28 925
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur)

nr. 27
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 september 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst van het artikel wordt geplaatst:

In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

2. In de aanhef van artikel 1.1 vervalt de zinsnede «van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002».

3. Na onderdeel A wordt een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 65 wordt na het vierde lid een lid 4a ingevoegd, luidende:

4a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het vierde lid gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

B.

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel A wordt een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 12 wordt na het eerste lid een lid 1a ingevoegd, luidende:

1a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

2. Na onderdeel B wordt een onderdeel C toegevoegd, luidende:

C

In artikel 29 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:

2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

C.

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1

In de Advocatenwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank schriftelijk inschrijving als advocaat te verzoeken:

a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend;

b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

B

Artikel 62, eerste lid, komt te luiden:

1. Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank schriftelijk inschrijving als procureur te verzoeken:

a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend;

b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester re voeren heeft verkregen.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van procureur afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

D.

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2

Artikel 75 van de Pachtwet komt te luiden:

Artikel 75

1. Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:

a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of

b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten.

E.

Artikel 3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3

Artikel 98, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin komt te luiden:

Onder raadsman wordt ook verstaan de rechtshulpverlener die in dienst is van de Stichting Rechtsbijstand Asiel die terzake van de vrijheidsontnemende maatregelen relevante opleiding en ervaring bezit, en

a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of

b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.

2. Een derde volzin wordt toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van de tweede volzin, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in die volzin bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

F.

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4

Artikel 6 van de Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. dat

1°. hem op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht zijn verleend, of

2°. hij het recht heeft verkregen om de titel meester te voeren op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's of in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

2. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidende:

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

G.

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1 wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

b. In onderdeel 2 wordt «derde lid (nieuw)» vervangen door «vierde lid (nieuw)» en wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door: het eerste tot en met derde lid.

c. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Het eerste lid wordt vervangen door drie nieuwe leden, luidende:

1. Tot rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan worden benoemd degene:

a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht is verleend;

b. die op grond van het goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten voor de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1° tot en met 6° en 8°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding.

H.

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst van het artikel wordt geplaatst:

In de Visserijwet 1963 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

2. In de aanhef van artikel 4.1 vervalt de zinsnede «van de Visserijwet 1963».

3. Na onderdeel A wordt een onderdeel B toegevoegd, luidende:

B

In artikel 48 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:

2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. In die algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat van de exameneisen ten aanzien van bepaalde rechtsgebieden, genoemd in het tweede lid, kan worden afgeweken.

I.

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst van het artikel wordt geplaatst:

In de Zaaizaad- en Plantgoedwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

2. In de aanhef van artikel 4.3 vervalt de zinsnede «van de Zaaizaad- en Plantgoedwet».

3. Na onderdeel A wordt een onderdeel B toegevoegd, luidende:

B

In artikel 9 wordt na het derde lid een lid 3a ingevoegd, luidende:

3a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht. In die algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat van de exameneisen ten aanzien van bepaalde rechtsgebieden, genoemd in het derde lid, kan worden afgeweken.

J.

Artikel 5.2, onderdeel M, vervalt.

K.

Artikel 5.2, onderdeel Y, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

Na artikel 17a.15a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:.

2. In het gedeelte, beginnend met «Artikel 17a.15a» en eindigend met «van overeenkomstige toepassing», wordt «Artikel 17a.15a» vervangen door: Artikel 17a.15b.

3. Het gedeelte, beginnend met «Artikel 17a.15b» en eindigend met «op 25 september 2003», vervalt.

L.

Artikel 5.2, onderdeel BB, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid wordt vernummerd tot achtste lid. In de eerste volzin van dat lid wordt «6» vervangen door: 7.

2. Na het zesde lid wordt een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:

7. In hoofdstuk 18 wordt een titel 7 ingevoegd, gelijkluidend aan hoofdstuk 17f. Het opschrift van die titel komt te luiden: Titel 7. Wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).

M.

In artikel 5.2, onderdeel DD, wordt «17e» vervangen door: 17f.

N.

Aan artikel 5.2, onderdeel EE, worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

16. Het opschrift van hoofdstuk 17f komt te luiden: Titel 7. Wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).

17. In de opschriften van de artikelen 17f.1 en 17f.2 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 18.52 en 18.53.

O.

Na artikel 5.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2a

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede en derde volzin van het eerste lid worden vervangen door een nieuwe tweede en derde volzin, luidende:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs of ten aanzien van een groep van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs aan een in dit lid bedoelde graad een toevoeging wordt verbonden. Het instellingsbestuur voegt, met inachtneming van het in de algemene maatregel van bestuur bepaalde, een toevoeging aan de graad toe waarin de aard van een opleiding of van een groep van opleidingen tot uitdrukking gebracht.

2. De tweede volzin van het tweede lid komt te luiden:

De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De tweede volzin van het derde lid komt te luiden:

De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 7.19a, tweede lid, wordt vervangen door drie nieuwe leden, luidende:

2. Een graad als bedoeld in het eerste lid wordt als volgt aangeduid:

a. Bachelor: B, en

b. Master: M.

3. Een toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, eerste, tweede en derde lid, wordt op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze aangeduid.

4. Een graad en een toevoeging worden in de naamsvermelding achter de naam geplaatst, desgewenst aangevuld met de vermelding, bedoeld in artikel 7.10a, vierde lid.

P.

De artikelen 5.6 en 5.7 vervallen.

Q.

In artikel 5.8 wordt «Artikel VI» vervangen door «De artikelen IV en VI» en wordt «vervalt» vervangen door: vervallen.

R.

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt in artikel 29, derde lid, een volzin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

2. In onderdeel B wordt in artikel 30, vierde lid, een volzin ingevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

S.

Na artikel 6.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2

In de Zeevaartbemanningswet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

Aan artikel 55b, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

B.

Aan artikel 55f, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van onderdeel a gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

T.

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst van het artikel wordt geplaatst:

In de Kadasterwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

2. In de aanhef van artikel 7.1 vervalt de zinsnede «van de Kadasterwet».

3. Na onderdeel A wordt een onderdeel B toegevoegd, luidende:

B

In artikel 6 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:

2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

U.

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de tekst van het artikel wordt geplaatst:

In de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A.

2. In de aanhef van artikel 7.2 vervalt de zinsnede «van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte».

3. Na onderdeel A wordt een onderdeel B toegevoegd, luidende:

B

In artikel 23 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd, luidende:

2a. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

V.

Artikel 8.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt «artikel 75 van de Pachtwet» vervangen door: artikel 75, eerste lid, van de Pachtwet.

2. In onderdeel f wordt «Vreemdelingenwet 2002» vervangen door: Vreemdelingenwet 2000.

3. In onderdeel k vervalt aan het slot het woord «en», en in onderdeel l wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.

4. Na onderdeel l wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

m. de artikelen 55b, tweede lid, en 55f, eerste lid, van de Zeevaartbemanningswet.

W.

Onder vernummering van artikel 9.3 tot artikel 9.4 wordt na artikel 9.2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.3

Voorzover een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de onderstaande artikelen niet binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze wet tot stand is gekomen, vervallen de desbetreffende artikelen:

a. artikel 65, lid 4a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002,

b. artikel 12, lid 1a, van de Wet op de Raad van State,

c. artikel 29, lid 2a, van de Wet op de Raad van State,

d. artikel 2, eerste lid, vierde volzin, van de Advocatenwet,

e. artikel 62, eerste lid, vierde volzin, van de Advocatenwet,

f. artikel 75, tweede lid, van de Pachtwet,

g. artikel 98, derde lid, derde volzin, van de Vreemdelingenwet 2000,

h. artikel 6, vierde lid, van de Wet op het notarisambt,

i. artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,

j. artikel 48, lid 2a, van de Visserijwet 1963,

k. artikel 9, lid 3a, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet,

l. artikel 29, derde lid, tweede volzin, van de Loodsenwet,

m. artikel 30, vierde lid, derde volzin, van de Loodsenwet,

n. artikel 55b, tweede lid, tweede volzin, van de Zeevaartbemanningswet,

o. artikel 55f, tweede lid, tweede volzin, Zeevaartbemanningswet,

p. artikel 6, lid 2a, van de Kadasterwet,

q. artikel 23, lid 2a, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

X.

In de bijlage wordt na de regel «artikel 17e.3 ... artikel 18.51» ingevoegd: artikel 17f.1 ... artikel 18.52 artikel 17f.2 ... artikel 18.53.

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1. Inleiding

In deze nota van wijziging zijn een tweetal wijzigingen van inhoudelijke aard opgenomen, alsmede enkele wijzigingen van technische en redactionele aard.

De wijzigingen van inhoudelijke aard hebben betrekking op de regeling van de toevoegingen aan de graden Bachelor en Master (thans «of Arts» en «of Science»), nader toegelicht in paragraaf 1.2, en op de regeling van de beroepsvereisten voor een aantal juridische beroepen, nader toegelicht in paragraaf 1.3.

1.2. Toevoegingen aan de graden

Het huidige wetsvoorstel laat het bestaande wettelijke systeem in stand, maar voegt hieraan een aantal verbeteringen toe. Enkele ervan zijn door de toenmalige minister Hermans tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Invoering bachelor-masterstructuur (Stb. 2002, 303) reeds aan de Eerste Kamer toegezegd.

Voor de langere termijn acht ik nader onderzoek noodzakelijk. Daartoe ben ik voornemens een commissie in te stellen die mij zal adviseren over toevoegingen aan de graden met het oog op een internationaal herkenbaar systeem. Ook de HBO-raad en VSNU zijn – hoewel ze geen gezamenlijke visie hebben kunnen presenteren over de toevoegingen van de graden – voorstander van nader onderzoek, omdat ze hechten aan een in internationaal opzicht herkenbare titulatuur. De commissie zal worden samengesteld uit deskundigen met kennis van de internationale situatie op dit onderwerp. Een groot deel van de leden zal afkomstig zijn uit het buitenland.

Mijn voornemen is om de commissie te verzoeken haar werkzaamheden in het voorjaar van 2005 af te ronden. In dit wetsvoorstel wordt een voorziening opgenomen, waardoor de resultaten van de commissie relatief snel geïmplementeerd kunnen worden, indien de regering deze voorstellen wenst over te nemen. Deze voorziening behelst het volgende. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de toevoegingen worden bepaald. Internationaal gezien is het gangbaar om toevoegingen aan de graden op lager niveau dan het niveau van wet te regelen. Deze voorziening zal eerst in werking kunnen treden, nadat de hierboven bedoelde commissie haar advies heeft uitgebracht en de regering haar afwegingen heeft gemaakt. Uw Kamer zal tijdig bij de inhoud van de algemene maatregel van bestuur worden betrokken.

1.3 Juridische beroepsvereisten

Deze nota van wijziging behelst tevens een aanpassing van de voorgestelde wijzigingen van de artikelen waarin de toelatingsvereisten voor juridische beroepen worden geregeld. Hoofdregel blijft dat voor toelating vereist wordt dat een betrokkene in het wetenschappelijk onderwijs zowel de graad van bachelor in het recht (wo-bachelor recht) als die van master in het recht (wo-master recht) heeft gekregen. Bij deze combinatie van graden staat namelijk in elk geval vast dat een betrokkene kennis heeft van het recht die qua niveau en grondigheid zodanig is dat de kwaliteit van bijvoorbeeld de rechterlijke macht, de advocatuur of het notariaat gewaarborgd wordt. Mede vanwege de bezwaren die door verschillende fracties in het verslag zijn geuit met betrekking tot dit toelatingsvereiste, is er bij nader inzien echter aanleiding gezien om in aanvulling hierop de mogelijkheid in de wet op te nemen om bij algemene maatregel van bestuur andere graden dan die van wo-bachelor in het recht aan te wijzen die, in combinatie met de graad van wo-master recht, ook toegang tot een juridisch beroep kunnen verschaffen. Onder voorzitterschap van mr. R.J. Hoekstra zal een werkgroep, met daarin vertegenwoordigers van de beroepsgroepen, het onderwijsveld en de betrokken departementen, nu advies gaan uitbrengen onder meer over opleidingen die ten minste met goed gevolg moeten zijn afgerond om voor toelating tot een juridisch beroep in aanmerking te kunnen komen. Op basis hiervan zal door de regering worden beoordeeld of ook voor betrokkenen die, naast de graad van wo-master recht, beschikken over een andere graad dan die van wo-bachelor recht (bv. die van hbo-bachelor recht) kan komen te gelden dat zij een juridisch beroep kunnen bekleden. Hierbij zal nadrukkelijk in ogenschouw worden genomen of voor een afwijkende combinatie van graden ook geldt dat de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening gewaarborgd wordt. Daarnaast zal bijvoorbeeld ook een aspect als de doorstroom vanuit het hoger beroepsonderwijs naar het wetenschappelijk onderwijs in de beoordeling worden betrokken. Overigens is het ook mogelijk dat bij deze beoordeling een bepaald getuigschrift, bijvoorbeeld in het wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs behaald vóór de invoering van de bachelor-masterstructuur, wordt aangemerkt als gelijkwaardig aan de graad van wo-bachelor recht.

Luidt het oordeel dat ook betrokkenen met een andere graad (of getuigschrift) dan die van wo-bachelor recht, tezamen met de graad van wo-master recht, tot een juridisch beroep moeten kunnen toetreden, dan kan dit vanwege de nu voorgestelde mogelijkheid om toelatingsvereisten nader bij algemene maatregel van bestuur te regelen op korte termijn in regelgeving worden vastgelegd. Aan een dergelijke algemene maatregel van bestuur kan bovendien zo nodig terugwerkende kracht worden verleend tot en met het tijdstip waarop de desbetreffende delegatiebepaling in de wet is opgenomen. Aan een eventuele terugwerkende kracht zijn geen bezwaren verbonden, omdat een dergelijke algemene maatregel van bestuur een verruiming van de mogelijkheden voor toetreding tot een juridisch beroep zal betekenen.

2. Onderdelen

Onderdelen A tot en met I en P tot en met U

Verwezen wordt naar paragraaf 1.3 van deze toelichting. In aanvulling hierop kan worden opgemerkt dat in de onderdelen C (artikel 3.1) en D (artikel 3.2) van de gelegenheid gebruik is gemaakt om de nadere beroepsvereisten, meer in het bijzonder de vakken waarin examen moet zijn afgelegd, voortaan ook bij algemene maatregel van bestuur te regelen. In verband hiermee kunnen de artikelen 5.6 en 5.7 vervallen (onderdeel P) en wordt artikel 5.8 (onderdeel Q) technisch aangepast.

Onderdeel J

Onderdeel M van artikel 5.2 kan vervallen, omdat de desbetreffende materie reeds is geregeld in artikel II, onderdeel B, van de wet van 30 juni 2004 (Stb. 343).

Onderdeel K

Onderdeel Y van artikel 5.2 kan wat betreft artikel 17a.15b vervallen, nu de desbetreffende materie reeds is geregeld in artikel I, onderdeel Ga, van de wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).

Onderdelen L, M en N

Deze wijzigingen vloeien voort uit de totstandkoming van de wet van 24 juni 2004 (Stb. 321).

Onderdeel O

Verwezen wordt naar paragraaf 1.2 van deze toelichting.

Onderdeel S

Deze wijziging van technische aard en hangt samen met de recente totstandkoming van hoofdstuk 5a van de Zeevaartbemanningswet (wet van 13 april 2004, Stb. 208). Dat hoofdstuk bevat bepalingen betreffende de beroepsvereisten voor de voorzitter, de twee plaatsvervangende voorzitters, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van het tuchtcollege voor de scheepvaart.

Onderdeel W

In artikel 9.3 is geregeld dat de mogelijkheid vervalt om een algemene maatregel van bestuur tot stand te brengen, waarbij de graden of getuigschriften worden aangewezen die in combinatie met de graad wo-master in het recht ook toelating tot een juridisch beroep mogelijk maken, indien van deze mogelijkheid niet binnen twee jaar gebruik is gemaakt.

Onderdeel X

Als gevolg van het opnemen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de nieuwe artikelen 17f.1 en 17f.2 (wet van 24 juni 2004, Stb. 321) behoeft de bijlage bij het wetsvoorstel technische aanpassing.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven