28 973
Toekomst van de intensieve veehouderij

nr. 33 Herdruk1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2009

Op 28 februari 2008 heb ik in een Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor LNV gesproken over megastallen en mijn toekomstvisie op de veehouderij. In dat overleg is onder meer gesproken over de kansen en risico’s van megastallen voor de dier- en volksgezondheid aan de hand van een vijftal rapporten. Voortbouwend op dit overleg wil ik u in deze brief nader informeren over de stand van zaken van de uitvoering van de motie Jacobi/Koopmans (TK 28 973, nr. 23), die uw Kamer naar aanleiding van het Algemeen Overleg op 28 februari heeft aangenomen. Tevens informeer ik u, mede namens mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), over het overleg dat onlangs heeft plaatsgevonden tussen de vertegenwoordigers van de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en VWS en de reconstructieprovincies. In dit overleg is met name gesproken over de diversiteit aan signalen die op dit moment wordt afgegeven over de risico’s van vooral intensieve veehouderij voor dier- en volksgezondheid. Deze situatie creëert onduidelijkheid en onrust bij ondernemers en omwonenden en maakt het voor regionale en lokale bestuurders moeilijk om effectief en rechtvaardig belangen te wegen en besluiten te nemen.

De motie Jacobi/Koopmans

In de motie Jacobi/Koopmans zijn, zoals ik in de begrotingsbehandeling al heb aangegeven, twee verschillende elementen te onderkennen. Het eerste onderdeel gaat over het verder laten onderzoeken van mogelijke gezondheidsrisico’s verbonden aan de veehouderij. Het tweede gedeelte vraagt om de organisatie van een internationale conferentie over de gevolgen van schaalvergroting. Met betrekking tot het onderzoek streef ik naar een goede afstemming tussen onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van mijn collega van VWS en mijzelf. Dit streven is ook vastgelegd in de Nationale Agenda Diergezondheid (TK 28 286, nr. 76). Wij hebben in de programmering van onderzoeken (veelal beleidsondersteunend onderzoek) ons niet beperkt tot onderzoek naar megastallen, maar richten ons op (met name intensieve) veehouderijsystemen in brede zin. Ook zijn er gezamenlijke onderzoeksprojecten gestart, zoals het onderzoek naar opkomende ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn (zgn. emerging zoönosen). Ten aanzien van het tweede gedeelte kan ik aangeven dat we hebben bekeken of er draagvlak is voor een Europese agendering van deze discussie.

Uit die analyse komt naar voren dat schaalvergroting als belangrijk politiek en maatschappelijk vraagstuk met name in een paar Europese landen speelt, waaronder Denemarken en Duitsland. Op de Europese agenda speelt het vraagstuk op dit moment echter geen rol van betekenis. Tegen deze achtergrond lijkt een grote internationale conferentie op dit moment niet opportuun. Wel wil ik in een latere fase zeker de mogelijkheid open houden voor een dergelijke conferentie. Vooralsnog zet ik via de gebruikelijke kanalen in op internationale agendering en uitwisseling, en ontwikkeling van kennis en ervaringen op dit vlak. Binnen Nederland zijn er in dat kader diverse bijeenkomsten georganiseerd met internationale experts.

In het afgelopen jaar is er meermaals ambtelijk overleg tussen vertegenwoordigers van de provincies en het ministerie geweest om samen te bekijken welke problemen er spelen en hoe we daar mee om kunnen gaan.

Afspraken over rollen en verantwoordelijkheden

In het gesprek tussen vertegenwoordigers van de ministeries van LNV en VWS en de provincies zijn afspraken gemaakt over het expliciteren van de verschillende rollen en verantwoordelijkheden.

De provincies zijn verantwoordelijk voor de regie en uitvoering van het reconstructiebeleid. Zij zijn verantwoordelijk voor de in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) afgesproken doelen en prestaties, en dus ook voor het gebiedsproces. De provincies voeren de regie op de realisatie van de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) waar de gemeenten voor de uitvoering verantwoordelijk zijn.

Ten aanzien van de dier- en volksgezondheid is aangegeven dat waar het ministerie van VWS in principe verantwoordelijk is voor de volksgezondheid, het ministerie van LNV dat is voor de diergezondheid. Toch is een volledige scheiding van deze onderwerpen niet te maken. Zowel het ministerie van VWS als het ministerie van LNV streven vanuit de eigen focus steeds meer naar een «one-health policy». Omdat de regelgeving van het ministerie van LNV beter toegerust is om maatregelen ten aanzien van de (intensieve) veehouderij te kunnen uitvoeren, zal het ministerie van VWS wanneer het een volksgezondheidsrisico waarneemt, aan moeten geven wanneer het gebruik van LNV-instrumenten noodzakelijk acht.

Vervolgacties

Veehouderij – van biologisch tot intensief en «mega-intensief» – kan gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Begin 2008 zijn twee RIVM-rapporten (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) verschenen over de relatie megastallen/intensieve veehouderij en gezondheid1 die de huidige stand van zaken schetsen. Daarin wordt op basis van de kennis van nu een aantal risico’s maar ook kansen geschetst. Juist bij nieuwbouwveehouderijen kunnen maatregelen genomen worden die de dreigingen voor zowel dierziekten als voor de volksgezondheid beperken. Op basis van die rapporten kunnen GGD’en gemeenten adviseren bij de vergunningverlening aan veehouderijbedrijven.

De gezamenlijke GGD’en in Zeeland en Brabant hebben met het RIVM het initiatief genomen om een informatieblad intensieve veehouderij op te stellen op basis van bestaand onderzoek. Dit informatieblad zal breed worden verspreid in Nederland.

Het ministerie van VWS zal in overleg met het RIVM en andere betrokkenen nader bekijken of essentieel onderzoek ontbreekt om op adequate wijze de risico’s en kansen van intensieve veehouderij voor de volksgezondheid in te schatten. Daarbij zal het ministerie van VWS ook mogelijke instrumenten zoals een Gezondheidseffectraportage – analoog aan de Milieueffectrapportage – onderzoeken, waarbij voorwaarden gesteld kunnen worden aan de inrichting van nieuwbouwveehouderijbedrijven.

Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de resultaten door middel van een gezamenlijke beleidsbrief over intensieve veehouderij en de risico’s voor de volksgezondheid.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

G. Verburg


XNoot
1

Eerder is deze brief abusievelijk gepubliceerd als kamerstuk 28 973, nr. 31. Dat stuk komt hiermee te vervallen.

XNoot
1

Volksgezondheidsaspecten van veehouderijmegabedrijven in Nederland: zoönosen en antibioticumresistentie, RIVM, februari 2008 & Intensieve veehouderij en gezondheid, RIVM, januari 2008.

Naar boven