28 925
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur)

nr. 26
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2004

In het voorstel voor de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur (Kamerstukken II, vergaderjaar 2002–2003, 28 925) zijn met name voorstellen opgenomen die betrekking hebben op het aanpassen van beroepsvereisten voor diverse juridische beroepen in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur, alsmede verschillende aanpassingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de titulatuur («toevoegingen aan de graden»). In mijn brief van 24 juni jl. (Kamerstukken II vergaderjaar 2003–2004, 28 925, nr. 25) heb ik aangegeven dat ik u voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer zou informeren over eventuele nadere voornemens omtrent de titulatuur. In onderhavige brief wil ik u informeren over deze voornemens, alsmede mijn voornemens omtrent de beroepsvereisten voor een aantal juridische beroepen.

Titulatuur (toevoeging aan de graden)

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de vaste kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 5 april jl. over het Hoger Onderwijs en Onderzoekplan is aan de HBO-raad en VSNU verzocht om een gezamenlijke visie over de toevoeging van de graden. Deze organisaties zijn niet kunnen komen tot een gezamenlijke visie. Bij bovengenoemde brief van 24 juni jl. heb ik u hierover geïnformeerd. Tegen deze achtergrond ben ik van oordeel dat het voor de korte termijn wenselijk is de voorstellen inzake de titulatuur in het huidige wetsvoorstel snel door te zetten.

Het huidige wetsvoorstel laat het bestaande wettelijke systeem in stand, maar voegt hieraan een aantal verbeteringen toe. Enkele ervan zijn door de toenmalige minister Hermans tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Invoering bachelor-masterstructuur (Stb. 2002, 303) reeds aan de Eerste Kamer toegezegd: ten eerste, de mogelijkheid voor universiteiten om naast de toevoegingen Arts danwel Science een andere toevoeging te verstrekken indien dit de (internationale) herkenbaarheid bevorderd. Hierbij is met name gedacht aan de LLM-graad. Ten tweede zullen bepaalde opleidingen van instellingen voor internationaal onderwijs van rechtswege geaccrediteerd worden en de te verstrekken toevoegingen aan de graden geregeld worden.

Voor de langere termijn acht ik nader onderzoek noodzakelijk. Daartoe ben ik voornemens een commissie in te stellen die mij zal adviseren over toevoegingen aan de graden met het oog op een internationaal herkenbaar systeem. De HBO-raad en VSNU hebben aangegeven beiden te hechten aan een in internationaal opzicht herkenbare titulatuur en daarom voorstander te zijn van nader onderzoek. De commissie zal worden samengesteld uit deskundigen met kennis van de internationale situatie op dit onderwerp. Een groot deel van de leden zal afkomstig zijn uit het buitenland.

Mijn voornemen is om de commissie te verzoeken haar werkzaamheden in het voorjaar van 2005 af te ronden. Ik wil in het wetsvoorstel een voorziening opnemen, waardoor de resultaten van de commissie relatief snel geïmplementeerd kunnen worden, indien de regering deze voorstellen wenst over te nemen. Deze voorziening behelst het volgende. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de toevoegingen worden bepaald. Internationaal gezien is het gangbaar om toevoegingen aan de graden op lager niveau dan het niveau van wet te regelen. Deze voorziening zal eerst in werking kunnen treden, nadat de hierboven bedoelde commissie haar advies heeft uitgebracht en de regering haar afwegingen heeft gemaakt. Uw Kamer zal tijdig bij de inhoud van de algemene maatregel van bestuur worden betrokken.

Beroepsvereisten voor juridische beroepen

In het wetsvoorstel is als juridische beroepsvereiste opgenomen de combinatie van wo-bachelorgraad in het recht en de wo-mastergraad in het recht. Mede naar aanleiding van de in het verslag en tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor onderwijs, cultuur en wetenschap over het concept-Hoger onderwijs en onderzoekplan (HOOP) op 5 april jl. geuite bezwaren is er bij nader inzien aanleiding gezien om in aanvulling hierop de mogelijkheid in de wet op te nemen om bij algemene maatregel van bestuur andere graden dan die van wo-bachelor in het recht aan te wijzen die, in combinatie met de graad van wo-master recht, ook toegang tot een juridisch beroep kunnen verschaffen. Onder voorzitterschap van mr. R.J. Hoekstra zal een werkgroep advies gaan uitbrengen onder meer over opleidingen die ten minste met goed gevolg moeten zijn afgerond om voor toelating tot een juridisch beroep in aanmerking te kunnen komen. Op basis hiervan zal door de regering worden beoordeeld of ook voor betrokkenen die, naast de graad van wo-master recht, beschikken over een andere graad dan die van wo-bachelor recht (bv. die van hbo-bachelor recht) kan komen te gelden dat zij een juridisch beroep kunnen bekleden. Hierbij zal nadrukkelijk in ogenschouw worden genomen of voor een afwijkende combinatie van graden ook geldt dat de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening gewaarborgd wordt. Daarnaast zal bijvoorbeeld ook een aspect als de doorstroom vanuit het hoger beroepsonderwijs naar het wetenschappelijk onderwijs in de beoordeling worden betrokken. Overigens is het ook mogelijk dat bij deze beoordeling een bepaald getuigschrift, bijvoorbeeld in het wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs behaald vóór de invoering van de bachelor-masterstructuur, wordt aangemerkt als gelijkwaardig aan de graad van wo-bachelor recht. Luidt het oordeel dat ook betrokkenen met een andere graad (of getuigschrift) dan die van wo-bachelor recht, tezamen met de graad van wo-master recht, tot een juridisch beroep moeten kunnen toetreden, dan kan dit vanwege de nu voorgestelde mogelijkheid om toelatingsvereisten nader bij algemene maatregel van bestuur te regelen op korte termijn in regelgeving worden vastgelegd. Aan een dergelijke algemene maatregel van bestuur kan bovendien zo nodig terugwerkende kracht worden verleend.

In bijgevoegde nota van wijziging (28 925, nr. 27) worden bovengenoemde wijzigingen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven