Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 28973 nr. P |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 28973 nr. P |
Vastgesteld 28 mei 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het onderzoek «Veehouderij en gezondheid omwonenden» – VGO-III. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 9 april 2025.
• De antwoordbrief van 27 mei 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer
Aan Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Den Haag, 9 april 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in haar commissievergadering van 1 april 2025 haar leden gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen over de brief van 7 maart 2025 van u en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderzoek «Veehouderij en gezondheid omwonenden» – VGO-III.3 De leden van de fracties van de GroenLinks-PvdA, SP en de PvdD hebben gezamenlijk van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt.
Wederom trapt u de bal vooruit door te vragen om een nieuw advies aan de gezondheidsraad. Al elf jaar lang wordt het verband tussen geitenhouderijen en het ontstaan van longontstekingen aangetoond. Het zorgt voor alleen al 89–127 vermijdbare longontstekingen in alleen de onderzochte gebieden per 100.000 inwoners.
Hoe verhouden deze cijfers zich tot het inzetten van het voorzorgprincipe onder de Omgevingswet? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de verplichting van de staat om mensenrechten, als het recht op gezondheid en een veilig huis, te handhaven?
Bent u met deze leden van mening dat elke uitbreiding van een geitenhouderij, gezien deze impact op de gezondheid, volledig MER-plichtig moet zijn, dan wel moet worden, zodat het gezondsheidsaspect volwaardig onderzocht wordt en omwonenden goed geïnformeerd zijn over de impact op hun leefomgeving en gezondheid? Zo nee, of wanneer u redeneert dat kan worden volstaan met een MER-beoordeling, hoe beredeneert u dit vanuit de verplichtingen die Nederland heeft die voortkomen uit het verdrag van Aarhus?
Negen provincies hebben een moratorium, drie dus niet. Gaat u deze drie provincies vragen om ook een moratorium in te stellen? Zo ja, wanneer, en zo nee, waarom niet? Kunt u dit ook beredeneren vanuit de internationaalrechterlijke verplichtingen waardoor Nederland de gezondheid van mensen moet beschermen. Zo niet, kunt u een reflectie geven vanuit mensenrechtenperspectief op het gegeven dat u de gezondheid van burgers op het spel blijft zetten voor potentiële geitenhouderijen die er nu nog niet zijn? Zo niet, kunt u uitleggen hoe u het recht op gezondheid in dezen hebt afgewogen tegenover het recht op eigendom? Waarom vindt u dat dit laatste zwaarder moet wegen dan het eerste, zelfs bij nieuwe initiatieven, terwijl internationaalrechterlijk het recht op gezondheid zwaarder weegt. Welke redenering gebruikt u daarbij?
Tot slot, hoeveel concrete aanvragen voor uitbreidingen en nieuwe geitenhouderijen zijn bekend?
Een afschrift van deze brief zal worden gezonden aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De leden van de vaste commissie voor LNV zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 6 mei 2025.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2025
Hierbij zenden wij u de antwoorden op de vragen van de leden van de fracties van de GroenLinks-PvdA, SP en PvdD uit uw brief met kenmerk 170593.08U van 9 april jl. Het betreft vragen naar aanleiding van publicatie van het eindrapport Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO-III) en bijbehorende Kamerbrief.4
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Vraag 1
Al elf jaar lang wordt het verband tussen geitenhouderijen en het ontstaan van longontstekingen aangetoond. Het zorgt voor alleen al 89–127 vermijdbare longontstekingen in alleen de onderzochte gebieden per 100.000 inwoners. Hoe verhouden deze cijfers zich tot het inzetten van het voorzorgprincipe onder de Omgevingswet? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de verplichting van de staat om mensenrechten, als het recht op gezondheid en een veilig huis, te handhaven?
Antwoord
De overheid heeft, gegeven de internationale verplichtingen inzake de rechten van de mens en op basis van de Grondwet artikel 22 eerste lid, een zorgplicht om bij serieuze signalen dat er gevaar kan bestaan voor de gezondheid onderzoek te doen naar de risico’s. Dit om te bezien of het nodig is om, ook uit voorzorg, beschermende maatregelen te treffen om risico’s terug te brengen. Ook de Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht die inhoudt dat overheden, bedrijven en burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Om op juiste wijze invulling te kunnen geven aan die zorgplicht is het nodig duidelijkheid te verkrijgen over de risico’s, het gezondheidseffect en welke maatregelen het meest effectief en doelmatig zijn om deze risico’s te reduceren. Juist daarom nemen wij de gezondheidsrisico’s die uit het VGO-III-rapport blijken heel serieus. Voor een passend vervolg is verdere duiding nodig van het gezondheidseffect en hoe dit effect zich verhoudt tot andere gezondheidsrisico’s. Daarom is de Gezondheidsraad (GR) om advies hierover gevraagd.5 Dit advies wordt in twee delen opgeleverd (in juni en november dit jaar) en na uitkomst van beide adviezen zullen we ons beraden over vervolgstappen.
Vraag 2
Bent u met deze leden van mening dat elke uitbreiding van een geitenhouderij, gezien deze impact op de gezondheid, volledig MER-plichtig moet zijn, dan wel moet worden, zodat het gezondheidsaspect volwaardig onderzocht wordt en omwonenden goed geïnformeerd zijn over de impact op hun leefomgeving en gezondheid? Zo nee, of wanneer u redeneert dat kan worden volstaan met een MER-beoordeling, hoe beredeneert u dit vanuit de verplichtingen die Nederland heeft die voortkomen uit het verdrag van Aarhus?
Antwoord
Het bevoegd gezag voert bij elke vergunningaanvraag een MER-beoordeling uit, waarbij ook wordt gekeken of er een aanzienlijk effect is op milieu, waaronder gezondheid. Hier kan het besluit op volgen dat voor de verlening van de gevraagde vergunning een MER moet worden uitgevoerd en is daarmee niet in alle gevallen volledig MER-plichtig. Of er sprake is van een «aanzienlijk effect» hangt af van de omvang, de locatie en de kenmerken van het potentiële effect.
Wij zijn het dan ook niet eens met de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD dat elke uitbreiding van een geitenhouderij volledig MER-plichtig moet zijn. Het bevoegd gezag zal op basis van de beoordeling een besluit nemen of een MER nodig is voor de vergunning. Ook hiervoor geldt dat het de bevoegde gezagen zal helpen wanneer de resultaten van het VGO-III verder zijn geduid en in perspectief worden geplaatst in relatie tot andere risico’s, waarover de Gezondheidsraad zal adviseren. Dat neemt niet weg dat de effecten van een nieuwe geitenhouderij dan wel uitbreiding van een bestaande geitenhouderij ten opzichte van gevoelige functies (zoals woon-, onderwijs- en gezondheidsfuncties) in de omgeving beoordeeld moeten worden in het kader van een evenwichtige toedeling van functies.
Wat de verplichtingen van het verdrag van Aarhus betreft wijzen wij erop dat het recht op toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en de toegang tot de rechter met betrekking tot aanvragen van omgevingsvergunningen voor de uitbreiding van geitenhouderijen is gewaarborgd in het stelsel van de Omgevingswet. Bij het publiceren van het besluit op de vergunningaanvraag wordt ook het besluit op de MER-beoordeling gepubliceerd. Op dat moment kan binnen 6 weken bezwaar en vervolgens eventuele beroep worden aangetekend.
Vraag 3
Negen provincies hebben een moratorium, drie dus niet. Gaat u deze drie provincies vragen om ook een moratorium in te stellen? Zo ja, wanneer, en zo nee, waarom niet? Kunt u dit ook beredeneren vanuit de internationaalrechterlijke verplichtingen waardoor Nederland de gezondheid van mensen moet beschermen. Zo niet, kunt u een reflectie geven vanuit mensenrechtenperspectief op het gegeven dat u de gezondheid van burgers op het spel blijft zetten voor potentiële geitenhouderijen die er nu nog niet zijn? Zo niet, kunt u uitleggen hoe u het recht op gezondheid in dezen hebt afgewogen tegenover het recht op eigendom? Waarom vindt u dat dit laatste zwaarder moet wegen dan eerste, zelfs bij nieuwe initiatieven, terwijl internationaalrechterlijk het recht op gezondheid zwaarder weegt. Welke redenering gebruikt u daarbij?
Antwoord
Zoals hiervoor gemeld, wachten we het advies van de Gezondheidsraad af zodat we een besluit kunnen nemen over eventuele vervolgstappen. Bij het nemen van dat besluit gaan we zorgvuldig te werk en betrekken we alle belangen die aan de orde zijn, waaronder allereerst de bescherming van de gezondheid van omwonenden als ook de belangen van de betrokken (en mogelijk toekomstige) veehouders.
In de negen provincies waar geitenhouderijen in betekenende mate aanwezig zijn, geldt een moratorium. In de drie provincies waar geen moratorium geldt, bevindt zich een beperkt aantal geitenhouderijen in over het algemeen dunbevolkt gebied. Er is reeds door het vorige kabinet aan deze provincies gevraagd het instellen van een moratorium te overwegen, maar het al dan niet instellen ervan is aan de provincies.6 Het staat deze drie provincies en bijbehorende gemeenten vrij om, wanneer er signalen zijn van potentiële nieuwvestiging of uitbreiding van geitenhouderijen op hun grondgebied in de nabijheid van woningen, ook dergelijke maatregelen te treffen.
Vraag 4
Tot slot, hoeveel concrete aanvragen voor uitbreidingen en nieuwe geitenhouderijen zijn bekend?
Antwoord
Gemeenten en provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoer van vergunningverlening en kunnen dit laten uitvoeren door een Omgevingsdienst. Er is geen centrale registratie voor (aanvragen voor) vergunningverlening voor nieuwvestiging of uitbreiding van veehouderijen.
Samenstelling:
Oplaat (BBB) (voorzitter), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Kemperman (Fractie-Kemperman), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Meijer (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28973-P.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.