28 925
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur)

nr. 24
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2004

In antwoord op uw brief (S-04-23) deel ik u het volgende mee.

U hebt mij gevraagd te reageren op de uitspraak van de rechtbank te Zwolle in het geschil tussen de Hogeschool Larenstein en twee afgestudeerden over het toekennen van de graad bachelor.

Uit de uitspraak blijkt dat er behoefte is aan een wettelijke voorziening voor studenten die hun studie zijn begonnen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs in de gerechtvaardigde verwachting dat zij op grond van het behaalde getuigschrift de graad bachelor of Science mochten voeren. Nu, na invoering van de Bama structuur mogen zij op grond van de huidige wettelijke bepalingen alleen de graad bachelor voeren.

In het kader van de zogenaamde aanpassingswet (Kamerstukken 28 925) heeft kamerlid Tichelaar een amendement ingediend dat in een dergelijke overgangsregeling voorziet. Ik heb inmiddels in de nota naar aanleiding van het voorlopig verslag van genoemde wet al aangegeven dat ik sympathiek sta tegenover het amendement. Ik geef er de voorkeur aan om op dit moment niet zelf bij nota van wijziging het initiatief te nemen om een overgangsregeling te treffen en daarom de behandeling van het amendement in het kader van de aanpassingswet af te wachten.

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer van 5 april jl. over het ontwerp-HOOP heb ik aan de VSNU en de HBO-Raad verzocht om een gezamenlijk voorstel te doen over een structurele regeling inzake titulatuur en wel voor 15 juni aanstaande. Ik wil hierop thans niet vooruitlopen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. D. S. M. Nijs

Naar boven