28 916
Nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

nr. 34
AMENDEMENT VAN DE LEDEN DUYVENDAK EN VERDAAS

Ontvangen 16 februari 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 2.3, derde lid, wordt vervangen door:

3. Met verwezenlijking van een structuurvisie als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt niet eerder een aanvang gemaakt dan nadat beide kamers der Staten-Generaal de structuurvisie hebben goedgekeurd.

4. Alvorens omtrent goedkeuring te besluiten stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal Onze Minister in de gelegenheid de structuurvisie te wijzigen. De Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt geacht de structuurvisie te hebben goedgekeurd, indien zij niet binnen acht weken na ontvangst van de structuurvisie uitdrukkelijk tot behandeling ervan besluit. De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt de goedgekeurde structuurvisie onverwijld naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

5. De Eerste Kamer der Staten-Generaal besluit tot verlening of onthouding van goedkeuring van de structuurvisie, zoals het daar ligt. De Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt geacht de structuurvisie te hebben goedgekeurd, indien zij niet binnen acht weken na ontvangst uitdrukkelijk tot behandeling ervan besluit.

Toelichting

Dit amendement strekt er toe de rol van het parlement op het gebied van de vaststelling van de rijksstructuurvisie te vergroten. De rijksstructuurvisie is een belangrijk document, dat richtinggevend is voor het handelen van het rijk.

In het wetsvoorstel van de regering worden de gemeentelijke en provinciale structuurvisie vastgesteld door resp. de gemeenteraad (artikel 2.1) en provinciale staten (artikel 2.2). De rijksstructuurvisie, daarentegen, wordt niet vastgesteld door het parlement, maar door de minister. Het parlement heeft daarbij slechts de mogelijkheid om te beraadslagen over de rijksstructuurvisie, waarna de minister het parlement alleen schriftelijk op de hoogte hoeft te stellen van de gevolgtrekkingen die hij voor het nationaal ruimtelijk beleid aan de beraadslagingen verbindt (artikel 2.3). Dit kan dus ook zijn: geen of weinig gevolgtrekkingen. Met dit amendement wordt de positie van het parlement op het gebied van de structuurvisie wettelijk versterkt, doordat beide Kamers der Staten-Generaal instemmingsbevoegdheid krijgen voor de structuurvisie.

Duyvendak

Verdaas

Naar boven