28 916
Nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening (Wet ruimtelijke ordening)

nr. 25
AMENDEMENT VAN HET LID DUYVENDAK C.S.

Ontvangen 8 februari 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel 2.3, derde lid, wordt vervangen door:

3. Met het vaststellen van een structuurvisie als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt niet eerder een aanvang gemaakt, dan nadat de Tweede Kamer der Staten-Generaal met een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen structuurvisie heeft ingestemd. De Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt geacht met een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen structuurvisie te hebben ingestemd, indien zij niet binnen vier weken na ontvangst tot uitdrukkelijke behandeling hiervan besluit.

4. Met verwezenlijking van een structuurvisie als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt niet eerder een aanvang gemaakt dan nadat beide kamers der Staten-Generaal de structuurvisie hebben goedgekeurd.

5. Alvorens omtrent goedkeuring te besluiten stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal Onze Minister in de gelegenheid de structuurvisie te wijzigen. De Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt geacht de structuurvisie te hebben goedgekeurd, indien zij niet binnen acht weken na ontvangst van de structuurvisie uitdrukkelijk tot behandeling ervan besluit. De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt de goedgekeurde structuurvisie onverwijld naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

6. De Eerste Kamer der Staten-Generaal besluit tot verlening of onthouding van goedkeuring van de structuurvisie, zoals het daar ligt. De Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt geacht de structuurvisie te hebben goedgekeurd, indien zij niet binnen acht weken na ontvangst uitdrukkelijk tot behandeling ervan besluit.

Toelichting

Dit amendement strekt er toe de rol van het parlement op het gebied van de vaststelling van de rijksstructuurvisie te vergroten. De rijksstructuurvisie is een belangrijk document, dat richtinggevend is voor het handelen van het rijk.

In het wetsvoorstel van de regering worden de gemeentelijke en provinciale structuurvisie vastgesteld door resp. de gemeenteraad (artikel 2.1) en provinciale staten (artikel 2.2). De rijksstructuurvisie, daarentegen, wordt niet vastgesteld door het parlement, maar door de minister. Het parlement heeft daarbij slechts de mogelijkheid om te beraadslagen over de rijksstructuurvisie, waarna de minister het parlement alleen schriftelijk op de hoogte hoeft te stellen van de gevolgtrekkingen die hij voor het nationaal ruimtelijk beleid aan de beraadslagingen verbindt (artikel 2.3). Dit kan dus ook zijn: geen of weinig gevolgtrekkingen. Het parlement heeft geen instrument in handen om de minister te dwingen bepaalde gevolg- trekkingen aan de beraadslagingen te verbinden. Met dit amendement wordt de positie van het parlement op het gebied van structuurvisies op twee manieren versterkt:

1) de Tweede Kamer moet eerst een beschrijving van de inrichting van een voorgenomen structuurvisie goedkeuren, voordat de regering met de daadwerkelijke opstelling van de structuurvisie begint. De Tweede Kamer kan zodoende specifieke eisen stellen aan de inhoud van de structuurvisie, afhankelijk van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis dat de structuurvisie tenminste een analyse van nut en noodzaak van de voorgenomen ontwikkeling bevat, de ruimtelijke en andere uitgangspunten voor die ontwikkeling beschrijft, de te onderzoeken alternatieven beschrijft, inzicht geeft in kosten en baten en in effecten voor de omgeving en het programma van eisen beschrijft voor de uitvoering van die ontwikkeling alsmede de hiervoor in te zetten instrumenten.

2) Beide Kamers der Staten-Generaal krijgen instemmingsbevoegdheid voor de structuurvisie.

Duyvendak

Van Bochove

Verdaas

Naar boven