28 966 Waterketen

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2010

Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken, over de uitvoering van de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. (32 123 XI, nr. 42).

Met de motie verzoekt de Kamer de regering om «in overleg met gemeenten en waterschappen naast drinkwaterbedrijven ook waterschappen en rioleringsbedrijven ruimte te bieden om hun deskundigheid, kennis en ervaring in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking». Ook wordt de regering verzocht om «concrete voorstellen uit te werken, waarin de deskundigheid, kennis en ervaring van de waterschappen en rioleringsbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van goede sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden».

In het Water, Sanitatie en Hygiëne (WASH) akkoord van Schokland (2007) hebben het kabinet en de verschillende geledingen van de watersector zich uitgesproken voor samenwerking ten behoeve van de ontwikkelingsdoelstellingen. De beantwoording van deze motie past, evenals de beantwoording van de motie Koppejan (30 895, nr. 42), in dit kader. Daarnaast hebben de bij de waterketen betrokken partijen zich in «Verbindend Water: langetermijnvisie voor de waterketen» (mei 2009) uitgesproken voor het leveren van een bijdrage aan het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen.

Verschillende waterschappen, drinkwaterbedrijven en gemeenten leveren door de inzet van kennis, expertise en middelen al een bijdrage aan oplossingen voor mondiale watervraagstukken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de publicatie van de Unie van Waterschappen, getiteld «Nederlandse waterschappen en het buitenland 2009» en de evaluatie van het LOGO South programma van VNG International m.b.t. 2007–2010.

In de motie wordt de wens geuit om de deskundigheid, kennis en ervaring van waterschappen en het rioleringsbeheer nog meer te benutten. Internationale ervaring kan bijdragen aan het ontwikkelen en versterken van kennis en innovatie en biedt economische kansen voor Nederland. Zoveel mogelijk aansluiten bij bestaand Nederlands beleid en beleid in het ontvangende land is daarbij van belang. Aansluiting zou onder andere dus gezocht moeten worden bij hoofdstuk zes van het Nationaal Waterplan, OS beleid en het beleid Internationaal Ondernemen.

In overleg met de watersector zijn de volgende kansen gesignaleerd:

  • 1) Versterken van de samenwerking binnen de sector:

    Door verdergaande professionalisering van de internationale inzet en intensivering van de samenwerking binnen de sector kunnen de efficiëntie en de impact van de inzet van waterschappen, rioleringsbeheer en de bredere watersector vergroot worden.

  • 2) Focus op capaciteitsontwikkeling:

    Waterschappen en het rioleringsbeheer kunnen met hun kennis en expertise juist op het gebied van capaciteitsontwikkeling en goed bestuur van soortgelijke organisaties in ontwikkelingslanden een verschil maken.

  • 3) Koppelen van het financiële instrumentarium:

    Door het verbinden van deze inzet op capaciteitsontwikkeling met het financiële instrumentarium van Nederland en internationale ontwikkelingsinstellingen kan de impact van deze inzet worden versterkt.

Ad 1: Een sterke toegevoegde waarde van de Nederlandse watersector zit in het feit dat zij haar krachten kan bundelen en hierdoor een integrale aanpak kan aanbieden. Daarbij denk ik aan bundeling van de internationale werkzaamheden van diverse partijen (samenwerking tussen waterschappen en met drinkwaterbedrijven/ gemeenten / NGO’s/ kennisinstellingen/ private sector, waaronder het MKB). Voorbeelden van een dergelijke integrale benadering zijn de gezamenlijke inzet van het Wetterskip Fryslân en Vitens Evides op het gebied van sanitatie in Mozambique en het project van Waternet en het Waterschap Aa en Maas op het gebied van capaciteitsontwikkeling in Egypte.

Ad 2: Nederlandse waterinstellingen hebben gezamenlijk brede kennis op alle terreinen van waterbeheer. Door effectieve benutting van netwerken van waterschappen, het rioleringsbeheer, drinkwaterbedrijven, consultants en kennisinstellingen kan de capaciteit van lokale partners worden versterkt. Doel hierbij is dat deze partners zo efficiënter gaan opereren, betere diensten verlenen en toegang tot de kapitaalmarkt krijgen via de lokale banken, overheidsfinancieringen en de internationale financiële instellingen. Op deze wijze ontstaan ook markten waarbinnen in de toekomst de Nederlandse watersector een rol kan blijven spelen.

Ad 3: Ik verwacht dat het bestaande financiële instrumentarium nog effectiever kan worden ingezet. De ministers van Economische Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking hebben zich tot doel gesteld om het instrumentarium beter af te stemmen, zodat zowel met ontwikkelingslanden als met landen in transitie effectiever samengewerkt kan worden. Ook kunnen mogelijkheden voor cofinanciering via fondsen vanuit de EU (bijvoorbeeld voor Research & Development) en Internationale Financiële Instellingen beter benut worden.

De Kamer heeft de regering in de motie verzocht om ook waterschappen en het rioleringsbeheer ruimte te bieden om hun deskundigheid, kennis en ervaring in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking. Zoals hierboven is aangegeven leveren diverse waterschappen en gemeenten al een bijdrage aan oplossingen voor de mondiale waterproblematiek. Het internationaal beschikbaar stellen van de specifieke kennis en kunde kan, tot op zekere hoogte, tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid en taak van het waterschap en gemeente worden gerekend. Met het verder verbinden van de internationale inzet van de diverse spelers binnen de watersector, een focus op capaciteitsontwikkeling en het koppelen van het financiële instrumentarium moet het mogelijk zijn voor de waterschappen en het rioleringsbeheer om hun kennis en ervaring nog effectiever in te zetten.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven