28 973 Toekomst veehouderij

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 252 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2023

In 2021 hebben de Nederlandse supermarkten, en verschillende partijen in andere afzetkanalen, aangegeven vanaf eind 2023 alleen nog maar vers kippen-vlees te verkopen dat minimaal één ster van het Beter Leven keurmerk (BLk1*) van de Dierenbescherming draagt. Dit marktinitiatief verandert het aangezicht van de Nederlandse vleeskuikenhouderij; van de circa 625 vleeskuikenhouders in Nederland wil bijna 90% omschakelen of is reeds omgeschakeld.

BLk1* vleeskuikenhouderij kenmerkt zich, ten opzichte van gangbare houderij1, door een trager groeiend ras, meer ruimte voor de dieren (30–40% minder dieren per m2), een overdekte uitloop en afleidingsmateriaal. De omschakeling naar BLk1* is een belangrijke stap naar een meer dierwaardige veehouderij en biedt pluimveehouders een verdienmodel en zekerheid in vaste ketenrelaties voor de Nederlandse markt. Vanuit het perspectief van dierenwelzijn en de positie van de boer in de keten vind ik dit een goede ontwikkeling. Het is tevens een goed voorbeeld van hoe partijen in de keten samenwerken in de ontwikkeling naar een meer duurzame en dierwaardige veehouderij. Tegelijk is er onzekerheid over de gevolgen van deze omschakeling voor de emissie van ammoniak.

Om de gevolgen van de omschakeling in beeld te brengen is Wageningen University & Research (WUR) gevraagd: i) een overzicht te geven van de bredere impact van de omslag naar BLk1* vleeskuikens in de Nederlandse retail en ii) te adviseren over de hoogte van emissies uit BLk1* vleeskuikenstallen. De rapportages zijn bijgevoegd2. Zoals in mijn brief van 18 oktober jl.3 aangegeven informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over de rapporten.

Conclusie rapporten BLk1*

De impactstudie geeft aan dat de omschakeling de grootste impact heeft op het welzijn en de gezondheid van kuikens en de moederdieren. Het gemiddelde welzijn is aantoonbaar en betekenisvol beter dan in de gangbare vleeskuikenhouderij, en ze zijn ook minder vatbaar voor ziekte, waardoor vrijwel geen antibiotica ingezet hoeft te worden. Verder geven de onderzoekers aan dat de omschakeling bedrijfseconomisch goed te verantwoorden is.

In beide rapporten geven de onderzoekers aan dat er onzekerheid is over emissies van ammoniak, geur en fijnstof uit BLk1* vleeskuikenstallen. Hierover is weinig tot geen informatie beschikbaar vanuit metingen aan praktijkstallen en er is onvoldoende kennis van de processen in strooiselmest bij pluimvee die leiden tot de vorming van ammoniak. Vanwege het ontbreken van meetgegevens is gewerkt met een theoretisch rekenkundige benadering. Uit deze benadering blijkt dat de ammoniakemissie per dierplaats voor BLk1* gehouden vleeskuikens hoger is dan de eerder vastgestelde emissiefactor voor gangbaar gehouden kuikens. De ammoniakemissie op stalniveau (uitgaande van 40% minder dieren in de stal) kan zowel hoger als lager zijn dan voor de omschakeling.

De onderzoekers geven ten slotte aan dat de eerder vastgestelde emissiefactor voor gangbare vleeskuikenhouderij bepaald is op basis van metingen in een periode dat er nog nauwelijks werd gestuurd op droger strooisel. Omdat er in de sector sindsdien meer aandacht voor droog en rul strooisel is, vanwege het verminderen van voetzoollaesies, en omdat dit drogere strooisel (tussen 60 en 80% drogestofgehalte) een versterkend effect op het ontstaan van ammoniak, is aannemelijk dat de werkelijke ammoniakemissie uit gangbare vleeskuikenstallen ook hoger ligt dan op grond van de emissiefactor zou worden verwacht.

Gevolgen voor de omschakeling naar BLk1*

De rapporten laten zien dat er onzekerheid is over de ammoniakemissie uit BLk1* vleeskuikenstallen. Daardoor kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat, ondanks de daling van het aantal dieren in een stal, de ammoniakemissie afneemt. Dat is een forse tegenvaller voor iedereen. Er is onvoldoende zekerheid om voor een individuele veehouder uitspraken te doen dat overstappen naar BLk1* niet leidt tot een depositiestijging die negatieve effecten heeft op beschermde natuurgebieden.

Daarom verwacht ik dat het op korte termijn nagenoeg onmogelijk is om toestemming in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) te krijgen voor de benodigde aanpassingen aan de stal. Dat is in lijn met enkele uitspraken eind vorig jaar van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) die aangeven dat gestandaardiseerde Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)-emissiefactoren niet zonder meer gebruikt kunnen worden in het kader van Wnb-toestemmingverlening. Wanneer een agrarische ondernemer een aanvraag voor een natuurvergunning indient bij het bevoegde gezag die tevens ziet op een emissiearm stalsysteem, dan moet deze, bij zijn aanvraag, aantonen dat de Natura 2000-gebieden, waarop de gevraagde activiteit mogelijk significante effecten heeft, er niet op achteruit gaan. Zij kunnen in deze beoordeling niet zonder meer de gestandaardiseerde Rav-factoren betrekken, maar moeten daarvoor een passende beoordeling overleggen.

Ik ontvang daarnaast signalen uit het veld dat ook vleeskuikenhouders die wel reeds de juiste vergunningen hebben voor de nodige stalaanpassingen zoals de overdekte uitloop, terughoudend zijn om de overdekte uitloop daadwerkelijk te gaan bouwen. Onzekerheid over de situatie rondom vergunningverlening en houdbaarheid van vergunningen in het algemeen maakt dat zij afwachtend zijn.

Vervolgstappen

Ondanks deze tegenvaller, wil ik dat de omschakeling wel gaat lukken. Daarvoor is het belangrijk dat partijen uit de hele keten en de overheid samenwerken. Vleeskuikenhouders die willen omschakelen moeten perspectief hebben. Zo voorkomen we ook dat de productie van BLk1* kip naar het buitenland wordt verplaatst. Ik werk daarom, in het kader van het Marktprogramma Verduurzaming Dierlijke Producten met alle betrokken partijen samen in de Regiegroep Scale Up Kip 1 ster (hierna: Regiegroep) aan het volgende.

Meer zekerheid door metingen

Het is belangrijk om meer zekerheid te krijgen over de emissies uit BLk1* vleeskuikenstallen. Er zullen daarom metingen verricht gaan worden, naar de emissie van ammoniak, fijnstof en geur. Daarbij willen we ook metingen aan gangbare systememen gaan uitvoeren, gelet op de signalen eerder uit deze brief. De metingen bij BLk1*-stallen moeten immers wel in context worden geplaatst met een geactualiseerde emissiefactor voor ammoniak voor de gangbare vleeskuikenhouderij.

Naast het reguliere meetprotocol zullen sensoren worden ingezet, om zo ook ervaringen op te doen voor een nieuwe reguleringssystematiek op basis van realtime gemeten emissies en doelvoorschriften, zoals aan uw Kamer gemeld in mijn brief van 25 november jl.4. Ook relevant in dit kader is de beleidsreactie van de Staatssecretaris van IenW op het rapport van WUR over effectiviteit van emissiearme stallen, waarin onder andere meetonderzoek is aangekondigd5. Waar mogelijk zal ik metingen combineren. Ik werk de aanpak van dit meetonderzoek nu samen met de Staatssecretaris van IenW en de Regiegroep uit, met het oog op een zo spoedig mogelijke start en uitgaande van voldoende animo bij vleeskuikenhouders om deel te nemen aan dit onderzoek.

Werken aan toestemmingverlening in het kader van de Wnb

De Minister voor Natuur en Stikstof werkt aan het weer mogelijk maken van toestemmingverlening voor natuurvergunningen. Maar, het is ook duidelijk dat dit niet van vandaag op morgen gerealiseerd is. De passende beoordeling die nodig is bij Wnb toestemmingverlening mag geen leemten in kennis bevatten en moet volledige, nauwkeurige en definitieve constateringen en conclusies bevatten, die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de gevolgen van de plannen of projecten voor het betrokken beschermde gebied wegnemen6. Voor emissiearme stalsystemen is dit vaak ingewikkeld te onderbouwen.

Om agrarische ondernemers en bevoegde gezagen hierover op korte termijn meer helderheid te bieden, werkt de Minister voor Natuur en Stikstof samen met de provincies, wetenschappelijke instanties en de sector aan een handreiking. Deze moet handvatten bieden bij het opstellen en toetsen van een passende beoordeling. Deze handreiking zal stapsgewijs worden aangevuld op basis van nieuwe inzichten en praktijkervaringen. Eind van dit jaar verwacht de Minister voor Natuur en Stikstof de eerste inzichten te kunnen delen van de verkenning naar de mogelijkheden voor een passende beoordeling voor emissiearme stalsystemen. Uiteraard wordt het BLk1*-concept meegenomen in de verkenningen voor de vleeskuikenhouderij.

Het vlot trekken van de toestemmingverlening heeft tijd nodig. Daarom heeft de Dierenbescherming, in afstemming met de andere partijen uit de Regiegroep, aangegeven in haar voorwaarden voor BLk1* de overgangstermijn waarbinnen de overdekte uitloop gerealiseerd moet zijn met een jaar te verlengen naar drie jaar. Dit maakt dat pluimveehouders, mits ze aan de overige eisen van BLk1* voldoen, al wel kunnen leveren volgens het BLk1*-keurmerk, terwijl ze de nodige stappen ondernemen om een overdekte uitloop te realiseren. De Dierenbescherming geeft wel aan dat een verlenging van de overgangstermijn geen structurele oplossing is.

Onderzoek naar bijdrage stikstofreductie innovatieve technieken

Ook kunnen managementmaatregelen, of emissiearme stalsystemen of technieken mogelijk een bijdrage leveren aan het beperken van de emissie uit BLk1* vleeskuikenstallen, met name als het gaat om de emissie uit de overdekte uitloop. Op dit moment worden er namelijk nog nauwelijks emissie-reducerende-maatregelen toegepast in de overdekte uitloop. Ik heb budget beschikbaar gesteld om een tweetal onderzoeken te laten uitvoeren. Ten eerste om te onderzoeken of er bestaande maatregelen of technieken zijn die op relatief korte termijn kunnen worden ingezet in BLk1*-stallen of de overdekte uitloop van die stallen, en die zorgen voor reductie in ammoniakemissie. Ten tweede is er budget voor een ontwerponderzoek waarbij wordt verkend hoe een overdekte uitloop eruit kan zien die leidt tot minder of geen emissies én die een goed dierenwelzijn borgt.

Risicoanalyse Deskundigengroep Dierziekten

Ik heb in mijn brief van 18 oktober jl. aangegeven7 te onderzoeken of de Deskundigengroep Dierziekten een advies kan geven of er een verhoogd risico is op besmetting met vogelgriep bij een overdekte uitloop. De Deskundigengroep Dierziekten schat in dat een overdekte uitloop niet tot meer risico op vogelgriep hoeft te leiden. Voorwaarde is wel dat de constructie degelijk is zodat plaagdieren niet naar binnen kunnen, er niet in de uitloop gevoerd wordt, er een deugdelijke waterafvoer is en de uitloop afgeschermd is tegen directe wind. Er zijn echter geen wetenschappelijke gegevens of analyses van data die deze aanname ondersteunen.

Tot slot

Ik begrijp de onzekerheid bij vleeskuikenhouders die willen omschakelen. Ik blijf samen met de Regiegroep samenwerken om knelpunten in beeld te brengen en te verzachten of weg te nemen, om zo de omschakeling naar BLk1* doorgang te laten vinden.

Deze ontwikkeling biedt tevens leerpunten voor de bredere omschakeling naar een meer dierwaardige veehouderij.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Met een gangbare vleeskuikenhouderij wordt een houderij bedoeld waarin snelgroeiende vleeskuikens worden gehouden in een bezettingsgraad conform de vleeskuikenrichtlijn en zonder vrije of overdekte uitloop.

X Noot
2

i) «Gevolgen van de omslag naar Beter Leven keurmerk 1 ster vleeskuikens in de Nederlandse Retail» (Opdrachtgever: LNV met input van de Regiegroep Scale Up Kip 1 ster) en ii) «Advies voorzorgcorrectie emissies uit stallen met vleeskuikens gehouden volgens Beter Leven keurmerk 1 ster» (Opdrachtgever: IenW en LNV).

X Noot
3

Kamerstuk 35 334, nr. 203.

X Noot
4

Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 386.

X Noot
5

Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 384.

X Noot
6

ABRS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 (PAS), r.o. 5.2.

X Noot
7

Kamerstuk 35 334, nr. 203.

Naar boven