van personeelsontwikkeling van inrichtingen wordt gereageerd. Op dit moment is de DJI doende de P&O-functie onder te brengen in Shared Services Centra. Ik ben van mening dat de P&O-functie hiermee kwalitatief op een hoger niveau wordt gebracht en dat daarmee uitstekend kan worden gereageerd op specifieke personeelsontwikkelingsvragen van inrichtingen.

Aanbeveling 12 (samenvattend): Monitor en evalueer de invoering van meerpersoonscelgebruik adequaat en systematisch door gebruik te maken van de bestaande format van het jaarverslag van de PI's.

Ik onderschrijf het belang van een goede monitoring en evaluatie van het meerpersoonscelgebruik. Naast de bestaande formats van het jaarverslag van de inrichtingen zal daarbij eveneens gebruik worden gemaakt van de gedetineerdensurvey en de Basis Vragenlijst Amsterdam (Basam) onder het personeel.

Tot slot

In een algemeen overleg met uw Kamer over sanctiecapaciteit heb ik aangegeven dat binnenkort in Zwolle een penitentiair centrum wordt geopend dat geschikt kan worden gemaakt voor drie personen op een cel1.

Ik sta positief tegenover het benutten van deze mogelijkheid om ervaring op te doen met plaatsing van meer dan twee op een cel.

In het kader van het transformatieproces De Nieuwe inrichting werkt DJI onder meer plannen uit voor een Penitentiaire Inrichting te Lelystad, waarbij de detentie in cellen voor zes personen wordt uitgevoerd. Extra veiligheid wordt gerealiseerd door toepassing van moderne «tracking and tracing»-technologie, die voortdurende aanwezigheidscontrole en plaatsbepaling mogelijk maakt.

Ik vind dit een interessante gedachte en zie de nadere uitwerking van de plannen met belangstelling tegemoet.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Kamerstukken II 2003–2004, 24 587, nr. 106.

XNoot
2

Kamerstukken II 2003–2004, 24 587, nr. 109.

XNoot
3

Kamerstukken II 2003–2004, 28 979, nr. 8, blz. 12.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003–2004, 28 979, nr. 8, blz. 11.

XNoot
2

Dit gold voor elk van de zeven zogeheten detentieklimaatschalen aan de hand waarvan de detentiebeleving van de gedetineerden op evenzoveel deelaspecten in kaart werd gebracht.

XNoot
3

Vgl. «Kiezen of delen?», par. 2.5.2.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Men kan bijvoorbeeld denken aan Turkse en Koerdische, of Joodse en Palestijnse gedetineerden.

XNoot
1

De inhoud van de overeenkomst is immers, voor zover zinvol, gecontinueerd in de werkinstructies en in de ministeriële Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden en de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003–2004, 24 587, nr. 104.

Naar boven