28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 87 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 16 december 2011

Met deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, reactie op twee rapporten van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), zoals door uw Kamer verzocht per brief van 29 september 2011.

Het betreft de rapporten «Welke veestapel past in Nederland; Inbreng voor de maatschappelijke discussie over begrenzing en sturing van de omvang van de veestapel»1 en «Afschaffen van productierechten in de veehouderij in 2015; gevolgen voor veehouderij en leefomgeving»2.

Rapport «Afschaffen van productierechten»

Het rapport gaat in op de historie van productiebegrenzing in de veehouderij, het hoe en waarom van de productierechten. Het rapport schetst de werking en het effect van de productierechten en analyseert of de overwegingen om productiebegrenzing in te stellen nog steeds actueel zijn.

Conclusie van het PBL is dat er meer nadelen dan voordelen zijn verbonden aan het afschaffen van de productiebegrenzing. Belangrijkste nadelen die het PBL identificeert zijn meer druk op de mestmarkt, hogere investeringen voor milieumaatregelen, verhoogde kans op fraude met de afzet van mest en extra druk op de realisatie van milieudoelen en doelen voor Natura2000.

Belangrijkste voordeel van het afschaffen van productiebegrenzing is lagere productiekosten voor intensieve veehouders waardoor de (internationale) concurrentiepositie verbetert.

Rapport «Welke veestapel past in Nederland?»

Hoofdvraag van deze studie was welke omvang van de veestapel zou kunnen passen binnen de mogelijke toekomstige milieugebruiksruimte en maatschappelijke eisen voor verduurzaaming. PBL komt tot drie hoofdbevindingen:

  • 1. Afschaffing van productierechten en melkquotering leiden, zonder alternatieve sturing op de omvang van de veestapel, zeer waarschijnlijk tot een groei van de veestapel;

  • 2. Groei van de veestapel leidt tot meer uitstoot van schadelijke stoffen en daardoor tot meer milieuschade. PBL erkent daarbij dat schadelijke effecten aanzienlijk kunnen worden beperkt door technische maatregelen en verbeterde bedrijfsvoering.

  • 3. Voortzetting van het stelsel van productierechten heeft meer voordelen dan nadelen.

Volgens PBL is er in theorie een optimale omvang en inrichting van de veehouderij te bepalen als de netto baten – het verschil tussen maatschappelijke opbrengsten en kosten – voor de maatschappij maximaal zijn. PBL concludeert echter ook dat er op dit moment onvoldoende informatie en kennis voorhanden is om de best passende omvang van de veestapel vast te stellen. PBL stelt dat zonder productiebegrenzing de druk op de mestmarkt en op het milieu zeer waarschijnlijk zal toenemen door een groei van de veestapel. Een groot deel van de schadelijke effecten is echter volgens PBL, ook zonder productiebegrenzing te beheersen met technische maatregelen.

Reactie kabinet

Op 23 november 2011 hebben wij de visie van het kabinet op de toekomst van de intensieve veehouderij doen toekomen (Kamerstukken II, 2011–2012, 28 973, nr. 85). In het rapport van dhr. Alders is geconstateerd dat de negatieve effecten op het milieu maatschappelijk gezien één van de belangrijkste gevoelde problemen vormen. De toekomst van de veehouderij moet daarom gevonden worden in een duurzame ontwikkeling waarbij verantwoorde groei binnen de beschikbare milieugebruiksruimte dient plaats te vinden.

Op 28 september 2011 hebben wij de visie van het kabinet op de toekomst van het mestbeleid aan uw Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 037, nr. 1). In die brief erkennen wij dat overheidsingrijpen voorlopig nog noodzakelijk is om milieudoelen te realiseren. Bij de realisatie van deze milieudoelen willen we maximaal ruimte bieden voor en gebruikmaken van ondernemerschap in de sector. Het kabinet geeft er de voorkeur aan om de huidige stelsels van productierechten niet voort te zetten. Zij sturen namelijk niet op de milieudoelen waar het om zou moeten gaan en belemmeren ondernemerschap. Wij zetten in op drie sporen: verantwoord evenwicht tussen mestproductie en -afzetruimte met verplichte verwerking van een deel van het mestoverschot, voermaatregelen en inzet van hoogwaardige producten uit mestverwerking als kunstmestvervanger. Het PBL gaat in haar analyse uit van het afschaffen van het stelsel van productierechten, zonder dat hier een alternatieve systematiek voor in de plaats komt. Het kabinet onderkent met haar inzet op verantwoorde mestafzet dat sturing noodzakelijk blijft, maar dat een pure productiebegrenzing niet het maximale potentieel uit het ondernemerschap binnen de agrarische sector haalt.

Met deze inzet acht het kabinet het mogelijk binnen de milieurandvoorwaarden te komen tot verantwoorde groei.

Zoals PBL terecht concludeert is de hoofdreden voor het wettelijk regelen van de omvang van de veestapel destijds geweest om, ondersteunend aan het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften, de milieubelasting terug te dringen.

Het stelsel van productierechten zorgt ervoor dat er niet teveel druk op het stelsel van gebruiksnormen komt te staan zodat milieunormen handhaafbaar blijven. Ondersteuning van het stelsel van gebruiksnormen blijft de komende jaren noodzakelijk wil Nederland de doelstellingen die met de Europese Nitraatrichtlijn worden beoogd realiseren. PBL verwijst hierbij terecht naar het rapport van Van Reenen uit 20043 waarin deze conclusie ook werd getrokken in voorbereiding op het stelsel van gebruiksnormen.

Kortom, de door PBL uitgevoerde analyses kunnen wij grotendeels onderschrijven. Met de in de brieven van 28 september en 23 november gepresenteerde visies op de toekomst en inzet op de drie sporen geven wij hieraan concrete invulling.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Van Grinsven, H. et al (2011), Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.

X Noot
2

Willem, J. & H. Van Grinsven (2011), Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.

X Noot
3

Reenen, P. Van (2004), Ex ante analyse van het stelsel van gebruiksnormen voor mest en mineralen in de landbouw, Van Reenen-Russel Consultancy, Zetten.

Naar boven