28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 140 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij verzocht om de stand van zaken weer te geven van het bij brief van 5 juni 2012 aangekondigde wetsvoorstel betreffende het maximaal aantal te houden dieren. Navolgend ga ik op het verzoek in.

Ik heb op 25 januari 2013 in antwoord op Kamervragen van het lid Van Dekken (Tweede Kamer, 2012–2013, Aanhangsel 1116) aangegeven bij de reactie van het kabinet over het advies van de Gezondheidsraad: «Gezondheidsrisico’s rond veehouderijbedrijven» een standpunt te zullen innemen over de door het vorige kabinet technisch voorbereide wettelijke voorziening. De betreffende kabinetsreactie heeft uw Kamer op 14 juni 2013 ontvangen (Kamerstuk 28 973, nr. 134). Daarin kondigt het kabinet onder meer aan een wettelijk kader te zullen opstellen dat de provincies en gemeenten de mogelijkheid biedt om vanuit een oogpunt van volksgezondheid op drie niveaus grenzen te kunnen stellen, namelijk:

  • maximeren van de totale omvang van de veehouderij in een bepaald gebied (inclusief het «op slot» zetten van een gebied),

  • maximeren van de veehouderij intensiteit in een gebied, of

  • begrenzing van een veehouderijlocatie in een gebied.

Het wettelijk kader zal vorm krijgen via een wijziging van de wet dieren. Voor het zomerreces zal ik bestuurlijk overleg voeren met IPO en VNG over de thans in voorbereiding zijnde wettelijke voorziening. Het kabinet zal het wetsvoorstel in de zomer ter advisering aan de Raad van State zenden, zodat dit naar verwachting begin 2015 kan worden ingediend.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven