28 960
Invoering van de Wet werk en bijstand (Invoeringswet Wet werk en bijstand)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 15 juli 2003

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de invoering van de Wet werk en bijstand. Deze leden hebben hun belangrijkste vragen en bemerkingen ten aanzien van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) naar voren gebracht in de schriftelijke inbreng behorend bij dat wetsvoorstel. Dientengevolge worden in de volgende hoofdstukken van dit verslag een aantal vragen en bemerkingen naar voren gebracht ten aanzien van specifieke punten uit het wetsvoorstel van de Invoeringswet Wet werk en bijstand.

De reden waarom voor een ander regime van bijstand gekozen wordt voor de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze zelfstandigen (hierna: IOAZ) ontgaat de leden van de PvdA-fractie. Zij vragen om een verduidelijking. Waarom geldt voor een 58-jarige wel een boete systeem en voor een 56-jarige niet? Waarom wordt de uitkering op een ex-echtgenoot van een 56-jarige niet verhaald en die op de ex-echtgenoot van een 58-jarige wel? Sterker nog, de gemeente is dat verplicht. Het komt deze leden voor dat deze bepalingen aan een burger niet zijn uit te leggen. De eenzijdige benadering van de regering om de wet alleen te bezien uit het oogpunt van uitvoering en bevoegdheden en beperkingen voor van de gemeenten gaat volledig voor bij het doel van de WWB. Het doel is een vangnet en springplank voor individuele Nederlanders op basis van het recht dat in de Grondwet is vastgelegd. Daarin is ook bepaald dat mensen in gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden en dat leeftijdsdiscriminatie verboden is.

Deze leden vragen de regering om een uitleg voor deze ongelijke behandeling en een verbetering van de voorstellen uit een oogpunt van het tegengaan van discriminatie.

2. Algemene uitgangspunten

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de reïntegratie- en de afstemmingsverordening niet verplicht in samenhang worden getroffen, opdat een samenhangend geheel van rechten en plichten gelijktijdig van kracht wordt. De regering geeft aan dat het wenselijk is dat deze verordeningen in samenhang worden getroffen.

De IOAW, IOAZ en de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (hierna: WIK) worden aangepast tengevolge van de WWB. Dat betekent dat de financieringssystematiek en regels en verplichtingen zowel van de WWB als van de IOAW, IOAZ en WIK naast elkaar zullen blijven bestaan. Leidt dit volgens de regering niet tot een hoge administratieve lastendruk voor gemeenten? Hoe wordt de zorgvuldige behandeling gewaarborgd van belanghebbenden die onder deze diverse regimes vallen?

3. Opzet van IOAW, IOAZ en WIK

3.1. IOAW en IOAZ

Het is de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk of het maatregelenbesluit nu wel of niet van kracht blijft voor de IOAW en IOAZ. Deze onduidelijkheid is er ook met betrekking tot het boetebesluit. Wordt het boetebesluit voor deze regelingen gewijzigd in stand gehouden? Waarom wordt niet gekozen voor een aanpassing zodat voor mensen met een bijstanduitkering, of ze nu 53 of 58 jaar, zijn dezelfde rechten en verplichtingen gelden? Wat betekent de sollicitatieplicht voor IOAW- en IOAZ-gerechtigden en hun jongere partner?

3.2 WIK

De leden van de PvdA-fractie vragen of de beide wijzigingen, zoals nu in een reeks van artikelen voor de WIK zijn voorgenomen, eerder aan de Kamer zijn overlegd. Heeft over de voorgenomen beide wijzigingen en over het vervroegde moment van invoering en de effecten daarvan overleg plaatsgevonden met de gemeenten en met de Kunstenaarsverenigingen? Zo ja, wat is hun opvatting over de voorgenomen wijzigingen? Indien dit niet het geval is, dan verzoeken de leden van de PvdA-fractie de regering om als nog dat overleg te laten plaatsvinden en de Kamer over de uitkomsten én de opvattingen van de relevante organisaties voor 15 augustus te berichten.

4. Invoeringstraject

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor het invoeringstraject van de WWB 20 miljoen euro beschikbaar is. Acht de regering dit bedrag voldoende, gezien de ervaringen bij de wijziging van de Algemene bijstandswet in 1996?

De regering geeft aan dat zij bereid is om enkele nadere te bepalen onderdelen van de WWB later in 2004 in te voeren. Daarbij wordt verwezen naar een noodzaak om de uitvoeringslasten te beperken in het invoeringsjaar. De leden van de CDA-fractie vragen hoe deze stellingname zich verhoudt tot een soortgelijke uitspraak in de memorie van toelichting van de WWB zelf. Welke onderdelen wil de regering later invoeren? De leden van de CDA-fractie nodigen de regering uit om hier op korte termijn duidelijkheid over te bieden. voorafgaande aan de plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke waarborgen het Rijk de gemeenten biedt om te zorgen dat uitkeringen tijdig en juist worden verstrekt. Hoe kunnen gemeenten tegelijkertijd èn verordeningen maken, èn medewerkers en de gemeenteraad scholen, èn met de cliëntenraden en lokale maatschappelijke organisaties vooraf over de verordeningen te overleggen, èn een compleet nieuwe wet invoeren, èn een gedeelte van de oude wet te gelijkertijd, èn een nieuw automatiseringssystemen beproeven en uitrollen, èn een reserve vormen voor het te lopen risico via het gedwongen bezuinigingen op andere taken van de gemeenten of lokale subsidies, èn een bezuiniging op het werkdeel uitvoeren van 80 mln, èn een bezuiniging op het bijstandsdeel uitvoeren van 150 mln, èn een bezuiniging van 220 miljoen op de bijzondere bijstand uitvoeren hetgeen zo'n 45% van het budget is, èn zorgen dat iedere maand de bijstand op tijd bij de mensen komt en reïntegratie activiteiten volop draaien?

Voelt de regering zich medeverantwoordelijk voor deze onmogelijke taak? De zorg van de Raad van State over het realiteitsgehalte van de opdracht, zoals in het nader rapport is opgenomen, die aan de gemeente dreigt te worden opgelegd wordt niet inhoudelijk weerlegd. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie onderschat de regering de invoeringsproblematiek voor gemeenten. Deze leden vragen de regering om waarborgen om die onmogelijke taak uit te voeren. Dat kan via uitstel van de invoering van grote delen van de wet met één jaar zodat de ICT-ondersteuning op orde kan zijn. Dat zal moeten door de beoogde besparingen in latere jaren te realiseren en dat zal moeten door fors in de personele ondersteuning van de gemeente te investeren. Daartoe hebben deze leden nog geen voorstellen gezien. Zij nodigen de regering uit met voorstellen te komen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat voor de invoeringskosten een bedrag van € 20 miljoen wordt gereserveerd. De regering meldt dat nog met de VNG dient te worden overlegd hoe dit bedrag precies moet worden ingevuld. De leden van deze fractie informeren of overleg daarover al heeft plaatsgevonden. Wat vindt de regering van de vergelijking met de invoeringskosten die gemoeid waren met de invoering van de nieuwe Algemene bijstandswet in 1995? Destijds was daarmee een bedrag van 180 miljoen gulden gemoeid, naast een bijdrage voor de Landelijke Verander Organisatie en de Taskforce bijstand van 40 miljoen gulden. Hoe kunnen de grote verschillen worden verklaard?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2 Intrekking wetten en besluiten

De leden van de CDA-fractie constateren dat in artikel 2, het tweede en derde lid, de regering ruimte geeft voor een gefaseerde invoer van de WWB en de intrekking van andere wetten. Kan de regering meer duidelijkheid geven over de wijze waarop zij deze ruimte zal invullen?

Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie laat de formulering in artikel 2, het derde lid, onduidelijkheid bestaan of via dit artikel omwille van de invoering tijdelijk een wetsartikel buiten werking wordt gesteld, of aangepast of blijvend. Deze leden verzoeken om aanpassing van dit lid van artikel 2.

Voorts menen zij dat aanpassing op grond van artikel 2, het derde lid, automatisch dienen te vervallen een jaar nadat de wet is ingevoerd.

Tenslotte wensen deze leden dat de ministeriele regeling wordt voorgelegd aan de Kamer alvorens zij inwerkingtreedt.

Artikel 3 Toeslagenverordening

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan uitleggen waarom naar haar oordeel de toeslagenverordening volgens de WWB dezelfde kan blijven als de verordening gebaseerd op artikel 38 van de Abw. Immers, de WWB kent een andere opzet en beleidsvisie dan de Abw.

Artikel 5 Aanvragen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de ingangsdatum van de bijstand de dag van aanmelding bij de Centra voor Werk en Inkomen (hierna: CWI) is en dat die bepaling overeenkomt met datgene wat in de Suwi-wetten en de Algemene bijstandswet is bepaald. Er is echter sprake van een nieuwe formulering. In de bepaling van de WWB wordt de ingangsdatum zo gedefinieerd dat het van de snelheid van de voortvarendheid van het CWI afhangt (en de wachttijden daar) welke ingangsdatum van kracht is. Die bepaling vormt een rechtsonzekerheid die niet passend is. Het is aan het CWI om te zorgen dat zij de dag van aanmelding op dezelfde dag registreert als de dag van de feitelijke aanmelding of komst naar het CWI. Wachttijden, niet werkende ICT-toepassingen en dergelijke mogen niet ten koste gaan van rechten van cliënten. Deze leden vragen hierop een reactie van de regering.

Artikel 6 Terugvordering, verhaal, boetes en maatregelen

Hoelang blijven de verplichtingen tot terugvordering, verhaal, boetes en maatregelen op grond van de Algemene bijstandswet mogelijk, vragen de leden van de CDA-fractie. Acht de regering het niet wenselijk dat er een maximale overgangstermijn in de wet wordt opgenomen?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de lokale sanctiemaatregelen alleen van toepassing kunnen zijn op die bijstand die verstrekt is op basis van de nieuwe WWB na het van kracht worden van de betreffende artikelen van de WWB. En dat dus sancties op eerder versterkte bijstand conform de Algemene bijstandswet ook volgens de oude regeling op gelegd worden? Is dat niet erg verwarrend voor de gemeente en de klant?

Kan de regering een nadere toelichting geven op de verschillende aanpak tussen verhaal op ex-partners in IOAW en WWB en de Algemene bijstandswet? Kan de gemeente op basis van de nieuwe regeling al afzien van verhaal op een ex-partner? Of kan dat pas voor hen die op grond van de WWB een beroep op bijstand doen?

Heeft de gemeente de vrijheid af te zien van fraudeonderzoek bij witte of zwarte fraude of van samenwoningfraude? Heeft de gemeente de vrijheid af te zien van vervolging of sanctionering? Zo ja, is die vrijheid dan de resultante van de individuele toets op verwijtbaarheid, of van de efficiency-overwegingen (geld of reïntegratie)? Of kan die vrijheid ook het gevolg zijn van politieke prioritering en besluitvorming door de raad of het College van B&W?

Graag zien zij een beschouwing van de regering tegemoet. Wat heeft de regering met deze vorm van regelgeving beoogd?

Artikel 7 Zelfstandigen

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een verduidelijking kan geven hoe de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot zelfstandigen zal worden ingevuld.

Artikel 9 Vrijlating arbeidsinkomsten

De leden van de CDA-fractie vragen of de vrijlatingmogelijkheden niet te beperkt zijn op grond van de WWB en het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden verwijzen naar hun inbreng op dit punt bij het wetsvoorstel WWB.

De leden van de PvdA-fractie hebben grote bezwaren tegen het voornemen van de regering om de vrijlating van inkomsten af te schaffen. Zij vragen om een inhoudelijke reactie van de regering, waaruit zou moeten blijken dat het goed voor mensen is als arbeid niet loont. En dat er geen enkele beloning of prikkel is op het uitbreiden van deeltijdwerk voor mensen die op deeltijd zijn aangewezen.

Wat is het volume aan middelen dat vrijkomt in 2004, indien de vrijlating wordt afgeschaft? Is het de gemeenten toegestaan via een gemeentelijke verordening een belastingvrije premie maandelijks te verstrekken voor mensen die noodgedwongen in deeltijd werken? Of mag de gemeente een dergelijk premie alleen één maal per jaar verstrekken? Mag dat dan belasting vrij? Telt de premie dan mee voor de bepaling van de hoogte van de huursubsidie?

Artikel 10 Categoriale bijzondere bijstand

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de nieuwe wet er ruimte zal zijn voor een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering als bijzondere bijstand. Waarom juist deze? Zijn er objectief ook andere uitzonderingen mogelijk voor collectieve bijstand (artikel 10 categoriale bijzondere bijstand)?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering gemeenten wil verbieden om een collectieve ziektekosten verzekering voor minima af te sluiten voor die gemeenten die dat nu niet gedaan hebben. Uit evaluaties blijkt dat de collectieve ziektekostenverzekering de volgende positieve effecten heeft: afname niet-gebruik van het recht op vergoeding van medische kosten via de bijzondere bijstand, afname van de uitvoeringskosten van gemeenten en een toename van het aantal minima dat zich adequaat aanvullend verzekert. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering te reageren op de genoemde effecten en daarbij in te gaan op de efficiency en effectiviteit van het instrument. Zij verzoeken de regering alle gemeenten in staat te stellen een collectieve verzekering af te sluiten De gemeenten die bij inwerkingtreding van de WWB al een collectieve verzekering hebben afgesloten, kunnen deze volgens artikel 10 tweede lid blijven voortzetten. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom er op deze manier bewust rechtsongelijkheid gecreëerd wordt. Past het niet meer in de aard van de wet om, als de mogelijkheid blijft bestaan, alle gemeenten zelf de keuze te laten maken?

Artikel 11 Woonwagen en -schip

Waarom wordt een wijziging voorgesteld van het aan een schip of wagen verbonden vermogen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Doet de waardestijging van het (on)roerend goed zich niet ook voor bij een eigen woning en de betreffende krediethypotheek? Welke overwegingen gelden daarbij? Is dit voorstel op een evaluatie gebaseerd en, zo ja, welke? Is dat in een eerdere notitie met de Kamer overlegd? Wat is de opvatting van de landelijke organisatie van woonwagenbewoners over dit onderdeel van het voorstel en wat is de opvatting van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa daarover? Graag zien deze leden een toelichting en een reactie van de regering daarop.

Artikel 13 Verhaal

De leden van de PvdA-fractie constateren dat na invoering van de WWB de mogelijkheid tot verhaal een vrije keuze van de gemeente wordt in afwachting van de nieuwe regels voor kinderalimentatie. Waarom geeft de regering de gemeenten ten aanzien van het verhaalsrecht bij de IOAW en IOAZ niet dezelfde bevoegdheid, zo vragen deze leden.

Artikel 15 Uitbesteding

De toelichting bij dit artikel roept vragen op bij de leden van de CDA-fractie. Wat is volgens de regering precies de betekenis van de verplichting tot uitbesteding voor de opvolgers van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en Instroom, doorstroombanen (I/D-banen)? Wat zijn de gevolgen voor de activiteiten van bijvoorbeeld een bestaande organisatie voor stadswachten die met gesubsidieerde arbeidskrachten werkt in opdracht van een gemeente? Wat zijn de verplichtingen en vrijheden voor een gemeente ten aanzien van de aanbesteding van activiteiten in het kader van gesubsidieerde arbeid?

Artikel 17 Uitkeringen gemeenten

Wanneer krijgen de gemeenten de indicaties van de budgetten, vragen de leden van de CDA-fractie. Wat is de formele status van deze indicaties?

In de toelichting op de wijzigingsvoorstellen van de IOAZ en IOAW wordt ingegaan op de aanbestedingsregels voor gesubsidieerde arbeid. Zijn de regels en de verplichtingen voor gemeenten in deze overeenkomstig de WWB?

Artikel 22 Toezicht

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting bij dit artikel staat dat de Inspectie Werk en Inkomen toezicht houdt op de goede invoering van de WWB overeenkomstig dit hoofdstuk. De leden van de PvdA-fractie vragen welke gegevens de gemeenten dan precies moeten verstrekken aan de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) wil deze haar taak goed kunnen uitvoeren.

Artikel 25 Wet inkomensvoorziening kunstenaars

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering de WIK zodanig wil aanpassen dat het inkomen van een kunstenaar over de uitkeringsloze periodes uitsluitend in aanmerking komt voor zover dit hoger is dan 100% van het van toepassing zijnde sociaal minimum. De leden van de CDA-fractie beschouwen deze bepaling als een vrijlatingsregel. Wat is het oordeel van de regering over deze bepaling in relatie tot de (beperkte) vrijlatingmogelijkheden voor belanghebbenden onder de WWB?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de brutering van de WIK een bijdrage levert aan de oplossing van het probleem dat veel gemeenten zeer lang wachten met het beschikbaarstellen van een eindejaarsafrekening waardoor kunstenaars soms meer dan een jaar moeten wachten op belastingteruggave.

Artikelen 26 tot en met 68

De taakafbakening die de regering hier voorstelt tussen UWV en WW staat naar de mening van de leden van de PvdA-fractie haaks op de SUWI wetten. De relevantie van de voorstellen ontgaat deze leden. Zij vragen een toelichting op de beweegreden van dit voorstel. Voorts zou naar de opvatting van de leden van de PvdA-fractie bepaald moeten worden dat de doorgeleiding van WW-gerechtigden vanuit de UWV aan het eind van de WW-periode samen valt met de overdracht van een reïntegratie budget en een sociaal activeringsbudget.

Kunnen deze leden op basis van de voorgestelde regeling aannemen dat de gemeente worden gezien als aannemer en uitvoerder van bepaalde reïntegratietaken?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

De adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (CU), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Van Loon-Koomen (CDA), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Van Dijk (CDA), Hessels (CDA), Hermans (LPF), van Oerle-van der Horst (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven