28 925
Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur)

nr. 11
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 november 2003

In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 5.2, onderdeel aA, wordt in het tweede lid «artikel 1.1, onderdeel t,» vervangen door: onderdeel t.

B

In artikel 5.2, onderdeel Ke, wordt «bachelor- en masteropleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen en masteropleidingen.

C

In artikel 5.2 komt onderdeel Qb te luiden:

Qb

Artikel 7.30a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «het bezit van het in die volzin bedoelde getuigschrift dat» vervangen door: dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend die.

2. In het eerste lid, derde volzin, wordt «de examencommissie» vervangen door: het instellingsbestuur.

3. In het vijfde lid wordt na «ingediend» een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij het instellingsbestuur anders beslist.

D

In artikel 5.2 wordt, onder verlettering van de onderdelen Ta tot een met Tf tot de onderdelen Tb tot en met Tg, een nieuw onderdeel Ta ingevoegd, luidende:

Ta

Artikel 9.15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel g vervalt «en».

2. Onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel i wordt na onderdeel g een nieuw onderdeel h ingevoegd, luidende:

h. het verstrekken van een bewijs van toelating als bedoeld in artikel 7.30a, derde lid, alsmede de toepassing van artikel 7.30a, vijfde lid, en.

3. In het derde lid wordt «onder h» vervangen door: onder i.

E

In artikel 5.2, onderdeel Td, wordt «het derde lid» vervangen door: de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

F

Artikel 5.2, onderdeel Tf, vervalt.

G

In artikel 5.2, onderdeel U, wordt «artikel 15.1» vervangen door: artikel15.1, tweede lid,.

H

In artikel 5.2 wordt na onderdeel Ua een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ub

Het opschrift van hoofdstuk 16 komt te luiden:

Hoofdstuk 16. Overgangs- en invoeringsbepalingen.

I

In artikel 5.2, onderdeel Y, wordt in artikel 17a.15a, eerste lid, «31 december 2005» vervangen door: 31 december 2007.

J

Artikel 5.2, onderdeel Z, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het onderdeel wordt «wordt een nieuw artikel» vervangen door: worden twee nieuwe artikelen.

2. Aan het onderdeel wordt toegevoegd:

Artikel 17a.16b. Overgangsrecht graadverlening aan afgestudeerden van universitaire lerarenopleidingen

1. Voor de toepassing van artikel 7.10a wordt een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7a aangemerkt als een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs.

2. Artikel 7.19a is van overeenkomstige toepassing.

K

In artikel 5.2, onderdeel BB, wordt in het zesde lid «Wet van ... juli 2003 (Stb. ...)» vervangen door: Wet van 2 juli 2003 (Stb. 287).

L

In artikel 5.2 komt onderdeel DD te luiden:

DD

Titel 6 van hoofdstuk 16, hoofdstuk 17 en de hoofdstukken 17a tot en met 17e vervallen.

M

Artikel 5.2, onderdeel EE, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorafgaand aan het eerste lid wordt ingevoegd:

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:.

2. In het negende lid wordt «artikel 18.43» vervangen door: artikel 18.44.

3. Het elfde lid komt te luiden:

11. In het opschrift van artikel 17c.1 wordt dat artikel vernummerd tot artikel 18.45.

4. Het dertiende lid komt te luiden:

13. In het opschrift van de artikelen 17d.1 en 17d.2 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 18.46 en 18.47.

5. In het veertiende lid wordt «Wet van .. juli 2003 (Stb. ...)» vervangen door: Wet van 2 juli 2003 (Stb. 287).

6. In het vijftiende lid wordt «artikelen 18.47, 18.48 en 18.49» vervangen door: artikelen 18.48, 18.49 en 18.50.

N

Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 5.6, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «een opleiding godgeleerdheid aan een openbare universiteit» vervangen door: het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding in de godgeleerdheid aan een openbare of bijzondere universiteit.

2. In onderdeel b wordt «een wetenschappelijke theologische opleiding» vervangen door: het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding godgeleerdheid binnen het wetenschappelijk onderwijs aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 10.5, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «een opleiding godgeleerdheid aan een openbare universiteit» vervangen door: een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een openbare universiteit dan wel het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding in de godgeleerdheid aan een openbare of bijzondere universiteit. Voorts vervalt aan het slot van dat onderdeel «en».

2. Onderdeel b wordt vervangen door:

b. het geheel van een bacheloropleiding en masteropleiding met een gezamenlijke studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs,

c. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs,

d. het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding godgeleerdheid binnen het wetenschappelijk onderwijs aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW, of

e. een opleiding in de zin van artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een aangewezen instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de WHW.

3. Na onderdeel C worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

D

Aan artikel 12.10 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 6,5 jaar verstrekt, indien het betreft:

a. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een openbare universiteit die, blijkens het onderwijs- en examenprogramma, wordt gevolgd in combinatie met het onderwijs in het kader van een opleiding vanwege een kerkgenootschap tot leraar of ambtsdrager van dat kerkgenootschap, en

b. een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 van de WHW met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een opleiding in de zin van artikel 17a.7 van de WHW in de godgeleerdheid aan een op grond van artikel 6.9 van de WHW aangewezen instelling.

E

De in de artikelen 10.5, vierde en vijfde lid, 12.1, zesde en zevende lid, 12.1b, eerste lid, en 12.10, eerste en derde lid, voorkomende aanhalingen worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij de Aanpassingswet invoering bachelor-master-structuur opgenomen transponeringstabel.

O

Na artikel 5.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.5a

De in artikel 12.3a van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voorkomende aanhalingen worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur opgenomen transponeringstabel.

P

In artikel 5.6 wordt na de aanhef «Artikel 1» vervangen door: Artikel 3.1.

Q

In artikel 5.12 wordt, onder verlettering van de onderdelen B en C tot de onderdelen C en D, na onderdeel A een nieuw onderdeel B ingevoegd, luidende:

B

In artikel IIIa, onderdeel B, tweede volzin, wordt «17.1, 17a.3 en 17a.12» vervangen door: 18.1, 18.11 en 18.27.

R

In artikel 7.2 komt de aanhef te luiden:

Artikel 23, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte komt te luiden:.

S

Artikel 7.3 vervalt.

T

Artikel 8.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel i vervalt.

2. De onderdelen j tot en met m worden verletterd tot i tot en met l.

U

In artikel 9.2, tweede lid, komt onderdeel c te luiden:

c. artikel 5.2, onderdeel Z.

V

De bijlage bij de wet komt na de regel «artikel 17a.16a ... artikel 18.33» te luiden:

artikel 17a.16b ... artikel 18.34

artikel 17a.17 ... artikel 18.35

artikel 17a.18 ... artikel 18.36

artikel 17a.19 ... artikel 18.37

artikel 17a.20 ... artikel 18.38

artikel 17a.21 ... artikel 18.39

artikel 17a.22 ... artikel 18.40

artikel 17a.23 ... artikel 18.41

artikel 17a.24 ... artikel 18.42

artikel 17a.25 ... artikel 18.43

artikel 17b.1 ... artikel 18.44

artikel 17c.1 ... artikel 18.45

artikel 17d.1 ... artikel 18.46

artikel 17d.2 ... artikel 18.47

artikel 17e.1 ... artikel 18.48

artikel 17e.2 ... artikel 18.49

artikel 17e.3 ... artikel 18.50.

Toelichting

Algemeen

De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen zijn, met uitzondering van vijf wijzigingen, van technische en redactionele aard. De uitzondering betreft de onderdelen C, I, J, N en U; de noodzaak of wenselijkheid om die wijzigingen thans in het wetsvoorstel op te nemen en de wijzigingen zelf worden hieronder toegelicht.

De toelichting op deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Onderdeel C

Artikel 5.2, onderdeel Qb, is uitgebreid met een tweede lid dat strekt tot wijziging van artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De reden van deze wijziging is dat niet de examencommissie maar het instellingsbestuur bevoegd is tot inschrijving van studenten (artikel 7.32, eerste lid, van de WHW).

Voorts is aan het onderdeel een derde lid toegevoegd dat strekt tot wijziging van artikel 7.30a, vijfde lid, van de WHW. Met betrekking tot de wenselijkheid van deze wijziging merk ik het volgende op. In genoemde bepaling is vastgelegd dat de universiteiten aan studenten een toelatingsbewijs verstrekken voor de toegang tot een wo-masteropleiding. Universiteiten moeten zicht kunnen hebben op het aantal studenten dat zal instromen – daarop moet ze immers de organisatie inrichten – en daarom is bepaald dat het toelatingsbewijs geldt voor het navolgende studiejaar. Deze constructie blijkt een onbedoeld bijeffect te hebben: universiteiten hebben niet de mogelijkheid om studenten al eerder aan een masteropleiding te laten beginnen. Zo moet een student die bijvoorbeeld in oktober aan een bacheloropleiding afstudeert, in principe bijna een jaar wachten totdat hij kan beginnen aan een (niet-doorstroom) masteropleiding. Zowel de universiteiten als de studenten zullen naar mijn mening baat hebben bij deze wijziging.

Onderdeel D

Artikel 7.30a, derde lid, van de WHW kent het instellingsbestuur de bevoegdheid toe een bewijs van toelating te verstrekken. Uit artikel 9.1, tweede lid, van die wet volgt dat die bevoegdheid voorzover het een openbare universiteit betreft door het college van bestuur wordt uitgeoefend, tenzij in de WHW (hoofdstuk 9) anders is bepaald. Dit onderdeel strekt er toe genoemde bevoegdheden toe te kennen aan de decaan van de faculteit. De reden dat de decaan in deze bevoegd wordt verklaard, is het feit dat hier om een onderwijsaangelegenheid gaat en deze bevoegdheid derhalve goed past in het palet bevoegdheden dat door de wet aan de decaan is toegekend.

Onderdelen H en L

Bij de eerste nota van wijziging met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel is als consequentie van de introductie van een nieuw hoofdstuk 18 (vervanging van de hoofdstukken 17 en 17a tot en met 17e) een hoofdstuk 19 (slotbepalingen) aan de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toegevoegd. Ten onrechte is bij die gelegenheid het opschrift van hoofdstuk 16 niet gewijzigd en is titel 6 van hoofdstuk 16 (slotbepalingen) niet geschrapt. Hierin voorzien de onderdelen H en L.

Onderdeel I

Verwezen wordt naar het antwoord op een vraag van de leden van de fracties van het CDA en de VVD betreffende de verlenging van de accreditatietermijn in de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel J

Het nieuwe artikel 17a.16b biedt de mogelijkheid dat aan afgestudeerden van een universitaire lerarenopleiding de graad Master wordt verleend. Op grond van de huidige bepalingen betreffende graadverlening is dat niet mogelijk, omdat een dergelijke graad tot nu toe uitsluitend kan worden verleend aan degenen die met goed gevolg het afsluitend examen van een wo-masteropleiding, waaronder een educatieve masteropleiding, hebben afgelegd.

Geregeld is dat degene die een masteropleiding heeft afgerond, de graad Master met de toevoeging «of Arts» dan wel «of Science» verkrijgt. Voor de afgestudeerden van een universitaire lerarenopleiding is dit echter niet geregeld, terwijl beide opleidingen reguliere wo-opleidingen zijn en de daaraan verbonden onderwijsbevoegdheid identiek is. Vooral voor studenten die een universitaire lerarenopleiding afronden zonder eerst een wo-masteropleiding te hebben gevolgd, bijvoorbeeld wanneer zij een «ongedeelde» wo-opleiding hebben afgerond, is dit een gemis. Via deze nota van wijziging komen de afgestudeerden aan een universitaire lerarenopleiding wat betreft de graadverlening in dezelfde positie als de studenten die een educatieve masteropleiding hebben afgerond.

Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2002.

Onderdeel N (wat betreft A, C en D)

Met de invoering van de bachelor-masterstructuur in Nederland is onder meer beoogd dat de mobiliteit van studenten wordt bevorderd. Gebleken is dat de huidige Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) onbedoeld belemmerend werkt voor de mobiliteit van die studenten die na een masteropleiding godgeleerdheid de ambtsopleiding willen volgen aan een andere instelling dan de universiteit waar zij het afsluitend examen van de masteropleiding met goed gevolg hebben afgelegd (artikel 5.6, vierde lid, onderdeel a, van de WSF 2000). De onbedoelde belemmering ligt in het feit dat deze categorie studenten nu geen aanspraak kan maken op een prestatiebeurs van 6,5 jaar, maar slechts op een prestatiebeurs van 4 jaar. De nu voorgestelde wijziging herstelt deze situatie en maakt alle denkbare combinaties van bachelor-, master- en ambtsopleidingen mogelijk zonder negatieve effecten op de aanspraak op prestatiebeurs. Daarmee wordt overigens niet alleen het belang van studenten gediend, maar wordt ook de mogelijkheid tot samenwerking tussen de verschillende opleidingen godgeleerdheid en de ambtsopleidingen verbeterd. De huidige bepaling belemmert de concentratie van ambtsopleidingen, terwijl dat juist wordt nagestreefd.

Het herstel in het artikel over het aantal jaren aanspraak op prestatiebeurs (artikel 5.6 van de WSF 2000) is op dezelfde wijze verwoord in artikel 10.5 van de WSF 2000 over de tempobeurs.

Voorts is door de voorgestelde wijzigingen een duidelijker onderscheid ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel gemaakt tussen de bepalingen die gaan over de opleidingen in de vorm van de bachelor-masterstructuur (artikel 5.6) en de ongedeelde opleidingen die overgangsrechtelijk blijven bestaan (artikel 12.10).

Onderdeel N (wat betreft E), O en Q

Deze wijzigingen zijn van technische aard en hangen samen met de invoering van het nieuwe hoofdstuk 18 in de WHW. In dat hoofdstuk worden alle invoerings- en overgangsbepalingen van de wijzigingswetten van de WHW die sinds september 2002 tot stand zijn gekomen, opgenomen; die bepalingen zijn thans verspreid over de hoofdstukken 17 en 17a tot en met 17e. Genoemde onderdelen strekken tot de juiste nummering van de in de desbetreffende artikelen vermelde aanhalingen.

Onderdelen R, S en T

Met ingang van 1 augustus 2003 is de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in werking getreden en is de Wet op de huurcommissies vervallen. Dit brengt een wijziging in de aanhef van artikel 7.2 en het schrappen van artikel 7.3 mee. Hierin voorzien de onderdelen R en S.

Het voorgaande leidt er toe dat artikel 8.1, tweede lid, moet worden aangepast. Hierin voorziet onderdeel T.

Onderdeel U

De terugwerkende kracht die aan artikel 5.12 is verleend, komt te vervallen, omdat bij nadere overweging met betrekking tot dat artikel de hoofdregel van artikel 9.2, eerste lid, kan worden gevolgd. Wel wordt voorgesteld terugwerkende kracht te verlenen aan artikel 5.2, onderdeel Z. De reden hiervan is de volgende.

De nieuwe bachelor-masterstructuur is ingegaan op 1 september 2002. Sinds dat moment bestaat de mogelijkheid tot het volgen van educatieve masteropleidingen en tot het volgen van universitaire lerarenopleidingen. Beide reguliere opleidingen leiden op tot een onderwijsbevoegdheid. Waar de universitaire lerarenopleidingen wat betreft de bepalingen inzake de graadverlening zijn aangemerkt als initiële masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs, ligt het voor de hand het nieuwe artikel 17a.16b van kracht te doen zijn vanaf het tijdstip van invoering van de bachelor-masterstructuur. Dat houdt in dat genoemd artikel dient terug te werken tot en met 1 september 2002.

Onderdeel V

Als gevolg van het opnemen in de WHW van het nieuwe artikel 17a.16b behoeft de bijlage bij dit wetsvoorstel aanpassing. Voorts is het slot van de bijlage bijgesteld. Thans zijn daarin de artikelen 17c.1, 17c.2 en 17d.1 van de WHW vermeld. Omdat de WHW evenwel niet artikel 17c.2 maar wel artikel 17d.2 omvat, is verbetering op dit punt nodig.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. D. S. M. Nijs

Naar boven