28 880
Jaarverslagen over het jaar 2002

nr. 14
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 21 mei 2003

Gerealiseerde ontvangsten 2002

kst-28880-14-1.gif

Gerealiseerde uitgaven 2002

kst-28880-14-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.Algemeen6
1.Voorwoord6
2.Dechargeverlening8
3.Leeswijzer11
   
B.Beleidsverslag15
4.Beleidsprioriteiten15
5.Beleidsartikelen36
6.Niet-beleidsartikelen138
7.Mededeling over de bedrijfsvoering145
8.Toezichtsrelaties152
   
C.Jaarrekening154
9.Verantwoordingsstaten154
9.1.De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties154
9.2.De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten155
10.Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaten156
10.1.Toelichting bij de beleids- en niet-beleidsartikelen156
10.2.Toelichting bij de baten-lastendiensten161
11.Saldibalans per 31 december 2002 met bijbehorende toelichting249
12.Bijlage 1: Verdiepingsbijlage257
13.Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer271
14.Bijlage 3: De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid274

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Het jaar 2002 is een politiek roerig jaar geweest. De moord op de heer Fortuyn, vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen, heeft een schok in onze op democratische rechten gefundeerde maatschappij teweeg gebracht. De verkiezingen zijn ondanks deze ingrijpende gebeurtenis goed verlopen.

Sinds 22 juli 2002 maak ik deel uit van het kabinet dat duidelijkheid en daadkracht als motto heeft gekozen. Met dit jaarverslag leg ik verantwoording af over het beleid dat in 2002 tot stand is gekomen en is uitgevoerd. De eerste helft van het jaar is beleid tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van mijn voorganger. De tweede helft van het jaar heb ik zelf een aantal zaken in gang gezet en tot stand kunnen brengen.

Mijn kennismaking als minister met het ministerie en de vele beleidsonderwerpen die aan de orde zijn op dit ministerie was in veel opzichten een aangename verrassing. Op de verschillende beleidsonderwerpen liggen voor het ministerie een groot aantal toekomstige uitdagingen waar burgers en bedrijven tastbare resultaten moeten ervaren.

Veiligheid is dit jaar één van de belangrijkste thema's geweest. Veiligheid op straat, in winkels, in het openbaar vervoer, rondom de eigen woning, bij overlastgevende situaties, het zijn allemaal zaken waarvoor de overheid met burgers en bedrijfsleven forse inspanningen wil leveren. Daartoe is het omvangrijke programma Naar een veiliger samenleving in korte tijd opgesteld. Dit programma bevat tal van beleidsvoornemens tot 2006 met als centraal element een verhoogde inspanning van alle betrokkenen bij de aanpak van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte.

Een ander punt van veiligheid betreft de gevolgen van 11 september 2001. De begroting 2002 was reeds opgesteld voor deze gebeurtenis plaatsvond en de gevolgen daarvan duidelijk werden. De terroristische aanslag in de Verenigde Staten is van grote betekenis geweest voor de verwachtingen die ten aanzien van het opereren van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst leven. Er zijn in 2002 aanzienlijke investeringen gepleegd om een grotere inzet van de dienst op onder meer het terrein van bestrijding van terrorisme mogelijk te maken.

Bij het grotestedenbeleid hebben mijn inspanningen geleid tot het opstellen van een nieuw actieplan met een grote inzet op zaken die in de maatschappij bij de burgers leven, zoals veiligheid, integratie, jeugd en een forse vermindering van de bureaucratie.

De operatie Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf, die ik ben begonnen tezamen met de ministers van Economische Zaken en Justitie, is eveneens gericht op daadkracht. Een vermindering van de bureaucratie kan worden bereikt door vermindering van regeldruk, verhoging van de kwaliteit van het overheidsoptreden en vergroting van de keuzevrijheid van burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Tot slot het openbaar bestuur. Aan de Kamer zijn ten behoeve van het debat twee notities verzonden; één over de gekozen burgemeester en één over de Wet gemeenschappelijke regelingen plus.

Mijns inziens is er ondanks de onrustige politieke situatie en het korte bestaan van het kabinet Balkenende in 2002 veel in gang gezet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

2. DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2002 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2002; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. de slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaar 2002; deze slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2002 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2002 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2002 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2002(de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Ten behoeve van het politieke oordeel dat door middel van een besluit tot dechargeverlening wordt uitgesproken, is het van belang mee te wegen dat de ondergetekende samen met staatssecretaris R. H. Hessing vanaf 22 juli 2002 de zorg voor het financieel beheer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op zich heeft genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

mede namens

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R. H. Hessing

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van (datum):

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Naam:

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen aantekening door de voorzitter van de Tweede Kamer, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van (datum):

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Naam:

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen aantekening door de voorzitter van de Eerste Kamer, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

1. Inhoud Jaarverslag 2002

In de nota Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) is het voornemen neergelegd te komen tot een verbetering van de informatiewaarde en van de toegankelijkheid van de ministeriële begrotings- en verantwoordingsstukken. In deze systematiek zijn begroting en verantwoording nauw met elkaar verbonden. Het jaarverslag over het jaar 2002 is in die zin dan ook bijzonder omdat verantwoording wordt afgelegd over de eerste begroting die is opgesteld volgens deze VBTB-systematiek.

2. Samenhang tussen de begroting en het jaarverslag

Begroting 2002Jaarverslag 2002
Het beleidHet beleidsverslag
De beleidsartikelenDe beleidsartikelen
1. Wat willen we bereiken?1. Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?
2. Wat gaan we daarvoor doen?2. Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?
3. Wat mag het kosten?3. Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In dit jaarverslag wordt voortgebouwd op de financiële verantwoording over 2001, waarin de VBTB-systematiek al voor een deel tot uitdrukking is gebracht1. Naast verantwoording over de uitgaven (Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?) wordt vooral verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid; te weten: de realisatie van de doelen (Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?) en de inzet van instrumenten (Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?). Dit jaarverslag kent ten opzichte van 2001 een vernieuwde indeling. Het beleidsverslag richt zich op de verantwoording over het gevoerde beleid en de geleverde prestaties; de jaarrekening bevat de verantwoording over de financiën. De Slotwet zal als een apart kamerstuk worden gepubliceerd.

3. Opbouw Jaarverslag 2002

Het departementaal jaarverslag over 2002 is als volgt opgebouwd:

A. Algemeen 
1. Voorwoord 
2. Dechargeverlening 
3. Leeswijzer 
  
B. Beleidsverslag 
4. Beleidsprioriteiten 
5. Beleidsartikelen 
6. Niet-beleidsartikelen 
7. Mededeling over de bedrijfsvoering 
8. Toezichtsrelaties 
C. Jaarrekening 
9. Verantwoordingsstaten 9.1. De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 9.2. De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten 
10. Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaten 10.1. Toelichting bij de beleids- en niet-beleidsartikelen 10.2. Toelichting bij de baten-lastendiensten 
11. Saldibalans per 31 december 2002 met bijbehorende toelichting 
12. Bijlage 1: Verdiepingsbijlage 
13. Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer 
14. Bijlage 3: De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grote-stedenbeleid 

3.1. Toelichting

In de brief aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (d.d. 27 september 2000, kenmerk FEZ2000/N89652) is een nadere invulling afgesproken van de opbouw van de begroting. Deze opbouw vindt u vanzelfsprekend terug in dit jaarverslag over 2002. Daarbij is – in overleg met de Minister van Financiën – invulling gegeven aan de voorschriften voor het jaarverslag zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingvoorschriften 2003.

In het departementaal jaarverslag is geen algemene groeiparagraaf opgenomen. De afgelopen maanden heeft BZK (overigens in samenwerking met Financiën) in werkgroepjes geïnventariseerd, waar BZK verbeterslagen kan maken met betrekking tot de begroting 2004. In deze werkgroepjes is ook stilgestaan bij hetgeen was opgenomen in de groeiparagraaf van voorgaande jaren. BZK verwacht dat het effect van deze werkgroepjes duidelijk zichtbaar zal zijn in de begroting 2004.

Ad. B. Beleidsverslag

Ad. 4. Beleidsprioriteiten. In deze paragraaf wordt ingegaan op (A.) de realisatie van de beleidsprioriteiten, zoals deze zijn opgenomen in de begroting 2002, (B.) de budgettaire en financiële consequenties (tabel) van de beleidsprioriteiten voor 2002 en (C.) de beleidsmatige conclusies (tabel) op hoofdlijnen ten aanzien van de beleidsprioriteiten.

Ad. 5. Beleidsartikelen. De begroting 2002 bevat elf beleidsartikelen en twee niet-beleidsartikelen. De opbouw van de beleidsartikelen is drieledig, te weten:

1. Algemene beleidsdoelstelling

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen (en prestatiegegevens)

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Voor ieder beleidsartikel is (in de begroting) een strategisch doel geformuleerd. De beleidsartikelen hebben een artikelonderdeel apparaat en per operationele doelstelling een programmatisch artikelonderdeel. De nummering van de operationele doelstelling verwijst naar het programmatische artikelonderdeel. Operationele doelstelling 1 heeft betrekking op artikelonderdeel 1: Apparaat. De meeste beleidsartikelen kennen geen operationele doelstelling voor het artikelonderdeel apparaat, maar uitsluitend voor de programmatische artikelonderdelen, die genummerd zijn vanaf 2. Om die reden wordt de nummering van operationele doelstelling begonnen met 2. Daarmee heeft de BZK-begroting – en daarmee tevens het jaarverslag – meer dan de twee in de rijksbegrotingsvoorschriften genoemde operationele doelstellingen. Oogmerk van deze afwijking is het bieden aan de Staten-Generaal van meer en daardoor een helder inzicht in de koppeling tussen programmabudget en operationele doelstelling.

De budgettaire geschiedenis per beleidsartikel treft u aan in Bijlage 1: de verdiepingsbijlage. Een overzicht van de realisatie op het niveau van operationele doelstelling wordt tot slot van deze paragraaf gegeven onder Budgettaire gevolgen van beleid.

De bijdragen van BZK aan een baten-lastendienst worden op het desbetreffende begrotingsartikel verantwoord onder een operationeel doel (en niet onder de apparaatsuitgaven met uitzondering van IVOP). De bijdrage aan de baten-lastendiensten is als volgt opgenomen bij de artikelen 2.3. (KLPD), 4.3. (ITO), 7.3. (CAS), 7.4. (BPR) en 10.1. (IVOP).

Bij de toedeling van de apparaatsbudgetten aan de beleidsartikelen is als uitgangspunt gehanteerd: het apparaatsbudget van een directie is toebedeeld aan het beleidsartikel waartoe ook de operationele doelen van de directie behoren. Indien deze over meerdere artikelen is verdeeld, is gekozen voor het artikel met het grootste budgettaire beslag. De staf van een directoraat-generaal is toegerekend aan het artikel met het grootste budgettaire beslag van dat directoraat-generaal. Het apparaatsbudget voor de centrale stafdiensten is geplaatst onder niet-beleidsartikel Algemeen (12.1). Een deel van de apparaatsbudgetten van het directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties wordt met ingang van de ontwerp-begroting 2002 verantwoord op de begroting voor Koninkrijksrelaties (IV).

Ad. 7. Mededeling over de bedrijfsvoering. De mededeling over de bedrijfsvoering heeft betrekking op het gevoerde financieel en materieelbeheer en de daarvoor bijgehouden administraties. In het Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering is aangegeven dat er een volledige mededeling over de bedrijfsvoering over het begrotingsjaar 2004 moet worden gegeven. In de ontwerp-begroting 2003 is het groeitraject dat BZK volgt om hiertoe te komen uitgewerkt.

Ad. 8. Toezichtsrelaties. In deze paragraaf wordt ingegaan op hoe bij BZK invulling wordt gegeven aan het toezicht op de Europese subsidies (zoals bedoeld in de Wet Toezicht Europese Subsidies) en het toezicht op de zelfstandige bestuursorganen en de rechtspersonen met een wettelijke taak.

Ad. C. Jaarrekening

Ad. 10. Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaten. In deze paragraaf wordt ingegaan op opmerkelijke verschillen en/of mutaties tussen de budgettaire raming bij ontwerp-begroting 2002 en de uiteindelijke realisatie. Het betreft hier zowel beleidsmatige als niet-beleidsmatige mutaties en/of verschillen. Zijn de verschillen beleidsmatig van aard en/of relevant voor de beleidsprioriteiten dan worden deze ook in het beleidsverslag toegelicht (onder de tabel Budgettaire gevolgen van beleid). De overige verschillen (van groter dan € 1 mln) worden alleen toegelicht in de jaarrekening.

Ad. 12. Bijlage 1: Verdiepingsbijlage. De verdiepingsbijlage bevat per begrotingsartikel de budgettaire geschiedenis van een artikel (van stand ontwerp-begroting via eventuele nota van wijziging, amendementen en suppletore begrotingen naar realisatie).

Ad. 13. Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer. In deze bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording van 2001 en de maatregelen die sindsdien zijn getroffen. In voorkomende gevallen wordt verwezen naar de mededeling over de bedrijfsvoering.

Ad. 14. Bijlage 3: De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid. In de ontwerp-begroting 2002 zijn twee overzichtsconstructies opgenomen (De overzichtsconstructie Grotestedenbeleid en De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden), waarin informatie bijeen wordt gebracht van beleidsartikelen met een overeenkomstige doelstelling van verschillende begrotingen. De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden is in dit jaarverslag niet opgenomen. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de afspraak met de Tweede Kamer om deze overzichtconstructie eenmaal per jaar uit te brengen, en wel bij ontwerp-begroting.

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN

In deze paragraaf van het departementaal jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de realisatie van beleidsprioriteiten zoals die zijn geformuleerd in de ontwerp-begroting 2002. De beleidsagenda voor 2002 stond in het teken van de rol en de kwaliteit van de overheid. Deze aandacht werd met name gevoed door twee ernstige rampen die ons land troffen: de vuurwerkramp in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam. Deze twee verschrikkelijke gebeurtenissen riepen vragen op over het presterend vermogen van de overheid. Is de overheid voldoende in staat om de samenleving voor dergelijke gebeurtenissen te behoeden? Handhaaft zij haar regels wel voldoende? En als zich dan toch een ramp voltrekt, wordt deze dan wel op de meest daadkrachtige wijze bestreden? De aandacht voor de kwaliteit van de overheid kwam daarnaast voort uit de toenemende schaarste op de arbeidsmarkt. Met name in de sectoren zorg, onderwijs en veiligheid staat de personeelsvoorziening onder grote druk, hetgeen leidt tot vragen over de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger. Is de overheid nog wel in staat voldoende en hoogwaardige zorg te garanderen? Blijft de kwaliteit van het onderwijs op peil? Zijn er voldoende agenten beschikbaar om orde en veiligheid te bewerkstelligen?

In de begroting 2002 zijn concrete (extra) maatregelen aangekondigd als antwoord op de bovenstaande vragen. Op welke wijze deze maatregelen zijn gerealiseerd wordt in onderdeel A van deze paragraaf op hoofdlijnen toegelicht. Voor een nadere toelichting op de realisatie van de operationele doelstellingen per beleidsartikel wordt verwezen naar paragraaf 5 van dit jaarverslag. In onderdeel B worden per beleidsthema de gerealiseerde uitgaven vergeleken met de geraamde uitgaven in de ontwerp-begroting 2002. Op basis van de gerealiseerde resultaten kunnen beleidsconclusies worden getrokken. Deze zijn opgenomen in onderdeel C. De nadere toelichting bij deze conclusies treft u aan in paragraaf 5.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2002

1. Functioneren openbaar bestuur en politieke partijen

Het jaar 2002 stond in het licht van de verkiezingen voor de gemeenteraden op 6 maart 2002 en die voor de leden van de Tweede Kamer op 15 mei 2002. De Minister van BZK is mede verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de Kieswet en voor een goed functionerend kiesstelsel. Dit functioneert optimaal indien zoveel mogelijk kiezers meedoen. De voorlichtingscampagne ten behoeve van de verkiezingen 2002 stoelde daarom op twee pijlers, i.c. de voorlichtingscampagne op zich met traditionele kennisoverdracht, en het attenderen op het belang om gebruik te maken van het kiesrecht (houding). Het call centre voorlichting verkiezingen heeft voor beide verkiezingen het nodige werk verricht als vraagbaak voor burgers, journalisten, politieke partijen en gemeenten over de werking van de Kieswet. De Kiesraad is vanuit de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) en het call centre ondersteund bij de uitoefening van zijn taken. Na de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 werd de voorlichtingscampagne overigens aanzienlijk versoberd. In verband met de tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen op 22 januari 2003 zijn de voorbereidingen getroffen voor een op die verkiezingen gerichte voorlichtingscampagne. Deze campagne sloot qua inhoud en opzet aan bij de in 2002 gevoerde voorlichtingscampagne.

1.1. Vormgeving lokaal bestuur

Op de dag na de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002 is geheel volgens plan de dualisering van het gemeentebestuur formeel van start gegaan. Daarmee is een belangrijke voorwaarde vervuld voor een modern gemeentelijk bestuur. Via de Vernieuwingsimpuls dualisering is in 2002 krachtig gewerkt aan de beoogde verandering van de lokale bestuurscultuur. Voor de provincies gaat de dualisering van start op de dag na de verkiezingen voor provinciale staten in maart 2003. De voorbereidingen daarvoor zijn nagenoeg afgerond: de benodigde wetgeving staat in het Staatsblad en de cultuurveranderingsimpuls is in volle gang. De dualiseringsoperatie vindt plaats in nauwe samenwerking met IPO en VNG.

De wethouderssalarissen zijn per 1 januari 2002 structureel verhoogd. De toetreding van gekwalificeerde ambtsdragers tot het gemeentelijke bestuur kan hierdoor worden bevorderd.

1.2. Transparantie en versterken financiële functie

De transparantie en de versterking van de financiële functie betreft zowel het gemeentelijk niveau als de gemeenten als collectiviteit. Voor wat betreft het gemeentelijk niveau geldt het volgende.

In 2002 zijn de voorgenomen maatregelen om de gemeentelijke begroting transparanter te maken en het budgetrecht te versterken, doorgevoerd in het besluit begroting en verantwoording. De colleges en raadsleden zijn in 2002 uitgebreid geïnformeerd over het besluit en de daaruit voortvloeiende nieuwe begrotingsopzet. Op deze manier hebben de gemeenten zich al in 2002 kunnen voorbereiden op de nieuwe begrotingsopzet die in 2004 in gaat. Er zijn gemeenten die hun begroting 2003 al ten dele ingericht hebben volgens de nieuwe regels.

Bij de verbetering van de transparantie en de versterking van de financiële functie voor alle gemeenten tezamen staat het Plan van aanpak Transparantie uit 2000 centraal. Doel van het Plan van Aanpak is het genereren van een periodieke stroom van statistische beleidsinformatie die een beter gefundeerd oordeel over de uitkomsten van de normering en van de verdeling mogelijk maakt. In het voorjaar van 2002 is conform de planning van het plan het eerste Financieel overzicht gemeenten (FOG) opgeleverd, het belangrijkste product van het Plan van Aanpak. Het FOG geeft een beeld van de ontwikkeling van de financiële positie van alle gemeenten in Nederland tezamen. In het bestuurlijk overleg tussen Rijk en VNG dat elk voorjaar plaatsvindt kunnen op basis van het FOG bestuurlijke afspraken worden gemaakt. Het FOG geeft in haar huidige vorm reeds een bestuurlijk bruikbaar beeld van de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeenten. Op onderdelen zal het FOG nog verder worden verfijnd. Ambitie is dat de gebruikswaarde van het FOG in het voorjaar van 2005 optimaal is.

1.3. Versterken bestuurlijke samenwerking

In 2002 hebben kabinet, IPO en VNG een gezamenlijke evaluatie uitgevoerd van de afspraken die in het kader van het bestuursakkoord-nieuwe-stijl (BANS) in 1999 zijn gemaakt. Voorts hebben zij aanbevelingen gedaan over inhoud en karakter van de toekomstige interbestuurlijke samenwerking. De drie partijen waren eenstemmig in hun wens de interbestuurlijke samenwerking voort te zetten en het Overhedenoverleg te handhaven. In de tweede helft van 2002 hebben oriënterende gesprekken tussen de drie partijen plaatsgevonden over een vervolg-bestuursakkoord. Na de val van het kabinet hebben partijen besloten de nadere uitwerking van de interbestuurlijke samenwerking aan een volgend kabinet over te laten. Reeds lopende trajecten zoals de vitalisering platteland en het waterbeleid zijn voortgezet.

Het programma Ketenregie in het openbaar bestuur is een investering in de samenwerking tussen verschillende uitvoerende partners via het versterken van ketens. In 2002 is gewerkt aan de versterking van de methode ketenregie. Die methode leidt tot een klantvriendelijker en minder bureaucratisch aanbod van voorzieningen (op terreinen als jeugdhulpverlening, maatschappelijke opvang, sociale veiligheid en integratie). Eind 2002 zijn, op basis van de ontwikkelde methode, de eerste pilots ketenregie gestart.

De besluitvorming over de nieuwe Investeringsimpuls in het kader van de ICES had in 2002 de basis moeten vormen voor het afsluiten van de regioconvenanten fase 2. Door het tegenvallende financieel-economische klimaat heeft het kabinet Kok II geen besluiten meer genomen over de ICES. Verantwoording daarover is afgelegd in de zogenaamde Bouwstenenbrief (EZ 02000259 Bouwstenen voor de economsche structuurversterking van Nederland), die de Minister van EZ namens het kabinet in april 2002 naar de Tweede Kamer heeft gezonden.

De beoogde totstandkoming van de Wet bestuur in stedelijke regio's is niet gerealiseerd door de val van het kabinet Kok II. Wel is geregeld dat de bestaande samenwerking op de huidige grondslag voor bepaalde tijd (uiterlijk tot 1 januari 2005) kan worden voortgezet. De gedachte om het regionaal bestuur nu wettelijk te regelen via een uitbreiding van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is inmiddels in de vorm van een notitie aan de Tweede Kamer voorgelegd (kamerstukken II, 2002/2003, 28 757, nr 1).

Door de aanvaarding van een viertal wetsvoorstellen, waardoor in totaal zes nieuwe gemeenten werden gevormd, is het aantal gemeenten afgenomen van 496 per 1 januari 2002 tot 489 per 1 januari 2003. Op basis van het Strategisch Akkoord is een nieuw Beleidskader gemeentelijke herindeling vastgesteld. Rode draad in het Beleidskader is het belang dat wordt gehecht aan draagvlak bij alle betrokkenen, wanneer een proces van gemeentelijke herindeling wordt geëntameerd. Hierbij gaat het zowel om draagvlak onder de bevolking, als om draagvlak bij gemeenten, respectievelijk bij de provincies.

Naast de betekenis van herindelingsvoorstellen van gemeenten zelf, wordt het belang onderstreept, dat provinciebesturen verantwoordelijkheid nemen voor een goede en kwalitatieve bestuurlijke organisatie binnen de provincie, waarbij gemeentelijke herindeling een rol kan spelen.

1.4. Wijziging Wet subsidiëring politieke partijen

In de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen, die op 23 april 2002 naar de Tweede Kamer is gestuurd (kamerstukken II, 2001/2002, 27 422, nr 6) wordt de essentiële functie belicht van de politieke partijen binnen ons staatsbestel. Belangrijke voorwaarden voor deze functie zijn een adequaat niveau van inkomsten en een transparant financieel systeem. De notitie bevat concrete gedachten op deze en aanverwante terreinen. Verder is het subsidiebudget van politieke partijen per 1 januari 2002 (opnieuw) verhoogd, zodat dit ten opzichte van het jaar 2000 meer dan verdubbeld is.

2. Openbaar bestuur en ICT

2.1. Elektronische dienstverlening en informatievoorziening

De doelstellingen met betrekking tot de verbetering van de publieke dienstverlening, van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en van de participatie in het beleidsproces zijn gerealiseerd. Alle gemeenten hebben een eigen internetsite en een aantal belangrijke informatiebronnen zijn of worden binnenkort voor de burger ook elektronisch toegankelijk.

2.2. Betrouwbaarheid en identiteit

PKI. PKI maakt vertrouwelijke en betrouwbare elektronische communicatie mogelijk. In 2002 zijn de basiscomponenten van de Public Key Infrastructuur voor de overheid (PKI) gerealiseerd. Daarmee is het mogelijk geworden om de elektronische handtekening te gaan toepassen in de elektronische communicatie tussen overheidsorganisaties onderling en van de overheid met burgers, bedrijven en instellingen. Het is nu aan overheidsorganisaties om PKI in te voeren in hun reguliere werkprocessen. Ter ondersteuning zal het servicecentrum PKI hierbij een adviserende rol spelen.

eNIK. De Minister van BZK heeft op 17 oktober 2002 de Tweede Kamer geïnformeerd (kamerstukken II, 2002/2003, 28 600, nr 7) dat uit het haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijke invoering van een elektronische variant van de Nederlandse identiteitskaart (eNIK) is gebleken dat er in onvoldoende mate elektronische diensten beschikbaar zijn waarvoor elektronische identificatie noodzakelijk is. De voorbereiding van de in 2002 voorgenomen grootschalige proef met de eNIK is daarom niet gecontinueerd.

Biometrie op reisdocumenten. In 2002 is er een haalbaarheidsonderzoek gestart naar de opname van een biometrisch kenmerk in de reisdocumenten om zogenaamde look-alike fraude terug te dringen en geautomatiseerde grenscontrole mogelijk te maken. In het voorjaar 2003 zal de Tweede Kamer over de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek worden geïnformeerd.

Een wijzigingsvoorstel van de Paspoortwet is op 22 april 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstukken II, 2001/2002, 28 342, nr 1).

2.3. Modernisering GBA

In 2002 zijn de voorstellen van de adviescommissie Modernisering Gemeentelijke Basis Administratie en Persoonsgegevens (GBA) van maart 2001 verder uitgewerkt. In augustus 2002 is de informatiearchitectuur voor een moderne GBA gepresenteerd. De kern van het rapport is de aanbeveling om te komen tot een verregaande vorm van standaardisatie in GBA-systemen bij de afzonderlijke gemeenten in de vorm van een startpakket GBA. De contra-expertise van het Expertise Centrum (HEC) ondersteunt de architectuur, maar vraagt nadrukkelijk voor de implementatie- en migratiestrategie. Vervolgens is een start gemaakt met het nader uitwerken van de functionaliteit van het beoogde startpakket GBA, met behulp waarvan gemeenten, eventueel in samenwerking met een leverancier, zelf de organisatorische, financiële en technische consequenties van de implementatie van een dergelijk startpakket zichtbaar kunnen maken.

Daarnaast is gestart met de migratie van het huidige datatransport mechanisme naar een moderne variant om online communicatie mogelijk te maken. Tot slot is in 2002 met de ontwikkeling en ombouw van de tijdelijke centrale voorziening voor het online raadplegen van een beperkte set persoonsgegevens gestart.

2.4. Kiezen op afstand

De voormalige ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Grote Steden- en Integratiebeleid hebben in januari 2002 besloten de richting van het project Kiezen op Afstand te heroverwegen. De aanleiding daarvoor vormde de uitkomsten van een Europese aanbesteding waaruit geconcludeerd is dat de eerdere voornemens in technische en financiële zin niet haalbaar waren.

Als gevolg van de heroverweging is besloten niet bij de verkiezingen voor Provinciale Staten in 2003, maar bij de verkiezingen voor het Europees Parlement op 10 juni 2004 te experimenteren. Bij die verkiezingen zullen twee experimenten worden gehouden, te weten:

– 1e experiment met pc en/of telefoonstemmen voor de kiezers in het buitenland;

– 2e experiment met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente.

Het wetsvoorstel Experimentenwet Kiezen op Afstand is na ontvangst van het advies van de Raad van State aangepast aan de uitkomsten van de heroverweging en ingediend bij de Tweede Kamer.

3. Openbare orde en veiligheid

3.1. Integraal veiligheidsbeleid

Integraal veiligheidsbeleid. In 2002 is samen met de publieke en private veiligheidspartners gewerkt aan het vervolg op het Integraal Veiligheidsprogramma I uit 1999. De in dat kader ontwikkelde beleidsvoornemens zijn neergeslagen in het Veiligheidsplan Naar een veiliger samenleving van het nieuwe kabinet, zij het zonder dat daarvoor extra financiële middelen voor zijn gereserveerd.Met het aantreden van het nieuwe kabinet in 2002 zijn op het gebied van veiligheid tal van maatregelen aangekondigd in het Veiligheidsplan Naar een veiliger samenleving (VP). Het integraal veiligheidsbeleid dat voorheen was opgenomen in het integraal veiligheidsplan heeft ook in het nieuwe veiligheidsplan een plek gekregen, zij het zonder dat er extra financiële middelen voor zijn gereserveerd.

Taskforce. In 2002 is een gezamenlijke taskforce met de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) ingesteld ten behoeve van de uitvoering van de aanbevelingen uit de onderzoeken naar de vuurwerkramp en de gezamenlijke actiepunten uit het kabinetsstandpunt. Deze taskforce heeft een volglijst aangelegd met actiepunten die na afronding door het Rijk een vervolgtraject kennen op provinciaal en/of gemeentelijk niveau, hetgeen zij met aandacht zal volgen. Voorts heeft de taskforce in 2002 het onderzoeksrapport Veilig geregeld geconcipieerd en, voorzien van aanbevelingen, doorgeleid naar de Tweede Kamer. Tot slot is de taskforce nauw betrokken bij het bij de VNG ondergebrachte ondersteuningsprogramma Slagen voor Veiligheid, dat in volle gang is. Het ondersteuningsprogramma heeft ten doel lokale besturen en regionale samenwerkingsverbanden te informeren over de voor hen relevante actiepunten en hen te ondersteunen bij de aanpak, uitvoering en implementatie van de betreffende actiepunten.

Actiepunten Enschede/Volendam: project Centraal Registratie en Inlichtingen Bureau (CRIB). Als gevolg van de Vuurwerkramp en de Nieuwjaarsbrand heeft BZK de taak gekregen een landelijke systematiek voor het Centraal Registratie en Inlichtingen Bureau (CRIB) te ontwikkelen. Deze aanbevolen werkwijze is vastgelegd in de Leidraad opzet en operationeel CRIB. Het inrichten van een CRIB ten behoeve van de slachtofferregistratie is een taak van de gemeenten. De uitwerking daarvan hoort in het gemeentelijk rampenplan opgenomen te worden. Het is nu aan de samenwerkende gemeenten deze CRIB systematiek in te voeren. BZK ondersteunt dit door in enkele regio's te helpen met de invoeringsscenario's. Er wordt naar gestreefd dat de VNG het beheer van de leidraad zal gaan voeren.

3.2. Veiligheid en rampenbestrijding

Voor de verbetering van de organisatie van de rampenbestrijding zijn de volgende doelen gerealiseerd, dan wel stappen in die richting ondernomen.

Oefenbeleid. In 2002 is er een werkgroep geformeerd die als opdracht heeft het ontwikkelen van een meerjarig oefenbeleidsplan. In dit meerjarig oefenbeleidsplan wordt een duidelijke visie ten aanzien van oefenen en opleiden in het kader van de rampenbestrijding opgenomen. Lopende projecten en initiatieven voor de komende vijf jaar worden hierin meegenomen. Mogelijk wordt in dit oefenbeleidsplan ook de visie ten aanzien van oefenen en opleiden in het kader van de verhoging van de kwaliteit van het brandweerpersoneel opgenomen.

De stimuleringsbijdrage voor multidisciplinaire oefencentra is gebruikt om nieuwe (computerondersteunde) oefensystemen mogelijk te maken. De aandacht is nu minder gericht op het realistisch oefenen met veel materiële inzet, maar meer op het gebruik van de nieuwste techniek, wat een efficiënter gebruik van tijd en geld tot gevolg zal hebben. In december 2002 heeft het eerste oefencentrum in Zuid-Limburg een bijdrage ontvangen.

Toetsing. In 2002 is vooruitlopend op het wetsvoorstel Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) een begin gemaakt met de ontwikkeling van formats (wat) en handreikingen (hoe) voor het regionale beheersplan rampenbestrijding, het toetsingskader provincies en de bestuurlijke rapportage in het project Verbetering Plancyclus Rampenbestrijding. Voorts is gestart met beproeving van de praktische werking van de formats en handreikingen in pilots en met het proces van verwerking van de projectresultaten in regelgeving op grond van de WKR.

Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding. Voor wat betreft de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) is het rapport IMOV afgerond dat een beschrijving geeft van de organisatie en taken van de LFR. In vervolg daarop is door een departementale werkgroep een beslisnotitie aangaande de bestuursvorm en taken van de LFR in 2002 voorbereid. Besluitvorming hierover zal volgens planning in 2003 plaatsvinden.

(Internationale) bijstandseenheid. Naar aanleiding van actiepunt 65 van het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp is de Urban Search and Rescue eenheid USAR.NL opgericht. Deze bijstandseenheid dient zowel in het binnen- als buitenland inzetbaar te zijn.

In november 2002 zijn de samenwerkingsovereenkomsten USAR.NL tussen BZK en de vier hulpverleningsregio's (Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden, Zuid-Holland Zuid, Hollands Midden) en het Korps Landelijke Politiediensten getekend. De ondertekening door Defensie wordt op een later tijdstip verwacht. Inmiddels is de werving en selectie van de eerste tranche van circa 70 personen in gang gezet. De verwerving van de uitrusting van de USAR.NL heeft enige vertraging ondergaan, doch inmiddels is gestart met de verwerving.

Veiligheidsbewustzijn. In het afgelopen jaar heeft het Rijk, mede naar aanleiding van de cafébrand in Volendam, het initiatief genomen tot een voorlichtingsprogramma ter vergroting van het veiligheidsbewustzijn van burgers, ondernemers, instellingen en bestuurders op het gebied van brandveiligheid. Een groot aantal activiteiten is opgenomen in het actieprogramma Bewust Veiliger (brief van de Staatssecretaris van BZK, d.d. 16 oktober 2002, BZK-02–553), dat aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Er is een Nationaal Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid ontwikkeld. Dit programma beoogt via een meerjarige (2003–2007) massamediale voorlichting en doelgroepgerichte voorlichting het brandveiligheidbewustzijn te vergroten. Dit project is een gezamenlijk traject van BZK, VROM, SZW, VWS, OCW en Justitie. Daarmee is tevens een aanzet gegeven voor de opzet en uitwerking van een breder programma ter verhoging van het veiligheidsbewustzijn.

Pro-actie en preventie. Een van de doelstellingen van het Rijk voor 2002 was het stimuleren dat op regionaal niveau personeel en capaciteit beschikbaar komt om de gemeenten op het gebied van pro-actie en preventie van met name rampen en zware ongevallen naar behoren te ondersteunen. De landelijke wervingscampagne Veiligheidsmanager heeft medio 2002 ongeveer 1 350 kandidaten opgeleverd voor de functie van veiligheidsmanager of veiligheidsconsultant.

Regio's zijn momenteel druk bezig om medewerkers pro-actie en preventie te werven. In februari 2003 begint de eerste groep van circa 25 kandidaten aan de opleiding tot Veiligheidsmanager. Deze opleiding is in 2002 door BZK en het Nederlands Instituut voor de Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) opgezet. Hiernaast zijn flankerend beleid en instrumenten voor medewerkers pro-actie/preventie ontwikkeld.

Kwaliteit Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). In 2002 is op een drietal fronten ingezet om de kwaliteit van de GHOR te verbeteren. Allereerst is er is voor gekozen om de taken en verantwoordelijkheden van de GHOR inzichtelijk te maken, mede om te komen tot betere afstemming tussen de schakels in de GHOR-keten. Ook is opdracht gegeven tot de ontwikkeling van de basisleerstof voor de functies die operationeel (kunnen) worden tijdens grootschalige (ramp-)omstandigheden. Om het oefenen te stimuleren zijn diverse regionale oefeninitiatieven ondersteund die als best-practice beschikbaar kunnen worden gesteld voor andere regio's. Tot slot is gedurende 2002 fysiek en financieel geparticipeerd in de totstandkoming van een kwaliteitssysteem voor de GHOR.

Tussentijdse evaluatie Beleidsnota. De beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 is tussentijds geëvalueerd. Door de onderzoekers werd de behoefte aan een extra financiële impuls gesignaleerd. Er is tevens gekeken of en hoe de huidige verdeelsystematiek van de rijksbijdrage dient te worden gewijzigd om te beantwoorden aan meer op risico's gebaseerde scenario's. De onderzoekers constateren dat regionale risico-inventarisaties nu nog ontbreken en stellen voor om het Interim-besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen voorlopig te verlengen. Dit advies is overgenomen.

Territoriale congruentie. In de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 heeft het kabinet aangekondigd dat in 2003 een congruente indeling van de veiligheidsregio's moet zijn gerealiseerd. Een congruente gebiedsindeling bevordert de multidisciplinaire (voorbereiding op) rampenbestrijding. Nog niet alle regio's zijn congruent. Wel zijn in alle regio's initiatieven gestart om te komen tot een congruente indeling. Deze processen dienen uiterlijk 1 januari 2004 te zijn afgerond.

Onder de huidige wetgeving is de indeling van brandweer- en GHOR-regio's een bevoegdheid van de provincies. Er bestaat echter geen verplichting tot congruentie. In het Wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding, thans in behandeling bij de Tweede Kamer, wordt voorgesteld de regio-indeling bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. Daarmee wordt de congruente indeling wettelijk voorgeschreven en zijn afwijkingen slechts mogelijk indien de kwaliteit van de rampenbestrijding aantoonbaar beter is gewaarborgd in een niet congruente situatie.

NBC. Bij voorjaarsnota is een bedrag van € 10,2 mln toegevoegd aan de begroting voor het Project NBC. Doelstelling is het verbeteren van de voorbereiding en de respons op een (dreigende) terroristische aanslag met Nucleaire, Biologische en/of Chemische middelen, die zoveel mogelijk aansluit bij bestaande structuren van crisisbeheersing en rampenbestrijding.

Het project NBC-terrorisme is formeel ingebed binnen de directie Rampenbeheersing en Brandweer en behoort tot het actieprogramma rampenbeheersing en brandweer 2002–2006 Bewust Veiliger, actiepunt 20.

Een resultaat van het project NBC-terrorisme is de voortgangsrapportage Tegengaan van terroristische aanslagen met NBC-middelen, die in april 2002 aan de Tweede Kamer is aangeboden (kamerstukken II, 2001/2002, 27 925, nr 54). Deze rapportage bevat – rijksbreed – een overzicht van de stand van zaken voor elk onderdeel van de veiligheidsketen, inclusief beleidsaanbevelingen voor de voorbereiding en de respons op een mogelijke terroristische aanslag met NBC-middelen. Binnen het thema NBC-terrorisme worden de beleidsaanbevelingen uit de voortgangsrapportage Tegengaan van terroristische aanslagen met NBC-middelen vorm gegeven via diverse deelprojecten die in uitvoering zijn genomen.

3.3. Veiligheid en politie

Het jaar 2002 stond in het teken van het afronden van de afspraken die voortvloeiden uit het Regeerakkoord 1998–2002 en de voorbereiding van het Veiligheidsprogramma naar een veiliger samenleving voor de nieuwe kabinetsperiode. Met prioriteit is in 2002 nadere invulling gegeven aan de onderwerpen capaciteit, doelmatigheid, bekostiging, politieonderwijs, uitrusting en terrorismebestrijding.

Capaciteit. In 2002 is de afgesproken sterktedoelstelling voor de regionale korpsen van 43 622 fte gerealiseerd. Per 30 juni 2002 bedroeg het aantal 45 796 fte exclusief het effect van de invoering van de 38-urige werkweek. Bovendien waren er nog veel aspiranten in opleiding, niet alleen ter vervanging van de uitstroom, maar ook ter invulling van de wens van het kabinet om vooruitlopend op verdere capaciteitsgroei in de volgende kabinetsperiode incidentele bekostiging voor een 1 000 tal extra aspiranten mogelijk te maken. De machinerie van werving, selectie en opleiding lag op stoom en stopzetting zou een te lange herstart tot gevolg hebben.

Doelmatigheid. Op basis van een tussenmeting in het jaar 2000 is komen vast te staan dat er reeds een aanzienlijke doelmatigheidswinst was gerealiseerd van 1 656 arbeidsjaren. Gelet op de voorgenomen en uitgevoerde maatregelen is er geen aanleiding om aan te nemen dat de doelstelling van 2000 arbeidsjaren in 2002 niet is gehaald.

Bekostiging. In het jaar 2002 is een aantal bovenregionale voorzieningen uitgebreid of ingesteld ter versterking van de bestrijding van criminaliteit en terrorisme. Het gaat daarbij om mensensmokkel, synthetische drugs en XTC. Ook is het budget van een aantal regio's verhoogd in verband met de aanwezigheid van regiospecifieke omstandigheden zoals water, grenzen of eilanden, voor de negatieve effecten van de korpsen Limburg Zuid en Gooi en Vechtstreek, voortvloeiende uit de invoering van een nieuwe bekostigingssystematiek die in 2001 is vastgesteld en voor de versterking van de uitvoering van asieltaken. Het ontwikkelde stelsel van prestatiebekostiging is in 2002 niet toegepast omdat er onvoldoende betrouwbare informatie voorhanden was en omdat inmiddels is besloten om aan te sluiten bij het convenant politie. Om het beschikbare budget in 2003 te verruimen voor maatregelen op grond van het nieuwe Regeerakkoord is een substantieel deel van het budget voor prestatiebekostiging gereserveerd.

Politieonderwijs. Per 1 januari 2002 is de nieuwe initiële politieopleiding van start gegaan en is de verantwoordelijkheid voor de personeelswerving meer bij het LSOP neergelegd. De verantwoordelijkheid voor het diversiteitsbeleid was al bij het LSOP ondergebracht. Werving, selectie en opleiding van personeel in relatie tot de behoefte aan extra personeel en de samenstelling daarvan ligt nu in een hand. De opleidingskosten van de instroom van voldoende nieuw personeel is ook financieel gewaarborgd.

Uitrusting. De invoering van pepperspray vult de leemte tussen wapenstok en vuurwapen. Het merendeel van de doelgroep die uitgerust zal worden met het middel pepperspray heeft inmiddels de daartoe benodigde opleiding gevolgd en is uitgerust met pepperspray. Ten behoeve van het verbeteren van opsporingsmethoden is een basis gelegd om DNA onderzoek in te voeren. Hiertoe zijn basisinvesteringen gedaan om onderzoek mogelijk te maken, sporen veilig te stellen en opleidingen te verzorgen. Veel aandacht is daarbij komen te liggen op het voorkomen van besmetting van sporenmateriaal.

Terrorismebestrijding. In 2002 is veel aandacht gegeven aan de nadere uitwerking van het actieplan terrorismebestrijding. Hiertoe zijn de regionale inlichtingendiensten (RID) uitgebreid met een infodesk, is het project meld Misdaad anoniem van start gegaan en wordt een elektronisch communicatiesysteem ontwikkeld, waarmee snel en veilig situatierapporten kunnen worden uitgewisseld. Ook zijn bijzondere materiële voorzieningen besteld zoals voertuigen verscherpt rijdend toezicht en bewakingscontainers.

Prestatiegegevens 2002. In de begroting 2002 zijn voor de eerste keer prestatiegegevens opgenomen. Op voorhand was het duidelijk dat de prestatiegegevens herijkt zouden moeten worden op basis van het nieuwe Regeerakkoord in 2002. De groeiparagraaf in de begroting besteedt hier aandacht aan. Een aantal prestatiegegevens is daarom van incidentele betekenis en minder valide voor de toekomst. In de begroting 2003 is overigens een forse verbeterslag gerealiseerd. Van een aantal prestatiegegevens is de waarde over 2002 nog niet bekend. In die gevallen is volstaan met een prognose of het prestatiegegeven in 2001. De prestatiegegevens zijn opgenomen bij de operationele doelen.

3.4. Veiligheid en ICT

Uitvoering Jaarplan 2002 Regieraad ICT. Het voorstel tot wijziging van de politiewet 1993 om de gewenste samenwerkingsvoorzieningen op het gebied van – in dit geval – informatiehuishouding een wettelijke grondslag te geven is zo ver gevorderd dat het wijzigingsvoorstel in het voorjaar van 2003 voor consultatie aan de politieberaden kan worden aangeboden. Om tot aan de oprichting van een publiekrechtelijke rechtspersoon te kunnen voorzien in de behoefte aan coördinerende structuren hebben de ministers van BZK en Justitie op 14 februari 2002 samen met de korpsbeheerders twee coöperatieve verenigingen voor ICT bij de politie opgericht. De belangrijkste besluiten op het gebied van aanschaf, ontwikkeling, exploitatie en beheer van ICT zijn inmiddels (of worden binnenkort) vanuit de korpsen verlegd naar beide coöperaties. Verder is de bestaande verscheidenheid aan geld- en financieringsstromen opgeschoond met als doel deze zoveel mogelijk samen te voegen in de geïntegreerde begrotingen van de coöperaties. Op basis van jaarplannen en -begrotingen wordt de inhoudelijke inhaalslag verder vormgegeven.

Elektronische aangifte. In 2002 heeft de Coöperatie Informatiemanagement Politie in opdracht van de Regieraad ICT Politie een plan van aanpak voor de ontwikkeling en de landelijke invoering van elektronische aangifte en een elektronisch aangiftevolgsysteem opgesteld. Dit plan van aanpak is gebaseerd op een inventarisatie van regionale voorzieningen voor elektronische aangifte en onderzoek naar de mogelijkheden voor de landelijke invoering van elektronische aangifte. Naast twee pilots voor complexe delicten zal elektronische aangifte van eenvoudige delicten worden ingevoerd, waarbij zoveel als mogelijk onderdelen van regionale voorzieningen zullen worden gebruikt. Gegeven de opdracht van de Regieraad ICT Politie zal één professionele, uniforme ICT-voorziening voor elektronische aangifte worden ontwikkeld en ingevoerd. De uitvoering van het plan van aanpak is reeds gestart door de Coöperatie Informatiemanagement Politie.

Elektronisch proces-verbaal. Het elektronisch uitwisselen van een proces-verbaal is een belangrijk instrument voor het verbeteren van de informatievoorziening van de strafrechtsketen. In 2002 zijn drie pilots gestart die binnenkort zullen worden afgerond. Het testen van de uitwisseling tussen een politiekorps en een arrondissement in de praktijk was een onderdeel van twee pilots. De drie pilots hebben uitgewezen dat elektronisch berichtenverkeer in de strafrechtsketen noodzakelijk is om de doorlooptijden te verkorten, de kosten te verlagen en de kwaliteit te verhogen.

Colokatie meldkamers. Eind 2002 beschikken elf veiligheidsregio's over een gecolokeerde meldkamer. De overige colokaties zijn gepland na 1 januari 2003. Uiteindelijk zullen alle 25 veiligheidsregio's voor 2004 over een gecolokeerde meldkamer beschikken. Door het aanleggen van systeemverbindingen zullen de meldkamers van de politie, brandweer en ambulancevoorziening in die regio's die fysiek nog niet gecolokeerd zijn in de overgangsfase virtueel met elkaar een eenheid vormen.

Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS). Het invoeren van het GMS in regionale meldkamers bevindt zich in de afrondende fase. Inmiddels zijn 25 regionale meldkamers werkzaam met GMS. De definitieve invoering van GMS in de vier in 2002 geplande regio's is verschoven naar 2003. De ervaringen van het werken met GMS en de hieruit voortvloeiende verbeteringen worden verwerkt in de nieuwe softwareversie 4.0, die in april 2003 gereed zal zijn. Tevens is in 2002 een aanvang gemaakt met het opleiden van centralisten, die kunnen werken in een gecolokeerde meldkamer.

C2000. Het project Proef in de Proef (PIP), waarbij C2000 getest wordt in de regio Amsterdam-Amstelland, is in 2002 afgerond. Alle relevante aanbevelingen, opgenomen in het Eindrapport Proef in de Proef, zijn inmiddels gerealiseerd of nagenoeg afgerond. Het radiobediensysteem van Limburg-Zuid is opgeleverd en de levering van de overige radiobediensystemen ligt op planning. Nadat de bouw van opstelpunten vertraging had opgelopen zal in 2003 een inhaalslag plaats gaan vinden, echter de vastgestelde planning van de C2000 infrastructuur komt niet in gevaar.

Door de grote onderlinge samenhang tussen de projecten C2000, GMS en Colokatie zijn deze projecten in 2002 samengevoegd onder de verzamelnaam Verbindingen en Meldkamerdomein. Tevens zijn de afzonderlijke planningen van deze drie projecten op elkaar afgestemd.

3.5. Versterking Binnenlandse Veiligheidsdienst

De begroting van 2002 -het uitgangspunt van dit departementaal jaarverslag- is geschreven vóór de aanslagen van 11 september 2001. Naar aanleiding van deze aanslagen is, zoals vermeld in het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, geïnvesteerd in de uitbreiding van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Voor de AIVD heeft dit geleid tot een uitbreiding van de begroting 2002 met een bedrag van € 2,1 mln. De uitbreiding is aangewend voor extra inzet op het gebied van terrorismebestrijding.

In de loop van 2002 was echter te zien dat deze extra investering nog onvoldoende is. De verwachtingen ten aanzien van de AIVD zijn groter gebleken dan bij het formuleren van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid werd geschat. Voortschrijdend inzicht door de extra inspanningen liet tevens zien dat de problematiek ernstiger was dan gedacht. Kwam de dreiging voor Nederland hoofdzakelijk van buitenaf, sinds enkele jaren kan ook gesproken worden van een serieuze interne dreiging. Het radicaliseringproces heeft zich sinds 11 september in versterkte mate voortgezet. Er is zelfs sprake van bereidheid onder moslimjongeren om deel te nemen aan de islamitische strijd.

Verder toonde de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 en de daarop volgende golf van bedreigingen aan hoe kwetsbaar de democratie, ook in Nederland, kan zijn. De directe gevolgen hiervan voor de werkzaamheden en de taakstelling van de AIVD zullen op basis van het regeringsstandpunt inzake het rapport van de commissie Van den Haak in 2003 worden ingevuld.

Naast de hierboven vermelde uitbreiding van de begroting van de AIVD was op basis van eerdere beleidsprioriteiten in 2001 reeds sprake van een uitbreiding van de begroting voor 2002 met een bedrag van € 3,6 mln (zie onder B.).

Op het gebied van beveiligingsbevordering van het zich nog steeds uitbreidend aantal in Nederland zetelende internationale organisaties, zijn in 2002 aan diverse internationale organisaties in Nederland beveiligingsadviezen verstrekt en op verzoek veiligheidsonderzoeken uitgevoerd. Wel kon aan deze taak als gevolg van de verlegde prioriteiten minder capaciteit worden gewijd dan aanvankelijk was voorzien.

In 2002 heeft het Internationaal Strafhof (ICC) zich in Den Haag gevestigd. Er zijn echter nog geen strafzaken in behandeling genomen. De activiteiten van de AIVD waren vooral gericht op het adviseren van Buitenlandse Zaken en Justitie over algemene veiligheidsrisico's die samenhangen met de aanwezigheid van een dergelijk Hof in Nederland. Ook met het adviseren van het ICC zelf is een aanvang gemaakt. Voorts is aandacht besteed aan de advisering van andere ambtelijke veiligheidsverantwoordelijken rond de aanwezigheid in Nederland van het ICTY en de OPCW.

Voorts is met de inwerkingtreding in 2002 van de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV2002) een formele start gemaakt met de invulling van de notificatieplicht. Op basis van de hiervoor beschikbaar gestelde middelen is de dienst in gereedheid gebracht om in bepaalde gevallen personen te notificeren tegen wie door de dienst bijzondere bevoegdheden zijn gebruikt.

Het afgelopen jaar heeft de dienst op verschillende vlakken de mogelijkheden uitgebreid om gegevens op digitale wijze te vergaren. Om deze informatie ook efficiënt digitaal te kunnen verwerken is een database architectuur ontworpen die thans grotendeels gerealiseerd is. Gezien de (ook) voor de AIVD noodzakelijke goede toegang tot vrijelijk beschikbare informatie via het Internet en andere informatienetwerken, is de interne netwerkinfrastructuur uitgebreid. Daarbij is rekening gehouden met de hoge eisen die aan de beveiliging worden gesteld.

Een deel van de beschikbaar gestelde middelen kon echter niet worden aangewend voor vernieuwing en innovatie van de ICT-infrastructuur, doch moest worden besteed aan de stijgende kosten voor het inwinnen van informatie via door derden beschikbaar gestelde kanalen.

Financieel onderzoek binnen de AIVD is in 2002 een waardevolle aanvulling gebleken op het reeds beschikbare onderzoeksinstrumentarium en dient ter ondersteuning van de gehele taakstelling van de AIVD. Dit middel heeft bijgedragen aan het bestrijden van terroristische groeperingen in Nederland en in het buitenland via financiële instellingen in Nederland en zo aan het voorkomen van aantasting op dit punt van de integriteit van de financiële sector in Nederland.

Ook is in 2002 de samenwerking met de veiligheidsdienst van de Nederlandse Antillen en Aruba verder vorm gegeven. Met name is op het gebied van opleiding en begeleiding door de AIVD menskracht geleverd. Dit betrof zowel de optimalisering van de informatie-inwinning, als verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. De opleiding van medewerkers heeft voor een deel plaats gevonden in Nederland.

Door een, gelet op de verlegde prioriteiten en geringere inzet op dit dossier dan beoogd, is een klein deel van de beschikbaar gestelde middelen aangewend voor andere doeleinden.

Tenslotte is in 2002 in verband met de verdere invoering van vertrouwensfuncties in de politiesector extra geld overgeheveld uit de politiebegroting, om de AIVD in staat te stellen de toegenomen vraag naar veiligheidsonderzoeken te beantwoorden. Hieraan is gedurende 2002 overeenkomstig de gemaakte afspraken invulling gegeven.

4. Grote Steden- en Integratiebeleid

4.1. Versterking regierol lokaal bestuur

In 2001 en in 2002 hebben drie steden, te weten Emmen (€ 145 000), Tilburg (€ 191 000) en Rotterdam (€ 681 000), geld gekregen voor de uitvoering van projecten in het kader van leefbaarheid. Aan de hand van de uitvoering van deze projecten is een inventarisatie gemaakt van de knelpunten in de rijksregelgeving en de regierol van de steden. Dit onderzoek is afgerond. Het onderzoek laat onder andere zien dat uitvoering van projecten niet onmogelijk is vanwege wet- en regelgeving van het Rijk, maar dat steden er wel op andere wijze hinder van ondervinden (b.v. geen directe sturing door steden, ongelijksoortige sturing vanuit het Rijk). Het eindrapport Van kleine stappen naar grote slagen, de uitvoering van projecten in de sociale pijler is in december 2002 vastgesteld door de begeleidingsgroep van het onderzoek en zal in het voorjaar van 2003 door de Minister van BZK en de Staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Mede op basis van de inzichten uit onderzoeksrapportages is besloten tot de instelling van een expertteam dat steden bijstaat in het oplossen van knelpunten in de uitvoering en dat kan bijdragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden.

4.2. Verbeteren Wijkveiligheid

Met Onze Buurt Aan Zet wordt een verbetering op de doelstellingen behorende bij de bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid beoogd. Inzicht in de resultaten op deze doelen wordt door gemeenten gegeven in het kader van de verantwoording over de bijdrageregeling Sociale integratie en veiligheid na 2004. Steden zijn in 2002 begonnen met de uitvoering van maatregelen, conform de stedelijke plannen, zoals deze eind 2001 bij het Rijk zijn ingediend en goedgekeurd. Deze uitvoering geschiedt onder regie van de stad zelf in samenwerking met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Sinds de start van Onze Buurt Aan Zet zijn de burgers in de aandachtswijken aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid door ze te betrekken bij het bedenken en het uitvoeren van maatregelen in hun wijk.

Het jaar 2002 is gebruikt om de uitvoering van de maatregelen in het kader van Onze Buurt Aan Zet te starten. In een uitgave van het KCGS en BZK Voortgang in de grote steden; meedenken, meepraten en meedoen wordt per stad het traject geschetst en waar mogelijk al een praktijkvoorbeeld gegeven. Ook zijn in een conferentie voor bewoners en professionals in 2002 de eerste ervaringen gewisseld en knelpunten gesignaleerd. Om het maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren is in een verdiepingsatelier van het Kenniscentrum Grote Steden en BZK aandacht besteed aan het betrekken van het bedrijfsleven bij de wijk. Drie steden hebben in 2002 aanspraak gemaakt op de bonus voor Maatschappelijk verantwoord ondernemen. In totaal is door acht steden de bonus aangevraagd.

In 2003 wordt gestart met het evalueren van de voortgang in een aantal Onze Buurt Aan Zet-wijken. Dit onderzoek heeft tot doel inzichtelijk te maken of de inzet van bewonersparticipatie leidt tot een verhoging van de effectiviteit van beleid gericht op verbetering van veiligheid, leefbaarheid en integratie in de Onze Buurt Aan Zet-aanpak. Deze evaluatie loopt door tot en met 2004. In 2003 zal verder extra aandacht worden besteed aan de betrokkenheid van minderheden bij het veiliger en leefbaarder maken van de wijken in het kader van Onze Buurt Aan Zet.

4.3. Meer resultaatsturing

Het kabinet heeft in maart 2002 de Tussenstand Grotestedenbeleid (GSB), Steden op Stoom, naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstukken II, 2001/2002, 21 062, nr 104). Deze is mede gebaseerd op de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor de Financiële Verhoudingen, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, de VROM-Raad en de Sociaal Economische Raad en in overleg met de dertig GSB steden.

In de Tussenstand heeft het kabinet een tussentijdse balans opgemaakt van de aanpak, de vorderingen en de resultaten van het GSB. Tevens heeft het kabinet in de Tussenstand lijnen naar de toekomst getrokken, gericht op een verdere optimalisatie van het GSB.

Ter uitwerking van de lijnen naar de toekomst heeft het kabinet bij de begroting 2003 het Beleidsprogramma GSB aan de Tweede Kamer aangeboden, in november gevolgd door een uitwerking daarvan in een Actieplan GSB (kamerstukken II, 2002/2003, 21 062, nr 107). Hoofdlijnen in deze stukken zijn een extra inzet op prioritaire maatschappelijke thema's (veiligheid, integratie, jeugd, maatschappelijke cohesie, economische structuur, herstructurering) en op een forse vermindering van de bureaucratie door invoering van één geïntegreerd beleidskader GSB, één geïntegreerde verantwoording en monitoring en bundeling van bestaande sectorale regelingen in brede doeluitkeringen op de hier genoemde maatschappelijke thema's.

4.4. Inburgering versterkt

In 2002 is de evaluatie van de uitvoering van de WIN afgerond. Deze leidde ondermeer tot de conclusies dat het bereik van nieuwkomers op een hoog niveau ligt, de uitval van nieuwkomers betrekkelijk laag is, de nieuwkomers in beperkte mate een hoger taalniveau bereiken en dat de aansluiting tussen de WIN en de vervolgstappen te wensen overlaat. Deze bevindingen zullen leiden tot een heroriëntatie op de Wet inburgering nieuwkomers.

Het budget dat vanaf 2002 structureel extra beschikbaar is gesteld voor oudkomers is gebruikt voor de landelijke implementatie van het oudkomersbeleid. Ook de gemeenten die tot nu toe niet in aanmerking kwamen voor een specifiek oudkomersbeleid werden in staat gesteld zich te verbinden aan een specifiek oudkomersbeleid. Binnen de groep oudkomers dienen gemeenten vanaf 2002 naast de opvoeders en werkzoekende oudkomers ook voorrang te geven aan de geestelijke bedienaren. Daarnaast is in 2002 gestart met de uitwerking van het kabinetsvoornemen om oudkomers die afhankelijk zijn van een uitkering en geacht worden te werken, te verplichten een inburgeringscursus te volgen. De Taskforce Inburgering tenslotte heeft haar drieledige taakopdracht – het verbeteren van de wachtlijstproblematiek, de uitvoeringspraktijk en de informatievoorziening – volbracht en heeft haar visie neergelegd in een slotdocument.

4.5. Preventie van criminalisering en marginalisering

De oververtegenwoordiging van jongeren van etnische herkomst in criminaliteitscijfers leidde in 1999 en 2000 in 8 gemeenten tot zogeheten CRIEM-pilots. Doel hiervan was te komen tot effectief lokaal preventiebeleid, waarmee ontsporing van deze jongeren voorkomen wordt. Op grond van de pilot-ervaringen is vervolgbeleid geformuleerd voor de jaren 2001 tot en met 2004.

Dat vervolgbeleid, het Preventiebeleid 2001–2004, is in de tweede helft van 2001 in gang gezet, en in 2002 verder uitgevoerd. Hoofddoel is nog steeds het voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder jeugd van etnische herkomst, door sluitend preventief beleid op lokaal niveau. Inmiddels zijn 38 gemeenten actief met preventiebeleid aan de slag.

Sinds januari 2002 zijn de 8 voormalige pilot-gemeenten bezig de in de pilots succesvol gebleken zaken uit te bouwen naar andere wijken en andere doelgroepen. Een groep van elf andere gemeenten (alle uit de G25) begon in september 2002 met het uitvoeren van door de Minister voor GSI geselecteerde en gefinancierde onorthodoxe preventie-aanpakken ten aanzien van allochtone jeugd en criminaliteit. Verder zijn zestien kleinere gemeenten (uit de G17) per september 2002 gestart met de uitvoering van hun meerjarenplannen preventiebeleid. En tot slot heeft een 3-tal G25-gemeenten in december 2002 financiering ontvangen voor veelbelovende preventie-activiteiten.

Zo leidt de actieve betrokkenheid bij het Preventiebeleid 2001–2004 in die in totaal inmiddels 38 gemeenten tot voortgang in: het sluitend maken van de keten van voorzieningen en instellingen zodat allochtone jongeren niet tussen wal en schip raken; meer samenhang in het gemeentelijk beleid ten aanzien van jeugd van etnische herkomst; vergroting van de participatie van etnische groepen bij het formuleren en uitwerken van dat beleid; versterking van de regierol van gemeenten bij preventief beleid.

Vanuit BZK worden instrumenten en handreikingen ontwikkeld die alle gemeenten kunnen inzetten bij het voeren van preventief beleid. Een voorbeeld is de Handreiking voor gemeenten over privacy-aspecten bij criminaliteitspreventie, die juni 2002 aan alle gemeenten ter beschikking is gesteld. Uit deze handreiking vloeide het in december 2002 afgeronde privacy-modelconvenant voort, dat gemeenten helpt bij het op papier zetten van samenwerkingsafspraken over de uitwisseling van persoonsgegevens.

Ook worden best practices van preventiebeleid geëvalueerd en verspreid. Dit laatste gebeurt door middel van uitwisselingsbijeenkomsten, nieuwsbrieven, publicaties en het Kenniscentrum Grote Steden.

4.6. Verkenning sociale infrastructuur

De verkenning sociale infrastructuur is reeds in 2001 afgerond en tijdens Prinsjesdag 2001 gepresenteerd. In vervolg hierop is er onderzoek verricht naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de sociale pijler Van Papier naar praktijk. Doelmatigheid en doeltreffendheid sociale pijler grotestedenbeleid en is er een onderzoek afgerond naar de belemmeringen in rijksregelgeving voor het realiseren van leefbaarheidsdoelen op lokaal niveau (onderzoek Motie de Boer zie 4.1). De conclusies van deze onderzoeken zijn verweven in enerzijds het vervolgtraject van Motie de Boer en anderzijds in het Actieplan Grotestedenbeleid (zie ook 4.3).

5. Kwaliteit publieke sector

5.1. Publieke sector

Maatregelen voor de lange termijn. In 2002 is het programma Innovatie en Kwaliteit Publieke Sector gestart. Het programma is besteed aan het opzetten, aansturen en mede financieren van innovatieve trajecten binnen de publieke sector, die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de overheidsdiensten en op het verhogen van de arbeidsproductiviteit op de middellange en lange termijn.

Veel verbeteringen en vernieuwingen van de publieke sector komen tot stand op de werkvloer. Er is een wereld te winnen door die praktijkkennis ruim te verspreiden zowel ter inspiratie als uit oogpunt van doelmatigheid. Onder de noemer De praktijk als inspiratiebron is in 2002 een database tot stand gebracht met vele honderden voorbeelden van zogenaamde goede praktijkvoorbeelden. Deze kennis is verspreid via de Nationale conferentie Innovatie en Kwaliteit in de Publieke sector en via publicaties, een website en Cd-rom. Inmiddels zijn inspirerende voorbeelden bekend, waaruit blijkt dat het op deze wijze verspreiden van kennis inderdaad de beoogde olievlekwerking heeft. De database wordt in 2003 geactualiseerd en verder uitgebreid.

BOX Olievlekwerking

Het Moedercontract (een initiatief van het UMC te Utrecht om meer operatiekamermedewerkers te werven door rekening te houden met hun werktijden) is inmiddels overgenomen door onder andere Amsterdam, Tilburg, Waalwijk, Oss, Hilversum en Schiedam.

Het SMS-bombardement (een initiatief van het korps Amsterdam-Amstelland om de diefstal van mobiele telefoons te verminderen) is inmiddels overgenomen door vrijwel alle politiekorpsen. De politiekorpsen in de vier grote steden hebben het programma verfijnd en uitgebouwd met een publiekscampagne om er voor te zorgen dat een GSM geen interessante buit meer is voor een straatrover en een heler. Er is lesmateriaal voor middelbare scholen ontwikkeld en een regionale prijsvraag uitgeloofd.

Een ander speerpunt is het versterken van vernieuwende projecten. Het is bekend dat er veel doelmatigheid en kwaliteitsverbetering te bereiken is door de samenwerking tussen ministeries te intensiveren. Daarom wordt een financiële bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het Shared Services Center HRM Rijk, waar een aantal administratieve diensten vanuit een centraal punt voor de hele rijksoverheid worden verzorgd. Een ander voorbeeld is de bijdrage aan het project Strategische Functie Rijksbreed door V&W. Met het Sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt (SBO) en OCW is het veelbelovende project Overheid voor de klas gestart, dat in de tweede helft van 2003 de eerste resultaten zal opleveren.

Ten slotte zijn enkele onderzoeksprojecten gestart. Het betreft bijvoorbeeld het tot stand brengen van een gebruiksvriendelijke internetfaciliteit, waarmee organisaties zelf een medewerkerstevredenheidsonderzoek kunnen houden. Nieuw is dat organisaties vervolgens de resultaten van dit onderzoek zelf kunnen spiegelen aan de gemiddelde uitkomsten in andere (vergelijkbare) organisaties. Met de uitkomsten van dit onderzoek krijgen organisaties een belangrijk instrument in handen om verbeteringen te realiseren. Daarnaast zijn de voorbereidingen getroffen voor een groot internationaal vergelijkend onderzoek naar verschillen in publieke prestaties. Dit onderzoek strekt zich uit over alle EU-landen, de nieuwe lidstaten en enkele niet-Europese landen.

Innovatie in het Openbaar bestuur. In april 2002 is de commissie Innovatie openbaar bestuur (InAxis) ingesteld. De commissie bestaat uit bestuurders en ambtenaren uit alle lagen van het openbaar bestuur. Tegelijk hiermee is een programmabureau ter ondersteuning van de commissie ingericht. Dit bestond eind 2002 uit 7,3 fte en beschikte over een budget van € 1,67 mln.

In de loop van 2002 zijn verscheidene workshops en debatten georganiseerd, onder meer over praktijkvoorbeelden van vernieuwing en hun succes- en faalfactoren, over Winst met ICT, over keten- en netwerksamenwerking en over het inrichten van zogenaamde Future Centers bij de overheid. Ter stimulering van innovatie is een experimentenregeling voor organisaties in het openbaar bestuur vastgesteld. De experimentenregeling heeft verscheidene reacties opgeleverd en in november 2002 zijn vervolgens 18 verzoeken om subsidie gehonoreerd. Deze projecten zullen in 2003 uitgevoerd worden. In december 2002 heeft de Minister van BZK het meerjarenprogramma 2002–2006 goedgekeurd, evenals het actieprogramma 2003.

5.2. Het arbeidsmarktbeleid voor rijksdienst

Het Rijk is zich duidelijk als concern gaan profileren op de arbeidsmarkt. De relatieve onzichtbaarheid van het Rijk als werkgever waarvan nog geen vijf jaar geleden sprake was, is de afgelopen twee jaar succesvol omgedraaid. Dat is geen vrijblijvende actie. De voor het concern gewekte aandacht moeten we goed weten vast te houden. Immers, de economische tegenwind betekent niet dat het krapteprobleem op de arbeidsmarkt verleden tijd is. In tegendeel, de arbeidsmarkt in Nederland zal de komende tien jaar krap blijven – zeker voor een aantal specifieke beroepsgroepen – door de demografische opbouw van de Nederlandse bevolking. Ontgroening en vergrijzing zullen ook voor komende kabinetten uitdagingen vormen, waarop een antwoord gegeven moet worden. En de arbeidsmarkt voor toptalent is onder alle omstandigheden krap.

In april 2001 hebben de Minister van BZK, de Staatssecretaris van SZW en de vertegenwoordigers van de samenwerkende centrales van overheidspersoneel het Arboconvenant sector Rijk ondertekend. Daarmee zijn diverse maatregelen vastgesteld waarmee binnen de sector Rijk wordt getracht de arbeidsongeschiktheid en het ziekteverzuim terug te dringen.

De ministeries hebben hun arbobeleid geïntensiveerd. Daartoe worden jaarlijks plannen ingediend bij BZK, die vervolgens kunnen worden bekostigd door BZK. Daarnaast is een aantal sectorbrede activiteiten uitgevoerd. In 2002 is een tussentijdse evaluatie verricht door een extern bureau. Deze tussentijdse evaluatie had vooral betrekking op het jaar 2001 en laat zien dat de verrichte activiteiten in 2001 achterblijven bij hetgeen was voorgenomen. Voor het jaar 2002 ligt dat anders. De verschillende geplande activiteiten zijn daadwerkelijk op gang gekomen. Het voor 2002 beschikbaar budget is voor een belangrijk deel besteed. Dit alles begint inmiddels voorzichtig enige resultaten op te leveren. Zo is er bij de onderdelen van de sector Rijk sprake van een dalende tendens wat betreft het ziekteverzuim en is er sprake van een toename van het aantal bij de sector in dienst zijnde arbeidsgehandicapten. Het is nog te vroeg om nu te kunnen melden of de doelstellingen van het Arboconvenant worden gehaald. De looptijd van het convenant is immers tot begin 2004 en voor het jaar 2003 staat nog een aantal extra maatregelen gepland.

5.3. Modernisering Ambtenarenwet

De uit het vak van ambtenaar voortvloeiende waarden en normen zouden opnieuw en versterkt onder de aandacht worden gebracht. Een in dat kader ingediend wetsvoorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit werd op 21 januari 2003 door de Eerste Kamer aangenomen. Inwerkingtreding van de wijzigingen zal in het voorjaar 2003 plaatsvinden. De wijzigingen hebben betrekking op het openbaar maken van gemelde nevenfuncties, een meldplicht voor financiële belangen en een procedure voor de wijze waarop met vermoedens van misstanden binnen de organisatie moet worden omgegaan en de bescherming van de ambtenaar die deze procedure heeft gevolgd. Op grond van de gewijzigde Ambtenarenwet zijn sectorwerkgevers voortaan wettelijk verplicht te voorzien in een regeling met betrekking tot de melding van misstanden.

Tevens was aangekondigd dat in de Ambtenarenwet nog meer onderwerpen in het kader van waarden en normen zouden worden ingebouwd. Een wetsvoorstel daartoe, dat ondermeer elementen voor een verplichte gedragscode en andere beginselen zoals het goed ambtenaarschap en het goed werkgeverschap, in de Ambtenarenwet verankert, bevindt zich in het laatste stadium van ambtelijke voorbereiding. De Adviescommissie Arbeidszaken Collectieve Sector (voorheen de Adviescommissie Overheidspersoneelsbeleid/AOP) heeft die voorstellen in december 2002 positief ontvangen.

5.4. Uitbreiden Algemene Bestuursdienst

Met ingang van 1 januari 2002 is de ABD uitgebreid met eindverantwoordelijke managers in schaal 15. Daardoor is de ABD-populatie in 2002 gegroeid tot een omvang van 900 leden (stand per 31 december 2002). Hiermee is de uitbreiding van de ABD, conform de opdracht in het regeerakkoord van 1998, voltooid. De groei van de ABD is daarmee afgerond. Aan de ABD-leden in schaal 15 worden dezelfde diensten verleend als aan de overige ABD-leden. De vacatures op de desbetreffende functies worden vervuld via de ABD. In 2002 zijn alle procedures voor vacaturevervulling in deze groep gemeld bij Bureau ABD.

In samenwerking met de ministeries is in oktober 2002 een kandidatenprogramma gestart met 27 talenten uit het Rijk in schaal 14/15. Het kandidatenprogramma biedt een breed en innovatief ontwikkelingstraject (minimaal 2 jaar) voor managementtalent gericht op doorstroom naar de ABD op tenminste directeursniveau. Individuele begeleiding van een loopbaanadviseur (van Bureau ABD) en topmanagers uit het Rijk (SG's en DG's) borgen de gewenste synergie vanuit het perspectief van de kandidaat. De eerste reacties (op basis van evaluaties van de reeds uitgevoerde activiteiten van het ABD-Kandidatenprogramma) van de kandidaten en stakeholders (waaronder het SG-beraad) zijn positief. Gezien de nadrukkelijke behoefte aan jonger kwalitatief management blijft de behoefte aan het ABD-Kandidatenprogramma als concernvoorziening onverminderd van kracht.

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2002 (in € 1 000)

Onderstaand overzicht geeft per beleidsthema de gerealiseerde uitgaven weer in vergelijking met de geraamde uitgaven in de ontwerp-begroting 2002. In de volgorde van deze tabel zijn in onderdeel A de beleidsthema's toegelicht. In paragraaf 5 Beleidsartikelen vindt een nadere onderbouwing plaats aan de hand van www-vragen.

Beleidsprioriteiten 2002Art.nr.Ontwerp-begroting 2002Nadere mutaties 2002Realisatie 2002
Belangrijkste (mutaties in) beleidsmatige prioriteiten    
1. Dualisering en politieke partijen66 7626 762
2. Openbaar bestuur en ICT715 88215 882
3. Veiligheid rampenbestrijding3/427 49951 37274 912
4. Veiligheid politie2151 38219 100170 482
5. Veiligheid ICT470 8775 00075 877
6. AIVD53 6303 019
Internationaal strafhof 817600
Notificatie 9191
ICT-ontwikkelingen 1 8151 500
Financieel onderzoek 454454
Nederlandse Antillen en Aruba 454374
7. Wijkveiligheid913 61313 613
8. Inburgering oudkomers847 64747 647
9. Kwaliteit rijksdienst1140 11515 015
Nieuwe prioriteiten tijdens 2002    
10. Gekozen burgemeester6n.v.t.
11. Terrorismebestrijding5n.v.t.2 1005 000

C. Beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten

Op basis van de gerealiseerde resultaten in 2002 kunnen de volgende beleidsconclusies worden getrokken. In paragraaf 5 Beleidsartikelen worden deze conclusies nader toegelicht. De beleidsconclusies zijn voor een deel al verwerkt in de ontwerp-begroting 2003. Voor het overige zullen de beleidsconclusies tot uitdrukking komen in de 1ste suppletore begroting 2003 en de ontwerp-begroting 2004.

BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
1. Functioneren openbaar bestuur en politieke partijen  
1.1. Vormgeving lokaal bestuurBeleid wordt voortgezet. 
1.2. Transparantie en versterken financiële functieBeleid wordt voortgezet. 
1.3. Versterken bestuurlijke samenwerkingOntwikkeling beleid hangt af van het nieuwe kabinet. 
1.4. Wijziging Wet subsidiëring politieke partijenBeleid wordt voortgezet. 
1.5. Gekozen burgemeester (nieuw in 2002)Beleid wordt voortgezet. 
2. Openbaar bestuur en ICT  
2.1. Elektronische dienstverlening en informatievoorzieningBeleid wordt voortgezet. 
2.2. Betrouwbaarheid en identiteitBeleid met betrekking tot de eNIK wordt geëxtensiveerd.Afhankelijk van de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek en de internationale besluitvorming door de ICAO over de vorm van biometrie, zal het beleid over de opname van een biometrisch kenmerk in de reisdocumenten verder worden bepaald.
2.3. Modernisering GBAWordt ongewijzigd voortgezet. 
2.4. Kiezen op afstandHet beleid wordt voortgezet. De Tweede Kamer heeft gevraagd om verdere intensivering. Het kabinet beraadt zich daarover. 
3. Openbare orde en veiligheid  
3.1. Integraal veiligheidsbeleidBeleid wordt geïntensiveerd. 
3.2. Veiligheid en rampenbestrijding  
3.3. Veiligheid en politie  
3.4. Veiligheid en ICTBeleid wordt ongewijzigd voortgezet. 
3.5. Versterking AIVD  
– Internationaal strafhofBeleid ongewijzigd voortzetten. 
– NotificatieBeleid ongewijzigd voortzetten. 
– ICT-ontwikkelingenBeleid geïntensiveerd voortzetten.Prioritering van materiële investeringen op ICT-gebied.
– Financieel onderzoekBeleid ongewijzigd voortzetten. 
– Nederlandse Antillen en ArubaBeleid ongewijzigd voortzetten. 
– TerrorismebestrijdingBeleid geïntensiveerd voortzetten.Prioritering van thema's en aandachtsvelden en verbetering van werkprocessen.
4. Grote Steden- en Integratiebeleid  
4.1. Versterking regierol lokaal bestuurBeleid wordt geïntensiveerd.Mede op basis van de inzichten uit onderzoeksrapportages is besloten tot de instelling van een expertteam dat steden bijstaat in het oplossen van knelpunten in de uitvoering en dat kan bijdragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden.
4.2. Verbeteren WijkveiligheidBeleid wordt ongewijzigd voortgezet in 2003.In 2003 wordt gestart met het evalueren van de voortgang in een aantal Onze Buurt Aan Zet – wijken. Dit onderzoek heeft tot doel inzichtelijk te maken of de inzet van bewonersparticipatie leidt tot een verhoging van de effectiviteit van beleid gericht op verbetering van veiligheid, leefbaarheid en integratie in de Onze Buurt Aan Zet – aanpak. Deze evaluatie loopt door tot en met 2004. In 2003 zal verder extra aandacht worden besteed aan de betrokkenheid van minderheden bij het veiliger en leefbaarder maken van de wijken in het kader van Onze Buurt Aan Zet.
4.3. Meer resultaatsturingHet beleid wordt voorgezet. 
4.4. Inburgering versterktInburgering Oudkomers:Ontwikkeling beleid hangt af van nieuw kabinet. Inburgering Nieuwkomers:Bepaald door kabinetsreactie (zie volgende kolom) en Kamerbehandeling daarvan.Inburgering oudkomers:In ieder geval: Instelling frontoffice inburgering, implementatie informatiemodel, voorbereiden harmonisering regelgeving. Inburgering Nieuwkomers:kabinetsreactie op evaluatie WIN en IBO-inburgering.
4.5. Preventie van criminalisering en marginaliseringBeleid wordt ongewijzigd voortgezet. 
4.6. Verkenning sociale infrastructuurBeleid wordt geïntensiveerd. 
5. Kwaliteit publieke sector  
5.1. Publieke sectorOngewijzigd voortzetten.Zie tekst bij paragraaf 5.1.
5.2. Het arbeidsmarktbeleid voor rijksdienstIn 2003 geldt voor de arbeidsmarktcommunicatie ongewijzigd beleid; wel moet er besluitvorming plaatsvinden over de aanpak van de arbeidsmarktcommunicatiestrategie vanaf 2004. Een evaluatie (voorjaar 2003) zal dienen als input voor deze discussie.Voor het arbobeleid geldt voor 2003 ongewijzigd beleid. 
5.3. Modernisering AmbtenarenwetOngewijzigd voortzetten.Zie tekst bij paragraaf 5.3.
5.4. Uitbreiden Algemene Bestuursdienst en KandidatenprogrammaMet de toetreding van de integraal managers van S15 is het domein van de ABD definitief afgebakend. Met het oog op de opvolgingsplanning wordt meer aandacht besteedt aan instroom van buiten het Rijk en doorstroom vanuit de rijksorganisatie (om de dalende trend van de verblijfsduur op functie terug te dringen en een mix van kwaliteiten te realiseren in de ABD populatie).Uitbreiding Kandidatenprogramma.

5. BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1. GRONDWET EN DEMOCRATIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Handhaven van de grondrechten, bevorderen dat deze door de instellingen van de Europese Unie worden toegepast en waar nodig, ook op Europees niveau, de grondrechten aanpassen aan de eisen van de tijd.Ja
B. Het constitutioneel bestel actualiseren.Ja
C. Bevorderen van een ordelijk en democratisch verloop van het verkiezingsproces. Ja
D. Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht. Ja

Nadere toelichting op de tabel: de geformuleerde doelstellingen hebben betrekking op een continue proces. Voor 2002 is voldaan aan de beoogde doelstellingen in dit proces. Voor een meer gedetailleerde uitwerking wordt verwezen naar de hierna volgende toelichting.

A. Ten aanzien van het grondrecht gelijke behandeling zijn belangrijke stappen gezet op weg naar uitbreiding van de Algemene wet gelijke behandeling. Over de aanpassing van de Grondwet aan het digitale tijdperk zal een volgend kabinet beslissingen moeten nemen of en in welke vorm de behandeling van wetsvoorstellen moet worden voortgezet.

B. Op een aantal terreinen is stappen gezet om het constitutioneel bestel te actualiseren. Dit betreft de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw), aanvaarding van de Kaderwet ZBO's door de Tweede Kamer en later opschorting hiervan totdat de evaluatie van ZBO's is afgerond, het kabinetsstandpunt inzake het constitutionele toetsingsrecht is aan de Tweede Kamer gezonden en er is een aantal voorstellen tot wijziging van de Grondwet afgerond. Verder hebben er ontwikkelingen op het terrein van de decentrale overheden en op internationaal gebied plaatsgevonden.

C. Teneinde de kiezer te wijzen op het belang om gebruik te maken van zijn stemrecht is een (koepel) voorlichtingscampagne gehouden voor de gemeenteraads- resp. de Tweede Kamerverkiezingen. Voorts is op basis van het concept van de koepelcampagne een start gemaakt met de voorlichting voor de tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen op 22 januari 2003.

D. Op dit punt is in 2002 de nodige vooruitgang gemaakt met een aantal wetsvoorstellen zoals: per 12 maart 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden.

Verschillende knelpunten bij de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die in de eerste evaluatie van die wet naar voren waren gekomen, zijn weggenomen door de inwerkingtreding per 1 april 2002 van de Eerste evaluatiewet Awb. Diverse voorstellen in het kader van de Awb zijn in procedure gebracht.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. Op 12 juli 2002 is het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling aan de Staten-Generaal aangeboden. In reactie op een onafhankelijk evaluatie-onderzoek, een rapport van de Commissie gelijke behandeling en een reeks commentaren van maatschappelijke organisaties is geconcludeerd dat de Algemene wet gelijke behandeling grotendeels voldoet aan hetgeen de wetgever voor ogen had bij de totstandkoming daarvan. Wel is er aanleiding tot bescheiden, technische verbeteringen van de Algemene wet gelijke behandeling en de overige gelijkebehandelingswetgeving.

Het wetsvoorstel tot implementatie van twee EG-richtlijnen inzake gelijke behandeling in de Algemene wet gelijke behandeling is voorgelegd aan de Raad van State (en is onlangs aangeboden aan de Tweede Kamer). Voorts is medewerking verleend aan de parlementaire behandeling van de wetten Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, die eveneens de genoemde EG-richtlijnen op onderdelen implementeren. Naar aanleiding van een daartoe strekkende motie is na interdepartementaal overleg besloten een tijdpad uit te zetten voor de integratie van de gronden handicap en leeftijd in de Algemene wet gelijke behandeling.

B. Er zijn diverse stappen gezet in dit kader. De belangrijkste ontwikkelingen passeren hier de revue.

– De inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) per 1 januari 2002 heeft op het uitvoerende en voorlichtende vlak zeer veel werk met zich mee gebracht. Zo moest een systeem opgezet en ingevoerd worden om de besluitvorming over de al dan niet referendabiliteit van wetten tijdig vast te stellen en moest ook de dagelijkse uitvoering van deze beslissingen worden ondersteund. Via de website van www.referendumwet en de nodige formulieren en mededelingen in de Staatscourant is dit allemaal vlekkeloos verlopen. Naast voorlichting is ook daadwerkelijk een enkele keer hulp verleend aan decentrale overheden bij de uitvoering van referendumwerkzaamheden. Het feitelijk gebruik door de kiezers van het referendummiddel is teleurstellend laag gebleven. Het na de verkiezingen aangetreden kabinet Balkenende I heeft aangekondigd de Trw te gaan intrekken en de 2e lezing van de wijziging van de Grondwet tot invoering van een correctief referendum niet te ondersteunen.

– In 2002 is de Kaderwet ZBO's door de Tweede Kamer in het vroege voorjaar aanvaard nadat een twintigtal amendementen in het voorstel was opgenomen. De Eerste Kamer heeft een voorlopig verslag uitgebracht over de kaderwet ZBO's dat op 4 juli 2002 is beantwoord door de regering. Het aantreden van het nieuwe kabinet heeft vervolgens tot een (voorlopige) koerswijziging geleid. In de BZK-begroting 2003 is aangegeven dat het kabinet de behandeling van de Kaderwet ZBO's opschort totdat het de evaluatie van de ZBO's zoals aangekondigd in het Strategisch Akkoord heeft uitgevoerd.

– Na in diverse kabinetten vastgelopen te zijn is dit voorjaar een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer gezonden inzake het constitutionele toetsingsrecht. In het standpunt is een voorzichtige voorkeur uitgesproken voor het opnemen in de Grondwet van de mogelijkheid van rechterlijke toetsing van wetten aan de klassieke grondrechten uit onze Grondwet. Ongeveer tegelijkertijd met dit kabinetsstandpunt heeft mevr. Halsema van Groen Links een initiatief voorstel tot wijziging van de Grondwet ingediend bij de Tweede Kamer, dat inhoudelijk nauw aansluit bij het standpunt in de kabinetsnotitie. De nieuw aangetreden Minister van BZK heeft aangegeven de reactie van de Tweede Kamer op het initiatief ontwerp en de kabinetsnotitie af te wachten alvorens zelf met een nader standpunt te komen.

– Op het terrein van de decentrale overheden zijn er twee belangrijke constitutionele ontwikkelingen geweest het afgelopen jaar. Op de eerste plaats is mede ter ondersteuning van het dualiseringsproces een adviesaanvraag aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) uitgegaan over herziening van hoofdstuk 7 van de Grondwet. De ROB heeft inmiddels twee deeladviezen aan de minister uitgebracht. Verder is een discussienota voorbereid over de gekozen burgemeester. Deze nota is begin 2003 aan het parlement aangeboden.

– Op internationaal terrein vinden in de EU en de Raad van Europa belangrijke ontwikkelingen plaats, die ook het constitutionele bestel van ons land raken. BZK heeft een plaatsje kunnen verwerven in het nationale voorbereidingstraject van de Europese conventie: de Taskforce. Daarin praat en indien mogelijk schrijft BZK mee aan de constitutioneel getinte onderwerpen van de conventie: de grondrechten, de bevoegdheidsafbakening, de Europese Grondwet, de rol van de nationale parlementen en de vereenvoudiging van de rechtsinstrumenten van de EU. In dit kader moet ook de organisatie worden gezien door BZK van een internationaal congres over de Europese Grondwet. Dit is gehouden op 28 en 29 november 2002 in het Kurhaus te Scheveningen. Vanuit BZK is via het schrijven van de speech van de minister, van papers, het houden van co-referaten en het bekleden van het voorzitterschap van alle workshops een bijdrage aan het welslagen van dit congres geleverd.

– Op 21 maart bereikte een wijziging van art. 12 van de Grondwet het Staatsblad in tweede lezing. Daarmee werd de basis gelegd voor enkele bevoegdheden in de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Doel van de grondwetswijziging was onder meer het binnentreden van woningen te vergemakkelijken indien zulks noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid. In die gevallen kan een verslag van binnentreden aan de bewoners achterwege blijven. De eerste lezingen van de wijzigingsvoorstellen van de Grondwet met betrekking tot invoering van het correctief referendum, de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester en van de Commissaris van de Koningin, de tijdelijke vervanging van leden van vertegenwoordigende lichamen wegens zwangerschap, bevalling of ziekte en artikel 23 ten aanzien van de samenwerkingsschool zijn tijdig afgerond voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002. Alle genoemde voorstellen zijn inmiddels voor tweede lezing bij de Tweede Kamer ingediend.

C. Er is een (koepel) voorlichtingscampagne gehouden voor de gemeenteraad- resp. de Tweede Kamerverkiezingen om de kiezer te wijzen op het belang om gebruik te maken van zijn stemrecht. Uit de evaluatie van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) bleek dat de respondenten de voorlichtingscampagne voor de gemeenteraadsverkiezingen waardeerden met gemiddeld 6.4, resp. de Tweede Kamerverkiezingen met 6.3. Dit is iets lager in vergelijking met vergelijkbare postbus 51 campagnes (benchmark door de RVD: 6.8). De campagnes scoorden op het punt herkenning 88% (gemeenteraadsverkiezingen) en 89% (Tweede Kamerverkiezingen).

In totaal wisten 88% respectievelijk 89% van de respondenten aan het slot van de voorlichtingscampagne dat de eerst komende verkiezingen die van de gemeenteraden zouden zijn. De campagnes hadden een herinnerd bereik gerealiseerd onder het algemeen publiek van 18 jaar en ouder van 70% (gemeenteraadsverkiezingen) en van 67% voor de Tweede Kamerverkiezingen. Dit bereik is hoger dan campagnes met vergelijkbare media-inzet, die een herinnerd bereik van gemiddeld 57% halen. De stemintentie van 64% voorafgaande aan de start van de voorlichtingscampagne voor de gemeenteraadsverkiezingen steeg naar 76% in de week voorafgaand aan de verkiezingen. Gedurende de voorlichtingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen bleef de stemintentie constant. Bovenstaande wijst erop dat het gekozen campagneconcept, ondanks de iets mindere waardering, wel goed gecommuniceerd heeft.

Evaluatie tracking onderzoek RVD
prestatiegegevensgerealiseerde waardestreefwaarde/benchmark
Kennis over verkiezingen:  
– gemeenteraad 200288%80%
– Tweede Kamer 200289%80%
Waardering campagne  
– gemeenteraad 20026.46.8 (gemiddelde waardering overheidscampagnes)
– Tweede Kamer 20026.36.8

In 2002 is het evaluatierapport van het Sociaal cultureel planbureau over niet-stemmers uitgebracht. De resultaten zijn niet verrassend in die zin dat er nieuwe inzichten zijn ontstaan omtrent de categorie niet-stemmers en omtrent de motieven om niet te gaan stemmen. Deze blijven dezelfde zoals zij reeds bekend zijn uit eerder onderzoek en nopen niet tot aanpassing van de voorlichtingscampagne.

Uit het Nationale Kiezersonderzoek bleek dat de doelstellingen van de campagne (meer kennis bij allochtonen en jongeren) gehaald is. Tegelijkertijd mag worden gesteld dat de Tweede Kamerverkiezingen vlekkeloos zijn verlopen.

Communicatie op zich is niet voldoende om de opkomst daadwerkelijk te kunnen verhogen. Daarvoor zijn vele andere factoren relevant. De verkiezingen voor de gemeenteraden kenden een opkomstpercentage van 57,7%. Dit is lager dan ooit tevoren. De Tweede Kamerverkiezingen kenden na jaren van het tegendeel eindelijk een hoger opkomstpercentage (79,1%). Gesteld kan worden dat de voorlichtingscampagne heeft voldaan aan zijn doelstellingen.

D. De onduidelijkheid die door uiteenlopende jurisprudentie was ontstaan over de vergoeding van kosten die burgers hebben gemaakt ten behoeve van het bezwaar maken tegen besluiten krachtens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is weggenomen door de inwerkingtreding per 12 maart 2002 van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures.

Verschillende knelpunten bij de toepassing van de Awb die in de eerste evaluatie van die wet naar voren waren gekomen, zijn weggenomen door de inwerkingtreding per 1 april 2002 van de Eerste evaluatiewet Awb.

De Eerste evaluatiewet Awb en de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedures Awb werden in 2002 in de Eerste Kamer behandeld en aangenomen. De eerstgenoemde wet is in 2002 ook in werking getreden. De Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedures Awb zal in werking kunnen treden als de overige wetgeving daaraan is aangepast. Aan de aanpassingswet wordt nog gewerkt.

In 2002 is het wetsvoorstel Extern klachtrecht bij de Raad van State ingediend en de Raad heeft daarover zijn advies uitgebracht. Het advies was kritisch over de uitwerking van (bepaalde elementen van) het externe klachtrecht in het wetsvoorstel, maar de Raad ondersteunde nadrukkelijk wel het uitgangspunt van de invoering van een extern klachtrecht over de hele overheidslinie. Een nader rapport en een gewijzigd voorstel van wet zijn in september aan de Ministers van BZK en van Justitie voorgelegd. Het wetsvoorstel is inmiddels bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel Extern klachtrecht werpt zijn schaduw vooruit: het aantal gemeenten dat een externe klachtvoorziening heeft voor zijn burgers of dat werkt aan de voorbereiding daarvan, steeg in 2002 opnieuw.

In 2002 is ook een voorstel voor een Wet elektronisch bestuurlijk verkeer ingediend door de Ministers van BZK en van Justitie. Ook dit wetsvoorstel heeft (hoewel nog niet in werking) al effect, doordat het duidelijk maakt dat elektronisch berichtenverkeer in het bestuursrecht ook onder de huidige wetgeving minder vaak op juridische belemmeringen stuit dan tot nu toe vaak werd gedacht.

Aan het wetsvoorstel voor de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is veel werk verricht, waardoor het begin 2003 gereed zal zijn voor besluitvorming door de Ministers van BZK en van Justitie. Datzelfde geldt voor het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb.

Door de Commissie Wetgeving algemene regels van bestuursrecht werd een voorontwerp opgesteld voor een wettelijke regeling die beoogt de rechtsbescherming te verbeteren in gevallen waarin een bestuursorgaan niet of niet tijdig een beslissing neemt op een aanvraag. Dit voorontwerp is door de Ministers van BZK en van Justitie voor advies en commentaar gepubliceerd.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaardeRealisatiewaarde
Zie alg. beleidsdoelstellinggrondrechtenhuidige actualiteit van de grondrechtenhandhaven en ontwikkelen van de grondrechten aan de eisen van de tijdKabinetsstandpunt over de evaluatie AWGB aangeboden aan Staten-Generaal.Aanpassing AWGB als gevolg van implementatie art. 13 EG verdrag is aangeboden aan TK.
 actualisering constitutioneel bestelconstitutionele agenda 21e eeuw voor actualisering van het constitutioneel bestel incl. het Statuutuitvoeren van de constitutionele agenda 21e eeuwInwerkingtreding van Trw per 1 januari 2002. Behandeling kaderwet ZBO's is opgeschort tot na evaluatie.Kabinetsstandpunt constitutionele toetsing is aangeboden aan TK.Verschillende Grondwetswijzigingen ingediend bij TK voor tweede lezing.
 verkiezingsproceshet verkiezingsproces verloopt democratischhandhaven en verbeteren van het verloop van de verkiezingenCampagne voor Gemeenteraad- en TK verkiezing 2002 afgerond.Campagne TK en PS verkiezingen 2003 in voorbereiding.
 bestuursrechthet bestuursrecht is toegesneden op de eisen van de tijd qua doelmatigheid en rechtmatigheid incl. rechtsbescherminghandhaven en verbeteren bestuursrechtInwerkingtreding Wet kosten bestuurlijke voorprocedures en van de eerste evaluatiewet Awb.Wetsvoorstel extern klachtrecht ingediend bij TK.Wetsvoorstel vierde tranche Awb in voorbereiding.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 zijn er kosten gemaakt voor de Tijdelijke Referendumwet (€ 0,3 mln) en het congres over de Europese Grondwet (€ 0,1 mln). Deze uitgaven waren in de oorspronkelijke begroting niet voorzien. Aan de voorlichtingscampagne verkiezingen is in 2002 € 3 mln uitgegeven. Met het oog op de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen op 22 januari 2003 is voor de extra campagne voorlichting verkiezingen in 2002 het verplichtingenbudget met € 2 mln verhoogd. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 1,5 mln daadwerkelijk aan verplichtingen vastgelegd. De overige uitgaven houden verband met de reguliere apparaatskosten.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Functioneren openbaar bestuur en politieke partijenBeleid wordt ongewijzigd voortgezetVoortzetting van publiciteitscampagne ten behoeve van de verkiezingen

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Bij artikel 1 zijn geen operationele doelstellingen geformuleerd.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1: Grondwet en democratieRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen4 0435 3178 0106 3551 655
1. apparaat4 0435 3178 0106 3551 655
      
Uitgaven3 9254 8547 4936 3551 138
1. apparaat3 9254 8547 4936 3551 138
      
Ontvangsten113680368

BELEIDSARTIKEL 2: POLITIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een Nederlandse politieorganisatie op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Bevorderen dat de politie op regionaal niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van middelen opdat de Nederlandse politie op regionaal niveau haar taken kan uitoefenen.Ja
B. Behoud en uitbreiding van capaciteit bij de politie en goede primaire arbeidsvoorwaarden.Ja
C. Taakuitoefening en daarmee gepaard gaand de financiering van de Nederlandse politie op het gebied van asiel aanpassen aan de actualiteit. Ja
D. Leemte tussen wapenstok en vuurwapen opvullen. Ja
E. Politie in staat stellen optimaal gebruik te maken van DNA-onderzoek bij het opsporen van strafbare feiten. Ja, basisvoorzieningen gerealiseerd

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. In 2002 is uitvoering gegeven aan de laatste tranche middelen bedoeld voor het realiseren van de afgesproken sterktegroei. Hiernaast zijn incidentele middelen beschikbaar gesteld, vooruitlopend op een structurele bekostiging van 1 000 extra aspiranten. Tot slot zijn extra middelen verstrekt voor nieuwe taken en geïntensiveerde taken zoals Expertisecentrum diversiteit en Parketpolitie. Ook zijn extra budgetten toegekend in verband met de aanwezigheid van regiospecifieke omstandigheden zoals water, grenzen of eilanden, voor de negatieve effecten van de korpsen Limburg Zuid en Gooi en Vechtstreek, voortvloeiende uit de invoering van een nieuwe bekostigingssystematiek die in 2001 is vastgesteld en voor de versterking van de uitvoering van asieltaken. Het ontwikkelde stelsel van prestatiebekostiging is in 2002 niet toegepast in aanloop naar een gewijzigd stelsel dat wordt geënt op de afspraken die gemaakt worden op grond van het Veiligheidsprogramma. De hiervoor benodigde informatiesystemen dienen hiervoor meer adequaat te worden gemaakt. Om het beschikbare budget in 2003 te verruimen voor maatregelen op grond van het Veiligheidsprogramma is een substantieel deel van het budget voor prestatiebekostiging hiervoor gereserveerd.

B. In 2002 is uitvoering gegeven aan de CAO-afspraken voor dat jaar waaronder de rechtspositie van aspiranten die de vernieuwde politieopleiding per 1 januari 2002 zijn gestart. Voor reiskosten en kinderopvang zijn extra middelen beschikbaar gesteld. De hiervoor beschikbare middelen zijn toegevoegd aan de algemene bijdrage van de korpsen en het LSOP of als bijzondere bijdrage beschikbaar gesteld.

C. De bekostiging van asieltaken maakt onderdeel uit van de algemene bijdrage van de korpsen. Overschotten of tekorten worden ten gunste/ten laste gebracht van de generale middelen. In 2002 was nog sprake van een stijging van het asielbudget onder meer voor het wegwerken van achterstanden.

D. Voorafgaand aan het gebruik van pepperspray dient een opleiding te worden gevolgd. Ultimo 2002 had het merendeel van de doelgroep de opleiding gevolgd en is uitgerust met pepperspray.

E. Het aantal DNA-analyses op jaarbasis is gestegen van 1 000 naar ruim 5 000 in 2002. DNA-onderzoek in strafzaken is relatief nieuw in de opsporingspraktijk van de politie. In 2002 zijn verdere stappen gezet om DNA-onderzoek in te voeren, sporen veilig te stellen en opleidingen te verzorgen. Veel aandacht is daarbij gegeven op het voorkomen van besmetting van sporenmateriaal. In 2002 zijn kosten gemaakt voor de projectleiding. De projectleiding heeft gewerkt aan het opheffen van de resterende knelpunten bij de bouwkundige aanpassing van gebouwen en onderzoeksapparatuur. Het beschikbare budget is nog niet uitgekeerd omdat de korpsen er niet tijdig in zijn geslaagd de gemaakte kosten van de bouwkundige aanpassingen/onderzoeksapparatuur ten behoeve van DNA-onderzoek in beeld te brengen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

PrioriteitGeraamd (€ mln)Gerealiseerd (€ mln)Verklaring verschil
A2 709,02 832,8M.n. loon- en prijsbijstelling, bijstelling voor uitvoering asieltaken en beleidsmatige mutaties. Gerealiseerd bedrag bestaat voor € 2 768,8 mln uit de algemene bijdrage en € 64,0 mln uit bijzondere bijdragen.
B358,10Raming is begrepen in ad A.
C65,80Raming is begrepen in ad A.
D1,80Geraamd bedrag is overgeheveld naar ad A.
E1,40Vertraging realisatie.

Het beschikbare budget voor is nagenoeg volledig tot realisatie gekomen.

Prestatiegegevens
ODPrestatie-indicatorToelichting prest.-ind. BasiswaardeStreefwaardeGerealiseerde waardeToelichting
2.2Aantallen fte (regionaal, KLPD, LSOP)Dit gegeven meet de bruto beschikbare arbeidscapaciteit in fte's. 40 222 fte medio 200043 622 ftePer 30-6-2002 een aantal van 45 796 fteDe streefwaarde is ruimschoots gerealiseerd. De streefwaarde heeft betrekking op regionale korpsen excl. werktijdverlenging en functionele inzetbaarheid van aspiranten.
 Aantal politie relevante asielproceduresAantal asielzoekers dat de geldende procedure doorloopt.Circa 100 000 in 2000Circa 80 000 in 200294 857 in 2002Opgave IND
 solvabiliteitHiermee wordt een oordeel gevormd over het vermogen van de regiokorpsen om aan alle verplichtingen en schulden te kunnen voldoen. 42%50%58% (vlgs. begroting 2002)Eigen vermogen 25 regio's/balanstotaal
 Aantal artikel 4 korpsenHet aantal korpsen dat niet in staat is binnen een sluitende meerjarenbegroting tot een dekkende exploitatie te komen.4 korpsen in 20000 korpsen in 20020Er zijn in 2002 geen art. 4 korpsen

Operationele doelstelling 3: Bevorderen dat de politie op bovenregionaal en landelijk niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Een integrale financiering van het KLPD opdat het korps zijn taken kan uitoefenen. Ja
B. Betere bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit door de inzet van regio-overschrijdende teams. In 2002 ligt het accent op de opsporing en bestrijding van de productie van synthetische drugs. Ja
C. Het verbeteren van de internationale politie samenwerking. Zowel in EU-verband, bilateraal, met de kandidaat EU-lidstaten, alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba. Ja

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. In 2002 is de bekostigingssytematiek van het KLPD onderzocht. Resultaat van het onderzoek is allereerst een kostenvergelijking tussen het KLPD en de regio's. Daarnaast is ten behoeve van het budgetverdeelvraagstuk binnen het KLPD-budget nader onderscheid aangebracht tussen een basiscomponent en een bovenregionale component. Afgesproken is dat de basiscomponent (i.c. budget voor de blauwe diensten) in een vaste verhouding (4,4%) groeit en krimpt met de ontwikkelingen in het landelijk budget voor politiezorg. Voor de bovenregionale component van het budget geldt dat niet. De omvang hiervan zal beleidsmatig worden vastgesteld.

B. In 2002 zijn extra budgetten beschikbaar gesteld voor de Unit mensensmokkel, de Unit synthetische drugs, de XTC-teams en de kernteams. De samenhang tussen de diverse bovenregionale voorzieningen is verder uitgewerkt tot een nieuw bovenregionaal concept. De uitvoering hiervan is vertraagd door het Regeerakkoord 2002–2006 waarin een andere opzet is gekozen voor de bovenregionale organisatie van de zware criminaliteit.

C. In het kader van de Nederlandse bijdrage aan internationale civiele vredesmissies hebben er 16 uitzendingen plaatsgevonden. Om de internationale samenwerking met de landen van Midden en Oost-Europa (LMO) te bevorderen worden er via het Nederlands Centrum Internationale Politie Samenwerking (NCIPS) programma's gedraaid. De programma's leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van gezamenlijke internationale politie-opleidingen en aan een projectmatige en incidentele politiële samenwerking met de LMO. De bilaterale samenwerking met Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Suriname is in 2002 verder bevorderd. Zo is er begin 2002 door de Staatssecretaris van BZK samen met zijn Belgische collegae afgesproken maatregelen te treffen die de politiële samenwerking tussen België en Nederland zullen verbeteren. Met Duitsland is afgesproken om tot een verdrag te komen in het kader van grensoverschrijdende politiële samenwerking. De bilaterale samenwerking binnen het Verenigd Koninkrijk wordt versterkt door het afsluiten van een memorandum of understanding (MoU). In de zomer van 2002 heeft de Minister van BZK met zijn Surinaamse collega een gemeenschappelijke verklaring getekend. Doel hiervan is de samenwerking op het terrein van justitie en binnenlandse zaken te intensiveren. Daarnaast zijn er ter bevordering van de politiële en justitiële samenwerking ambassaderaden in Berlijn, Brussel en Parijs en liaisons in Miami en Washington opgezet. Vervolgens worden er nog bijdragen gegeven aan Europol, de European Law Enforcement Co-orporation (Eulec) en de European Police Academy (EPA).

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

PrioriteitGeraamd (€ mln)Gerealiseerd (€ mln)Verklaring verschil
A257,6311,9Loon- en prijsbijstelling, bijdragen van hoofdstuk Koninkrijksrelaties en Justitie.
B56,164,1Ondermeer loon- en prijsbijstelling.
C5,14,2Onderbesteding voor uitzenden van personeel.
Prestatiegegevens
ODPrestatie-indicatorToelichting prest.-ind. BasiswaardeStreefwaardeGerealiseerde waardeToelichting
2.3Resultaat divisie logistiekDit gegeven meet het financieel resultaat van de divisie logistiek in €1 815 121 in 20004 537 802 in 2002– 0,194De streefwaarde dient te worden verlaagd door een extra rijksbijdrage ad € 4,538 mln. De directe kosten bedragen € 7,909 mln excl. de landelijke aanbesteding randapparatuur en bewapening, uitrusting en kleding. Na vermindering met het resultaat van de verkopen en de extra rijksbijdrage resteert een tekort van € 0,194 mln.
 Mate van uitvoering actieprogramma KLPDDit gegeven meet de mate waarin het actieprogramma KLPD is gerealiseerd0% gerealiseerd in 2000100% gerealiseerd in 2002Niet meer van toepassingBedoeld actieprogramma is niet volledig uitgevoerd. Acties zijn inmiddels betrokken bij bekostigingsvraagstuk KLPD.
 Mate van uitvoering rapport BrinkmanHet rapport Brinkman heeft tot doel de organisatie en inrichting van bovenregionale voorzieningen beter op elkaar af te stemmenIn 2000 geen activiteiten uit het rapport Brinkman in uitvoering genomenRapport Brinkman voor 100% uitgevoerd in 2002Niet meer van toepassingUitvoering is ingehaald door kabinetsstandpunt ten aanzien van de bovenregionale recherche.
 Aantal in uitvoering zijnde bilaterale samenwerkingsprogramma'sDit gegeven meet het aantal in uitvoering zijnde bilaterale samenwerkingsprogramma's0 programma's in 20003 programma's in 20024Slowakije, Polen, Hongarije, Frankrijk.
 Aantal uitgezonden politiefunctionarissen in het kader van vredesmissiesMeet het feitelijk aantal politiefunctionarissen dat op verzoek van internationale organisaties, met name VN, ihkv vredesmissies wordt uitgezonden0 fte in 200030 fte in 200216 fteIn 2002 minder relevante en veilige missies.
 Bedrag aan PHARE/OISIN projecten waaraan NL participeertMeet het aantal projecten in geld (in €) waaraan Nederland participeert544 536 in 20002 268 901 in 2002Niet meer van toepassingBZK participeert niet meer in programma's. De actieve rol is overgenomen door Justitie.

Operationele doelstelling 4: Verbeteren van het prestatievermogen van de Nederlandse politie

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Een grotere doelmatigheid en efficiency bij de politiekorpsen. Ja, deels
B. Het kwalitatief en kwantitatief verbeteren politiële jeugdtaak. Ja
C. Middels samenhangend evaluatie- en onderzoekbeleid toetsen of het huidige en het te ontwikkelen beleid effectief en efficiënt is dan wel kan zijn.Ja, deels

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. Het stelsel van prestatiebekostiging is in 2002 verder verfijnd. Hiervoor zijn toepasbare indicatoren ontwikkeld en zijn de hiervoor benodigde informatiesystemen verbeterd. Aangezien de informatievoorziening voor een rechtmatige uitkering van prestatiebekostiging nog onvoldoende betrouwbaar was, is het beschikbare budget niet uitgekeerd en aangemeld voor de eindejaarsmarge 2002, bedoeld om het budget voor de uitvoering van het Veiligheidsprogramma in 2003 incidenteel te versterken.

In het Regeerakkoord 1998–2002 is opgenomen dat de politie een doelmatigheidswinst van 2 000 arbeidsplaatsen dient te realiseren in 2002. Medio 2000 is door Deloitte & Touche Bakkenist een onderzoek uitgevoerd naar de doelmatigheidswinst op dat moment. Die bedroeg toen ruim 1 600 voltijdplaatsen ten behoeve van het directe en indirecte executieve politiewerk. Gelet op de maatregelen die op dat moment in gang waren gezet en die daarna nog in gang zijn gezet, is er geen aanleiding om aan te nemen dat de streefwaarde van 2 000 extra fte in 2002 niet is gehaald. Gedacht moet worden aan het uitrusten van executieve medewerkers met mobiele werkplekken en de vereenvoudiging van de afhandeling van verkeersongevallen. Deze activiteiten leiden tot een betere inzetbaarheid van executief personeel, waardoor de politie voor de burger zichtbaarder wordt.

Een eindevaluatie van de doelmatigheidsdoelstelling van het vorige kabinet heeft niet plaatsgevonden, omdat de doelmatigheidsoperatie ook onder het nieuwe kabinet wordt voortgezet.

B. Met onverminderde inzet hebben de korpsen de versterking van de politiële jeugdtaak in 2002 ter hand genomen. Veel korpsen beschikken inmiddels over een criminaliteitsbeleidanalyse van de regionale jeugdproblematiek. In samenwerking met vertegenwoordigers van Justitie en BZK hebben de korpsen tevens enkele kwaliteitsslagen voorbereid, onder andere ten aanzien van de criminaliteitsbeleidanalyses, die in 2003 en 2004 geïmplementeerd zullen worden. Hiermee wordt een vervolg gegeven aan de uitkomsten van het rapport Politiële jeugdtaak de kinderschoenen ontgroeid? van de Inspectie voor de Politie uit 2001 en het rapport Preventie en bestrijding jeugdcriminaliteit van de Algemene Rekenkamer uit 2002. De bijzondere rijksbijdrage is in 2002 gecontinueerd om het hiervoor beschikbare budget te markeren.

C. In 2002 is een eerste stap gezet om de evaluatie en onderzoeksactiviteiten te bundelen op dit operationele doel. Reeds in gang gezet onderzoek, zoals in het kader van de in 2001 afgesproken CAO-onderzoeken, is evenwel niet gerealloceerd. Van een deel van de hier bedoelde evaluaties en onderzoek is een vertraging opgetreden waardoor het beschikbare budget niet geheel is uitgeput.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

PrioriteitGeraamd (€ mln)Gerealiseerd (€ mln)Verklaring verschil
A10,90Bedrag prestatiebekostiging is voor uitvoering prestatieafspraken 2003–2006
B11,311,1Nagenoeg geheel aan doel besteed
C2,91,2Niet alle geplande onderzoeken zijn afgerond
Bedrijfsvoering en materiële voorzieningen13,16,7Een deel is gereserveerd ten behoeve van aanvulling budget 2003 voor uitvoering Regeerakkoord 2002–2006 en uitvoering maatregelen terreurbestrijding
Prestatiegegevens
ODPrestatie-indicatorToelichting prest.-ind. BasiswaardeStreefwaardeGerealiseerde waardeToelichting
2.4Percentage km2 land gebiedsgebonden politiezorgIn 2002 dienen alle korpsen gebiedsgebonden politiezorg te hebben ingevoerdIn 2000 60% ggpzIn 2002 100% ggpz100% ggpzIn alle regio's is een vorm van ggpz ingevoerd. Deze vorm van politiezorg wordt verder uitgebouwd en geüniformeerd. Door korpsen wordt hiervoor een referentiekader ontwikkeld.
 Aantal regionale korpsen dat Abrio heeft ingevoerdHet aantal korpsen dat Abrio (recherche informatiesysteem) heeft ingevoerd15 regio's in 200025 regio's in 200225In alle regio's is een basisvoorziening operationeel. Het Abriosysteem wordt periodiek verbeterd/-uitgebouwd.
 Aantal regionale korpsen dat voldoet aan paraatheidseis MEHet aantal korpsen dat voldoet aan de criteria van de paraatheidscirculaire Mobiele Eenheid20 regio's in 200025 regio's in 2002Nagenoeg alle regio's voldoen aan de criteria 2002ME regeling wordt integraal herzien.
 Gemiddelde fase in NKPDe gemiddelde fase in het NKP waarin de gezamenlijke politieregio's zich bevindenGemiddelde NKP fase 1 of 2 in 2000Gemiddelde NKP fase 3 in 2002pmHet kwaliteitsinstrumentarium voorziet in een decentrale toetsing. Op centraal niveau zijn geen gegevens beschikbaar.
 2 000 arbeidsjaren doelmatigheidIn het Regeerakkoord 1998–2002 is afgesproken dat de korpsen 2 000 extra arbeidsjaren zullen realiseren door meer doelmatigheid1 656 arbeidsjaren doelmatigheids-winst in 20002 000 arbeidsjaren doelmatigheids-winst in 20022 000 (raming) arbeidsjarenOp basis van extern onderzoek is gebleken dat de streefwaarde naar verwachting zal worden gerealiseerd.
 Aantal afgeronde analyses (Bolkestein)Het aantal afgeronde analyses Bolkestein20 afgeronde analyses in 200025 afgeronde analyses in 200220 in 2001De jeugdanalyses worden kwalitatief verbeterd en geüniformeerd. In 2002 zijn nadere voorwaarden gesteld aan de analyses.

Operationele doelstelling 5: Bijdragen aan een adequaat niveau van het politiepersoneel

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Het politieonderwijs afstemmen op de eisen die gesteld worden aan het reguliere beroepsonderwijs. Ja
B. Creëren van een gezonde financiële positie van het LSOP en het bekostigen van de benodigde capaciteit voor zowel primaire opleidingen als vervolgopleidingen. Ja
C. Verder uitbouwen van een faciliterende wervingsorganisatie op centraal niveau die bijdraagt aan de realisatie van de gewenste sterkte van 43 622 fte op 1 juli 2002 alsmede een organisatie die na 1 juli 2002 bijdraagt aan het realiseren van de toenemende vervangingsvraag bij de politie, verkorten van de keten van werving en selectie en verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen, homoseksuelen en allochtonen en het stimuleren van een arbeidsklimaat dat bevorderlijk is voor de ontplooiing van alle medewerkers bij de Nederlandse politie. Ja
D. Goede secundaire arbeidsvoorwaarden zodat de politie een interessante en concurrerende werkgever is. Ja
E. Op basis van een landelijk management en development beleid komen tot adequate vervulling van strategische topfuncties, transparante sollicitatie- en benoemingsprocedures en een voldoende potentieel van politiefunctionarissen voor strategische topfuncties.Ja

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. Per 1 januari 2002 is gestart met de nieuwe initiële politieopleiding. Verder is een start gemaakt met de ontwikkeling en implementatie van de nieuwe postinitiële opleidingen.

B. In 2002 is een aanzet gegeven voor een nieuw stelsel van bekostiging van het LSOP. Daarbij kon niet worden ontkomen aan de bekostiging van frictiekosten. In 2002 is een nieuw bekostigingsstelsel voor het initiële onderwijs ingevoerd. Hiernaast zijn additionele middelen verstrekt voor de kosten van de verhoogde instroom van aspiranten, onder meer voor het deel van de 1 000 extra aspiranten dat in 2002 moest worden opgeleid.

C. In 2002 is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de wervingsactiviteiten als reguliere taak neergelegd bij het LSOP. Daarbij zijn de activiteiten op het gebied van diversiteit ingebed in deze taak. Werving, selectie, opleiding en diversiteitsbeleid zijn daarmee bij één organisatie neergelegd waardoor een betere onderlinge afweging en planning kan worden gemaakt, gericht op het bereiken van de afgesproken sterkteafspraken in relatie tot een evenredige participatie van vrouwen, homoseksuelen en allochtonen.

D. In 2002 is het onderzoek naar capaciteitsmanagement afgerond en is de aandacht voor ziekteverzuim en reïntegratie verstevigd. Zo is er een sluitende en uniforme definitie tot stand gebracht voor ziekteverzuim en de afspraken uit 2001 met korpsen over terugdringen van ziekteverzuim.

E. Het budget voor het landelijke management en developmentbeleid is overgeheveld naar operationele doelstelling 2.1 (apparaatsuitgaven). In 2002 is nader vormgegeven aan het omvormen van de leergang politie leiderschap naar een academie voor politieleiderschap.

DGVP. De Dienst Geneeskundige Verzorging Politie keert vergoedingen uit aan verzekeringsgerechtigden. Deze uitgaven worden op dit operationele doel verantwoord. De DGVP gaat in beginsel uit van een kostendekkende premieheffing.

Postactieven en diversen. Voor postactieven zijn diverse budgetten beschikbaar die deels via de algemene bijdrage (AFUP), deels via bijzondere bijdragen (TOR en FLO-oud) dan wel anderszins tot betaling komen (FLO-nieuw, FPU/FLO, DGVP gepensioneerden en DGVP-AWBZ bijdrage).

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

PrioriteitGeraamd (€ mln)Gerealiseerd (€ mln)Verklaring verschil
A6,86,5Budget deels overgeheveld naar ad B.
B98,9124,9Toename door frictiekosten en nieuwe taken LSOP, zoals werving, extra opleidingen, diversiteit.
C6,43,1De personeelswerving is geplaatst bij het LSOP. Hierdoor is het restant budget overgeheveld naar LSOP (=B).
D1,00Realisatie begrepen in ad A.
E2,00,3Restant budget overgeheveld naar 2.1.
DGVP151,1179,8Meer verzekerden daardoor hogere uitgaven. Zie ook hogere realisatie ontvangsten DGVP.
Postactieven en diversen72,953,9Raming deels overgeheveld naar 2.2 (algemene en bijzondere bijdragen).
Prestatiegegevens
ODPrestatie-indicatorToelichting prest.-ind. BasiswaardeStreefwaardeGerealiseerde waardeToelichting
2.5Percentage en absoluut aantal geslaagde studenten per 5 onderwijsniveaus basisopleidingHet percentage en absoluut aantal geslaagde studenten per 5 onderwijsniveaus basisopleidingTen tijde van het publiceren van de ontwerp-begroting nog niet bekendTen tijde van het publiceren van de ontwerp-begroting nog niet bekendZie kolom ToelichtingVanaf 1-1-2–2002 zijn de nieuwe opleidingen gestart. De korte opleiding duurt 1,5 jaar. In de komende jaren kan deze indicator pas worden berekend.
 Aantal aanmeldingen Banenlijn/korpsen PPPHet aantal aanmeldingen Banenlijn en korpsen dat het resultaat is van inspanning PPP400 in 2000525 in 2002914 in 2002De continuïteit en inzet van het project Personeelsvoorziening Politie staat aan de basis van dit resultaat.
 Verhouding instroom/uitstroomDit gegeven meet de mutaties (toename/afname) in het arbeidsvolume1,00:0,60 in 20001,00: 0,58 in 20021,00: 0,76 (2001, excl. aspiranten)Verhouding 2002 komt pas op een later moment beschikbaar van de korpsen.
 Percentage diversiteitHet percentage diversiteit (allochtonen en vrouwen)3% allochtonen/23,8% vrouwen in 20005% allochtonen/25% vrouwen in 2002In 2001 5,6/5,8% allochtonen (incl./excl. KLPD); 17,6/18,4% vrouwen executief (incl./excl. KLPD); 29,1/29,9% vrouwen totaal (incl./excl. KLPD)Verhouding 2002 komt pas op een later moment beschikbaar van de korpsen.
 Percentage vrijwilligers t.o.v aantal BVE'sHet percentage vrijwilligers t.o.v. het totaal aantal bve's6% vrijwilligers in 200010% vrijwilligers in 20024,5% (2001)Verhouding 2002 komt pas op een later moment beschikbaar van de korpsen.

De in de begroting gehanteerde veronderstellingen zijn evenzeer van toepassing geweest op de uitvoering. Oorspronkelijk was de gedachte leidend dat een nieuw Beleidsplan Nederlandse Politie de basis zou vormen voor het beleid in 2002. Door het Veiligheidsprogramma van het kabinet is de zienswijze op het beleid enigermate bijgesteld.

Veel aandacht is besteed aan de herijking van de prestatie-indicatoren. Een aantal indicatoren blijkt nog onvoldoende zeggingskracht te hebben om duurzaam te kunnen gebruiken. De verbetering van indicatoren zal worden voortgezet.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2: PolitieRealisatie 2002Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen3 220 2053 793 0253 853 8923 336 240517 652
1. apparaat13 93415 29814 73310 8563 877
2. politie op regionaal niveau2 472 8823 134 9933 061 6752 667 680393 995
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau430 357311 354386 368335 79150 577
4. prestatievermogen van de politie24 25710 86024 11140623 705
5. adequaat niveau van politiepersoneel278 775320 520367 005321 50745 498
      
Uitgaven3 075 6943 432 5813 614 8033 424 982189 821
1. apparaat12 97114 43114 23110 9083 323
2. politie op regionaal niveau2 380 0082 697 9132 832 8022 712 216120 586
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau328 124381 565380 213324 45855 755
4. prestatievermogen van de politie24 42611 66519 03738 219– 19 182
5. adequaat niveau van politiepersoneel330 165327 007368 520339 18129 339
      
Ontvangsten242 852180 352231 521169 07462 447

De hogere verplichtingen worden onder meer veroorzaakt doordat in 2002 verplichtingen zijn aangegaan met kaseffecten in de jaren 2002 en 2003, terwijl alleen voor het kaseffect van 2002 ruimte aan het verplichtingenbudget was toegevoegd. Het gaat hierbij onder andere om extra middelen uit het Veiligheidsprogramma (€ 80 mln), alsmede om andere toevoegingen aan het budget bij suppletore wetten 2002 (€ 130 mln). Daarnaast wordt het verschil verklaard uit de doorwerking van de CAO-afspraken. De extra kasruimte hiervoor wordt pas verkregen bij 1ste suppletore begroting 2003 terwijl in 2002 de verplichting reeds is vastgelegd.

De hogere uitgaven op artikel 2.2 worden veroorzaakt door de loonbijstelling en extra middelen die in 2002 zijn toegevoegd aan het budget voor de uitvoering van asieltaken door de politie.

De lagere uitgaven op artikel 2.4 worden met name veroorzaakt door het niet uitkeren van budgetten voor prestatiebekostiging aan de korpsen, omdat de daarvoor noodzakelijke informatievoorziening door de korpsen nog niet in alle gevallen op het gewenste niveau is gekomen.

De hogere uitgaven op artikel 2.5 zijn het gevolg van de uitgaven van de DGVP die als een verplichte ziektekostenverzekeraar fungeert voor de personeelsleden van de 25 regionale politiekorpsen, het KLPD, het LSOP, de ITO en postactief politiepersoneel alsmede hun nagelaten betrekkingen. De op dit artikel verantwoorde uitgaven hebben een directe relatie met de ontvangsten van de DGVP.

BELEIDSARTIKEL 3: RAMPENBEHEERSING EN BRANDWEER

1. Algemene beleidsdoelstelling

Bevorderen dat de rampenbeheersing en brandweer op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau zijn.

Veiligheid is een kerntaak van de overheid. De Minister van BZK ontwikkelt ten aanzien van die kerntaak beleid over het voorkomen, beperken en beheersen van branden, zware ongevallen en rampen. Dit gebeurt in samenwerking met nationale en internationale partners.

De brandweerzorg en de rampenbestrijding is allereerst een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

De brandweer heeft een spilfunctie in de rampenbestrijding en de onderlinge bijstand dient in alle gevallen te zijn gewaarborgd. Daarom heeft de Minister van BZK bevoegdheden ten aanzien van de brandweer op grond van de Brandweerwet 1985. Zo kan de minister regels stellen ten aanzien van en functieopleidingseisen van brandweerpersoneel en draagt hij zorg voor de opleiding van beroepsbrandweerofficieren en kan hij eisen stellen aan het materieel.

Daarnaast is de minister systeemverantwoordelijk voor de rampenbestrijding. Hij schept de noodzakelijke voorwaarden opdat alle verantwoordelijke besturen en diensten in samenhang hun taken kunnen uitoefenen. Dit betekent dat de minister zorgdraagt voor de totstandkoming van wet- en regelgeving en de voorstellen voor de eventuele wijzigingen hiervan, voor de inrichting en het functioneren van het systeem en voor de financiering van een gedeelte van de kosten. Tevens zorgt de bewindspersoon voor bepaalde landelijke voorzieningen zoals het waarschuwingsstelsel en biedt hij inhoudelijke ondersteuning aan gemeenten, regio's en provincies.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaarde*Streefwaarde*Gerealiseerd in 2002
3.2. Ondersteunen/bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is.A. Een effectieve brandweerorganisatieEr ontbreekt een samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de brandweerzorgEind 2003 is een voor de gemeenten ontwikkeld samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de basisbrandweer-zorg beschikbaarDe Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft aan het SGBO, het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG, en het Nederlands Instituut voor de Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) opdracht gegeven voor dit project. Resultaat van de – in 2002 afgeronde – 1e fase is een positioneringnotitie over de kwaliteitszorg voor de Nederlandse brandweer. In de eind 2002 gestarte 2e fase worden bouwstenen voor het samenhangende kwaliteitssysteem ontwikkeld. Het samenhangende kwaliteitssysteem zal conform planning eind 2003 gereed zijn.
 B. De kwaliteit van het brandweerpersoneelDe huidige kwaliteit van het brandweerpersoneel behoeft aanpassingEind 2003 zijn aangepaste (van rangsgerichte naar functiegerichte) opleidingen voor repressieve functies ontwikkeld. Implementatie na 2003. De nieuwe officiersopleiding start in oktober 2004. Ter bevordering van de kwaliteit van het brandweerpersoneel zijn in 2002 de competenties vastgesteld die nodig zijn voor de uitoefening van repressieve brandweertaken. Op basis daarvan zijn de selectie-eisen voor een aantal repressieve brandweerfuncties ontwikkeld. Hiermee is de basis gelegd voor het zogenaamde competentiegericht oefenen. De afspraken met het NIBRA hebben geleid tot een gemiddeld aantal van 56 (in plaats van 26) studenten aan de voltijdsofficiersopleiding in 2002. In 2002 is gestart met de voorbereiding van het competentiegericht opleiden op officiersniveau opdat daarmee in 2004 kan worden begonnen.
  De handleiding oefenen wordt door een beperkt aantal korpsen toegepastEind 2003 wordt de handleiding oefenen door 75% van de korpsen toegepast.Uit een landelijke enquête is gebleken dat bijna 80% van de korpsen (respons 67%) gebruik maakt van de Leidraad Oefenen. Het toegenomen gebruik van de Leidraad Oefenen heeft bijgedragen aan het verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer.
 C. De beschikbaarheid van brandweerpersoneelDe beschikbaarheid van voldoende brandweerpersoneel is een punt van zorg, met name voor beroepsbrandweer-vrouwen en allochtonenEind 2004 zijn 24 extra beroepsbrand-weervrouwen opgeleid.Het in 2001 gestarte Equal-project, dat beoogt uiterlijk in het jaar 2004 in totaal 24 als brandwacht opgeleide vrouwen te doen instromen in de grote beroepskorpsen van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, is in 2002 volgens planning voortgegaan met de voorbereiding van het traject van werving, selectie en opleiding. Een concept plan van aanpak is nagenoeg gereed.
   De gegevens uit de pilot instrumentontw. meer vrouwen bij de beroepsbrandweer eind 2004 beschikbaar.Eind december 2002 is de korpsen verzocht om de huidige getallen door te geven. De streefgetallen leken te worden gerealiseerd: verdubbeld ten opzichte van eind 2000, d.i. circa 1 100 vrouwen.
3.3. Ondersteunen/bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is.A. Territoriale congruentieDe hulpverleningsregio's (brandweer-, GHOR- en Politieregio's) zijn niet alle territoriaal congruentDe hulpverlenings-regio's zijn territoriaal congruent in 2003.Nog niet alle regio's zijn congruent. Zeven provincies/vijftien regio's zijn territoriaal congruent. In de andere provincies lopen fusietrajecten van regio's om een congruente indeling te bereiken en/of worden voorbereidingen getroffen. Deze processen dienen volgens de streefwaarde uiterlijk 1 januari 2004 te zijn afgerond.
 B. Instandhouding van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdings-organisatie (zowel brandweer als geneeskundig)Structuur en samenstelling van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdings- organisatie zijn verouderd en onvoldoende afgestemd op toenemende risico'sIn 2002 is een plan ontwikkeld voor aanpassing van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdingsorganisatie aan de toenemende risico's en territoriaal congruent zijn. De verbindingsnetwerken zijn in stand gehouden.
 D. Een bovenregionale en internationaal inzetbare voorbereiding op de rampenbestrijdingEr is geen (internationaal) inzetbare bijstandseenheid voor search and rescue-taken en geen landelijke faciliteit rampenbestrijding die regio's kan ondersteunenDe bijstandseenheid is in 2003 operationeel inzetbaar. Er is voorzien in landelijke faciliteiten die de regio's kunnen ondersteunen ten aanzien van specifieke taken inzake de rampenbestrijdingDe verwerving van de uitrusting van de USAR.NL heeft enige vertraging ondergaan. Er is gestart met de verwerving van de uitrustingsstukken voor de bijstandseenheid. Voor wat betreft de Landelijke Faciliteit Rampenbeheersing (LFR) is het rapport IMOV afgerond dat een beschrijving geeft van de organisatie en taken van de LFR. In vervolg daarop is door een departementale projectgroep een beslisnotitie aangaande de bestuursvorm en taken van de LFR in 2002 voorbereid. Besluitvorming hierover zal conform planning in 2003 plaatsvinden.
 E. Kwaliteitsverbetering van het oefenenNoodzakelijk geachte verbeteringen nog niet ingevoerdIn 2002 is de oefenbank ontwikkeld. In 2002 wettelijke oefenverplichting vliegvelden geïmplementeerd. In 2002 is er een ontwikkelde visie op computeronder-steund bestuurlijk en multidisciplinair oefenen. Ten aanzien van luchtvaartterreinen zijn alle subsidieaanvragen getoetst en zijn er bijdragen verstrekt aan twaalf regio's. Deze regio's hebben allemaal aan de oefenverplichting voor luchtvaartterreinen voldaan. De stimuleringsbijdrage voor multidisciplinaire oefencentra is gebruikt om nieuwe (computerondersteunende) oefensystemen mogelijk te maken.
 F. De prestaties ten aanzien van de rampenbeheersing zijn afgestemd op de geïnventariseerde risico'sAlle regio's beschikken over de leidraad Maatramp en Operationele PrestatiesIn 2004 zijn door alle regio's beheersplannen rampenbestrijding vastgesteld.Een eerste stap naar een regionaal beheersplan is de analyse van de aanwezige risico's en het vaststellen van de operationele prestaties die men bij onderkende rampscenario's wil kunnen leveren. Ter ondersteuning van dit regionale proces zijn leidraden ontwikkeld, workshops georganiseerd etc. Omdat het regionale proces moeizaam verloopt, worden eenvoudiger toepasbare hulpmiddelen ontwikkeld. Uiterlijk 2005 dienen de regionale beheersplannen te zijn vastgesteld
 H. De kwaliteit en capaciteit van de GHOR-organisatieDe GHOR-organisatie is momenteel in ontwikkeling. De organisatie beschikt niet over een kwaliteitssysteemDe GHOR-organisatie is formatief op sterkte en beschikt over een kwaliteitssysteem. Gedurende 2002 is fysiek en financieel geparticipeerd in de totstandkoming van het kwaliteitssysteem voor de GHOR. Dit systeem wordt in opdracht van de Raad van RGF'en door de stichting HKZ (Harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector) ontwikkeld. Verwacht wordt dat het systeem conform planning medio 2003 wordt opgeleverd.
 I. De voorbereiding en reactie op eventuele aanslagen met NBC-middelenDe hulpverlenings- organisatie, ingericht voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, is onvoldoende toegerust voor aanslagen met NBC-middelenEind 2003 is de hulpverleningsorganisatie, ingericht voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, voldoende voorbereid op aanslagen met NBC-middelen.Doelstelling is het verbeteren van de voorbereiding en de respons op een (dreigende) terroristische aanslag met nucleaire, biologische en/of chemische middelen, die zoveel mogelijk aansluit bij bestaande structuren van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dit is deels bereikt in 2002, maar door de complexe materie en de veelheid van actoren met eigen bevoegdheden, zal een aantal deelprojecten in 2003 en 2004 worden gerealiseerd.

* Het overzicht prestatiegegevens is waar nodig geactualiseerd met prestatiegegevens uit de ontwerp-begroting 2003. Dit door voortschrijdend inzicht en voor nieuwe projecten die in 2002 gestart zijn. Verder hebben veel projecten bij R&B een streefwaarde die in de jaren na 2002 pas behaald worden. Dus veel meerjaren trajecten. Beoogd is daarom aan te geven in hoeverre door realisatie in 2002 de planning conform schema verloopt.

Evaluatie Handleiding Brandweerzorg (BW). In 2002 is de Handleiding Brandweerzorg en de Aanvulling Technische Hulpverlening geëvalueerd. De handleidingen geven het bestuur en de brandweerorganisaties de mogelijkheid om op een systematische wijze inzicht te verkrijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het optreden van de brandweer bij brand en technische hulpverlening. Belangrijkste conclusie is dat gesproken kan worden van een succesvol instrument.

Bezien zal worden in hoeverre actualisatie op basis van nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk is.

Tussentijdse evaluatie beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004. De beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004 is tussentijds geëvalueerd. Deze externe evaluatie is samen met het vervolgonderzoek naar de nog te verwachten kosten naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstukken II, 2001/2002, 26 956, nrs 7 en 10). De rapportage geeft een goed zicht op de stand van zaken in de ontwikkeling van de verbetering van de rampenbestrijdingsorganisatie in Nederland. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat alle betrokkenen op het terrein van rampenbestrijding en brandweerzorg hun financiële bijdrage aan deze beleidsterreinen aanzienlijk hebben verhoogd.

Door de onderzoekers werd de behoefte aan een extra financiële impuls gesignaleerd. Er is tevens gekeken of en hoe de huidige verdeelsystematiek van de rijksbijdrage dient te worden gewijzigd om te beantwoorden aan meer op risico's gebaseerde scenario's. De onderzoekers constateren dat regionale risico-inventarisaties nu nog ontbreken en stellen voor om het Interim-besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen voorlopig te verlengen. Dit advies is overgenomen.

Evaluatie Opleidingen crisisbeheersing en rampenbestrijding. Er is onderzocht of er (aanvullende) initiatieven nodig zijn om het volgen van multidisciplinaire opleidingen rampenbestrijding te stimuleren en of er voldoende faciliteiten zijn om leidinggevende en coördinerende functies in de rampenbestrijding op te leiden.

Uit het onderzoek bleek dat het opleidingsaanbod te beperkt is. Hierdoor heeft de potentiële deelnemer te weinig keuzevrijheid om een opleiding te selecteren die past bij zijn specifieke situatie. Daarnaast blijken de OCR-opleidingen te weinig te differentiëren naar kennis- en ervaringsverschillen van deelnemers. Ook houdt de basismodule te weinig rekening met specifieke kenmerken van de diverse disciplines en is er te weinig aansluiting op de regionale situatie.

De opleidingsinstituten zijn uitgenodigd om te reageren op dit onderzoek en voorstellen te doen voor aanpassingen aan de opleidingen.

Samenhangende monitor en rapportage over de kwaliteit van de rampenbestrijding. Thans werken de regio's aan het beheersplan rampenbestrijding. Hiervoor wordt een handreiking ontwikkeld. Met de introductie van het beheersplan komt het invoeringsplan te vervallen. De monitor rampenbestrijding is reeds in 2001 beschikbaar gekomen en uitgevoerd. Ook in 2002 heeft de landelijke monitor plaatsgevonden. Thans vindt de validatie van de uitkomsten plaats. Bij circulaire van 6 december 2002, nr. EB2002/80 019 zijn de monitor en het activiteitenplan geïntegreerd.

Evaluatie van de geneeskundige combinatie. Ten tijde van de implementatie van de geneeskundige combinatie (circa 1997) was er enige weerstand tegen de samenstelling. Er is toen afgesproken dat het concept zou worden geïmplementeerd en na enige tijd zou worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld (ook wat betreft aantal en spreiding over Nederland).

Inmiddels heeft evaluatie van de uitrusting plaatsgevonden, waarna de uitrusting enigszins is bijgesteld. De organisatie is nog niet geëvalueerd. Deze evaluatie zal pas plaats vinden nadat op basis van de leidraad Maatramp/leidraad Operationele Prestaties landelijk inzicht bestaat in de te verrichten operationele prestaties. Daarna kunnen er betere uitspraken worden gedaan over de taken, samenstelling van de geneeskundige combinatie alsmede de aantallen en de spreiding.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Ondersteunen en bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is

In de begroting zijn onder deze operationele doelstelling de volgende doelen opgenomen:

A. Het realiseren van een effectieve brandweerorganisatie (BW)

B. Kwalitatief hoogwaardig brandweerpersoneel (BW)

C. Voldoende beschikbaarheid brandweerpersoneel op alle niveaus, met een verhoging van het aandeel van vrouwen bij de brandweer (BW)

A. Het realiseren van een effectieve brandweerorganisatie (BW)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Ter verhoging van de effectiviteit van de brandweerorganisatie is in 2002 gestart met het bevorderen dat gemeenten zorgen voor een samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de basisbrandweerzorg. Naar verwachting zal het samenhangende kwaliteitssysteem conform planning eind 2003 gereed zijn.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Ter bevordering dat gemeenten zorgen voor een samenhangend kwaliteitssysteem is via de VNG opdracht gegeven aan het SGBO voor fase I van dit project. Resultaat van fase I is een positioneringnotitie waarin uitgangspunten en randvoorwaarden voor doorvoering van kwaliteitszorg voor de Nederlandse brandweer zijn opgenomen. Fase I is in 2002 afgerond. Eind 2002 is door de VNG opdracht verstrekt voor fase II van het project. In fase II worden bouwstenen voor het samenhangende kwaliteitssysteem ontwikkeld. BZK fungeert hierbij als subsidieverstrekker.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In de begroting was totaal opgenomen € 0,4 mln. De gemaakte kosten voor deze onderwerpen bedroegen € 0,2 mln.

B. Kwalitatief hoogwaardig brandweerpersoneel (BW)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

1. Ontwikkelen selectiecriteria repressieve functies. Ter bevordering van de kwaliteit van het brandweerpersoneel zijn in 2002 de competenties vastgesteld die nodig zijn voor de uitoefening van repressieve brandweertaken. Op basis van deze competenties zijn de selectie-eisen voor een aantal repressieve brandweerfuncties ontwikkeld. De verantwoordelijkheid voor de toepassing van deze eisen ligt bij de brandweerkorpsen.

2. Competentiegericht opleiden voor repressieve brandweerfuncties. De opleidings- en oefenstructuur dient te passen bij het bredere takenpakket van de brandweer. Dit betekent een herstructurering van het brandweeronderwijs om te beginnen met het omvormen van het opleiden voor een rang naar het opleiden voor een functie.

Met de vaststelling van de competenties voor de repressieve brandweerfuncties is de basis gelegd voor het zogenaamde competentiegericht opleiden. De implementatie hiervan zal plaatsvinden na 2002.

3. Stimulering toepassing Leidraad Oefenen. In een tussentijdse evaluatie van de Leidraad Oefenen is de implementatie van de Leidraad Oefenen bij een tweetal brandweerkorpsen onderzocht.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

1. Ontwikkelen selectiecriteria repressieve functies. In opdracht van BZK is, in nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van het brandweerveld, een onderzoek uitgevoerd naar de fysieke, medische en psychologische eisen die moeten worden gesteld bij de selectie voor repressieve brandweerfuncties op vier niveaus. Het onderzoek In Goede Banen Competenties voor repressieve brandweerfuncties is afgerond.

2. Competentiegericht opleiden. Als aanzet van het competentiegericht opleiden hebben het NIBRA en het Nederlands Bureau voor Brandweerexamens (Nbbe) op verzoek van BZK een projectvoorstel geschreven dat is gericht op het competentiegericht opleiden van de manschappen en bevelvoerders. Gezien de ingrijpende consequenties voor het gehele opleidingssysteem is in 2002 nog geen begin gemaakt met de uitwerking van het voorstel.

Wel is in 2002 gestart met de voorbereiding van het competentiegericht opleiden op officiersniveau door middel van het ontwikkelen van een toekomstvisie met betrekking tot de officiersopleiding. Dit zal er toe moeten leiden dat in 2004 kan worden begonnen met de competentiegerichte officiersopleiding.

3. Stimulering toepassing Leidraad Oefenen. Uit een landelijke enquête is gebleken dat bijna 80% van de korpsen (respons 67%) gebruik maakt van de Leidraad Oefenen. Het toegenomen gebruik van de Leidraad Oefenen heeft bijgedragen aan het verbeteren van het prestatievermogen van de brandweer.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In de begroting was totaal opgenomen € 1 mln. De gemaakte kosten voor deze onderwerpen bedroegen € 0,288 mln. De mindere uitgaven zijn met name een gevolg van de uitstel van het competentiegericht opleiden repressieve functies.

C. Voldoende beschikbaarheid brandweerpersoneel op alle niveaus, met een verhoging van het aandeel van vrouwen bij de brandweer (BW)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

1. Campagne ter verbetering van het imago van de brandweer. De in 2001 gevoerde campagne is via een aantal losstaande activiteiten (dus niet als campagne) in 2002 voortgezet. Beoogd is de brandweer meer zichtbaar te maken als toekomstige beroepskeuzemogelijkheid door het beeld dat de gemiddelde Nederlander over de brandweer heeft in positieve zin bij te stellen en tevens de brandweer meer te positioneren als een open organisatie waar werkmogelijkheden zijn voor iedereen die in Nederland woont. Dit is een continu proces waarvan de effecten pas op de langere termijn goed kunnen worden beoordeeld. Duidelijk is dat onder kinderen/jongeren de brandweer hoger scoort dan voorheen en dat de resultaten van wervingsacties voor nieuwe beroepskrachten (ook officieren) en in mindere mate vrijwilligers als gevolg van de gevoerde campagne positief zijn. Ten aanzien van de open cultuur en de zichtbaarheid van de brandweer zijn de voorgenomen activiteiten mede als gevolg van ondercapaciteit slechts in beperkte mate tot uitvoering gekomen.

2. Voortzetting landelijke campagne Meer vrouwen bij de brandweer. Het doel is het aantal brandweervrouwen eind 2002 te hebben verdubbeld ten opzichte van de cijfers van eind 2000. Dat komt overeen met de aanwezigheid van circa 1 100 vrouwen. Eind december 2002 is de korpsen verzocht om de huidige getallen door te geven. De indruk is dat de streefgetallen worden gerealiseerd.

3. Activiteiten ten behoeve van het reduceren van het tekort aan brandweerofficieren. In 2000 is onderzoek verricht naar een mogelijk toekomstig tekort aan brandweerofficieren. Het resultaat is dat het NIBRA gedurende een aantal jaren een extracontingent opleidingsplaatsen voor studenten aan de voltijdsopleiding tot brandweerofficier zal aanbieden.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

1. Campagne ter verbetering van het imago van de brandweer. De activiteiten die in 2002 plaatshadden zijn onder meer het trackingsonderzoek naar de resultaten van de in 2001 gevoerde campagne, projecten gericht op schoolgaande jeugd (Nationale Kinderkrant, FutureNetWork, de Nationale Wat Wil Je Worden Manifestatie, ontwikkeling van jeugdbrandweren, felicitatiepakketten voor eindexamengeslaagden en startende brugklasleerlingen), participatie in de Carrièrebeurs Overheid.

2. Voortzetting landelijke campagne Meer vrouwen bij de brandweer. De activiteiten betreffen de projecten om meer vrouwen in vrijwillige dienst te doen instromen en het Equal-project, waarbij op termijn in totaal 24 vrouwen zullen instromen in een aantal grote beroepskorpsen. Bij het NIBRA bestaan de officiersopleidingen inmiddels voor een derde uit vrouwen.

Via inschakeling van een extern bureau is ten aanzien van de eerste twee aandachtpunten volgens planning gewerkt aan de beoogde resultaten. Het geformeerde wervingsteam voor het aantrekken van meer vrouwelijke vrijwilligers heeft haar activiteiten geïntensiveerd en ruim 60 korpsen hebben ondersteuning ontvangen bij locale campagnes. De ontwikkelde website wordt druk bezocht en ook van de diensten van het in het leven geroepen 0800-informatienummer wordt gebruikgemaakt. Evenals in 2001 is ook in 2002 weer massamediaal campagne gevoerd.

Het eveneens in 2001 gestarte Equal-project, dat beoogt uiterlijk in het jaar 2004 in totaal 24 als brandwacht opgeleide vrouwen te doen instromen in de grote beroepskorpsen van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, is in 2002 volgens planning voortgegaan met de voorbereiding van het traject van werving, selectie en opleiding. Daartoe is onderzoek verricht naar de verschillen en overeenkomsten in die trajecten tussen de participerende korpsen met als doel zo eenduidig en gezamenlijk mogelijk de vervolgactiviteiten te kunnen uitvoeren. Een concept plan van aanpak is nagenoeg gereed en kan begin 2003 met de stuurgroep en de werkgroep Equal worden besproken. De samenwerking binnen dit voor de brandweer unieke project is constructief en vernieuwend.

Met betrekking tot het Netwerk voor Brandweervrouwen werd de ondersteuning daarvan door een extern bureau gecontinueerd en werd het Netwerk in staat gesteld een tweedaags symposium te realiseren.

3. Activiteiten ten behoeve van het reduceren van het tekort aan brandweerofficieren. De afspraken met het NIBRA hebben geleid tot een gemiddeld aantal van 56 studenten aan de voltijds-officiersopleiding in 2002, daar waar dat in de standaardsituatie 26 studenten waren.

Op het eventuele tekort aan brandweerofficieren zijn de aantallen geslaagden van andere officiersopleidingen tot brandweerofficier dan de voltijdsopleiding, mede van invloed. De parttime-opleidingen hebben sinds het onderzoek van 2000 namelijk een meer dan voorziene belangstelling gekend. Voorts is van invloed de voorgenomen wijziging van de structuur van de officiersopleiding en het aanbieden van de opleiding tot veiligheidsmanager. Binnenkort zal daarom worden besloten of nader onderzoek dient plaats te vinden naar een mogelijk nog bestaand tekort aan officieren.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Voor alle onderwerpen samen was een budget toegekend van € 1,722 mln. De uitgaven waren € 1,112 mln.

Operationele doelstelling 3: Ondersteunen en bevorderen dat de partners in de rampenbestrijding hun wettelijke taken kunnen uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is

In de begroting zijn onder deze operationele doelstelling de volgende doelen opgenomen:

A. De gebiedsindeling van de hulpverleningsregio's is territoriaal congruent (BJZ/VR);

B. De rampenbestrijdingsorganisatie is zowel in materiële als in infrastructurele zin in stand gehouden (UB);

C. Een situatie waarin de maatschappij en in het bijzonder de partners in rampenbestrijding pro-actief en preventief omgaan met veiligheid (RB);

D. De rampenbestrijding op bovenregionaal niveau is voorbereid (VR);

E. De kwaliteit van het bestuurlijk en operationeel oefenen is verbeterd (VR);

F. De gemeenten en regio's zijn planmatig voorbereid op de binnen hun grenzen aanwezige risico's, die alle in kaart zijn gebracht (VR);

G. Het kwaliteits- en toezichtsarrangement ten behoeve van de rampenbestrijding functioneert naar behoren (VR);

H. De brandweer- en geneeskundige hulpverleningsregio's zijn voorbereid op de taken die zij in het kader van de rampenbestrijding en hulpverlening vervullen (VR);

I. NBC: bij 1ste suppletore begroting 2002 is een bedrag van € 10,2 mln toegevoegd aan de begroting voor het Project NBC (VR).

A. De gebiedsindeling van de hulpverleningsregio's is territoriaal congruent

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

In alle regio's zijn initiatieven gestart om te komen tot een congruente indeling van de regionale brandweer-, GHOR- en politieorganisaties. Zeven provincies/vijftien regio's zijn territoriaal congruent. In de andere provincies lopen fusietrajecten van regio's om op die manier een congruente indeling te bereiken en/of worden voorbereiding getroffen om een gemeente over te laten gaan naar een andere regio. Deze processen dienen volgens de streefwaarde uiterlijk 1 januari 2004 te zijn afgerond.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Alle provincies hebben een intentieverklaring afgelegd, waarin zij het beleid ten aanzien van territoriale congruentie onderschrijven. Met de provincies en regio's waar zich knelpunten voordoen heeft BZK overleg gevoerd. Aan de regio's Hollands-Midden, Nijmegen en Rivierenland, Stedendriehoek en Utrecht-Eemland is een bijdrage in onevenredige frictiekosten als gevolg van territoriale congruentie toegekend.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 2,269 mln. In 2002 is € 1,040 mln uitgekeerd aan onevenredige frictiekosten. Het verschil is veroorzaakt doordat gedurende het jaar bleek dat de ambtelijke processen om te komen tot territoriale congruentie, meer tijd in beslag namen dan oorspronkelijk was aangenomen. Gedurende het jaar is daarom het budget verlaagd tot het uitgegeven bedrag.

B. De rampenbestrijdingsorganisatie is zowel in materiële als in infrastructurele zin in stand gehouden (UB)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

1. Beheer en instandhouding verbindingsnetwerken van de brandweer. De verbindingsnetwerken zijn in stand gehouden.

2. De noodvoorziening. Betreffende het Nationale Noodnet (NN) zijn in 2002 verschillende activiteiten verricht om het gebruik hiervan verder te verbeteren. Deze bevinden zich in verschillende fases van ontwikkeling die nog doorlopen in 2003.

3. Het satelliet communicatienetwerk met uitgebreide ICT-mogelijkheden. Er is een satelliet communicatienetwerk gerealiseerd waarmee behalve spraak tevens data (e-mail, video, etc) kan worden getransporteerd tussen de mobiele verbindingscommandovoertuigen en regionaal opererende coördinatie centra.

4. Telecommunicatie ten behoeve van de rampenbestrijding functioneert ook grensoverschrijdend. In het kader van de grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland is in 2002 overleg geweest met zowel nationale als Belgische en Duitse instanties over het gebruik van mobiele radiocommunicatiesystemen. De besprekingen die er toe moeten leiden dat Nederlandse hulpverleningsorganisaties op Belgisch en Duits grondgebied over dezelfde mogelijkheden kunnen beschikken zijn nog in volle gang.

5. Het zorgen voor een landelijk dekkend waarschuwingsstelsel. Het waarschuwingsstelsel (WAS) is (technisch) een betrouwbaar systeem gebleken. De uitvoering van de verdere verdichting van het waarschuwingsstelsel is in volle gang.

6. Het aanschaffen en instandhouden van rampenbestrijdings- en hulpverleningsmateriaal. Op grond van de systeemverantwoordelijkheid van BZK voor de geneeskundige hulpverlening bij zware ongevallen en rampen is een kwaliteitssysteem ontwikkeld waarin beperkt houdbare artikelen in de geneeskundige (GNK) -combinatie worden vervangen. Een gevolg hiervan is dat in 2002 en 2003 alle 3-jaar houdbare en 5-jaar houdbare artikelen van alle GNK-combinaties worden vervangen door nieuwe artikelen.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

1. Beheer verbindingsnetwerken van de brandweer. Een tweetal netwerken is uitgebreid. Er zijn drie netwerken vervangen en in drie gevallen zijn de netwerken van de regio's samengevoegd. Verder waren er op twaalf locaties aanpassingen noodzakelijk.

2. De noodvoorziening. Betreffende de reikwijdte van het Nationale Noodnet (NN) is een aantal zaken aan de orde geweest in 2002.

De koppeling van het NN aan het Belgische noodnet Regitel is dit jaar onderwerp van onderzoek geweest. Gebleken is dat de kans dit op termijn te realiseren uitermate klein is gezien de militaire component in Regitel.

De koppeling van het NN aan zowel Belgische als Duitse meldkamers behoort wel tot de reële mogelijkheden. Eind 2002 zijn afspraken gemaakt over een pilot-project waarbij de 100 centrale te Antwerpen de mogelijkheid krijgt om gebruik te maken van het NN, waarmee een noodverbinding tussen Belgische en Nederlandse hulpverleningsdiensten in de grensstreek ter plekke wordt gerealiseerd. De realisatie van het pilot-project kon daardoor niet meer in 2002 plaatsvinden.

In 2002 is een onderzoek gestart naar de mogelijkheid om vanuit de Nederlandse Antillen via het INMARSAT satellietcommunicatiesysteem in te bellen op het NN. Dit onderzoek is in 2002 nog niet afgerond.

3. Het satelliet communicatienetwerk met uitgebreide ICT-mogelijkheden. In 2002 is het project inbouw van INMARSAT satellietterminals in VC1/COH/VC2 en de implementatie van een grondstation voor satellietcommunicatie ten behoeve van de hulpverleningsdiensten bij het WPC Rotterdam afgerond. Hiermee is een satelliet communicatienetwerk gerealiseerd waarmee behalve spraak tevens data (e-mail, video, etc) kan worden getransporteerd tussen de mobiele verbindingscommandovoertuigen en regionaal opererende coördinatie centra.

4. Telecommunicatie ten behoeve van de rampenbestrijding functioneert ook grensoverschrijdend. De Nederlandse Telecommunicatie regelgeving is aangepast waardoor het mogelijk is dat Duitse en Belgische hulpverleningsdiensten onder bepaalde voorwaarden op Nederlands grondgebied gebruik mogen maken van hun mobiele communicatie apparatuur. Op basis van te maken afspraken zullen eventueel mobilofoonsets worden verworven die voor dit doel kunnen worden ingezet. De inschatting was dat deze sets al in 2002 zouden kunnen worden aangeschaft. De inschatting nu is dat dit medio 2003 zal plaatsvinden.

5. Het zorgen voor een landelijk dekkend waarschuwingsstelsel. Het stelsel is met WAVE-I (Waarschuwingsstelselverdichting-I) uitgebreid met 256 sirenes. Tevens zijn 29 locaties verplaatst en zijn 42 locaties opgewaardeerd naar type 3 (sterker geluid). Tevens is in 2002 de aanbetaling gedaan voor WAVE-II. WAVE-II behelst een uitbreiding met 115 sirenes en 15 opwaarderingen van bestaande sirenes.

In 2002 is een onderzoek gestart voor de WAS met betrekking tot de aanpassing van het volume. Dit onderzoek loopt over meerdere jaren. De eerste testen zijn gehouden. Ditzelfde geldt ook voor de proef met de alarmering voor doven en slechthorenden. Er zijn in 2002 al enkele proeven gehouden.

6. Het aanschaffen en instandhouden van rampenbestrijdings- en hulpverleningsmateriaal. Het kwaliteitssysteem voor de periodieke vervanging van 5-jarige artikelen in de GNK-combinatie is geïmplementeerd. Het project is gestart in augustus 2002. In 2002 zijn de laatste van de tien uitrustingen voor de Mobiele Medische Teams (MMT) uitgeleverd. Bij de levering van de uitrusting, inclusief het MMT-voertuig, wordt eenmalig, aan het betrokken MMT (traumacentrum), een veiligheidstraining aangeboden.

Op verzoek van de gebruikers van de MMT's is een aantal modificaties doorgevoerd aan het MMT-voertuig, dat de veiligheid van het voertuig en bemanning verhoogt. Het project is gestart en afgerond in 2002. De landelijke implementatie van een aantal modificaties aan de GNK-combinaties is nog niet gestart. Deze is afhankelijk van uitkomsten van de pilot die bij de GHOR-regio Zuid-Limburg in gang is gezet. Deze is nog niet afgerond.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 9,978 mln. De uitgaven bedroegen € 11,611 mln. De overschrijding is veroorzaakt door de niet begrote investering van WAVE-II bij het landelijk dekkend waarschuwingsstelsel.

C. Een situatie waarin de maatschappij en in het bijzonder de partners in rampenbestrijding pro-actief en preventief omgaan met veiligheid (RB)

De aandacht voor veiligheid in het algemeen en in het bijzonder bij de ontwikkeling van infrastructurele voorzieningen is in veel gevallen niet gestructureerd. Bij de realisatie van infrastructuur zal gestructureerd rekening gehouden moeten worden met de veiligheid van gebruikers in omgeving, alsmede met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Voor veiligheid rond infrastructuur en externe veiligheid is in het afgelopen jaar een grote mate van aandacht geweest. Interdepartementaal is een groot aantal trajecten van start gegaan, zoals Tunnelveiligheid, Ketenstudies LPG, Ammoniak en Chloor en de discussie rond het groepsrisicobeleid. Deze projecten zullen de komende jaren tot resultaten leiden waarbij gedegen aandacht is besteed aan aspecten als zelfredzaamheid en hulpverlening.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Het project Maatschappelijk aanvaardbaar veiligheidsniveau voor infrastructuur en transport (MAVIT), uitgevoerd in samenwerking met Verkeer en Waterstaat is overgegaan in het gezamenlijke project Tunnelveiligheid. Het project heeft tot doel het ontwikkelen van beleid en regelgeving op het gebied van tunnelveiligheid. Op basis van huidige inzichten wordt verwacht dat de beleidsvisie tunnelveiligheid in de zomer van 2003 gereed zal zijn.

Een adviesbureau heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit en efficiëntie van de uitvoeringsstructuur, opgezet ten behoeve van de brandweertaken komende uit het BRZO '99. De resultaten van dit onderzoek staan samen met enkele verbetervoorstellen in een rapport. Op dit moment wordt er beleidsmatig nagegaan welke vervolgstappen er naar aanleiding van het rapport en de daarin gedane verbetervoorstellen moeten worden genomen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 1,237 mln. Daadwerkelijke uitgaven voor bovengenoemde activiteiten bedroegen € 1,3 mln.

D. De rampenbestrijding op bovenregionaal niveau is voorbereid (UB)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Naar aanleiding van het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp is de USAR.NL opgericht. Deze bijstandseenheid dient zowel in het binnen- als buitenland inzetbaar te zijn. In november 2002 zijn de samenwerkingsovereenkomsten USAR.NL tussen BZK en de vier hulpverleningsregio's (Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden, Zuid-Holland Zuid, Hollands Midden) en het KLPD getekend. De ondertekening door Defensie wordt op een later tijdstip verwacht. Inmiddels is de werving en selectie van de eerste tranche van circa 70 personen in gang gezet.

Voor wat betreft de Landelijke Faciliteit Rampenbeheersing (LFR) is het rapport IMOV afgerond dat een beschrijving geeft van de organisatie en taken van de LFR. In vervolg daarop is door een departementale projectgroep een beslisnotitie aangaande de bestuursvorm en taken van de LFR in 2002 voorbereid. Besluitvorming hierover zal conform planning in 2003 plaatsvinden.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De verwerving van de uitrusting van de USAR.NL heeft enige vertraging ondergaan. Inmiddels is gestart met de verwerving van de uitrustingsstukken voor de bijstandseenheid. Nadat een uitrustingsstaat USAR werd opgesteld en vastgesteld is het LCZ gestart met de verwerving van de uitrustingsstukken voor een eerste USAR-eenheid.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 1,361 mln. De uitgaven € 0,469 mln. Het verschil is ontstaan doordat het besluitvormingstraject meer afstemming vergde dan was voorzien met als gevolg dat voor bepaalde posten geen of geringe uitgaven zijn gedaan.

E. De kwaliteit van het bestuurlijk en operationeel oefenen is verbeterd (VR)

Het oefenen vormt een belangrijk onderdeel van de planmatige en gecoördineerde voorbereiding op de rampenbestrijding. Een goede voorbereiding is noodzakelijk om de gevolgen van een ramp adequaat te kunnen bestrijden. De doelstelling voor 2002 was om de kwaliteit van het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen te verbeteren. In zijn algemeenheid is in 2002 een groot aantal instrumenten ontwikkeld en zijn randvoorwaarden geschapen ter verbetering van de kwaliteit van het oefenen. De daadwerkelijke verbetering van de kwaliteit moet in de komende jaren plaatsvinden.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Het is in 2002 niet gekomen tot het opstellen van een meerjarig oefenbeleidsplan. In 2003 zal daaraan uitvoering worden gegeven. In 2002 is er een werkgroep geformeerd die als opdracht heeft het ontwikkelen van een meerjarig oefenbeleidsplan. In dit meerjarig oefenbeleidsplan wordt een duidelijke visie ten aanzien van oefenen en opleiden in het kader van de rampenbestrijding opgenomen. Lopende projecten en initiatieven voor de komende vijf jaar worden hierin meegenomen. Mogelijk wordt in dit oefenbeleidsplan ook de visie ten aanzien van oefenen en opleiden in het kader van de verhoging van de kwaliteit van het brandweerpersoneel opgenomen.

Op grond van de aanbevelingen uit de Tussentijdse evaluatie Beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 en het rapport van de commissie Oosting is er een stimuleringsbijdrage ingesteld voor de inrichting van multidisciplinaire oefencentra. Na uitvoerig overleg is besloten om de aandacht minder te richten op het realistisch oefenen met veel materiële inzet en meer op het gebruik van de nieuwste techniek wat een efficiënter gebruik van tijd en geld tot gevolg zal hebben. De stimuleringsbijdrage is daarom met name besteed aan multidisciplinaire oefencentra die het gebruik van technische systemen zoals het Emergo Train System en de Interactive Disastermanagement Trainer faciliteren. In december 2002 heeft het eerste oefencentrum in Zuid-Limburg een bijdrage ontvangen.

Ten aanzien van luchtvaartterreinen zijn alle subsidieaanvragen getoetst en zijn er bijdragen verstrekt aan twaalf regio's. Deze regio's hebben allemaal aan de oefenverplichting voor luchtvaartterreinen voldaan.

Binnen het project Op weg naar Effectief Oefenen zijn, behoudens het deelproject ICT-ondersteund oefenen, alle beoogde resultaten behaald. De oplevering van IDM-trainer voor ICT-ondersteund oefenen vindt eind 2003 plaats.

Het project is onderverdeeld in vijf deelprojecten met bijbehorende operationele doelstellingen:

1. Kwaliteitscriteria voor het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen.

2. Bevorderen van de vorming van multidisciplinaire pools van oefenleiders.

3. Ontwikkelen van een ICT-ondersteund oefenconcept (IDM-trainer).

4. Ontwikkelen van een oefenbank met multidisciplinaire en bestuurlijke oefeningen.

5. Bevorderen van landgrensoverschrijdend oefenen en het bevorderen van de onderlinge afstemming van plannen en procedures met betrekking tot de rampenbestrijding.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Opstellen en uitvoeren meerjarig oefenbeleidsplan: gedeeltelijk.

Ontwikkeling en gebruik oefencentra.

Oefenprijs: de Oefenprijs is in organisatie verbeterd en zal volgend jaar worden geëvalueerd op het effect.

Luchtvaartterreinen: alle subsidies zijn verstrekt.

In 2001 is het project Op weg naar Effectief Oefenen gestart ter bevordering van de kwaliteit van het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 4,674 mln. De uitgaven bestonden uit meerdere delen. Er is een bijdrage van € 2,5 mln verstrekt aan het NIBRA ter financiering van de extra officiersopleidingen. Aan het project Op weg naar effectief oefenen is € 1,5 mln uitgegeven. Het resterende deel (€ 0,674 mln) is, conform het jaarplan, uitgegeven aan activiteiten op het gebied van oefenen en opleiden (stimuleren van multidisciplinaire oefencentra, faciliteren grensoverschrijdende oefeningen, bijdragen aan oefenverplichting vliegvelden en organisatie oefenprijs 2002).

F. De gemeenten en regio's zijn planmatig voorbereid op de binnen hun grenzen aanwezige risico's, die alle in kaart zijn gebracht (VR)

De organisatie van de rampenbestrijding is thans onvoldoende geënt op de aanwezige risico's. Hierdoor is er onvoldoende samenhang tussen de organisatie van de rampenbestrijding en te leveren prestaties. In het kader van de uitvoering van de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 zijn met de gemeenten/regio's afspraken gemaakt over de activiteiten die moeten worden ontplooid ten behoeve van deze planmatige voorbereiding. Het streven is erop gericht dat in 2003 alle gemeenten/regio's zich planmatig hebben voorbereid op de bestrijding van gedefinieerde rampen en zware ongevallen.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Enkele regio's zijn reeds ver gevorderd met de bestuurlijke discussie over het zorgniveau ten aanzien van de voorbereiding van de rampenbestrijding. Deze regio's kunnen als voorbeeld dienen voor de overige regio's. In de loop van 2003 zal in alle regio's dit analyseproces en de vaststelling van de ambities ten aanzien van het zorgniveau's moeten worden afgerond. Daarmee kan dan tijdig de basis worden gelegd voor de regionale beheersplannen rampenbestrijding, welke volgens plan uiterlijk per januari 2005 moeten zijn vastgesteld. Wil dit worden gehaald, dan zal zowel operationeel als bestuurlijk het proces moeten worden gestimuleerd.

In de leidraad organisatiestructuur opschaling rampenbestrijding is het opschalingproces beschreven. De leidraad zal worden opgenomen in het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding en de digitale bibliotheek rampenbestrijding. Het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding is in november 2002 gereed gekomen. Het handboek en de bibliotheek zullen in het eerste kwartaal van 2003 aan de doelgroepen worden gepresenteerd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Een eerste stap naar een regionaal beheersplan is de analyse van aanwezige risico's en het vaststellen van de operationele prestaties die men bij onderkende rampscenario's wil kunnen leveren. Ter ondersteuning van dit regionale proces zijn in opdracht van BZK leidraden ontwikkeld, workshops georganiseerd en ondersteuning geleverd door een helpdesk waarmee naast technische ondersteuning ook procesmatige adviezen zijn verstrekt. Omdat het regionale proces desondanks moeizaam verloopt is in 2002 opdracht gegeven tot de ontwikkeling van eenvoudiger toepasbare hulpmiddelen in de vorm van een tabellenboek en een spreadsheet, naast de leidraden. Voorts is de helpdesk opnieuw geactiveerd en geactualiseerd en nu via het web beter en directer benaderbaar gemaakt.

Ten aanzien van opschaling zijn er procesmodellen van het bedrijfsproces opschaling rampenbestrijding beschreven, waarin opgenomen prestatie-indicatoren (zoals opkomsttijden en kritische doorlooptijden). De uitgave van de leidraad wordt voorbereid. Omtrent het beheer van de Leidraad wordt nog overleg gevoerd.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 is gecombineerd met het hieronder vermelde punt G. Het totale budget voor beleidsdoelstelling F en G bedroeg € 0,681 mln. Voor punt F is in totaal € 0,463 mln uitgegeven. Voor punt G (zie hieronder) € 0,07 mln. In totaal is € 0,211 mln dit jaar niet uitgegeven. Dit bedrag betreft een verplichting voor het project Documentatie Rampenbestrijding, welke door de latere start van het project is doorgeschoven naar het kasjaar 2003.

G. Het kwaliteits- en toezichtsarrangement ten behoeve van de rampenbestrijding functioneert naar behoren (VR)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Een samenhangend stelsel van kwaliteitscriteria is in ontwikkeling. Het streven is dat in 2003 het kwaliteits- en toezichtsarrangement ten behoeve van de rampenbestrijding is ingevoerd en functioneert.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In 2002 zijn vooruitlopend op het wetsvoorstel Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) aanzetten gegeven voor formats (wat) en handreikingen (hoe) voor het regionale beheersplan rampenbestrijding, het toetsingskader provincies en de bestuurlijke rapportage in het project Verbetering Plancyclus Rampenbestrijding. Dit is geschiedt in nauwe samenwerking met de toekomstige gebruikers. Voorts is gestart met beproeving van praktische werking van de formats en handreikingen in pilots, met het verkrijgen van draagvlak bij alle betrokken bestuurslagen en disciplines en met het proces van verwerking van de projectresultaten in regelgeving op grond van de WKR. In dit wetsvoorstel is aangegeven dat het toezicht van de provincie op de gemeentelijke voorbereiding op de rampenbestrijding wordt uitgebreid en zich zal uitstrekken over de gehele voorbereiding op de rampenbestrijding. Voor deze nieuwe taken is vanaf 2002 geld overgeheveld van de begroting van BZK naar het Provinciefonds.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 is gecombineerd met het hierboven vermelde punt F. Het totale budget voor beleidsdoelstelling F en G bedroeg € 0,681 mln. Voor punt G is in totaal € 0,07 mln uitgegeven. Voor punt G (zie hierboven) € 0,463 mln. In totaal is € 0,211 mln dit jaar niet uitgegeven. Dit bedrag betreft een verplichting voor het project Documentatie Rampenbestrijding, welke door de latere start van het project is doorgeschoven naar het kasjaar 2003.

H. De brandweer- en geneeskundige hulpverleningsregio's zijn voorbereid op de taken die zij in het kader van de rampenbestrijding en hulpverlening vervullen (VR)

De organisaties die zich bezig houden met de organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en ongevallen zijn versterkt.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

In 2002 is de focus gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot een verbetering van de kwaliteit van de GHOR. Op een drietal fronten zijn activiteiten ontplooit: het versterken van de organisatie door inzicht in taken en verantwoordelijkheden, het stimuleren van opleiden en oefenen en de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem. Daarmee is een start gemaakt met de verbetering van de kwaliteit van de GHOR.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Allereerst is er is voor gekozen om de taken en verantwoordelijkheden van de GHOR inzichtelijk te maken, mede om te komen tot betere afstemming tussen de schakels in de GHOR keten. Hiervoor is een project opgezet (project Optimalisatie Organisatie GHOR) dat heeft geresulteerd in een handboek voor de GHOR. Dit document geeft goed inzicht in wat de GHOR moet doen en op basis van welke titel. Hierdoor kunnen in de regio's betere werkafspraken worden gemaakt.

Ook is opdracht gegeven tot de ontwikkeling van de basisleerstof voor de functies die operationeel (kunnen) worden tijdens grootschalige (ramp) omstandigheden. Er zijn 32 functies geïdentificeerd. Eind oktober 2002 is de basisleerstof opgeleverd en als shareware aan de markt beschikbaar gesteld. In december zijn de eerste opleidingen gehouden op basis van de nieuwe leerstof.

Om het oefenen te stimuleren zijn diverse regionale oefeninitiatieven ondersteund die als best-practice beschikbaar kunnen komen voor andere regio's. Aangezien er binnen de zorginstellingen onvoldoende capaciteit en middelen zijn om te oefenen is gekozen voor stimulatie van creatieve alternatieven (b.v. Emergo Train System, Virtual Reality).

Tot slot is gedurende 2002 fysiek en financieel geparticipeerd in de totstandkoming van het kwaliteitssysteem voor de GHOR. Dit systeem wordt in opdracht van de Raad van RGF'en door de stichting HKZ (Harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector) ontwikkeld. Verwacht wordt dat het systeem conform planning medio 2003 wordt opgeleverd.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor 2002 bedroeg € 59,058 mln. Uitgegeven is voor de Brandweerregio's € 34,902 mln en voor de GHOR-regio's € 21,192 mln. Dit betreft de bijdragen aan de brandweer- en GHOR-regio's ter voorbereiding van de rampenbestrijding, op grond van het IBDUR.

I. NBC: bij voorjaarsnota 2002 is een bedrag van € 10,2 mln. toegevoegd aan de begroting voor het Project NBC (VR)

Doelstelling is het verbeteren van de voorbereiding en de respons op een (dreigende) terroristische aanslag met nucleaire, biologische en/of chemische middelen, die zoveel mogelijk aansluit bij bestaande structuren van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dit is deels bereikt in 2002, maar door de complexe materie en de veelheid van actoren met eigen bevoegdheden, zal een aantal deelprojecten in 2003 en 2004 worden gerealiseerd

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Een resultaat van het project NBC-terrorisme is de voortgangsrapportage Tegengaan van terroristische aanslagen met NBC-middelen, die in april 2002 aan de Tweede Kamer is aangeboden (kamerstukken II, 2001/2002, 27 925, nr 54). Deze rapportage bevat – rijksbreed – een overzicht van de stand van zaken voor elk onderdeel van de veiligheidsketen, inclusief beleidsaanbevelingen voor de voorbereiding en de respons op een mogelijke terroristische aanslag met NBC middelen.

De volgende projecten zijn in 2002 gerealiseerd:

– Pilotproject voor het vergroten van de meetfunctionaliteit van de brandweer met NBC-componenten.

– Bijdrage aan de realisatie van 24 uur bereikbaarheid en inzet van laboratoria-experts (samenwerkingscontract TNO en RIVM) door oefening en toerusting met persoonlijke beschermingsmiddelen

– Bijdrage aan de start van het Project Commissie Interventiewaarden Gezondheid En Milieu (CIGEM) met als doelstelling waardenontwikkeling voor momentane blootstelling (in plaats van Mac-waarden) aan gevaarlijke stoffen voor hulpverleners en bevolking

– Het houden van een expertmeeting NBC terrorisme met de koninkrijksdelen (Uitvoering Rijksministerraadbesluit)

De materiele voorzieningen die volgens planning zouden worden aangeschaft in 2002 zoals ontsmettingscapaciteit; individuele beschermingsmiddelen hulpverleners en speciale meetinstrumenten zullen – mede door de vele andere deelprojecten en de samenhang daarmee – in 2003 worden aangeschaft.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Bij voorjaarsnota 2002 is een bedrag van € 13,6 mln uitgetrokken voor maatregelen in 2002 en 2003. Van deze middelen is een belangrijk deel bestemd voor de materiele voorzieningen waarvoor na een fase van inventarisatie een verwervingstraject is gestart, dat zijn beslag in daadwerkelijke aankoop en dus uitgaven krijgt in 2003. Totale uitgaven voor 2002 bedroegen € 1,9 mln.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweerRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen119 349133 676163 131106 69656 435
1. apparaat10 31010 94912 8797 9784 901
2. ondersteunen brandweer21 57618 2548 8565 3053 551
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding87 463104 473141 39693 41347 983
      
Uitgaven120 093133 321159 965109 30950 656
1. apparaat9 67210 81212 3197 9784 341
2. ondersteunen brandweer20 49518 3569 2275 4243 803
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding89 926104 153138 41995 90742 512
      
Ontvangsten8302 5571 2421 719– 477

1. Apparaat. Met ingang van 1 april 2002 is de nieuwe formatie van DR&B (als gevolg van het organisatie-ontwikkelingstraject Vision) vastgesteld. In hoofdzaak betreft dit capaciteit voor beleidstaken en daarvoor benodigde ondersteuning. Hierop is het P-budget gebaseerd. Geen onderdeel van deze formatie zijn de uit te plaatsen fte's; in hoofdzaak betreft dit capaciteit voor uitvoerende taken en de daarbij behorende ondersteuning. Deze plaatsen zijn in 2002 ten laste van het P-budget gebracht, omdat de uitplaatsing nog moet plaatsvinden. Voor een belangrijk deel zullen deze plaatsen deel uit gaan maken van de in voorbereiding zijnde Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR). Hiervoor is naar aanleiding van het kabinetsstandpunt vuurwerkramp extra budget toegekend. Met deze middelen is het programmabudget opgehoogd (artikel 3.3). De inspectie Brandweer is uitgebreid als gevolg van het kabinetsstandpunt vuurwerkramp. Het extra budget hiervoor stond eveneens op artikel 3.3 in plaats van het P-budget.

2. Ondersteunen brandweer. Voor de uitbreiding opleidingscapaciteit brandweerofficieren heeft er een reallocatie uit artikel 3.3 naar 3.2 bij 1ste suppletore begroting 2002 plaatsgevonden en een desaldering bij 2e suppletore begroting 2002 als gevolg van de afrekening van de verleende voorschotten van het Nbbe en NIBRA.

3. Ondersteunen partners in rampenbestrijding. Wegens het toenemend beroep op de regeling opsporing en ruiming explosieven is het budget in 2002 opgehoogd van € 5 mln naar € 45 mln. Als gevolg van Vinex-locaties en grote infrastructurele projecten wordt Nederland steeds meer bebouwd en bewerkt. Hierdoor komt men op terreinen waar nog veel explosieven uit de Tweede Wereldoorlog zich bevinden en neemt het beroep op de bijdrageregeling enorm toe. Ook is als gevolg van de uitkomsten van de beroeps- en bezwaarschriften betreffende de WTS 1998 het budget voor 2002 opgehoogd met ruim € 5 mln.

BELEIDSARTIKEL 4: PARTNERS IN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling van beleidsartikel Partners in veiligheid is drieledig, te weten: het bevorderen van een integraal veiligheidsbeleid, het bevorderen van een samenhangend ICT-beleid voor de sectoren OOV en een adequate coördinatie van de crisisbeheersing.

In 2002 is met het oog op de verkiezingen in mei 2002 en de daaropvolgende kabinetsformatie met name geïnvesteerd in de voorbereiding van een vervolg op het Integraal Veiligheidsprogramma I uit 1999. Die voorbereiding heeft geresulteerd in een nieuw Veiligheidsprogramma dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in oktober 2002 hebben uitgebracht. Dit programma beoogt enerzijds een voortzetting van bestaand beleid en anderzijds een duidelijke keuze om drie belangrijke categorieën van oorzaken voor de problemen in de veiligheid aan te pakken. Op de eerste plaats zal worden nagestreefd een concentratie en bundeling van krachten van alle partners – landelijk en lokaal – ten behoeve van een sluitende aanpak van de belangrijkste veroorzakers van criminaliteit en overlast. Op de tweede plaats wordt de Justitieketen zodanig versterkt opdat de door de politie aangeleverde zaken een adequate justitiële reactie verkrijgen. Tenslotte zal worden gewerkt aan het terugdringen van de ontstane gedoogcultuur in de publieke ruimte gepaard gaande met een versterking van de sociale structuur.

Het voorgaande is nader uitgewerkt in een groot aantal maatregelen met tijdpaden en actoren en hebben betrekking op alle onderdelen van de keten bestuur, politie en justitie.

Ter verbetering van de ICT-infrastructuur is in november 2002 een aantal aanbevelingen gedaan door een externe adviesorganisatie (ITO). Deze moeten leiden tot de gewenste structurele aanpassing van de ICT-voorzieningen in 2003 met een doorloop naar 2004.

In 2002 zou de coördinatie van de crisisbeheersing worden uitgebreid tot 24 uur per dag. De beoogde uitbreiding van de openingstijden van het Nationaal Coördinatiecentrum heeft geleid tot een voorgenomen reorganisatie, die medio 2003 zijn beslag krijgt. Naar verwachting zal de 24-uurs bezetting van het NCC dan feitelijk zijn gerealiseerd. Uitbreiding van de bezetting heeft in 2002 wel plaatsgevonden, zij het dat het hier nog geen structurele voorziening betrof.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP

A. Integraal veiligheidsbeleid

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Het programma Integraal Veiligheidsplan (IVP) is afgerond en de hiermee genomen initiatieven zullen in de komende jaren hun vruchten nog afwerpen. Deze initiatieven zijn door het Rijk ontwikkeld en zullen door derden (onder andere gemeenten en bedrijven) worden uitgevoerd. Het vervolg op het IVP, het Veiligheidsprogramma (VP), heeft het kabinet Balkenende in oktober 2002, naar de Tweede Kamer gestuurd.

De ervaring met integraal veiligheidsbeleid (IVB) leert dat het organiseren van een landelijk dekkend IVB (alle gemeenten een veiligheidsnota) een traject is dat veel tijd vergt. Gemeenten zijn autonoom, zij hebben voor het IVB geen extra middelen ter beschikking gekregen. Dat geldt tevens voor deelaspecten van het IVB als het geïntegreerd horecebeleid, het implementeren van het Keurmerk Veilig wonen en het toepassen van de Veiligheidseffectrapportage.

Voor de resultaten in 2002 geldt dat:

– 35 gemeenten in plaats van de beoogde 170 beschikken over een geïntegreerd horecabeleid. Van de overige gemeenten is 70% bezig met de ontwikkeling hiervan. Cruciaal is de één loketfunctie (geïntegreerde vergunningverlening en handhaving), dit vergt extra inspanning en tijd van gemeenten;

– 62% van de gemeenten beschikt over een nota veiligheidsbeleid, waarmee de streefwaarde van 100% nog niet is gehaald. 29% van de gemeenten is bezig met het opstellen van een nota veiligheidsbeleid. Nieuwe initiatieven zijn in het VP genoemd om aan deze ambitie verder invulling te geven (oprichting van een Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid, benchmarking enz.);

– circa 200 000 woningen voldoen aan de criteria met betrekking tot inbraak- en brandpreventie, in plaats van de beoogde 240 000 woningen. Nader onderzoek is nodig om het aantal certificaten precies te kunnen vaststellen;

– 4% van de gemeenten de Veiligheidseffectrapportage daadwerkelijk heeft toegepast, in plaats van de beoogde 25%. 56% Van de gemeenten heeft de VER als instrument in een beleidsdocument opgenomen. De evaluatie van de VER is gereedgekomen, de beslissing over landelijke invoering van de VER is gekoppeld aan de uitvoering van het VP;

– dit jaar heeft er geen waarderingsonderzoek naar het Informatiepunt Lokale Veiligheid (ILV) plaatsgevonden. De website is aangepast en gebruikersvriendelijk gemaakt. Daarnaast is de database uitgebreid;

– vanuit het oogpunt van IVB is gestart met een onderzoek naar de meerwaarde van ICT-middelen voor dit beleidsterrein;

– de evaluatie van de eenmalige investering Jeugd en Veiligheid in het kader van de intensivering van het wijkveiligheidsbeleid is uitgesteld tot 2003, nadat aan een aantal gemeenten op hun verzoek uitstel voor enkele projecten is verleend;

– naar aanleiding van een motie in de Tweede Kamer de succesvol gebleken publiekscampagne Tegen geweld op straat in de zomer van 2002 is herhaald;

– de Integrale Veiligheidsrapportage 2002 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Op hoofdlijnen is gedaan wat we wilden doen; op onderdelen zal een intensivering van de aanpak noodzakelijk zijn. In dat verband wordt gestreefd naar bundeling van bestaande activiteiten en subsidiestromen in een Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid dat met een gerichte inzet van capaciteit en middelen voorziet in de implementatie en verspreiding op lokaal niveau van ontwikkelde instrumenten en concepten (zoals keurmerken, veiligheidseffectrapportage) op het gebied van het integraal veiligheidsbeleid.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De totale uitgaven bedroegen in 2002 € 4,3 mln. Deze uitgaven hadden betrekking op herhaling van de campagne Tegen geweld op straat, het versterken van lokaal/integraal veiligheidsbeleid via stimulering gemeentelijke veiligheidsnota en subsidiering aan steun- en informatiepunten (ILV en SIDV). Daarnaast zijn bijdragen verstrekt in het kader van Jeugd en Veiligheid en zijn kosten gemaakt voor onderzoek en monitoring van de Integrale Veiligheidsrapportage 2002 en de Monitor Bedrijven en Instellingen.

B. Project Onafhankelijke Rampen- en ongevallenonderzoek (PRO)

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is nog niet ingesteld omdat het voorstel van Rijkswet nog niet is geaccordeerd in de Tweede en Eerste Kamer. Dit is veroorzaakt doordat het opstellen van het Nader Rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van State meer tijd in beslag heeft genomen. Daarnaast is de parlementaire behandeling van het voorstel van Rijkswet sterk afhankelijk van de (politieke) agenda van de Tweede Kamer.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In 2002 was het streven gericht op de formalisering van de Rijkswet en de organisatie en inrichting van de in 2002 in te stellen nieuwe raad. Zoals boven aangegeven is dit proces vertraagd.

In de interdepartementale projectgroep en stuurgroep PRO is akkoord gegaan met het organisatie- en formatieplan, het huisvestingsplan en het communicatieplan. Naar aanleiding daarvan is een aantal voorbereidende activiteiten op het terrein van deze onderwerpen in gang gezet. Dit betrof met name:

– de uitvoering van het communicatieplan i.c. de huisstijl en het formuleren van een plan van aanpak public relations en public affairs,

– het uitvoeren van het huisvestingsplan i.c. de werving van een pand, het bewoonbaar maken en de inrichting ervan,

– het formuleren van een plan van aanpak personeel en organisatie voor een geruisloze overgang van de Raad voor de Transportveiligheid naar de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Gelet op de uitbreiding van het onderzoeksterrein is een denktank ingesteld die een verkenning heeft verricht voor de voorbereiding van de raad i.o. Deze heeft een rapport laten verschijnen, waarin een aantal aanbevelingen worden gegeven voor de organisatie en werkwijze van de nieuwe raad.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget voor PRO (€ 2,3 mln) is niet volledig besteed, slechts € 0,4 mln is uitgegeven als gevolg van de vertraging tot instelling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, waardoor het gereserveerde budget voor huisvesting niet besteed is. Dit zal in 2003 worden gedaan.

C. Project Vuurwerkramp

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

In 2002 moest worden gestart met het coördineren van de actiepunten 2 (taskforce), 3 (halfjaarlijkse voortgangsrapportage), 58 (ontwikkelen landelijke standaard) en de motie 27 157–29 (Commissie Financiële Afhandeling), daarnaast moest worden gestart met het uitvoeren van actiepunt 66 (colokeren meldkamers).

1. Er is een taskforce ingesteld die maandelijks vergaderd en twee maal per jaar een bestuurlijk overleg heeft met de meest betrokken bewindslieden (actiepunt Vuurwerkramp 2).

2. Het project ActiEV heeft, conform planning, twee maal een voortgangsrapportage via de Ministerraad aan de Tweede Kamer gezonden (actiepunt Vuurwerkramp 3).

3. Een landelijke standaard voor de registratie van slachtoffers en vermisten is inmiddels tot stand gekomen en aangeboden aan de gemeenten (actiepunt VWR 58).

4. Motie 27 157–29 (commissie financiële afhandeling) is uitgevoerd. De CFA II heeft haar adviezen uitgebracht inzake regelingen voor de rampen in Enschede en Volendam, deze zijn thans in uitvoering. Daarnaast moest de Commissie Tegemoetkoming bij Rampen en Calamiteiten (CTRC) worden opgericht die onderzoek moet doen naar tegemoetkomingen bij rampen in het algemeen.

5. Het voorbereiden van maatregelen gericht op het samenvoegen van meldkamers van politie, brandweer en Centrale Post Ambulancevoorziening. Het uitgangspunt is maximaal 25 meldkamers (actiepunt VWR 66). Voor januari 2004 dient ieder van de 25 veiligheidsregio's in Nederland over één samengevoegde meldkamer te beschikken. In 2002 is de uitvoering hiervan in werking gezet.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

– Het project ActiEV heeft het secretariaat van de taskforce en het daarbij behorend Bestuurlijk Overleg gevoerd in 2002. In samenwerking met de VNG is het actieprogramma Slagen voor Veiligheid opgezet. Met dit programma is beoogd alle betrokken instanties te informeren en te stimuleren inzake de uitvoering van de actiepunten. In het kader van Slagen voor Veiligheid is een interactieve website opgezet en zijn bijeenkomsten voor betrokken bestuurders en uitvoerende diensten belegd.

– In 2002 is in overleg met het Interdepartementaal Beleidsteam (IBT) en het Ministerieel Beleidsteam (MBT) twee maal een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gezonden. Uit deze voortgangsrapportage (kamerstukken II, 2002/2003, 27 157, nr 51) blijkt dat de actiepunten inmiddels zijn opgepakt. Een groot deel is inmiddels reeds uitgevoerd en andere zijn in gang gezet (de uitvoering geschied conform planning).

– De landelijke systematiek voor het Centraal Registratie en Inlichtingen Bureau (CRIB) is ontwikkeld. Deze aanbevolen werkwijze is vastgelegd in de Leidraad opzet en operationeel CRIB. Het inrichten van een CRIB ten behoeve van de slachtofferregistratie is een taak van de gemeenten. De uitwerking daarvan hoort in het gemeentelijk rampenplan opgenomen te worden. Het is nu aan de samenwerkende gemeenten deze CRIB systematiek in te voeren. BZK ondersteunt dit door in enkele regio's te helpen met de invoeringsscenario's. Er wordt naar gestreefd dat de VNG het beheer van de leidraad zal gaan voeren.

– De CFA II heeft advies uitgebracht. Het advies van de CFA II is overgenomen door het kabinet en de regelingen worden thans uitgevoerd. De Commissie Tegemoetkoming bij Rampen en Calamiteiten (CTRC) is samengesteld onder voorzitterschap van de Commissaris van de Koningin Noord-Holland. Het secretariaat wordt gevormd door BZK en Justitie.

– Actiepunt 66. In 2002 zijn bezoeken afgelegd en heeft overleg plaatsgevonden met alle regio's. In februari 2002 zijn alle besturen van politie, brandweer en ambulancediensten, het KLPD en de Kmar aangeschreven inzake de landelijke uitrol van het C2000 netwerk omdat de uitrol van C2000 en het colokeren van meldkamers elkaar beïnvloeden. Zij werden opgeroepen om ervoor zorg te dragen dat de werkzaamheden aan de kant van de regio conform bijgevoegde planning tijdig zijn gerealiseerd opdat vertraging in de uitrol van C2000 kan worden voorkomen. Begin 2002 heeft ITO de drie afzonderlijke frontoffices (GMS/C2000/Colokatie) samengevoegd tot één Frontoffice Meldkamerdomeinen. Dit heeft geresulteerd in één aanspreekpunt voor de gebruikersorganisaties, een verbetering van de communicatie en samenwerking tussen deze Frontoffice en de gebruikersorganisaties. De regio's worden begeleid door regiobegeleiders van deze Frontoffice en door het geven van workshops en presentaties worden de gebruikersorganisaties geïnformeerd. Tevens worden de regio's regelmatig voorzien van voortgangsrapportages waarin de progressie van iedere regio wordt beschreven.

Het afgelopen jaar heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen regio's en de bewindspersonen. In deze overleggen stond centraal het wegnemen van knelpunten in de regio's, die zijn ontstaan door het versnellen van de planning van het project C2000 en door de onderlinge samenhang van de projecten C2000, GMS en Colokatie.

Op bestuurlijk niveau is de samenhang tussen de projecten C2000, GMS en Colokatie vastgesteld. Vanuit deze samenhang zal de ondersteuning vanuit de projectorganisatie plaatsvinden. Hiervan is melding gemaakt in de voortgangsrapportage (kamerstukken II, 2001/2002, 25 124, nr 24 en kamerstukken II, 2002/2003, 25 124, nr 26) die in december 2002 naar de Tweede Kamer is verzonden.

In november en december 2002 heeft de staatssecretaris met acht regio's gesproken waarbij ook de Colokatie aan de orde is gekomen. Een inventarisatie van de daarbij genoemde knelpunten wordt thans opgesteld. Om tot kwaliteitsverbeterende maatregelen te komen met het project Rol en Functie Meldkamer gestart. Het doel hiervan is om tot kwaliteitseisen te komen ten aanzien van de gecolokeerde meldkamer.

– Met de gemeente Enschede is in 2003 overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van de einddeclaratie vuurwerkramp Enschede in het kader van artikel 25 Wet Rampen en Zware Ongevallen (WRZO). Bij de beoordeling van de einddeclaratie is onderscheid gemaakt tussen kosten die rechtstreeks onder artikel 25 WRZO vallen, kosten die niet vergoedbaar zijn, en niet voorziene en onvermijdbare kosten met een excessief karakter. Onder laatstgenoemde categorie vallen kosten die niet zouden zijn gemaakt als de ramp zich niet had voorgedaan.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 is in het kader van project ActiEV voor coördinatie en uitvoering van de actiepunten een bedrag van € 3,2 mln besteed. De kosten zijn met name besteed aan het actieprogramma slagen voor veiligheid, en bijstand door de Landsadvocaat in het kader van een drietal rechtszaken tegen de Staat ten aanzien van de vuurwerkramp. Daarnaast zijn bij Voorjaarsnota 2002 middelen beschikbaar gesteld voor advisering financiële afwikkeling van de Vuurwerkramp in Enschede (€ 11,8 mln) en is op basis van artikel 25 Wet Rampen en Zware Ongevallen (WRZO) een derde voorschot van € 3,2 mln aan de gemeente Enschede verstrekt.

D. Commissie Van den Haak. Dit onderwerp is gelet op het tijdstip van de aanslag niet opgenomen in de ontwerp-begroting 2002, maar in de ontwerp-begroting 2003

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Alle feiten omtrent de veiligheid van Pim Fortuyn voorafgaand aan de aanslag op hem op 6 mei 2002 moesten in kaart worden gebracht, middels een onafhankelijk onderzoek.

Op dinsdag 17 december presenteerde de daartoe ingestelde Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging (Commissie Van den Haak) haar rapport De veiligheid en de beveiliging van Pim Fortuyn. Het kabinetsstandpunt over het rapport is op dezelfde dag aan de Tweede Kamer aangeboden.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In opdracht van BZK heeft de commissie ruim een half jaar onderzoek gedaan naar de gang van zaken rond de veiligheidssituatie van Fortuyn voorafgaand aan de aanslag van 6 mei en de verantwoordelijkheid van overheidsinstanties.

De commissie zal per 1 maart 2003 expireren. In de periode na de presentatie van het rapport tot de expiratiedatum is de commissie beschikbaar voor het geven van toelichting op het rapport.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 is een bedrag van € 2,0 mln beschikbaar gesteld voor het feitenonderzoek. Slechts € 0,9 mln is in 2002 uitgegeven, de resterende in 2002 gemaakte kosten zullen in 2003 moeten worden betaald.

E. CFA II Volendam. Dit onderwerp is een gevolg van het Strategisch Akkoord en derhalve niet opgenomen in de ontwerp-begroting 2002, maar in de ontwerp-begroting 2003

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Voor de slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand in Volendam zijn regelingen opgesteld voor tegemoetkomingen voor de opgelopen materiële schade en letselschade als gevolg van de brand (uitvoering motie Wagenaar).

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In 2002 heeft het Kabinet, op basis van de adviezen van de Commissie Financiële Afwikkeling II, ingesteld door de Minister van BZK om het College van B&W van Edam-Volendam en het Kabinet te adviseren, besloten om het volgende voor de slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand in Volendam te doen:

– instellen van een regeling tegemoetkomingen in onverzekerde en onverzekerbare kosten;

– oprichten van een Centrum voor reïntegratie en nazorg;

– instellen van een regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit.

Bovenstaande regelingen zullen door de gemeente Edam-Volendam worden vastgesteld. Daarnaast is er een onafhankelijke stichting opgericht die de regelingen zal gaan uitvoeren.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 heeft het kabinet € 26,1 mln beschikbaar gesteld voor de tegemoetkomingen voor de opgelopen materiële schade en letselschade en de oprichting van een Centrum voor reïntegratie en nazorg, dit budget is naar de gemeente Edam-Volendam overgemaakt ter uitvoering van deze regelingen.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaarde 1–1-2002Streefwaarde 31–12–2002Gerealiseerd per 31–12–2002
4.2 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP – aantal gemeenten met geïntegreerd horecabeleid2417035
 – gemeenten met nota veiligheidsbeleid54%100%62%*
 – waardering Informatiepunt lokale veiligheid6,87,3–**
 – Nieuwe woningen voorzien van Keurmerk Veilig Wonen of deelcertificaat120 000240 000circa 200 000
 – gemeenten die VeiligheidsEffectRapportages toepassen. 0%25%4%

* Van de overige 38% zal 29% binnenkort over een nota beschikken.

** Een waarderingsonderzoek heeft dit jaar niet plaatsgevonden.

Omdat er op rijksniveau een meer ketengerichte benadering van het veiligheids- en criminaliteitsbeleid wordt voorgestaan, zal de wijze van aanpak van het IVB gedeeltelijk langs andere indicatoren worden geformuleerd. Deze indicatoren zullen beter aansluiten bij de beleidsintenties- en ontwikkelingen op het gebied van het integraal veiligheidsbeleid.

De bronnen voor de prestatiegegevens betreffen achtereenvolgens de Koninklijke Horeca Nederland, de Integrale veiligheidsrapportage 2002, het Informatiepunt Lokale Veiligheid en de tussentijdse rapportage Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW).

Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingOnderwerpstartdatumeinddatumstand van zaken
4.2 Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP Integrale veiligheidsrapportage 2002september 2001maart 2002in oktober 2002 naar Tweede Kamer
 Evaluatie éénmalige intensiveringsbijdrage jeugd en veiligheid 2000–2001oktober 2001maart 2002in verband met doorlooptijd projecten zal de evaluatie pas in 2003 plaatsvinden

Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Om de doelstelling samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur te bereiken is in 2002 een aantal subdoelstellingen opgenomen. De realisatie van de subdoelstellingen wordt hieronder uitgewerkt.

Ten aanzien van de ontwikkeling van de beleidsvisie en -strategie voor de langere termijn op het gebied van informatiebeleid OOV-sector is een concept beleidsdocument opgesteld. Dit document is een eerste aanzet voor het informatiebeleid voor de sector.

In 2002 heeft BZK de beheer- en beleidsfunctie van bovenregionale en landelijke infrastructuur en applicaties (landelijke ICT-voorzieningen), alsmede het zorgdragen voor de homogenisering van de diverse applicaties en infrastructurele voorzieningen voor de sector Openbare Orde en Veiligheid (OOV-sector) als volgt ingevuld:

– BZK houdt zich bezig met het ontwikkelen van het beleid op dit terrein, en stuurt de uitvoeringsorganisaties ITO en ISC aan via contractmanagement.

– BZK heeft dit jaar de aandacht van politie meer verschoven naar onder meer brandweer- en ambulancesector.

– De Landelijke applicaties zijn in overeenstemming met de nieuwe technische staat van mogelijkheden gebracht, alsmede met de in het Bestek van de politie vastgelegde uitgangspunten.

Ten aanzien van de realisering van de inhaalslag op het terrein van de politie is de betreffende fase uit het ICT bestek doorlopen en zijn de begrotingen gerealiseerd.

Het streven was gericht eind 2002 het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) in 29 meldkamers te hebben ingevoerd. In 2002 is GMS in 25 regionale mono- en multidisciplinaire meldkamers bij 1 of meer diensten geïnstalleerd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In 2002 zijn ten aanzien het onderwerp beleidsvisie en -strategie op langere termijn, aan de hand van de Actieprogramma's Naar een veiliger samenleving en Bewust veiliger, de speerpunten van het informatiebeleid gedefinieerd en ontwikkeld.

Ten aanzien van de beheer- en beleidsfunctie voor bovenregionale en landelijke infrastructuur en applicaties voor de OOV-sector zijn de volgende activiteiten in gang gezet c.q. gerealiseerd:

– er is begonnen met de implementatie van de Nutsvoorziening Politie (basis voor een OOV-brede netwerkvoorziening komende jaren verder ontwikkeld);

– een OOV-brede beveiligingsarchitectuur is ontwikkeld;

– een gestructureerde afstemming met de Regieraad ICT Politie (inclusief de uitvoerende coöperaties) is gerealiseerd;

– landelijke applicaties zijn verder gehomogeniseerd en modulair uitgewerkt;

– er is een visie ontwikkeld over samenhang van het gebruik van landelijke ICT-voorzieningen binnen de OOV-sector en met andere veiligheidspartners: één datacommunicatiedienst, waarbij iedere partner wel zijn eigen virtuele netwerk houdt en eigen applicaties e.d. (effectievere communicatie en info-uitwisseling tussen de veiligheidspartners);

Ten aanzien van de ICT inhaalslag bij de politie zijn de volgende activiteiten in gang gezet c.q. gerealiseerd.

Het voorstel tot wijziging van de politiewet 1993 om de gewenste samenwerkingsvoorzieningen op het gebied van – in dit geval informatiehuishouding een wettelijke grondslag te geven is zo ver gevorderd dat het wijzigingsvoorstel in het voorjaar van 2003 voor consultatie aan de politieberaden kan worden aangeboden. Om tot aan de oprichting van een publiekrechtelijke rechtspersoon te kunnen voorzien in de behoefte aan coördinerende structuren hebben de ministers van BZK en Justitie op 14 februari 2002 samen met de korpsbeheerders twee coöperatieve verenigingen voor ICT bij de politie opgericht. De belangrijkste besluiten op het gebied van aanschaf, ontwikkeling, exploitatie en beheer van ICT zijn inmiddels (of worden binnenkort) vanuit de korpsen verlegd naar beide coöperaties. Verder is de bestaande verscheidenheid aan geld- en financieringsstromen opgeschoond met als doel deze zoveel mogelijk samen te voegen in de geïntegreerde begrotingen van de coöperaties. Op basis van jaarplannen en -begrotingen wordt de inhoudelijke inhaalslag verder vormgegeven.

Het installeren van GMS in de meldkamers verliep nagenoeg volgens planning, zodat eind 2002 in 25 meldkamers één of meerdere disciplines werken met GMS. De definitieve invoering van GMS in de resterende vier in 2002 geplande regio's is verschoven naar 2003.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 is € 84,9 mln voor voor ICT beschikbaar gesteld, € 95,5 mln is gerealiseerd. De uitgaven zijn met name besteed aan Regieraad ICT politie (€ 53,1 mln), ICT voorzieningen (€ 22,1 mln) zoals homogeniseren van applicaties, implementatie Nutsvoorziening en OOV-brede beveiligingsarchitectuur. Tevens is een bedrag van € 10,6 mln beschikbaar gesteld voor het Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS). Daarnaast zijn uitgaven gedaan voor beheer IT-organisatie (€ 9,7 mln), dit is inclusief de vermogensdotatie aan het ITO (zie jaarrekening).

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaarde 1–1–2002Streefwaarde 31–12–2002Gerealiseerd per 31–12–2002
4.3 Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur– aantal meldkamers van de BAP-diensten die voorzien zijn van een Geïntegreerd Meldkamer   
 Systeem (GMS)182925
 – beschikbaarheid 112 netwerk90,0%99,8%99,9%
 – beschikbaarheid Podacs netwerk90,0%99,8%99,5%

De definitieve invoering van GMS in de vier in 2002 geplande regio's is verschoven naar 2003. In 2003 zullen de resterende diensten en regio's GMS invoeren.

De bron voor de prestatiegegevens betreft de Informatie en Communicatie Technologie Organisatie (ITO).

Operationele doelstelling 4: Het realiseren van netwerk C2000

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Het rijk heeft haar planning en organisatie er op gericht de C2000-infrastructuur op 1 januari 2004 gereed te hebben. Gebleken is dat deze planning niet aansluit bij de planning van de veiligheidsregio's die in een aantal gevallen ruim later ligt. Dit door problemen die de veiligheidsregio's ondervinden bij de colokatie van hun meldkamers en twijfels over het juiste moment van regionale operationalisatie van C2000 en GMS. In 2002 is aan het netwerk C2000 verder gebouwd en door in nauw overleg te blijven met de veiligheidsregio's en mee te helpen oplossingen te zoeken voor hun planning en financiën, blijft alles erop gericht C2000 eind 2003 operationeel te laten zijn.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Eind 2002 is de eerste Kring (Zuid-Holland Noord, Noord-Holland Noord, Noord-Holland Zuid, Midden Nederland) opgeleverd, hetgeen inhoudt dat de C2000-infrastructuur in deze regio's is geïmplementeerd. Daarnaast is in 2002 een aanvang gemaakt met het bouwen en implementeren van Kring 2 (IJsselland, Twente, Groningen, Friesland, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Zuid-Holland-Zuid). Tevens is een aanvang gemaakt met de voorbereidingen voor de Drielandenproef in de grensgebieden. De koppeling GMS-C2000 is gerealiseerd.

Het aantal opstelpunten dat eind 2002 gerealiseerd is bedraagt 44. Het aantal opstelpunten dat eind 2002 in aanbouw is bedraagt 100, daarnaast zijn er 232 opstelpunten in voorbereiding. Het achterblijven van de opstelpunten op de begrote aantallen is te wijten aan de lange doorlooptijd voor het verkrijgen van bouwvergunningen. De bouw van de opstelpunten is pas op gang gekomen nadat het gewijzigde Bouwbesluit van kracht is geworden (15 augustus 2002), op dit moment vindt een inhaalslag plaats. De vastgestelde planning van de opstelpunten lijkt hierdoor niet in gevaar te komen.

Het contract voor de aanschaf van de benodigde radiobediensystemen (RABS) is op 12 december 2001 ondertekend. In 2002 zijn in de startregio 4 RABS geplaatst en 1 in de Drielanden-regio. Bovendien is bij ITO een Test- en Referentiesysteem (TRS) geplaatst. Het meldkamerpersoneel in deze regio's wordt opgeleid.

De regio Limburg-Zuid is vervroegd uitgerold om de uitvoering van de Drielandenproef (in de regio Aken-Luik-Maastricht) mogelijk te maken. Naar verwachting zal de uitvoering van de proefnemingen in de maanden maart en april 2003 plaatsvinden, eindrapport zal voor de zomer 2003 verschijnen.

De Bestuurlijke Informatieronde zal naar verwachting eind 2003 worden afgerond. Overleg over de bestuursovereenkomsten vindt nog steeds plaats, waarbij alle knelpunten zo goed mogelijk worden geïnventariseerd.

Daarnaast zijn in 2002 4 meldkamers in de Startregio aangesloten op het C2000 netwerk, 1 meldkamer in de Drielanden-regio en 1 meldkamer bij ITO. In totaal zijn er 6 in plaats van 4 meldkamers aangesloten op het C2000 netwerk.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 was het beschikbare budget voor C2000 € 98,0 mln waarvan € 94,0 mln is uitgegeven. Hiervan is 76% aangewend voor investeringen in het netwerk en 24% voor de exploitatie van het opgeleverde deel van het netwerk. Meer informatie is te vinden in de voortgangsrapportage (kamerstukken II, 2001/2002, 25 124, nr 24 en kamerstukken II, 2002/2003, 25 124, nr 26) en Verbindingen en Meldkamerdomein, die in december 2002 naar de Tweede Kamer is verzonden.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaarde 1-1-2002Streefwaarde 31-12-2002Gerealiseerd per 31-12-2002
Het realiseren van het netwerk–- opstelpunten netwerk C20004012044
C2000 –- aangesloten meldkamers op C2000 netwerk046

De bron voor de prestatiegegevens betreft de Informatie en Communicatie Technologie Organisatie (ITO).

Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingOnderwerpstartdatumeinddatumstand van zaken
4.4 Het realiseren van het netwerk C2000evaluatie project C2000 (monitoring)continucontinuHet C2000 project wordt continue geëvalueerd door een externe evaluatie-begeleider. Vanaf januari 2002 wordt deze taak uitgevoerd door Deloitte & Touche. In haar 2e voortgangsrapportage van november 2002 (bijlage 1 bij de voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer in december 2002) concludeert D&T onder andere dat er sprake is van een voldoende beheerst project en dat er gewerkt wordt binnen het oorspronkelijk projectbudget.
Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Openbare orde en veiligheid  
– Integraal veiligheidsbeleidBeleid wordt geïntensiveerd 
– ICT-infrastructuurBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
– Netwerk C2000Beleid wordt ongewijzigd voortgezet 

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4: Partners in veiligheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen46 668102 836200 833113 44687 387
1. apparaat3 2453 6289 5824 5525 030
2. integraal veiligheidsbeleid52 6406 11446 526  
3. ICT-infrastructuur39 93450 63197 77149 64148 130
4. netwerk C20003 48948 57740 84053 139– 12 299
      
Uitgaven100 488133 614247 351178 18369 168
1. apparaat3 1473 5058 7954 5524 243
2. integraal veiligheidsbeleid  49 0356 11442 921
3. ICT-infrastructuur40 55148 77495 50749 64145 866
4. netwerk C200056 79081 33594 014117 876– 23 862
      
Ontvangsten  4 312 4 312

De uitgaven op artikel 4.2 zijn hoger uitgevallen dan begroot bij ontwerp-begroting 2002 doordat gedurende het jaar middelen zijn toegevoegd aan het budget vanwege de afwikkeling van de vuurwerkramp in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam. De hogere uitgaven op artikel 4.3 hangen samen met het herschikken van budgettaire middelen om de planning en de bijbehorende uitgaven van de Regieraad met elkaar in overeenstemming te brengen.

BELEIDSARTIKEL 5: NATIONALE VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Wet veiligheidsonderzoeken.

De inzet op de taken van de AIVD in 2002 is in hoge mate beïnvloed door de gevolgen van de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, de gevolgen van de moord op Pim Fortuyn en de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV 2002). Bovendien moest in 2002 ook worden geanticipeerd op een mogelijke oorlog in Irak.

Door 11 september stond het jaar 2002 met name in het teken van terrorismebestrijding. De daartoe vanuit het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid ter beschikking gestelde verruiming van middelen bleek onvoldoende te zijn om de inmiddels noodzakelijk gebleken aanpak over langere termijn mogelijk te maken. Gedurende het jaar is sprake geweest van structureel zwaardere inzet. Dit heeft een zware wissel getrokken op de inspanningen die de dienst op andere terreinen heeft moeten verrichten om aan zijn wettelijke taakstelling te kunnen voldoen.

Op 29 mei 2002 is de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV2002) in werking getreden. Met het van kracht worden van de nieuwe WIV 2002 is tevens de wettelijke basis gelegd voor een nieuwe taak voor de AIVD, de inlichtingentaak buitenland.

In het Jaarverslag van de AIVD, het zogenaamde WIV-jaarverslag, wordt verantwoording afgelegd over de bevindingen van de dienst op de diverse gebieden waarop in 2002 de aandacht was gevestigd, alsmede over de wijze waarop de dienst zijn capaciteit heeft aangewend om tot deze bevindingen te komen, een en ander conform artikel 18 van de WIV2002.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De inzet op terrorismebestrijding heeft topprioriteit gekregen. Terroristen opereren met name in internationale netwerken; de bestrijding ervan vergt dan ook intensieve internationale samenwerking. Deze internationale samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten is niet vrijblijvend. Buitenlandse diensten zijn bereid informatie en ondersteuning te leveren, doch louter op basis van wederkerigheid, op straffe van uitsluiting. De omvang en intensiteit van dergelijke samenwerking is enorm toegenomen.

Internationale gremia zoals EU, NAVO en VN zijn ook aandacht gaan besteden aan het onderwerp terrorismebestrijding. De JBZ-raad en de Europese Raad zetten daarbij de toon. Onder andere werd op aanbeveling van de JBZ-raad de Counter Terrorist Group (CTG) opgericht door de veiligheidsdiensten van de EU-lidstaten.

Op nationaal niveau is direct na 11 september het Nationaal Actieplan Terrorisme en Veiligheid in interdepartementaal overleg opgesteld en voortvarend uitgevoerd. Met behulp van de bij het plan behorende extra middelen kon de AIVD in 2002 binnen korte tijd zijn informatiepositie met betrekking tot enkele terroristische groeperingen verbeteren en zowel op nationaal als op internationaal niveau de kwaliteit van de informatieuitwisseling verder vergroten. Ook de beveiligingsadviesfunctie kon worden versterkt.

Het actieplan plan was echter vooral gebaseerd op de ervaring van 11 september en de periode daarna. In 2002 is gebleken dat de verwachtingen ten aanzien van de AIVD groter zijn dan bij het formuleren van het Actieplan werd ingeschat. Het door de extra inspanning verkregen inzicht laat tevens zien dat de problematiek ernstiger was dan gedacht. In interdepartementaal overleg wordt dan ook gewerkt aan het herijken van genoemd actieplan. Nieuwe inzichten moeten immers worden gedeeld en leiden tot aangepast (of nieuw) integraal beleid op het gebied van terrorismebestrijding. Daarbij is inmiddels volstrekt duidelijk dat het huidig terrorisme alleen met een brede benadering kan worden aangepakt, waarbij steeds geëvalueerd moet worden welke instrumenten effectief zijn en welke minder effectief. In dat kader heeft terrorismebestrijding in 2002 ook vorm gekregen door middel van de aanpak van illegale migratiestromen, van financieringsstromen en proliferatie van NBCR-wapensEen ander element van de brede benadering van het verschijnsel terrorisme door de AIVD is het vroegtijdig onderkennen en helpen tegengaan van radicaliseringstendensen die onder meer aan de oppervlakte komen door anti-integratieve activiteiten. Op dit terrein heeft de AIVD het afgelopen jaar diverse keren belangendragers geïnformeerd over zorgwekkende ontwikkelingen en adviezen gegeven om deze tegen te gaan. Ook is een tweetal openbare AIVD-rapporten door de minister aan de Tweede Kamer aangeboden over deelaspecten: in het voorjaar was dit de nota over ongewenste bemoeienis met het islamitisch onderwijs en in het najaar verscheen de notitie over rekruteringen voor de jihad.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De AIVD heeft zijn onderzoek naar islamitisch terrorisme in 2002 verder uitgebreid. Op basis van dat onderzoek zijn in de loop van 2002 enkele tientallen personen in Nederland aangehouden die in verband konden worden gebracht met islamitisch terroristische groeperingen en netwerken. Verschillende van hen waren tevens betrokken bij de rekrutering van jongeren in Nederland voor de islamitische strijd.

Middels een nota over het fenomeen rekrutering voor de jihad die in december 2002 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is publiekelijk aandacht gevraagd voor het probleem dat sprake is van sympathie voor en zelfs bereidheid onder Nederlandse jongeren om deel te nemen aan de islamitische strijd. Hiermee is tevens gewezen op de noodzaak tegenwicht te bieden binnen islamitische gemeenschappen tegen radicalisering en rekrutering van moslimjongeren.

De AIVD heeft voorts extra geïnvesteerd in onderzoek naar getoonde interesse van terroristen in nucleaire, biologische en chemische (NBC) middelen. De inspanningen zijn erop gericht aandacht te vragen voor het onderkennen van en voorkomen van een mogelijk terroristische inzet van NBC middelen als wapen, of conventionele middelen met een NBC effect. Samenwerking en afstemming met kennis- en onderzoeksinstituten, opleidingsinstituten, beleidsdepartementen en het bedrijfsleven heeft geleid tot expertiseopbouw binnen de AIVD. De dienst maakt deel uit van de interdepartementale regiegroep NBC terrorisme, die de voorgenomen beleidsactiviteiten, zoals deze in april 2002 aan de Tweede Kamer zijn gerapporteerd in de voortgangsrapportage Tegengaan van terroristische aanslagen met NBC middelen, coördineert.

De AIVD heeft ook onderzoek verricht naar veiligheidsrisico's die gerelateerd zijn aan migratie. Het gaat hierbij om gebruik c.q. misbruik van migratiekanalen door politiek-religieusextremistische organisaties en buitenlandse inlichtingendiensten. Sinds de aanslagen van 11 september concentreert het onderzoek zich op gebruik c.q. misbruik van migratiekanalen door radicaal-islamitische groeperingen en/of personen. De AIVD heeft vooral de bij het migratiedossier betrokken uitvoeringorganisaties en beleidsinstanties (met name de Immigratie- en Naturalisatiedienst, IND) tijdig van informatie voorzien ter bevordering van hun taak. Verder heeft de AIVD nauw samengewerkt met bij het migratiedossier betrokken overheidsinstanties bij het tijdig identificeren van personen die migratiekanalen gebruiken om Nederland binnen te komen en die een gevaar kunnen vormen voor de nationale veiligheid. Voorts heeft de AIVD meegewerkt aan de tweede rapportage over mensensmokkel, getiteld Mensensmokkel in beeld, die februari 2003 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Een evaluatieonderzoek naar de organisatie en de effectiviteit van de inzet op het migratiedossier is in 2002 in gang gezet. Het onderzoek, dat enigszins vertraagd is, zal begin 2003 afgerond worden.

De gewelddadige dood van Pim Fortuyn betekent dat de voorstelbaarheidshorizon tegen het licht waarvan dreigingen tegen de democratische rechtsorde mede moeten worden geëvalueerd, is verlegd. Daar komt bij dat in de nasleep van deze zaak bij herhaling is gebleken, dat dreigementen politici niet onberoerd laten en daarmee het politieke debat beïnvloeden. Tegen deze achtergrond heeft de AIVD zich in het bijzonder moeten inspannen om de golf van dreigementen te duiden en de verantwoordelijke instanties van informatie te voorzien.

Sinds enige tijd valt voorts een toename te constateren van het persoonsgerichte geweld. De AIVD heeft in 2002 een groei geconstateerd van brandstichtingen bij transporteurs van dieren en vleesproducten, alsmede bij verwerkers van vlees. Onderzoek was en blijft gericht op het, door middel van een brede inzet aan inlichtingenmiddelen, vroegtijdig onderkennen van heimelijk opererende cellen radicale activisten, die grote materiële schade en/of lichamelijk letsel toebrengen.

In 2002 is de Inlichtingentaak buitenland verder vorm gegeven. Gelet op de hierboven aangegeven ontwikkelingen op het gebied van terrorismebestrijding, is de opbouw van deze belangrijke taak getemporiseerd. Hoewel mede daardoor nog geenszins op personele sterkte, is de directie Inlichtingen Buitenland in de tweede helft 2002 van start gegaan op basis van de aanwijzing van onderwerpen waarover de Minister President, in overeenstemming met de ministers van BZK en Defensie, op 10 juli 2002 heeft besloten. Die aanwijzing verliep op 1 januari 2003. Een nieuwe aanwijzing is in december 2002 ambtelijk voorbereid. Na goedkeuring door de ministers zal deze voor het hele jaar 2003 gelden.

Vitale onderdelen van de samenleving dienen in het bijzonder beschermd te worden tegen terroristische aanslagen. In het kader van de uitvoering van actiepunt 10 van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, is in 2002 het interdepartementale project Bescherming Vitale Infrastructuur gestart. De AIVD nam deel aan het project vanuit een adviserende, ondersteunende en alerterende rol. Het project heeft tot doel het vaststellen van maatregelen om de kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving door grootschalige verstoringen te verminderen. Het project zal in 2004 zijn afgerond.

Het afgelopen jaar heeft de AIVD slechts een zeer beperkte stap kunnen maken in de mate waarin van signals intelligence (SIGINT) gebruik kan worden gemaakt. Hiertoe was een fors en ambitieus investeringsprogramma opgesteld dat dankzij de middelen uit het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid al deels in 2002 had kunnen worden verwezenlijkt. Het tempo van besteding was echter afhankelijk van afspraken over de mate van samenwerking die met MIVD gemaakt konden worden. Uiteindelijk is deze overeenstemming pas eind oktober bereikt. Hierdoor kon het voor 2002 gereserveerde geld niet meer verantwoord besteed worden.

Het voorzitterschap en secretariaat van de in 2002 ter vervanging van het Bijzondere-informatiebeveiligingsberaad opgerichte Werkgroep Bijzondere informatiebeveiliging (WBI) berusten bij de directie Beveiliging van de AIVD. De WBI heeft tot taak te adviseren en voorstellen te doen inzake het beleid van de overheid op het gebied van de bijzondere informatiebeveiliging.

De WBI fungeert tevens als aansturend orgaan voor de cryptofaciliteit, welke is ondergebracht bij de AIVD. De inrichting van de cryptofaciliteit volgde op een besluit van de ministerraad van 31 mei 2002. Doel van de cryptofaciliteit is het stimuleren, coördineren en het leveren van bijdragen aan het realiseren van betrouwbare systemen en (cryptografische) producten of onderdelen daarvan voor de beveiliging van bijzondere informatie van de rijksoverheid. In 2002 is een begin gemaakt met de realisatie van de cryptofaciliteit. In 2003 moet de volledige implementatie zijn beslag krijgen.

Op het gebied van de Wet veiligheidsonderzoek (Wvo) is het totale werkaanbod ten opzichte van 2001 gestegen. De groei is met name toe te schrijven aan de toename van het aantal B-onderzoeken ten behoeve van de burgerluchtvaart, die de Koninklijke Marechaussee (KMar) onder mandaat van de AIVD verricht. In 2002 droeg de KMar aanzienlijk meer burgerluchtvaartonderzoeken voor nader onderzoek aan de AIVD over dan in voorgaande jaren het geval was. In verband met de verdere invoering van vertrouwensfuncties in de politiesector is voorts het aantal verrichte veiligheidsonderzoeken voor deze sector gestegen.

Als gevolg van het jaarlijks toenemende aantal initiële veiligheidsonderzoeken is de AIVD tot op heden niet in staat geweest om de uitvoering van herhaalonderzoeken ter hand te nemen. De AIVD zal eerst met de uitvoering van herhaalonderzoeken kunnen starten wanneer de voor 2004 en 2005 voorziene capacitaire uitbreiding een feit is.

In 2002 is de evaluatie van de uitvoerbaarheid van de Wet veiligheidsonderzoeken ter hand genomen. De evaluatie van de Wvo is breder aangepakt dan alleen evaluatie van de uitvoering van de wet. De resultaten zullen ter vaststelling begin 2003 in drie delen aan de Minister van BZK worden aangeboden, respectievelijk aangaande het Handboek Veiligheidsonderzoeken, de beleidslijn voor het aanwijzen van vertrouwensfuncties in verband met de integriteit van het openbaar bestuur en de feitelijke evaluatie van de uitvoerbaarheid van de Wvo.

Op het gebied van de bedrijfsvoering is in 2002 tenslotte een evaluatieonderzoek in gang gezet naar de interne reorganisatie van de dienst in 1998. Het eindrapport van de evaluatie, dat volgens de planning in 2002 gereed zou zijn, wordt in maart 2003 afgerond.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Naast intensiveringen op de gebieden waarvoor reeds in de ontwerp-begroting middelen beschikbaar gesteld waren, zijn gedurende 2002 aan de AIVD extra middelen toegekend voor uitvoering van veiligheidsonderzoeken voor de politie. Daarnaast heeft een desaldering plaats gevonden in verband met de vervroegde afloop van het Lockerbie-proces. Voorts zijn prijs- en loonbijstellingen toegekend. Het totaal van de oorspronkelijk vastgestelde begroting werd daardoor verhoogd tot € 67,383 mln.

Het begrotingsbedrag is in zijn geheel benut. Daarbij is ten behoeve van de extra inzet voor terrorismebestrijding binnen de personele begroting gerealloceerd ten opzichte van de initiële planning. Voorts heeft een reallocatie plaats gevonden van de personele naar de materiële begroting met het oog op enkele knelpunten in de sfeer van ICT en huisvesting. Ten aanzien van de huisvesting moest de AIVD in 2002 bovendien een meerjarige verplichting aangaan voor méér kantoorruimte, waardoor de toegestane verplichtingengrens is overschreden. Het aangaan van de verplichting, tegen het einde van het jaar, kon met het oog de op voorziene operationele omstandigheden niet meer worden uitgesteld.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Bij artikel 5 zijn geen operationele doelstellingen geformuleerd.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Internationaal strafhofBeleid ongewijzigd voortzetten 
NotificatieBeleid ongewijzigd voortzetten 
ICT-ontwikkelingenBeleid geïntensiveerd voortzettenPrioritering van materiële investeringen op ICT-gebied
Financieel onderzoekBeleid ongewijzigd voortzetten 
Nederlandse Antillen en ArubaBeleid ongewijzigd voortzetten 
TerrorismebestrijdingBeleid geïntensiveerd voortzettenPrioritering van thema's en aandachtsvelden en verbetering van werkprocessen

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5: Nationale VeiligheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen50 39860 16971 31763 5257 792
1. apparaat48 51058 23469 33361 5837 750
2. geheime uitgaven1 8881 9351 9841 94242
      
Uitgaven50 15259 41267 36563 5253 840
1. apparaat48 26457 47765 38161 5833 798
2. geheime uitgaven1 8881 9351 9841 94242
      
Ontvangsten1 4292 1831 1061 248– 142

BELEIDSARTIKEL 6: FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals onder meer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting en werking van het openbaar bestuur en van interbestuurlijke samenwerking

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Gemeenten en provincies

Dualisering gemeente- en provinciebestuur. Op 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur in werking getreden. Uit de eerste evaluatie, die op 22 oktober 2002 aan de Tweede Kamer is gezonden, komt naar voren dat gemeenten zeer serieus begonnen zijn om de verschillende elementen uit deze wet in de praktijk vorm te geven. Het wetsvoorstel dualisering provinciebestuur (inwerkingtreding 12 maart 2003) is in 2002 bij de Tweede Kamer ingediend en vervolgens bij de Eerste Kamer aanhangig gemaakt.

Door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur per 7 maart 2002 is een belangrijk deel van de gewenste structuurwijzigingen op lokaal niveau tot stand gebracht. Met de aanpassing van de bevoegdheidsverdeling in medebewindwetgeving (gepland voor 2004), zal de wijziging van de structuur worden gecomplementeerd. December 2002 heeft de Raad van State over het daartoe strekkende wetsvoorstel advies uitgebracht.

Nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de vraag of de Wet dualisering gemeentebestuur ook de gewenste cultuuromslag tot gevolg heeft gehad. Dit is ook niet goed mogelijk, omdat een wijziging van de cultuur over het algemeen niet in een korte periode haar beslag krijgt. De gemeenteraad, het college en de burgemeester zullen in de praktijk aan hun nieuwe positie moeten wennen. Vóór 1 januari 2005 zal de Wet dualisering gemeentebestuur geëvalueerd worden. Eerst op dat moment zal duidelijk worden in hoeverre er binnen gemeenten als gevolg van deze wet daadwerkelijk een wijziging in werkwijze en instelling heeft plaatsgevonden.

Gekozen burgemeester (nieuwe beleidsprioriteit in 2002). In het Strategisch Akkoord zijn de volgende beleidsvoornemens met betrekking tot de aanstellingswijze van de burgemeester opgenomen:

* Het afschaffen van het burgemeestersreferendum en van de openbare aanbeveling.

* Het voortzetten van de grondwetswijziging tot deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming.

* Het doen van nader onderzoek naar de implicaties van de verkiezing van burgemeesters voor de inrichting van het gemeentelijke bestuur, voor het gezag over de politie en voor de verhouding tussen burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.

* Het op basis van nader onderzoek regelen van de directe verkiezing van de burgemeester en de nadere condities.

Gemeentelijke herindeling. Aan de voor 2002 geformuleerde doelen op het terrein van gemeentelijke herindeling is het nodige werk verricht. Het beleid kenmerkte zich door zowel continuïteit als verandering. Enerzijds bereikte een viertal herindelingsvoorstellen het Staatsblad, waardoor in totaal zes nieuwe gemeenten werden gevormd, en werden voorstellen in voorbereiding genomen, gericht op herindeling per 1 januari 2004. Anderzijds werd op basis van het Strategisch Akkoord door de ministerraad een nieuw Beleidskader gemeentelijke herindeling vastgesteld.

Bestuur in stedelijke regio's. Het voornemen bestond om uiterlijk per 1 december 2002 wetgeving in werking te doen treden om blijvend te voorzien in verplichte samenwerking tussen gemeenten rond grote steden. Dit is niet gelukt door de val van het kabinet op 16 april 2002. Wel is de samenwerking verlengd tot 1 januari 2005.

Grensoverschrijdende samenwerking. Ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende samenwerking is in het afgelopen jaar gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het benodigd juridisch instrumentarium dat decentrale overheden in staat stelt hun grensoverschrijdende activiteiten van een passende publiekrechtelijke structuur te voorzien. Het gebruik van publiekrechtelijke samenwerkingsvormen verdient de voorkeur boven privaatrechtelijke. Decentrale overheden die grensoverschrijdend actief zijn, worden ondersteund bij het in kaart brengen en wegnemen van (juridische) knelpunten die bij grensoverschrijdende samenwerking bestaan. In 2002 is dit in het bijzonder gebeurd via een werkconferentie en door middel van projectfinanciering.

Transparantie financiële positie gemeenten. Het beleid betreffende het transparanter maken van de financiële positie gemeenten is in 2002 voortgezet. Een belangrijke stap is geweest dat er voor het eerst een Financieel overzicht gemeenten (FOG) is opgesteld. Dit overzicht schetst een meerjarige beeld over de ontwikkeling en uitgaven van de gemeenten. (Het FOG is als bijlage opgenomen bij de derde voortgangsrapportage Plan van aanpak transparantie, kamerstukken II, 2001/2002, 28 000B, nr 21).

Friese taal en cultuur. In 2002 is een werkgroep van start gegaan die is belast met de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur (Stcrt. 2001, 125). In die werkgroep zijn de betrokken ministeries en de provincie Fryslân vertegenwoordigd. In de Bestuursafspraak is opgenomen dat tussen Rijk en provincie een uitvoeringsconvenant zal worden ondertekend. Deze ondertekening zal begin 2003 plaatsvinden.

B. Rijksoverheid

Evaluatie Kaderwet adviescolleges. De doelstelling is dat de ministeries zich houden aan de Kaderwet Adviescolleges en aan de aanbevelingen die voortgekomen zijn uit de evaluatie van deze Kaderwet. Over het algemeen gaat dit redelijk tot goed. De toetsende rol van BZK blijft echter noodzakelijk om wildgroei van adviescolleges te voorkomen. Ten behoeve van de kennisverspreiding onder de ministeries over de aanbevelingen uit de evaluatie Kaderwet had BZK ingeschat drie brochures te moeten opstellen en twee kennisbijeenkomsten te organiseren. Bij nader inzien bleken een brochure over de aanbevelingen uit de evaluatie Kaderwet adviescolleges, een standpunt van de Minister van BZK op het Rob-advies en één kennisbijeenkomst voldoende te zijn. Voorts was beoogd (op verzoek van de Kamer) een analyse van het Vergoedingenbesluit adviescolleges te maken, hetgeen ook is gebeurd. Deze is in januari 2003 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Toepassing kaderstellende visie toezicht. De toezichtarrangementen voldoen aan de kaderstellende visie op toezicht. Dit is een meerjarig proces. Er is een goede start gemaakt doordat ministeries nu zelf een aantal toezichtarrangementen evalueren. Deze zullen vervolgens door de interdepartementale Ambtelijke Commissie II, waarvan BZK het secretariaat voert, vanaf 2003 worden getoetst.

Toepassing beleidsvisitaties bij de rijksoverheid. Realisatie ontkokerde werkwijze van twee interdepartementale beleidsterreinen; te weten waterbeheer en alcoholbeleid. Door verschillende omstandigheden heeft het project vertraging opgelopen. Hierdoor worden de beleidsvisitaties in het eerste kwartaal van 2003 afgerond.

C. Interbestuurlijke samenwerking

Realisering BANS-afspraken. De doelstelling was om 80% van de afspraken te realiseren. Van de 123 BANS-afspraken zijn in de afgelopen drie jaar 71 afspraken (57,7%) voltooid. Totaal 35 afspraken (28,5%) zijn van de BANS-agenda afgevoerd, omdat zij niet meer actueel waren of al buiten het kader van het BANS werden uitgevoerd. De overige 17 afspraken (13,8%) waren tijdens het Overhedenoverleg van 24 april 2002 nog in uitvoering.

Voltooiing 2e fase regioconvenanten. In 2002 is ingezet op de voltooiing van de regioconvenanten fase 2 tussen het kabinet en Oost-Nederland en tussen het kabinet en de Alliantie Zuid-Nederland.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. Gemeenten en provincies

Dualisering gemeente- en provinciebestuur. De Wet dualisering gemeentebestuur is in maart 2002 in werking getreden, terwijl het wetsvoorstel dualisering provinciebestuur en het voorstel voor de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur door de Tweede Kamer in 2002 zijn aanvaard en bij de Eerste Kamer aanhangig gemaakt. Voorts heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Het voorstel voor de Aanpassingswet dualisering provinciebestuur en het wetsvoorstel dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden zijn in 2002 ambtelijk voorbereid.

In 2002 heeft in het kader van de Vernieuwingsimpulsen dualisme en lokale provinciale democratie een groot aantal activiteiten plaatsgevonden om de cultuurverandering bij gemeenten en provincies te ondersteunen, zoals de ondersteuning van de totstandkoming van een griffiersnetwerk, verschillende congressen en informatieverstrekking via de website, verschillende handreikingen en de helpdesk.

Gekozen burgemeester (nieuwe beleidsprioriteit in 2002). Met de uitvoering van het Strategisch Akkoord op het punt van de aanstellingswijze van de burgemeester is wel een begin gemaakt. De volgende acties zijn ondernomen:

* Een wetsvoorstel tot afschaffing van het burgemeestersreferendum en afschaffing van de openbare aanbeveling is op 15 januari 2003 aan de Koningin aangeboden ter advisering door de Raad van State.

* Het voorstel tot herziening van de Grondwet in verband met de deconstitutionalisering van de burgemeester is in tweede lezing ingediend bij de Tweede Kamer en is gereed voor plenaire behandeling.

* Door de Erasmus Universiteit Rotterdam zijn, in aanvulling op het bestaande onderzoek dat door de Staatscommissie-Elzinga en de commissie-Van Thijn al was verricht, een tweetal onderzoeken verricht, respectievelijk in 2001 en in 2002. Beide onderzoeken betreffen het burgemeestersbestel en de wijze van aanstelling van burgemeesters in het buitenland.

* Met verschillende deskundigen uit de wetenschap (staatsrechtgeleerden, bestuurskundigen) en met personen uit de praktijk van het openbaar bestuur (waaronder burgemeesters) zijn diverse expertmeetings belegd over de invoering van de direct gekozen burgemeester.

Gemeentelijke herindeling. Het nieuwe beleidskader, respectievelijk de aankondiging hiervan, heeft geleid tot een heroverweging van activiteiten, die voor 2002 in gang waren gezet of waartoe voornemens waren aangekondigd. De in de vorige kabinetsperiode geëntameerde herindelingsprocedure voor de regio Eindhoven-Helmond heeft geresulteerd in een wetsvoorstel, waarvan het kabinet de verdere behandeling heeft opgeschort, nadat het demissionair is geworden. In 2002 is de Tweede Kamer een Kwaliteitsmonitor Gemeentelijke Herindeling aangeboden. De voor 2002 aangekondigde analyse van een aantal gebieden in Nederland op maatschappelijke knelpunten bij bestuurlijke opgaven, als vervolg op de Stuurgroep krachtige gemeenten, is niet verricht. In het licht van het Beleidskader ligt het op de weg van provinciebesturen om dergelijke analyses te verrichten, of hiervoor voorwaarden te scheppen. In 2002 heeft hierover ook met een aantal provinciebesturen overleg plaatsgevonden. Aan de bestuurskrachtmonitor van de provincie Limburg is financieel bijgedragen.

Bestuur in stedelijke regio's. Het Wetsvoorstel bestuur in stedelijke regio's was geagendeerd voor plenaire behandeling op 16 april 2002, maar de val van het kabinet op die dag heeft dat verhinderd. Vervolgens is het wetsvoorstel controversieel verklaard. Op basis van het Strategisch Akkoord van het kabinet-Balkenende is op 20 december 2002 een beleidsnotitie aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II, 2002/2003, 28 757, nr 1), waarin een alternatief wordt geschetst voor het genoemde wetsvoorstel.

Begin 2002 was reeds de Wet Extra verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet bestuur in verandering zijn getroffen gepubliceerd (Stb. 2002, 78), waardoor ondanks het uitblijven van nieuwe wetgeving de samenwerking voorlopig kan worden voortgezet. Bij koninklijk besluit (Stb. 2002, 655) kunnen de huidige Kaderwetgebieden tot uiterlijk 1 januari 2005 worden voortgezet op basis van de Kaderwet bestuur in verandering.

Transparantie financiële positie gemeenten. In het kader van het plan van aanpak transparantie waarvan het jaarlijkse financieel overzicht gemeenten en de periodieke onderhoudsrapportage over de verdeling van het gemeentefonds onderdelen zijn is, is conform het plan het onderzoek gestart om de data die daarvoor nodig zijn te verbeteren. De bedoeling is dat de gemeentelijke producten daarvoor de basis zullen gaan vormen.

B. Rijksoverheid

Evaluatie Kaderwet adviescolleges. Er is een brochure gemaakt in de vorm van een checklist benoemingen adviescolleges en een standpunt van de Minister van BZK op het Rob-advies.

In juli 2002 is een kennisbijeenkomst georganiseerd voor de contactpersonen adviescolleges van de ministeries. Tevens zijn bilaterale gesprekken met ministeries gevoerd.

Toepassing kaderstellende visie toezicht. BZK heeft het proces voorbereid middels een brochure checklist toezicht en door het organiseren van een bijeenkomst in juli 2002 ten behoeve van de ministeries. Deze checklist toezicht is aan de ministeries aangeboden op basis waarvan de ministeries hun eigen toezichtarrangementen konden evalueren. Vanaf 2003 zal een ambtelijke commissie toezicht toetsen of de ministeries aan de kaderstellende visie toezicht voldoen

Toepassing beleidsvisitaties bij de rijksoverheid. De visitatiecommissies waterbeheer en alcoholbeleid zijn eind 2002 van start gegaan. BZK begeleidt en ondersteunt deze visitatietrajecten per ministerie.

C. Interbestuurlijke samenwerking

Realisering BANS-afspraken. In 2002 hebben kabinet, IPO en VNG een gezamenlijke evaluatie uitgevoerd van de afspraken die in het kader van het bestuursakkoord-nieuwe-stijl (BANS) in 1999 zijn gemaakt. Tijdens het zesde Overhedenoverleg op 24 april 2002 hebben zij aanbevelingen over inhoud en karakter van de toekomstige interbestuurlijke samenwerking gedaan. Deze aanbevelingen zijn door de toenmalige Minister van BZK gezonden aan de kabinetsinformateur.

De drie partijen waren eenstemmig in hun wens de interbestuurlijke samenwerking voort te zetten. Het Overhedenoverleg zou een platform moeten zijn voor interbestuurlijke samenwerking en – meer dan voorheen visieontwikkeling. Het toenmalige kabinet, IPO en VNG stelden voor de volgende onderwerpen in een vervolg-bestuursakkoord aan de orde te laten komen: sociale infrastructuur, jeugdbeleid, platteland, veiligheid, water, kwaliteit openbaar bestuur en de financiële verhoudingen tussen overheden.

In de tweede helft van 2002 hebben oriënterende gesprekken tussen de drie partijen plaatsgevonden over een vervolgbestuursakkoord. Na de val van het kabinet hebben partijen besloten de nadere uitwerking van de interbestuurlijke samenwerking aan een volgend kabinet over te laten. Reeds lopende trajecten zoals de vitalisering platteland en het waterbeleid zijn voortgezet.

Voltooiing 2e fase regioconvenanten. In het afgelopen begrotingsjaar hebben de regioconvenanten in het teken van de voorbereidingen gestaan die noodzakelijk zijn voor de in de komende kabinetsperiode te realiseren investeringsprogramma's. Het accent is hierdoor komen te liggen op de afstemming tussen Rijk en landsdelen in het kader van de ICES. Met name de indiening van projectvoorstellen en de discussie over de totstandkoming van evenwichtige paketten binnen verschillende financiële scenario's voor de investeringsprograma's hebben het afgelopen jaar centraal gestaan. In de op 15 april 2002 aan de Tweede Kamer gezonden Bouwstenenbrief wordt door het Kabinet een uitvoerige beschrijving gegeven van de actuele stand van zaken. Ik verwijs u voor verdere details kortheidshalve naar deze brief van het Kabinet.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

A. Gemeenten en provincies

Dualisering gemeente- en provinciebestuur. De algemene uitkering aan het gemeentefonds is in 2002 met € 22,012 mln verhoogd in verband met de kosten die aan duale systeem zijn verbonden. Van dit bedrag dient € 11,345 mln ter compensatie van de directe kosten voor de ontvlechting van het wethouderschap en het raadslidmaatschap. Het resterende bedrag dient ter compensatie van de kosten die verband houden met de (geleidelijke) invoering van de griffier en de rekenkamerfunctie.

De budgetten voor de Vernieuwingsimpulsen ter hoogte van € 0,9 mln voor de gemeenten en € 0,130 mln voor de provincies zijn niet overschreden. De afrekening dient nog plaats te vinden, zodat de exacte bedragen nog niet bekend zijn.

B. Rijksoverheid

Evaluatie Kaderwet adviescolleges. De kosten zijn lager uitgevallen omdat er een brochure en een standpunt van de Minister van BZK zijn verschenen in plaats van de beoogde drie brochures. Er is één kennisbijeenkomst gehouden in plaats van de geplande twee.

Verder is de analyse Vergoedingenbesluit adviescolleges in eigen beheer gedaan.

Toepassing kaderstellende visie toezicht. De kosten zijn binnen het geraamde bedrag gebleven. Het toetsen van de toezichtarrangementen heeft een doorlooptijd t/m 2005.

Toepassing beleidsvisitaties bij de rijksoverheid. De kosten zijn iets hoger uitgevallen door extra werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de uitvoering van de beleidsvisitatie alcoholbeleid succesvol te laten verlopen.

C. Interbestuurlijke samenwerking

De kosten zijn binnen het geraamde bedrag gebleven.

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

In de begroting voor 2002 is aangegeven dat de wethouderssalarissen structureel moeten worden verhoogd, met het oog op een goed openbaar bestuur bij gemeenten. De achterliggende gedachte is dat door het wegnemen van drempels de toetreding van gekwalificeerde ambtsdragers kan worden bevorderd.

De bestuurscompetenties voor burgemeesters genieten een grote bekendheid onder de gemeenten waar een vacature is. Uit een evaluatie, uitgevoerd onder gemeenten die hebben gewerkt met de methodiek bestuurscompetenties, blijkt dat de methodiek de helderheid en kwaliteit van de selectieprocedure heeft bevorderd.

De beroepsorganisatie van burgemeesters organiseert vanaf 2002 in verschillende regio's van het land intervisiegroepen. Gezien het aantal deelnemers blijkt het instrument goed aan te sluiten bij de behoeftes van burgemeesters.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer heeft de verhoging van de wethouderssalarissen per 1 januari 2002 plaatsgevonden. Bij de gewijzigde beloningsstructuur voor wethouders ligt de nadruk op een verhoging van de bedragen geldend voor kleine en middelgrote gemeenten. Het wethouderssalaris is op circa 90% van het burgemeesterssalaris gesteld (vierde periodiek). Om het inkomenseffect voor wethouders in de kleine gemeenten te versterken is de tijdbestedingsnorm in gemeenten met minder dan 18 000 inwoners verhoogd.

Ook voor raadsleden is de hoogte van de vergoeding voor de werkzaamheden aangepast, waarbij eveneens de nadruk is gelegd op de raadsleden in de kleinere gemeenten.

Er is een handreiking beschikbaar gesteld om bekendheid te geven aan de methodiek bestuurscompetenties voor burgemeesters. Ter stimulering en bevordering van de toepassing van de methodiek bij het opstellen van de profielschets en het voeren van de selectiegesprekken is, in overleg met de commissarissen van de Koningin, aan een aantal pilot-gemeenten subsidie verleent ten behoeve van externe begeleiding.

Op basis van de pilot intervisie in Noord-Brabant is een handreiking beschikbaar gesteld aan alle burgemeesters ten einde bekendheid te geven aan het instrument. In overleg met de beroepsorganisatie van burgemeesters is de organisatie van BZK overgegaan naar de beroepsorganisatie.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De kosten van het voorstel met betrekking tot de wethouderssalarissen waren in de begroting 2002 geraamd op € 13,6 mln. De uiteindelijke kosten bedragen structureel € 13,34 mln. De gemeenten dragen 50% van deze kosten. De andere helft wordt door het Rijk gefinancierd te weten € 6,67 mln. De kosten voor de periode van 1 januari tot 1 maart 2002 komen voor rekening van de gemeenten in lijn met de daartoe uitgesproken bereidheid van de VNG. Het resterende benodigde bedrag is in de begroting 2002 gedekt vanuit de BZK-begroting. Per 2003 wordt € 6,67 mln structureel gecompenseerd via het gemeentefonds.

Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Subsidiëring politieke partijen. In dit kader is op 23 april 2002 de notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstukken II, 2001/2002, 27 422, nr 6). De notitie bevat bouwstenen voor de gedachtevorming en debat tot wijziging en aanvulling van de huidige wet. Centrale gedachte is de Wet subsidiëring politieke partijen uit te breiden tot een wet op de partijfinanciering. De keuzes en opties in de notitie hebben betrekking op:

1. het wijzigen van het systeem van overheidssubsidie.

2. het aanscherpen van de regels over giften en partijsponsoring.

3. de mogelijkheid van het bieden van overheidssteun aan lokale politieke partijen in de toekomst.

4. het op termijn belasten van een onafhankelijk orgaan met de uitvoering van de wetgeving over partijfinanciering en met het toezicht op de naleving van de voorschriften.

Verder is het subsidiebudget van politieke partijen verhoogd. Per 1 januari 2001 is het subsidiebedrag voor politieke partijen verhoogd met € 2,269 mln. Per 1 januari 2002 is het subsidiebedrag nogmaals verhoogd met dezelfde bedragen. Hiermee is de subsidie aan de politieke partijen uiteindelijk meer dan verdubbeld ten opzichte van het beschikbare bedrag in 2000 (zie punt 3).

Participatie (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur. Het streven in 2002 was gericht op een grotere participatie van (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur. De streefcijfers zijn helaas niet gehaald. Uit de jaarlijkse voortgangsrapportage is gebleken dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002 het aandeel vrouwen in de gemeenteraden licht is gestegen van 23% naar 23,5%, maar het aandeel vrouwelijke wethouders is gedaald van 17,4% naar 16,8%. Deze cijfers zijn nagenoeg hetzelfde als 10 jaar geleden: in 1992 was 21,6% van het aantal gemeenteraadsleden vrouw en was het aandeel vrouwelijke wethouders 17,2%. Waar het gaat om de participatie van vrouwen in de Tweede Kamer, is het aandeel in 2002 gedaald naar 34% ten opzichte van 36% bij de vorige TK-verkiezingen in 1998. Voor vrouwelijke ministers is een achteruitgang zichtbaar van 4 naar 1 en voor vrouwelijke staatssecretarissen van 5 naar 4. Over de participatie van allochtone vrouwen kan nog het volgende worden vermeld. In vervolg op het zgn. Kweekvijverproject hadden zich voor de gemeenteraadsverkiezingen 26 allochtone vrouwen gekandideerd en voor de Tweede Kamer 2. Van de 55 allochtone vrouwen die zijn gekozen in de gemeenteraden in maart 2002 zijn er 10 direct gekozen vanuit de cursus. Daarnaast zijn 11 vrouwen uit de cursus geïnstalleerd als duo-raadslid en zijn 9 vrouwen in de plaatselijke, provinciale en landelijke besturen van hun politieke partij gekozen. Beide kandidaten voor de Tweede Kamer zijn niet gekozen.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Subsidiëring politieke partijen. Het subsidiebedrag is verhoogd zoals was voorgenomen (Wet verhoging subsidiebedragen van 25 juni 2002, nr 308). Voor de Notitie Herijking Wet subsidiëring politieke partijen geldt, dat de notitie verschenen is, maar het formuleren van wetsvoorstellen met betrekking tot de wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen is afhankelijk van de nadere gedachtevorming over de voorstellen en opties in de notitie. Deze heeft nog niet plaatsgevonden.

Participatie (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur. Jaarlijks vindt een voortgangsrapportage plaats. Verder wordt er een volgsysteem ontwikkeld om te zien hoe de politieke carrières van allochtone vrouwen verlopen en in 2003 worden voor het eerst coachingsactiviteiten voor nieuwgekozen allochtone vrouwen aangeboden. Onderzoek naar de uitstroom van raads- en statenleden is in juli 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden (brief van 8 juli 2002, BW2002/78 273). De ontwikkelingen in de participatie van allochtone en autochtone vrouwen in de politiek zijn in de voortgangsrapportage in kaart gebracht. Naar aanleiding van aanbevelingen en het resultaat van onderzoek naar het draaideureffect zijn in 2002 «pilotprojecten en oriëntatiecursussen voor politiek geïnteresseerde burgers» in een aantal gemeenten voorbereid. De coaching activiteiten konden niet worden uitgevoerd, omdat de subsidie pas in december 2002 beschikbaar werd gesteld. Voorts zijn verkiezingscampagnes op kleine schaal ondersteund door middel van een subsidie voor freecards.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Subsidiëring politieke partijen. Het totale jaarlijkse subsidiebudget ten behoeve van de subsidiëring van politieke partijen was in de begroting van 2001 geraamd op ongeveer € 9 mln. Uiteindelijk is € 11,281 mln subsidie aan de politieke partijen toebedeeld. De verdeling van de subsidie is namelijk niet budgettair neutraal. De uitkomsten van de Tweede Kamerverkiezingen hebben twee gevolgen gehad voor de hoogte van de subsidietoedeling. Ten eerste is de hoogte van het subsidiebedrag afhankelijk van het totaal aantal partijen, dat in aanmerking komt om subsidie te ontvangen. Voor iedere politieke partij geldt een algemeen deel dat bestaat uit een basisbedrag verhoogd met een bedrag dat wordt berekend door het aantal kamerzetels van de partij te vermenigvuldigen met een vast bedrag. Ten tweede wordt de wijziging in de toe te kennen subsidiebedragen vier maanden later gerealiseerd nadat de Tweede Kamer in gewijzigde samenstelling bijeen gekomen is. Dit geldt zowel in de situatie dat het nieuwe zeteltal van de partij leidt tot een hoger als tot een lager maximum subsidiebedrag. Dit uitstel van de aanpassing van de subsidie biedt in dat geval bij wijze van gewenningsperiode de gelegenheid voor de organisatie om zich op de nieuwe financiële situatie in te stellen.

Participatie (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur. Het budget ruim € 90 000 voor deze activiteiten en nog enkele kleine projecten is volledig uitgegeven.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
6.2 Dualisering gemeente- en provinciebestuurBeleid wordt voortgezet 
Gekozen burgemeester (nieuw in 2002)Ontwikkeling beleid hangt af van het nieuwe kabinet 
Gemeentelijke herindelingBeleid wordt voortgezet 
Bestuur in stedelijke regio'sOntwikkeling beleid hangt af van het nieuwe kabinet 
Grensoverschrijdende samenwerkingBeleid wordt voortgezet 
Transparatie financiële positie gemeentenBeleid wordt voortgezet 
Friese taal en cultuurBeleid wordt voortgezet 
BANSPartijen willen interbestuurlijke samenwerking voortzetten. In de nieuwe kabinetsperiode betekent dit een intensivering van beleid 
RegioconvenantenGezien de beperkte beschikbaarheid van middelen en onzekerheid over de verdere voortgang is hierover nog geen uitsluitsel te geven 
KetenregieBeleid wordt geïntensiveerdImplementatie van ketenregie op grote schaal d.m.v. pilots, onderzoek, congressen
6.3 Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragersBeleid wordt voortgezet 
6.4 Subsidiëring politieke partijenBeleid wordt voortgezet 
Participatie (allochtene) vrouwen in politiek en openbaar bestuurBeleid wordt voortgezet 

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6: Functioneren Openbaar BestuurRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen20 09425 27976 10135 49040 611
1. apparaat6 9517 4848 0018 0010
2. inrichting en werking openbaar bestuur3 0616 24549 24314 83834 405
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 6255 4776 2685 370898
4. faciliteren politieke partijen4 4576 07312 5897 2815 308
      
Uitgaven19 75223 95951 67235 49016 182
1. apparaat6 8857 4697 8618 001– 140
2. inrichting en werking openbaar bestuur2 9705 77826 48114 83811 643
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 4415 5996 0495 370679
4. faciliteren politieke partijen4 4565 11311 2817 2814 000
      
Ontvangsten2026434 9011774 724

De hogere uitgaven op artikel 6.2 hebben betrekking op het compenseren van de met de herindeling Den Haag samenhangende frictiekosten aan de randgemeenten Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk.

BELEIDSARTIKEL 7: INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Met inzet van ICT bevorderen van een toegankelijke en meer responsieve overheid en bevorderen dat de gegevens omtrent de identiteit van burgers zorgvuldig worden vastgesteld, vastgelegd en gebruikt.

Deze beleidsdoelstelling is gericht op alle burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De Minister van BZK is er voor verantwoordelijk dat alle overheidsorganisaties, en zeker de Rijksoverheid, worden gestimuleerd om informatie- en communicatietechnologie (ICT) te benutten om de volgende effecten te bereiken:

– een toegankelijke en aanspreekbare (responsieve) overheid: een overheid die:

* openheid toont door informatie ook elektronisch beschikbaar te stellen,

* open staat voor signalen vanuit de omgeving, ook als deze langs elektronische weg zijn ontvangen,

* adequaat reageert op die signalen,

* verantwoording aflegt over haar handelen;

– een beter presterende overheid: een overheid die:

* beter haar doelen bereikt (effectiever is),

* met lagere kosten (efficiënter is),

* op een klantvriendelijke wijze,

* afgestemd op de verwachtingen van burgers, bedrijven en instellingen;

– een overheid die persoonsgegevens zorgvuldig vaststelt, vastlegt en gebruikt;

– een overheid die in het gebruik van ICT tot de koplopers in Europa behoort.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van de verbetering van de publieke dienstverlening, van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en van de participatie in het beleidsproces zoals neergelegd in de nota's Elektronische overheid en Contract met de Toekomst

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De in de begroting 2002 vastgestelde doelstelling was een toegankelijke, transparante en efficiënte overheid met een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet het product maar de wensen van burgers en bedrijven centraal staan. De concrete streefwaarden hiervoor waren:

– 15% van de publieke beleidsmakende instanties (oftewel ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten) heeft een website met interactieve beleidvormingsinstrumenten (participatie);

– alle gemeenten in Nederland een site op Internet (toegankelijkheid). Dit moet ertoe leiden dat eind 2005 100% van de publieke instanties voldoet aan de minimum richtlijnen omtrent democratische basisinformatie op de website (toegankelijkheid);

– minimaal 25% van de totale publieke dienstverlening elektronisch kunnen worden uitgevoerd (dienstverlening).

Eind 2002 heeft 15,2% van de publieke beleidsmakende instanties (oftewel ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten) een website met interactieve beleidvormingsinstrumenten. Hiermee is de begrotingsdoelstelling voor 2002 gehaald.

Bij het uitbrengen van deze verantwoording heeft 99% van de gemeenten een website. Ook deze doelstelling is daarmee behaald. De resterende 6 gemeenten (Hunsel, Kessel, Beesel, Venray Wijde Meren en Anna Paulowna) zullen in de eerste helft van 2003 online zijn. In 2002 was de oplevering voorzien van twee majeure informatiebronnen op internet, het overheidswettenbestand en de Staatsalmanak. In het operationeel worden van beide bestanden is vertraging opgetreden; in plaats van eind 2002 wordt dit voorjaar 2003, gelijktijdig met de introductie van de derde versie van de portalwebiste www.overheid.nl. De gegevens uit de Staatsalmanak, welke voorheen op papier werden gepubliceerd, zullen in deze website worden geïntegreerd. De vertraging met betrekking tot de overheidswettenbank is ondervangen doordat leverancier Sdu in die tijd een versie van haar eigen wettenbank via www.overheid.nl kosteloos toegankelijk houdt voor het publiek.

De streefwaarde ten aanzien van elektronische dienstverlening was dat eind 2002 minimaal 25% van de totale publieke dienstverlening elektronisch moet kunnen worden uitgevoerd. Deze doelstelling bleek eind 2001, dus een jaar eerder dan aangekondigd, gerealiseerd. Eind 2002 lag het percentage op 34% voor burgers en 30% voor bedrijven.

Op 4 februari 2002 hebben de voormalige ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Grote Stedenen Integratiebeleid de Tweede Kamer geïnformeerd (kamerstukken II, 2002/2003, 28 000 VII, nr 50) over hun besluit om de richting van het project Kiezen op Afstand (KOA) te heroverwegen. Een heroverweging werd door de bewindslieden noodzakelijk geacht, omdat uit een Europese Aanbestedingsprocedure was gebleken dat de markt in onvoldoende mate garanties kon geven omtrent de haalbaarheid van de betrouwbaarheid- en beschikbaarheidseisen die gesteld werden aan een (ICT-) systeem om elektronisch kiezen op afstand bij echte verkiezingen te beproeven. Een andere reden was de hoge kosten die aan de ontwikkeling van een dergelijk systeem verbonden zouden zijn. De heroverweging van project KOA is in juni 2002 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II, 2003/2003, 28 000 VII, nr 63). Op 29 oktober 2002 en 5 november 2002 heeft hierover overleg met de Tweede Kamer plaatsgevonden.

Als gevolg van de heroverweging is besloten niet bij de verkiezingen voor Provinciale Staten in 2003, maar bij de verkiezingen voor het Europees Parlement op 10 juni 2004 te experimenteren. Bij die verkiezingen zullen twee experimenten worden gehouden, te weten:

– experiment met pc en/of telefoonstemmen voor de kiezers in het buitenland;

– experiment met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. Dienstverlening. De inspanningen op het terrein van de elektronische dienstverlening zijn in 2002 onverminderd voortgezet. Het afgelopen jaar is binnen het programma Overheidsloket 2000, dat een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van vraaggestuurde dienstverlening via één loket, een groot aantal geplande generieke instrumenten zoals handboeken en ICT-tools opgeleverd. In december 2002 is dit programma beëindigd. Bij de ICTU is een voorziening getroffen waardoor deze kennis voor publieke dienstverleners beschikbaar blijft.

Met betrekking tot de pro-actieve dienstverlening is rijksbreed een handboek verspreid met daarin voorbeelden en handreikingen. Om pro-actieve dienstverlening in praktijk te brengen is de Stimuleringsregeling Pro-actieve Dienstverlening in het leven geroepen (Stcrt. 2002, 28, pag. 9) De 6 pilots die uit hoofde van deze regeling zijn gefinancierd, worden in 2003 afgerond. Een belangrijke randvoorwaarde voor pro-actieve dienstverlening is privacy, en dan met name het recht van de burger op de regie over de eigen persoonsgegevens. De hierover toegezegde onderzoeken zijn uitgevoerd.

Om een zo volledig mogelijk aanbod van elektronische diensten te verwezenlijken, zijn in 2001 de gemeenten Eindhoven/Helmond, Enschede en Den Haag verkozen tot super-pilot gemeenten. Om de kennisuitwisseling en samenwerking een betere invulling te kunnen geven is eind 2002 de looptijd van het Convenant met een jaar verlengd tot eind 2004.

B. Toegankelijkheid. Om de toegankelijkheid van bestuurlijke informatie te vergroten is de Stimuleringsregeling Interactieve Beleidsvorming in het leven geroepen (Stcrt. 2002, 17, pag. 10), uit hoofde waarvan gemeenten, provincies, waterschappen en kaderwetgebieden een bijdrage kunnen krijgen voor het plaatsen van een Raadsinformatiesysteem op hun website. Inmiddels zijn 50 bijdragen verstrekt. De regeling loopt tot 1 januari 2004.

De subsidieregeling die eind 2001 gestart is (Stcrt. 2001, 202, pag. 8), en die zich vooral richtte op het restant gemeenten zonder website heeft in zeer belangrijke mate bijgedragen aan het behalen van de doelstelling om alle gemeenten op internet te krijgen. Met name het advies op maat, dat in het kader van deze regeling door adviseurs van Advies Overheid.nl aan gemeenten is gegeven, is vaak van doorslaggevend belang geweest.

Het in de nota Contract met de Toekomst aangekondigde gebruikerspanel, dat de ervaringen en wensen van burgers en bedrijfsleven met betrekking tot het ICT beleid van de overheid in kaart moest brengen, heeft een plaats gekregen binnen het programma Burgeroverheid.

C. Participatie. Om de doelstelling van 15% van de publieke beleidsmakende instanties met een website met interactieve beleidvormingsinstrumenten te realiseren is de Stimuleringsregeling Interactieve Beleidsvorming in het leven geroepen (Stcrt. 2002, 17, pag. 10). Uit hoofde hiervan kunnen gemeenten, provincies, waterschappen en kaderwetgebieden een bijdrage krijgen voor het experimenteren met internetgereedschappen (chats, opiniepeilingen). In 2002 zijn 46 bijdragen verstrekt. XPIN, het expertisebureau Inovatieve Beleidsvorming heeft in 2002 actief bijgedragen om binnen de groep van experts en vernieuwers van innovatieve beleidsvorming te makelen en schakelen in kennis.

Naar aanleiding van de beleidsnota Contract met de toekomst zijn sinds januari 2002 drie ICT-kanskaarten opgestart. In 2002 zijn twee ICT-kanskaart trajecten volledig afgerond: de ICT-kanskaart Jeugd en de ICT-kanskaart Voedselveiligheid. Daarnaast is in 2002 de ICT-kanskaart Toezicht & Handhaving opgestart.

De activiteiten in het kader van Kiezen op Afstand die in de begroting van 2002 waren voorzien zijn ook uitgevoerd. Voor zowel het landelijk raadpleegbaar kiezersregister als het zogenaamde virtuele stemlokaal zijn functionele ontwerpen gemaakt die onderdeel hebben uitgemaakt van het programma van eisen voor een (ICT-)systeem om elektronisch kiezen op afstand te beproeven.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt als saldo veroorzaakt door toegevoegde middelen uit NAP, een toevoeging uit een correctieboeking op de 1ste suppletore begroting 2002 en een vertraging van het project KOA.

Het wetsvoorstel Experimentenwet Kiezen op Afstand (kamerstukken II, 2002/2003, 28 664) is op 5 november 2002 ingediend bij de Tweede Kamer. Het budget voor het project KOA is in 2002, door de heroverweging KOA, niet uitgeput. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de 2e suppletore begroting 2002.

Operationele doelstelling 3: Het bevorderen van een goed functionerende en betrouwbare informatie-infrastructuur binnen de openbare sector, zoals neergelegd in het actieprogramma Elektronische Overheid en de nota Contract met de Toekomst

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Voor elektronische communicatie van en met de overheid is een infrastructuur nodig die goed functioneert betrouwbaar is. Daarnaast wordt beoogd de basisgegevens van de overheid zodanig te stroomlijnen dat ze beschikbaar, eenduidig, actueel en koppelbaar zijn, de overheid deze gegevens (met inachtneming van de privacyregels) meervoudig gebruikt en burgers en bedrijven de gegevens slechts eenmalig hoeven aan te leveren.

De in de begroting 2002 opgenomen concrete streefwaarden waren:

– eind 2006 maakt 75% van het overheidspersoneel gebruik van de Public Key Infrastructure (PKI) voor de overheid;

– eind 2002 is driekwart van de Rijksambtenaren aangesloten op het Rijksoverheidsintranet RYX;

– eind 2002 is een stelsel van authentieke registraties vastgesteld en zijn de basiscomponenten hiervan reeds operationeel dan wel zijn hiertoe realisatieprojecten gestart;

– de komende drie jaar neemt het vertrouwen dat de burger stelt in de wijze waarop de overheid met persoonsgegevens en andere gevoelige elektronische informatie omgaat met 0,3 punt toe;

– eind 2002 is uit onderzoek en pilotprojecten duidelijk welke eisen blijvende bewaring stelt aan systemen waarin documenten en gegevens worden opgeslagen;

– eind 2006 is de eenmalige inhaalslag als gevolg van de verkorting van de termijn waarop archieven moeten worden overgebracht naar een openbare archiefbewaarplaats voor de Rijksoverheid voltooid.

Het percentage van het overheidspersoneel dat eind 2002 gebruik maakt van PKI is uiteraard nog 0%, omdat in 2002, conform planning, de basisvoorwaarden voor de uitrol van PKI zijn gerealiseerd. Pas vanaf 2003 zal aan de uitrol worden gewerkt. Omdat de oorspronkelijke streefwaarde (75% in 2006) nogal eenzijdig is – meet alleen het gebruik aan overheidskant – en nogal ver weg ligt in de tijd, is deze indicator in de begroting 2003 ingewisseld voor de streefwaarde dat eind 2003 bij 5% van alle elektronische transacties met de overheid de elektronische handtekening wordt gebruikt.

Gedurende 2002 is het percentage rijksambtenaren aangesloten op RYX gestegen van 4% naar 48%. Dat de streefwaarde van 75% niet is bereikt, komt doordat vier grote organisaties, BuiZa en Defensie, de Belastingdienst en de Raad van State, samen goed voor ruim 70 000 ambtenaren, nog niet zijn aangesloten. Dit omdat de zogenaamde TPM-verklaring, die aangeeft hoe het gewenste beveiligingsniveau bereikt kan worden, is vertraagd tot medio 2003. Pas als deze verklaring is afgegeven, zullen deze organisaties aansluiten, waarmee de 80%-doelstelling voor 2003 nog steeds haalbaar wordt geacht.

Eind 2002 is het programma Stroomlijning Basisgegevens conform plan beëindigd. Het beoogde stelsel van authentieke registraties is door de MR vastgesteld, alsmede de aan authentieke registraties te stellen eisen. Van de 6 basiscomponenten van het stelsel is een aantal (GBA, Kadastrale Registratie, Geografisch Kernbestand) reeds operationeel: formele aanwijzing hiervan als authentieke registratie loopt. Ten behoeve van Basisbedrijvenregister is de realisatie gestart. Ten behoeve van Basisregister Adressen en Gebouwenregister wordt (ondermeer middels pilots) besluitvorming over realisatie voorbereid. Verder is in het kader van het programma door de MR een beleidskader voor het gebruik van persoonsnummers vastgesteld.

Het vertrouwen dat de burger stelt in de overheid als gegevensbeheerder is in de maanden juni en december van 2002 voor het eerst gemeten door een telefonische enquête onder telkens circa 800 personen. Het niveau had bij de eerste meting in juni 2002 de waarde 3,35 op een schaal van één tot vijf. Bij de tweede meting in december 2003 werd de waarde 3,40 gemeten. Dit betekent dus een toename met slechts 0,05 punt, waarmee het gestelde doel niet gehaald is.

De doelstelling voor digitale bewaring is niet geheel gerealiseerd, omdat eind 2002 geen definitieve maar een eerste set van aanbevelingen voor strategieën om digitale documenten duurzaam te bewaren gereed was. Voor een definitieve set is meer onderzoek nodig. Daarnaast is een set van aan systemen en organisaties te stellen functionele eisen voor digitale archivering opgesteld.

De CAS wilde ook in 2002 voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met ministeries en hoge colleges van staat. Het CAS-budget, zoals genoemd in de Rijksbegroting, is bepalend voor de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van de raamconvenanten.

Daarnaast heeft de CAS ondersteuning geboden aan de ministeries en de hoge colleges van staat, door middel van advies- en uitvoeringsprojecten, bij het streven naar effectief archief- en informatiebeheer. Het ging hierbij om projecten ter verbetering van de interne bedrijfsvoering. Hiervoor werden afzonderlijke contracten afgesloten die buiten de werking van de afgesloten Raamconvenanten vallen.

Voorts beheert de CAS archieven voor deze zelfde zorgdragers, welke in de opslaghal (zie B) werden ondergebracht.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Eind 2002 waren de basisvoorwaarden voor uitrol van de PKI voor vertrouwelijke en betrouwbare elektronische communicatie tussen overheidsorganisaties onderling en van de overheid met burgers, bedrijven en instellingen gerealiseerd.

In 2002 is het aantal diensten op RYX aanzienlijk uitgebreid met onder andere juridische-, personeels- en internationale informatie. Er is een aansluiting gerealiseerd op het EU-extranet. Per 1 april 2003 wordt het project RYX afgerond. RYX komt dan in de beheerfase.

Het Computer Emergency Response Team voor de Rijksoverheid (CERT-RO) is in juni 2002 officieel geopend. Het jaar 2002 heeft in het teken gestaan van de dienstenontwikkeling en de inrichting van de organisatie. Verder is aan internationale netwerkvorming gedaan, omdat de effectiviteit van een CERT afhankelijk is van informatie-uitwisseling met andere CERT's en deze uitwisseling alleen tot stand komt als er een gemeenschappelijke vertrouwensbasis is.

De voorgenomen activiteiten in het programma Digitale Duurzaamheid zijn uitgevoerd. Een voorbeeldomgeving (demonstrator) is echter niet gerealiseerd, omdat bij de betrokken partijen geen breed draagvlak voor dit project kon worden gevonden. Nieuwe activiteiten in het kader van digitale duurzaamheid zullen niet meer worden ontplooid, omdat het nu aan de individuele overheidsorganisaties is om met behulp van de uitgebreide set aan ontwikkelde instrumenten hun verplichtingen op het terrein van archivering naar behoren te vervullen. De Taskforce Digitale Duurzaamheid is daarom dan ook opgeheven. Wel zullen de experimenten in de testomgeving conform planning nog tot medio 2003 worden voortgezet en leiden tot definitieve aanbevelingen voor digitale bewaring. Tevens zal in 2003 nog worden onderzocht hoe de Handelingenbank kan worden ingezet als instrument voor openbaarmaking van overheidsdocumenten.

In 2002 is de looptijd van de mantelovereenkomsten met de leveranciers van telefoniediensten aan de overheid verlengd tot 2006. Er is een definitie tot stand gekomen van Privacy Enhancing Technologies (PET) en een beeld ontstaan in welke mate en op welke wijze PET een bijdrage kunnen leveren aan privacybescherming binnen overheidsinformatiesystemen. Het stadium van succesvolle standaardisatie en productvorming is echter nog niet bereikt. Ontwikkeling op korte termijn van een inzetbaar instrument is bij deze stand der techniek dan ook niet opportuun. Als uitwerking van het in 2001 opgestelde denkkader kennismanagement is onderzoek verricht naar de toegankelijkheid van juridische kennis en informatie voor beleidsmedewerkers.

Voor het jaar 2002 betekende de uitvoering Raamconvenanten het inzetten van ruim 96 000 uren voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.

In het kader van de eerder genoemde dienstverlening niet vallend onder de werking van de raamconvenanten werden in het begrotingsjaar bijna 28 000 uren ingezet, waarvan ruim 10 000 uren ten behoeve van beheersactiviteiten.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door hogere uitgaven aan NAP gerelateerde projecten waar bijdragen van andere ministeries tegenover staan.

Voor de uitvoering van projecten in het kader van de afgesloten Raamconvenanten was in 2002 voor de convenantsverplichtingen een bedrag van € 4,4 mln beschikbaar.

De realisatie bedroeg € 4,2 mln. Voor projecten die onder niet-convenantswerkzaamheden vielen was € 0,8 mln begroot, terwijl € 1,3 mln is gerealiseerd (inclusief € 0,2 mln toegerekende overige kosten, niet zijnde uren). Er is dus een lichte verschuiving waar te nemen van bestede uren van convenanten naar niet-convenantswerkzaamheden als gevolg van veranderende eisen van de zorgdragers.

Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. In 2002 zijn de voorstellen van de adviescommissie Modernisering Gemeentelijke Basis Administratie van Persoonsgegevens (GBA) van maart 2001 om het GBA-stelsel in de toekomst nog beter te laten functioneren en de GBA te positioneren in de toekomstige identiteitsinfrastructuur, nader uitgewerkt.

B. De kwaliteit van het uitgifteproces van de reisdocumenten en de beveiliging bij de uitgevende instanties vergt constante inspanning en controle. Belangrijk element hierbij is de verplichte jaarlijkse zelfevaluatie die gemeenten dienen uit te voeren van hun beveiligingsmaatregelen aan de hand van BeveiligingsNet 2001. Dit is een hulpmiddel voor gemeenten om intern te kunnen nagaan of opslag, uitgifte en administratie van reisdocumenten veilig verloopt. BeveiligingsNet kan tevens worden gebruikt bij het opzetten, invoeren en beoordelen van gemeentelijke beveiligingsplannen. In 2002 zijn enkele gemeenten gestart met de feitelijke controles op basis van BeveiligingsNet.

C. Uit het haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijke invoering van een elektronische variant van de Nederlandse identiteitskaart (eNIK) is gebleken dat er in onvoldoende mate elektronische diensten beschikbaar zijn waarvoor elektronische identificatie noodzakelijk is. De voorbereiding van de in 2002 voorgenomen grootschalige proef met de eNIK is daarom niet gecontinueerd.

In 2002 is er een haalbaarheidsonderzoek gestart naar de opname van een biometrisch kenmerk in de reisdocumenten om zogenaamde look-alike fraude terug te dringen en geautomatiseerde grenscontrole mogelijk te maken. Begin voorjaar 2003 zal de Tweede Kamer over de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek worden geïnformeerd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. In augustus 2002 is de informatiearchitectuur voor een on line GBA-stelsel gepresenteerd, waarin een verregaande vorm van standaardisatie in GBA-systemen bij de afzonderlijke gemeenten in de vorm van een startpakket GBA wordt aanbevolen. Doel daarvan is om de on line gegevensuitwisseling op decentraal niveau mogelijk te maken en wijzigingen in wet- en regelgeving sneller te kunnen doorvoeren in de geautomatiseerde decentrale GBA-systemen. De contra-expertise van het Expertise Centrum (HEC) ondersteunt de architectuur, maar vraagt nadrukkelijk aandacht voor de implementatie- en migratiestrategie. In september 2002 is in een werkconferentie met ongeveer 40 gemeenten de nieuwe architectuurvoorstellen van de moderne GBA besproken, waarin de gemeenten hebben aangegeven dat zij de consequenties van het invoeren van het architectuurvoorstel voor gemeenten nog niet kunnen overzien, omdat daar onvoldoende informatie beschikbaar is. In plaats van direct te starten met de ontwikkeling van het startpakket is daarom eerst gekozen voor het nader uitwerken van de functionaliteit van het beoogde startpakket GBA, met behulp waarvan gemeente, eventueel in samenwerking met een leverancier, zelf de organisatorische, financiële en technische consequenties van de implementatie van een dergelijk startpakket zichtbaar kunnen maken. Daarnaast is gestart met de migratie van het huidige datatransport mechanisme naar een moderne variant om on line communicatie mogelijk te maken. Tot slot is in 2002 met de ontwikkeling en bouw van de tijdelijke centrale voorziening voor het on line raadplegen van een beperkte set persoonsgegevens gestart (landelijke raadpleegbare deelverzameling (LRD) om de meest urgente knelpunten binnen het stelsel op korte termijn op te lossen.

B. De resultaten van de zelftoetsen door gemeenten aan de hand van BeveiligingsNet, vormen de basis voor de verplichte driejaarlijkse controle door externe auditoren. In 2002 is een aantal Workshops/informatiebijeenkomsten gehouden om gemeenten meer vertrouwd te maken met de toepassing van BeveiligingsNet. Tevens heeft een kleinschalig onderzoek plaatsgevonden naar de mate waarin gebruikers BeveiligingsNet als instrument in praktische zin kunnen gebruiken, met het oog op een aantal aanpassingen van het instrument (in de zin van leesbaarheid; benodigde toelichting, praktische bruikbaarheid Cd-rom e.d.). In 2003 zal de regeling voor de driejaarlijks verplichte controle worden vastgesteld, opdat in 2004 de eerste externe controles kunnen gaan plaatsvinden.

C. Over de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek dat in 2002 is verricht naar de opname van een biometrisch kenmerk in de reisdocumenten zal de Tweede Kamer in het voorjaar 2003 worden geïnformeerd. Een wijzigingsvoorstel van de Paspoortwet is op 22 april 2002 aan de Kamer aangeboden. Een nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2002/2003, 28 342, nr 5) zal in maart 2003 naar de Kamer worden gezonden. Tot slot Voorts neemt BPR deel aan een werkgroep van de International Civil aAviotion Organization (ICAO) die in 2003 een voorkeur zal uitspreken voor een biometrisch kenmerk dat wereldwijd op reisdocumenten kan worden toegepast. Na besluitvorming over de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek en, nadat duidelijkheid is ontstaan over de aanbeveling van ICAO inzake de opname van een biometrisch kenmerk in de reisdocumenten, zal een nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2002/2003, 28 342, nr 5) naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De afwijking wordt veroorzaakt door bijstellingen, geëffectueerd bij de 2e suppletore begroting 2002.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Openbaar bestuur en ICTAccent komt te liggen op de bijdrage van het informatiebeleid aan het verbeteren van het presteren van de overheid en het oplossen van maatschappelijke problemen 
Elektronische dienstverlening, toegankelijkheid en participatieBeleid wordt voortgezet. Streefwaarden zijn verhoogd 
Identiteit en vertrouwenPKI en Stroomlijning Basisgegevens komen van voorwaardenscheppende in implementatiefase, waarbij voortouw ligt bij individuele overheidsorganisaties zelf. 
 De voorbereiding van de grootschalige proef met de eNIK zal niet worden gecontinueerd. 
 Afhankelijk van de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek en de internationale besluitvorming door de ICAO over de vorm van biometrie, zal het beleid over de opname van een biometrisch kenmerk verder worden bepaald. 
 Reisdocumenten (BPR) 
GBA (BPR)Het beleid wordt voortgezet 
KOA (BPR)Het beleid wordt voortgezet. De Tweede Kamer heeft gevraagd om verdere intensivering. Het kabinet beraadt zich daarover 

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7: Informatiebeleid Openbare SectorRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen38 052136 934109 29974 92834 371
1. apparaat3 3973 6442 3382 29444
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie10 02753 75814 9078 5796 328
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector4 48527 03645 03821 59423 444
4. reisdocumenten en GBA-stelsel20 14352 49647 01642 4614 555
      
Uitgaven45 470107 66393 61874 92818 690
1. apparaat3 3673 6002 3732 29479
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie8 80533 00514 7958 5796 216
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector8 43018 56029 43421 5947 840
4. reisdocumenten en GBA-stelsel24 86852 49847 01642 4614 555
      
Ontvangsten60 95049 04553 67138 64515 026

De hogere uitgaven op artikel 7.2 en 7.3 zijn het gevolg van hogere uitgaven voor Nationaal Actieprogramma (NAP) gerelateerde projecten waar bijdragen van andere ministeries tegenover staan. De hogere uitgaven op artikel 7.4 worden veroorzaakt door hoger uitgaven voor de productie van reisdocumenten die gedekt worden door hogere ontvangsten.

BELEIDSARTIKEL 8: INTEGRATIE MINDERHEDEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van actief en volwaardig burgerschap voor leden van etnische minderheden.

Beleidsevaluaties
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerpStand van zaken eind 2002
Positieverbetering etnische minderhedenMei 2001April 2002Scenariostudies multiculturele samenlevingDe scenariostudies zijn eind april 2002 aan de Tweede Kamer gezonden. Er worden 2 scenario's geschetst voor de situatie over 15 jaar:
    – gematigd optimistisch: de positie van minderheden is aanzienlijk verbeterd, maar er is nog steeds achterstand
    – meer pessimistisch: de positie van minderhden is niet aanzienlijk verbeterd: criminaliteit en segregatie nemen toe.
Positieverbetering etnische minderhedenJan 2002Dec 20043 jaarlijks onderzoek onder minderheden (SPVA)Onderzoek is aan de gang (einddatum december 2004).
Coordinatie inburgering nieuwkomers en oudkomersDec 2000Feb 2002Evaluatie Wet Inburgering nieuwkomers (WIN)Rapportage is voorjaar 2002 naar de Tweede Kamer gestuurd; aanbevelingen worden meegenomen bij de wijziging en uitvoering van WIN.

Stand van zaken beleidsveronderstellingen

In de integratiemonitor wordt elke twee jaar de positie van minderheden op de drie dimensies in beeld gebracht. In de integratiemonitor 2002 wordt geconcludeerd dat de werkeloosheid van minderheden is afgenomen ten; de reken- en taalprestaties van leerlingen van etnische minderheden in het basisonderwijs zijn toegenomen; leerlingen van etnische minderheden met een HAVO- of VWO-diploma stromen vaker door naar het hoger onderwijs dan autochtone geslaagden; het aantal gemeenteraadsleden afkomstig uit etnische minderheden is op landelijk niveau behoorlijk gestegen, echter niet zodanig dat van evenredige vertegenwoordiging kan worden gesproken; Surinaamse en Antilliaanse meisjes huldigen geëmancipeerde opvattingen. Marokkaanse meisjes ook, zij het in mindere mate. Turkse jongens daarentegen hebben de minst moderne opvattingen over emancipatie van vrouwen; nog steeds is er een oververtegenwoordiging van etnische minderheden in de criminaliteitscijfers. Dit speelt een negatieve rol in de beeldvorming over etnische minderheden.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van de positieverbetering van etnische minderheden in hun actief burgerschap zoals bedoeld in de nota's Kansen Krijgen Kansen Pakken en CRIEM door monitoren van beleidseffecten en het rijksbreed en interbestuurlijk coördineren van beleid

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De positieverbetering van etnische minderheden richt zich op de drie dimensies toerusting, toenadering en toegankelijkheid. Meerdere doelen zijn hierbij te onderscheiden: een vermindering van de achterstand van etnische minderheden in hun deelname aan het (hoger) onderwijs, een vermindering van de achterstand in inkomens- en arbeidspositie, het voorkomen van marginaliseren van jongeren uit etnische minderheidsgroepen, het handhaven en bevorderen van de onderlinge acceptatie tussen allochtonen en autochtonen, vergroting van begrip voor andere bevolkingsgroepen en tenslotte een toename in politieke en bestuurlijke participatie.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Preventiebeleid. In totaal 30 gemeenten hebben in 2002 een bijdrage ontvangen, op basis van door deze gemeenten ingediende plannen om hun preventiebeleid ten aanzien van marginalisering van jongeren uit etnische minderheidsgroepen te optimaliseren. Met de financiering van deze plannen zijn deze gemeenten gefaciliteerd en gestimuleerd om te komen tot een gesloten keten aan voorzieningen en instellingen waarvan jongeren gebruik maken in zowel de voorschoolse, schoolse als naschoolse periode. Samen met de 8 voormalige CRIEM-pilotgemeenten, die eind 2001 reeds hun vervolgfinanciering ontvingen, zijn er nu in totaal 38 gemeenten verbonden aan het Preventiebeleid 2001–2004.

Daarnaast is aan de gemeenten een handreiking privacy aan gemeenten ten behoeve van het juridisch verantwoord registreren en uitwisselen van persoongegevens in verband met criminaliteitspreventie aangeboden. Ook zijn onder gemeenten good practices van criminaliteitspreventie verspreid, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatiebulletins.

Met de ontwikkeling van het instrument waarmee gemeenten kunnen meten hoe toegankelijk hun instellingen zijn voor jongeren uit etnische minderheidsgroepen is in 2002 geïnventariseerd wat er op dit vlak al aan instrumenten voorhanden is, en in welke leemten het nieuw te ontwikkelen instrument straks moet gaan voorzien.

Antillianenbeleid. Op grond van de Bijdrageregeling Antillianengemeenten hebben de 7 Antillianengemeenten een bijdrage ontvangen ten behoeve van verbetering van hun Antillianenbeleid, stimuleringsprojecten ten aanzien van Antilliaanse jongeren, opvang en begeleiding van Antilliaanse jeugd en bevordering van participatie van de Antilliaanse gemeenschap.

Op grond van de Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren zijn in 2002 lokale projectplannen om wooneenheden in combinatie met begeleiding naar integratietrajecten voor Antilliaanse risicojongeren te ontwikkelen gesubsidieerd. Als resultaat hiervan worden in 2003 circa 120 wooneenheden, incl. begeleiding gerealiseerd. Gewezen Antilliaanse risicojongeren zullen gedurende de eerste drie maanden van 2003 worden geplaatst. Daarnaast heeft de uitvoeringsorganisatie Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (extra communicatieactiviteiten verricht rondom de Experimentele stimuleringsregeling en hier voor een bijdrage ontvangen.

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE). In 2002 is de FORUM-VVE-campagne gestart. Doel van deze campagne: het betrekken van moeilijk bereikbare (vaak: allochtone) ouders bij VVE, en zo ook de deelname van allochtone kinderen aan VVE vergroten.

Bevorderen interculturalisatie instellingen en overleg van de minister met de samenwerkingsverbanden van minderheden, verenigd in het LOM. Op 19 februari 2002 ging voor leden van minderheden het wervingsprogramma voor bestuurders voor vrijwilligersorganisaties van start. Het in plaatsing gespecialiseerde bureau Atana selecteerde uit de bijna vijftig potentiële kandidaten, 18 personen. Deze personen hebben inmiddels een door Atana opgezette intensieve training, speciaal gericht op vrijwilligersector, doorlopen waarbij zij werden klaar gestoomd voor een bestuurdersfunctie bij een vrijwilligersinstelling. Eind 2002 is begonnen met de plaatsing van deze personen in vacatures bij besturen van vrijwilligersinstellingen. Er zijn in 2002 vier bijeenkomsten van het LOM geweest.

Onderzoek en communicatie-activiteiten onder meer ter bestrijding van discriminatie en racisme. In 2002 is de monitor racisme Europees aanbesteed en is het nationaal actieplan racisme (NAP) afgerond conform de internationale verplichting. Het NAP wordt naar verwachting zomer 2003 aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

In 2002 is het Nationaal Platform inzake bestrijding racisme en discriminatie (NPRD) opgericht. Via de stimuleringsregeling Anti discriminatiebureau's (ADB's) is in 2002 is geld beschikbaar gesteld aan de ADB's om de communicatie tussen burger en overheid met betrekking tot de melding van incidenten te verbeteren. Daarnaast zijn er bijeenkomsten en conferenties georganiseerd over racisme cq discriminatie.

Deze acties maken ook onderdeel uit van het communicatie- cq bewustwordings- en beeldvormingstraject in het NAP.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In totaal is er voor deze doelstelling € 25,23 mln besteed. Hiervan is € 11,3 mln besteed aan CRIEM/preventiebeleid; € 5,08 mln aan Antillianenbeleid; € 2,38 mln aan het overleg met en subsidiering van de samenwerkingsverbanden van minderheden, verenigd in het Landelijk Overleg Minderheden en het bevorderen van interculturalisatie van de instellingen; € 2,34 mln is besteed voor onderzoek en communicatieactiviteiten onder meer ter bestrijding van discriminatie en racisme. De rest, € 4,19 mln, is besteed aan overige activiteiten.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
PreventiebeleidBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
AntillianenbeleidBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
VVEBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
InterculturalisatieBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
Bestrijding discriminatie en racismeBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 

Operationele doelstelling 3: Het coördineren van het beleid gericht op een goede werking van de inburgering voor nieuwkomers en oudkomers zoals bedoeld in de Wet Inburgering Nieuwkomers en in de Regeling Oudkomers

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De doelstellingen, zoals die in de begroting zijn opgenomen zijn gerealiseerd.

Om te beginnen is de evaluatie van de WIN afgerond. In 2002 is het oudkomersbeleid in gemeenten verder uitgebouwd. De monitorgegevens over de eerste helft van 2002 laten zien dat met name de prioritaire doelgroepen opvoeders en werklozen programma's aangeboden hebben gekregen (bron: derde voortgangsrapportage Groot project Inburgering). Zoals gepland is het oudkomersbeleid nu ook buiten de 54 gemeenten ingevoerd waarbij afgerekend gaat worden op prestaties.

De Taskforce Inburgering heeft haar taakopdrachten voltooid. De eerste deelopdracht, het wegwerken van wachtlijsten van de zomer van 2000, was al in 2001 gerealiseerd. Het wegwerken van de knelpunten bij de uitvoering van het inburgeringsproces is vormgegeven door de knelpunten binnen ontwikkeltrajecten te behandelen. Tenslotte heeft de Taskforce Inburgering een informatiemodel inburgering opgeleverd, met interdepartementale afspraken over gegevensverwerking en uitwisseling van informatie. De Taskforce Inburgering heeft haar visie neergelegd in een slotdocument.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Alle in de begroting voor 2002 opgenomen activiteiten op het gebied van inburgering zijn uitgevoerd. De 54 oudkomersgemeenten hebben voor het uitvoeren van hun meerjarenplannen financiële bijdragen ontvangen. Ook hebben deze gemeenten aanvullende bijdragen ontvangen om meer oudkomers een aanbod te kunnen doen. In de monitor over de eerste helft van 2002 is te zien dat in deze periode in totaal 14 300 oudkomers bezig zijn aan inburgeringsprogramma, waarvan 5 600 in deze periode zijn gestart (Bron: Derde Voortgangsrapportage Groot project Inburgering).

Daarnaast is aan de overige Nederlandse gemeenten de mogelijkheid geboden zich in te schrijven op een nieuwe regeling waarin resultaatsafhankelijke bekostiging is opgenomen (outputfinanciering). 286 Gemeenten hebben hier gehoor aangegeven. Deze gemeenten zullen worden afgerekend op het aantal gestarte trajecten, het aantal afgeronde trajecten en verhoging van het taalniveau.

De Taskforce Inburgering is door vier ministeries in staat gesteld de verbetering van het proces van inburgering bij gemeenten en andere uitvoeringsinstanties ter hand te nemen. Naast BZK hebben ook SZW, OCW en VWS financiële en inhoudelijke bijdragen geleverd om de Taskforce in staat te stellen haar projectplannen te realiseren. Hieruit zijn best en worst practices, netwerken, modellen, etc. uit voortgekomen. Het informatiemodel geeft een overzicht welke gegevens de gemeenten in de inburgeringsprocessen moeten vastleggen om de rapportages van het Rijk te kunnen invullen. Daarnaast bevat het informatiemodel een advies hoe de rapportages aan het Rijk over oudkomers en nieuwkomers kunnen worden geharmoniseerd. Tevens is een implementatieplan opgeleverd hoe gemeenten en Rijk dit informatiemodel in de praktijk moeten brengen.

Tenslotte zijn de rapportages over de evaluatie van de WIN naar de Tweede Kamer gestuurd. De aanbevelingen zullen meegenomen in en de WIN en in de uitvoering van de WIN.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het budget van 2002 is besteed waarvoor het bedoeld was: € 0,9 mln voor de coördinatie van het nieuwkomersbeleid. In de begroting was € 2,5 mln gereserveerd voor de Taskforce Inburgering. De andere ministeries hebben in de vorm van overboekingen ook bijgedragen aan de Taskforce Inburgering die haar totale budget van € 7,3 mln heeft besteed aan activiteiten waar het voor bedoeld was. Het overige budget is uitgegeven aan oudkomersbeleid waaronder de financiële bijdragen aan de gemeenten uit de oudkomersregelingen.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Inburgering oudkomersOntwikkeling beleid hangt af van nieuw kabinetIn ieder geval: Instelling frontoffice inburgering, implementatie informatiemodel, voorbereiden harmonisering regelgeving
Inburgering nieuwkomersBepaald door Kabinetsreactie (zie volgende kolom) en Kamerbehandeling daarvanKabinetsreactie op evaluatie WIN en IBO-inburgering

Operationele doelstelling 4: Het zorgdragen voor de eerste huisvesting van statushouders door gemeenten op grond van de Zorgwet VVTV, de Vreemdelingenwet 2000 en de Huisvestingswet

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Beoogd was de vergunninghouders gemiddeld binnen drie maanden na statusverlening in een gemeente van huisvesting te voorzien. De gemiddelde huisvestingstermijn per vergunninghouder bedroeg in de eerste helft van 2002 339 dagen.

Het percentage vergunninghouders dat in 2002 binnen drie maanden is gehuisvest bedroeg in de eerste helft van 2002 46%. De oplopende termijn in 2002 en het afnemende percentage van binnen drie maanden gehuisveste vergunninghouders worden veroorzaakt doordat de vergunninghouders langer in de centrale opvang hebben moeten wachten op passende woonruimte in de gemeenten.

De taakstelling huisvesting vergunninghouders voor heel 2002 bedroeg 11 200 vergunninghouders. De gemeenten hebben in dit jaar 8 422 vergunninghouders gehuisvest. Dit betekent dat de taakstelling voor heel 2002 voor 75% is gerealiseerd.

De taakstelling huisvesting vergunninghouders tot en met 31 december 2002 bedroeg 150 181 vergunninghouders. Tot en met 31 december 2002 hebben de gemeenten 142 030 vergunninghouders gehuisvest. Dit betekent dat de taakstelling voor 95% is gerealiseerd. Het lagere realisatiepercentage in 2002 wordt veroorzaakt doordat de gemeenten minder woonruimte hebben aangeboden dan mocht worden verwacht.

Ook in 2002 is aan gemeenten de rijksbijdrage verstrekt, die hen in staat moet stellen de houders van een Voorwaardelijke vergunnning tot verblijf (VVTV'ers) de zorg te kunnen bieden waarop zij recht hebben. Dit omdat door die gemeenten zorg is verleend aan ex-VVTV'ers die daar nog recht op hadden, omdat zij nog in procedure zijn tegen de intrekking/niet verlenging van hun vergunning.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Omdat het aantal huisvestingen een dalende tendens vertoonde heeft DCIM, als coördinerende beleidsdirectie het initiatief genomen om een interdepartementale werkgroep op te richten om de volkshuisvestelijke situatie en de knelpunten bij de huisvesting van vergunninghouders in Nederland in kaart te brengen en voorstellen te doen voor verbetering van enerzijds de uitvoering en anderzijds het toezicht en de handhaving. Dit heeft geleid tot een rapport onder de naam De Taken Hersteld, dat is uitgebracht in april 2002. In het bestuurlijk overleg Rijk, VNG en IPO van 6 mei 2002 is het rapport in hoofdlijnen onderschreven en afgesproken de uitwerking en implementatie van de aanbevelingen en verbetervoorstellen ter hand te nemen. Naar verwachting wordt begin 2003 een eerste voortgangsrapportage uitgebracht.

De volgende maatregelen zijn in de loop van 2002 getroffen:

– aanschrijven van gemeenten en woningcorporaties om de benodigde woningen beschikbaar te stellen;

– intensiveren van het toezicht door de toezichthouders (provincies en regionale openbare lichamen) op met name achterlopende gemeenten;

– geen rekening meer houden met de wensen van gemeenten om slechts bepaalde vergunninghouders (zoals gezinnen) te huisvesten;

– afschaffen van een aantal uitplaatsingscriteria die een snelle huisvesting van vergunninghouders bemoeilijken;

– stimuleren van vergunninghouders om zelf woonruimte te zoeken;

– uitdragen van de zogenaamde contingentsgewijze uitplaatsing, dat wil zeggen: de gemeente en het COA komen overeen dat het COA een overeengekomen aantal vergunninghouders (een herkenbaar gemaakte dwarsdoorsnede van het totale aantal vergunninghouders in de centrale opvang) aan de gemeente aanbiedt en dat de gemeente zorg draagt voor passende woonruimte voor die vergunninghouders binnen in principe twee maanden;

– voeren van rondetafelgesprekken op bestuurlijk niveau over de huisvesting van vergunninghouders met achterlopende gemeenten en/of regio's.

Ook zijn de halfjaarlijkse circulaires taakstelling huisvesting vergunninghouders aan de gemeenten toegezonden.

BZK heeft in 2002 de rijksbijdrage daadwerkelijk uitgekeerd aan de gemeenten via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Terzake de beëindiging van de zorgvoorzieningen voor ex-VVTV'ers is 14 januari 2002 een circulaire gezonden, waarin uiteengezet is welke activiteiten moeten worden ondernomen om tot een juiste uitvoering van de regelgeving te komen. Op 16 december 2002 is een circulaire gezonden, waarin informatie wordt gegeven over de consequenties van het gewijzigde beleid ten aanzien van asielzoekers, geboren in Centraal-Irak, voor wat betreft de beëindiging van voorzieningen op grond van de Zorgwet VVTV.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De uitgaven voor de doelstelling bedroegen in 2002 ruim € 24,4 mln. Het grootste deel daarvan, € 24,2 mln, is besteed aan vergoedingen aan de gemeenten op grond van de Zorgwet VVTV. Per 1 januari 2002 bedroeg het aantal ex-VVTV'ers in procedure ruim 6 600 personen en per 31 december 2002, op grond van de door gemeenten aangeleverde gegevens, circa 4 500 personen. De daling wordt veroorzaakt, doordat sommigen alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen en daarmee recht op reguliere voorzieningen en anderen rechtens geheel zijn uitgeprocedeerd geraakt en daarmee geen toelage op grond van de Zorgwet VVTV meer hebben ontvangen. De rest van de uitgaven had betrekking op de activiteiten ten behoeve van de eerste huisvesting van vergunninghouders.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Terugbrengen van het aantal vergunninghouders in de centrale opvang tot circa 2 500 personenBeleid wordt geintensiveerdVerdere implementatie van de verbetervoorstellen inzake uitplaatsings- en huisvestingsproces vergunninghouders
Afbouwen van de vergoedingen aan de gemeenten o.g.v. de Zorgwet VVTVBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 

Operationele doelstelling 5: Het op grond van de Remigratiewet faciliteren van remigratie van personen die wensen terug te keren naar het land van herkomst en die deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Degenen die behoren tot een etnische minderheid en daadwerkelijk willen remigreren, maar deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren, zijn gefaciliteerd conform de Remigratiewet.

aantal gefaciliteerden20012002*
vervoerskosten en kosten hervestiging145211
periodieke uitkering**7 1057 537
Regelng Antillianen en Arubanen0137

* Voorlopige cijfers van de SVB d.d. 29 januari 2003. De definitieve cijfers verschijnen in de jaarrekening en het jaarverslag van de SVB.

** Incl. remigratie-uitkeringen die (gedeeltelijk) worden weggekort.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Gezorgd is voor de bekendheid met de voorzieningen bij de doelgroepen. De voorlichting over de Remigratiewet is uitbesteed aan het Nederlands Migratie Instituut (NMI) en geeft samenhangende objectieve en onafhankelijke voorlichting en verstrekt informatie voor een verantwoord remigratiebesluit en is behulpzaam bij potentiële remigranten bij het invullen van formulieren.

Verder heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) eenmalige vergoedingen verstrekt voor reis- en vervoerskosten en herhuisvesting en de periodieke uitkering ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland verstrekt.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Voor de remigratievoorziening was in 2002 € 29,753 mln beschikbaar en voor de uitvoeringskosten € 2,182 mln. Uiteindelijk is in totaal in 2002 voor de remigratievoorziening en uitvoeringskosten € 24,504 mln besteed.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
RemigratieBeleid wordt ongewijzigd voortgezetIn de Remigratiewet is een evaluatie voorzien voor 1 april 2004

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
8: Integratie MinderhedenRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen158 163283 019216 762162 66254 100
1. apparaat2 7143 1914 2732 7721 501
2. positieverbetering etnische minderheden6 69739 22938 90427 45611 448
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers23 316142 759121 20374 92346 280
4. huisvesting statushouders door gemeenten99 89870 43224 41525 576– 1 161
5. remigratieregeling25 53827 40827 96731 935– 3 968
      
Uitgaven158 656174 929161 095162 662– 1 567
1. apparaat2 6803 2144 2732 7721 501
2. positieverbetering etnische minderheden8 63023 05625 23027 456– 2 226
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers21 95850 78882 66274 9237 739
4. huisvesting statushouders door gemeenten99 87970 44724 42525 576– 1 151
5. remigratieregeling25 50927 42424 50531 935– 7 430
      
Ontvangsten2 9879 0693 6481 5882 060

De lagere uitgaven op artikel 7.5 hangen samen met de hogere uitgaven op artikel 7.3 doordat budget voor de remigratieregeling is ingezet voor het betalen van de extra aanvragen voor inburgering oudkomers.

BELEIDSARTIKEL 9: GROTESTEDENBELEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het doel van het grotestedenbeleid is te komen tot complete steden, dat wil zeggen, steden die gebruik maken van kansen en weerstand kunnen bieden aan bedreigingen. Om deze reden wordt in 25 grote steden en grotestedenbeleid gevoerd en in 5 steden een partieel grotestedenbeleid. De G25 hebben een visie tot en met 2010 opgesteld en deze voor de jaren 1999–2003 uitgewerkt in een meerjarig ontwikkelingsprogramma (MOP).

Op basis van deze MOP's zijn convenanten gesloten waarin enerzijds het Rijk meerjarige budgetten toekent, en anderzijds de steden prestatieafspraken hebben gemaakt.

In de Tussenstand Grotestedenbeleid, Steden op Stoom (kamerstukken II, 2001/2002, 21 062, nr 104), heeft het kabinet het GSB de maat genomen. Na een start met een projectmatig karakter in 1994, is in 1998 een bestuurlijke trendbreuk gerealiseerd met een meerjarige, programmatische en resultaatgerichte aanpak. Uit de monitors en onderzoeken blijkt dat deze aanpak werkt: de steden bleven in voorgaande decennia achter bij het landelijk gemiddeld, nu zijn de ontwikkelingen er vaak beter dan gemiddeld en beginnen de steden hun absolute achterstanden in te lopen.

De gesloten convenanten zullen in 2003 met een jaar worden verlengd. Hierover bent u per brief de dag 22 november 2002 geïnformeerd (kamerstukken II, 2002/2003, 21 062, nr 107). Hiermee zal ook de datum voor de inhoudelijke verantwoording van de convenanten verschoven worden van 2004 naar 2005.

Om aan de voortgang op deze algemene beleidsdoelstelling te kunnen meten zijn er twee nader geoperationaliseerde doelstellingen geformuleerd. Hieronder wordt de voortgang in 2002 op deze doelstellingen verantwoord.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van complete steden door het ontwikkelen van een samenhangend, gecoördineerd en zo nodig ontkokerd beleid, zoals vastgelegd in het convenant met de grote steden

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Voor de tweede GSB-periode zijn negen doelstellingen benoemd. Wat we willen bereiken is daarbij qua richting kwantitatief aangegeven. De doelstellingen zijn waar mogelijk geoperationaliseerd in meetbare indicatoren. De vraag wat we in de ontwikkeling van de grote steden willen bereiken is op die wijze ook landelijk vertaald in meetbare doelen.

Het grotestedenbeleid heeft een langere horizon (tot 2010) en per convenantsperiode een programmatische werkwijze. In die zin betreft de doelbereiking van de tweede periode de jaren 1998–2003/4. In het voorjaar van 2002 heeft de Tweede Kamer een tussentijdse evaluatie van het grote stedenbeleid ontvangen (de Tussenstand GSB-Steden op Stoom). Op het moment van dit schrijven bevat de Tussenstand de meest recente cijfers bekend. Actualisatie van deze cijfers kan plaatsvinden na het verschijnen van het jaarboek GSB. Het jaarboek Grotestedenbeleid verschijnt ieder voorjaar. Begin april 2003 verschijnt het Jaarboek 2002 met de ontwikkelingen tot 2002. Dit Jaarboek zal separaat naar de Tweede Kamer worden gezonden.

De evaluatie van de tweede periode vindt plaats in 2005, na de financiële en beleidsmatige verantwoordingen van de steden. Dit is in lijn met de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in het rapport Grotestedenbeleid: stand van zaken 2002.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De meerjarige ontwikkelingsprogramma's (MOP's) worden uitgevoerd door de steden zelf. De rol van het Rijk (waarbij BZK coördineert) hierbij is om de steden te faciliteren bij het uitvoeren. Voor 2002 werd beoogd hiervoor de volgende instrumenten in te zetten:

A. GSB-monitor en Tussenstand. De GSB-monitor die in 2002 verschenen is (Jaarboek 2001 Grotestedenbeleid) geeft een overzicht van de ontwikkelingen van de 9 doelstellingen tot 2001. In de Tussenstand wordt een overzicht gegeven van de resultaten die bereikt zijn op de 9 doelstellingen. Hieruit blijkt dat ten opzichte van het Jaarboek 2000 er zichtbaar vordering is gemaakt met het inlopen van de achterstanden die de grote steden in decennia hadden opgelopen. Waar de ontwikkeling van de werkloosheid in steden lange tijd negatief afweek van de landelijke trend, is deze de laatste jaren sneller dan gemiddeld gedaald. Daarbij moet worden aangetekend dat hoewel de werkloosheid onder etnische minderheden fors is gedaald, deze daling nog achterblijft bij de daling van werkloosheid onder autochtonen. De werkloosheid in aandachtswijken is gemiddeld sneller dan het stedelijk gemiddelde gedaald en de beleving van de veiligheid is in de meeste aandachtswijken gemiddeld sneller dan het stedelijke gemiddelde gestegen. Het aantal starters, juist ook uit etnische minderheidsgroepen, lag bij de G4 ruim boven het gemiddelde. Om schooluitval en onderwijsachterstand zoveel mogelijk te voorkomen, worden er in de G25 veel Brede Scholen opgericht. De stedelijke woningvoorraad wordt geherstructureerd en woonomgevingen worden verbeterd.

B. Kenniscentrum Grote Steden. Het Kenniscentrum dat sinds juli 2001 operationeel is in 2002 goed op stoom gekomen. Ze heeft als belangrijkste taak het aanbieden van best practices en kennisuitwisseling door en voor steden. Daarvoor heeft het Kenniscentrum in 2002 zes bestaande producten verder ontwikkeld:

– Website (dagelijks geactualiseerd met onderzoek en praktijkvoorbeelden);

– Kenniskrant (tweemaandelijks);

– 8 Kennisateliers (bijeenkomst over actueel onderwerp met vooraf reader en achteraf verslag);

– R&D-programma samengesteld door onderzoekscommissie met strategische kennisthema's voor de grote steden;

– Publicaties (twee grijze parels, acht readers)

– Opdrachten van participanten (BZK: Onze Buurt Aan Zet; kennisprogramma's: Social Quality Matters (opgericht) en Kennisfunctie Integratie en Minderheden (in oprichting)).

Daarnaast zijn in 2002 3 nieuwe producten ontwikkeld:

– Kennisgids (kennisspoorboekje voor Internet);

– 5 Themaberichten

– 48-uursservice (vragen binnen 2 dagen beantwoord).

C. Vereenvoudiging financiële verantwoording. Het vereenvoudigen van de financiële verantwoording (ook wel: pijlergewijze harmonisering) is de eerste stap in het ambitieuzere traject Harmonisering van de financiële verantwoording. Hierbij coördineert de afdeling grotestedenbeleid de ambtelijke besluitvorming over de inhoud, aanpak en opzet van de pijlergewijze harmonisering1. De feitelijke verantwoordelijkheid van de daadwerkelijke vereenvoudiging ligt bij de afzonderlijke ministeries, primair VROM, VWS en EZ.

In 2002 is er in het kader van de sociale pijler interdepartementaal overeenstemming ontstaan over de randvoorwaarden van de vereenvoudiging van de financiële verantwoording, zoals het uitgaan van een rechtmatigheidcontrole en niet van een getrouw beeldverklaring, de goedkeuringstoleranties die bij de controle door de accountant gehanteerd dienen te worden en samenwerking door departementale accountantsdiensten (gecoördineerde gezamenlijke review bij de steden). Voor de te verantwoorden regelingen in de sociale pijler over 2002 is VWS daarmee gestart in het najaar van 2002. Het accountantsprotocol en verantwoordingsdocument zal naar verwachting (op moment van schrijven) tijdig gereed zijn voor de verantwoording door de steden over 2002.

Voor de fysieke pijler en de pijler Werk en Economie is overeenstemming over de randvoorwaarden nog niet bereikt.

Het openen van een virtueel loket is tevens een onderdeel van de fase vereenvoudiging van de financiële verantwoording. In 2002 is een verkenning gestart van de mogelijkheden voor een virtueel loket waar zowel financiële als monitoringsinformatie kan worden aangeleverd door de steden. Er loopt een onderzoek naar de informatiehuishoudingen bij steden, zodat aan de hand van de behoefte van steden bepaald van worden aan welk programma van eisen het virtueel loket moet voldoen. Aan de hand van deze uitkomsten kan dan begonnen worden met het daadwerkelijk ontwerpen en implementeren van het virtueel loket.

Op 22 november 2002 heeft het kabinet het Actieplan Grotestedenbeleid 2002–2009 (Samenwerken aan de kracht van de stad) vastgesteld. Het Actieplan is gebaseerd op de in april aan de Tweede Kamer aangeboden Tussenstand GSB. In dit actieplan is vastgelegd de aan het grotestedenbeleid gerelateerde geldstromen te bundelen in een aantal thematische brede doeluitkeringen. In feite is de totstandkoming van brede doeluitkeringen gelijk aan de derde stap in het traject van harmonisering van de financiële verantwoording, namelijk het uniformeren van de aansturingsrelaties van verschillende regelingen in het kader van het grotestedenbeleid (single information).

De uitwerking van de thematische brede doeluitkeringen is direct na de vaststelling van het Actieplan op 22 november jl. gestart. De doeluitkeringen zullen op 1 januari 2005 in werking moeten treden als financiële basis voor de stadsconvenanten 2005–2009. Er zal dan sprake zijn van verantwoording per brede doeluitkering op 15 juli, het moment waarop de gemeenterekening moet worden ingediend (single audit). Tot die tijd zullen de inspanningen gericht op de eerste stap (vereenvoudiging financiële verantwoording) worden voortgezet.

D. Extra-comptabel overzicht (ECO). Naar aanleiding van mutaties in het lopende jaar 2002 bij 1ste en 2e suppletore begroting en de wijzigingen naar aanleiding van het Strategisch Akkoord, waar een aantal grote beslissingen met betrekking tot de (meerjarige) omvang en de looptijd van een aantal regelingen is het ECO aangepast. Als bijlage bij deze begroting zijn de slotstanden van de verschillende regelingen opgenomen, alsmede de veranderde meerjarige inzichten.

Voorts zijn er in juli en in december 2002 meerjarige indicatieve verdelingen van de regelingen uit het ECO naar de steden gestuurd om hun inzicht te geven in de omvang van de middelen die zij de komende jaren kunnen verwachten. Deze verdelingen zijn indicatief omdat sommige budgetten pas achteraf definitief worden gemaakt, en is daarom puur informatief bedoeld. Er kunnen daarom ook geen rechten aan worden ontleend.

E. Inzicht knelpunten rijksregelgeving/Uitvoering Motie de Boer. In 2001 en in 2002 hebben drie steden, te weten Emmen (€ 145 000), Tilburg (€ 191 000) en Rotterdam (€ 681 000), geld gekregen voor de uitvoering van projecten in het kader van leefbaarheid. Aan de hand van de uitvoering van deze projecten is een inventarisatie gemaakt van de knelpunten in de rijksregelgeving en de regierol van de steden. Dit onderzoek is afgerond. Het onderzoek laat onder andere zien dat uitvoering van projecten niet onmogelijk is vanwege wet- en regelgeving van het Rijk, maar dat steden er wel op andere wijze hinder van ondervinden (bijvoorbeeld geen directe sturing door steden, ongelijksoortige sturing vanuit het Rijk). Het eindrapport Van kleine stappen naar grote slagen, de uitvoering van projecten in de sociale pijler is in december 2002 vastgesteld door de begeleidingsgroep van het onderzoek en zal in het voorjaar van 2003 door de Minister van BZK en de Staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Mede op basis van de inzichten uit onderzoeksrapportages is besloten tot de instelling van een expertteam dat steden bijstaat in het oplossen van knelpunten in de uitvoering en dat kan bijdragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden. (Zie beleidsprioriteit 4.1. Versterking regierol lokaal bestuur.)

F. Europees GSB. De streefwaarde om jaarlijks gegevens beschikbaar te krijgen over de inhoudelijke en financiële voortgang van het doelstelling 2 programma stedelijke gebieden is gehaald. In september van het jaar 2002 is een brief (O/REB/EBR 01 039 299.b71) voorzien van een rapportage over de voortgang van het programma naar de Tweede Kamer verstuurd. De brief en rapportage zijn onder coördinatie van EZ en in overeenstemming met de andere betrokken structuurfondsdepartementen, BZK, LNV, SZW en VROM, tot stand gekomen.

Teneinde beter inzicht te verkrijgen en beter toezicht te houden op de voortgang van het programma is op 16 januari van het jaar 2002 het Programmabeheerssysteem officieel door de steden in gebruik genomen. In het systeem worden door de negen deelnemende steden op regelmatige basis inhoudelijke en financiële gegevens ingevuld over het programma en de projecten. BZK heeft een aansluiting op dit systeem en derhalve het overzicht per stad en op totaal programma niveau.

G. ICT en Sociale Kwaliteit. Naar aanleiding van het Rapport van de Commissie Cerfontaine heeft het kabinet besloten tot het Aktieprogramma ICT en Sociale Kwaliteit Het Aktieprogramma ICT en Sociale Kwaliteit kent vier maatregelen. Start van Digitale Broedplaatsen , opzet van een kennisnetwerk ICT en sociale kwaliteit, tijdelijke impuls voor procesondersteuning breedband en tijdelijke impuls voor ICT-toepassingen voor loketontwikkeling zorg en welzijn (verantwoordelijkheid van VWS). Met deze vier maatregelen wordt geëxperimenteerd hoe ICT optimaal kan worden benut voor de sociale kwaliteit van de samenleving.

De Digitale Broedplaatsen zijn in uitvoering. De eerste lokale ICT initiatieven worden geïmplementeerd.

Het Kennisnetwerk SQM is 3 oktober 2002 officieel van start gegaan. SQM houdt zich bezig met het verkennen, verbinden en verspreiden van beschikbare kennis en expertise over de vraag hoe met behulp van het middel ICT de sociale kwaliteit binnen de maatschappij verbeterd kan worden. (zie website www.sqm.nl).

Medio 2002 is voor wat betreft het onderdeel breedband besloten om de financiële impuls te integreren met de breedbandproeven van EZ, aangezien de doelstellingen overlappen. De uitvoering valt onder verantwoordelijkheid van EZ.

H. Tweejarig GSB-experiment regionale inkadering Drechtsteden. Het experiment Drechtsteden dient als praktisch instrument (naast het reeds verschenen theoretische B&A onderzoek) bij het formuleren van een regionale paragraaf in het beleidskader GSB III. Met name op de terreinen, wonen, werken, groen en bereikbaarheid dienen de grote stad en omliggende regio mede-eigenaar te worden van elkaars kansen en bedreigingen. Het experiment heeft een tweeledig doel: het maken van een praktijkscan van de regionale samenwerking tussen Dordrecht en omliggende gemeenten en het tussentijds inzicht verwerven welke bouwstenen een nieuw beleidskader GSB moet opnemen in het geval van regionalisering. Het heeft een looptijd van twee jaar (mei 2002–2004).

In 2002 zijn in het kader van het experiment de volgende activiteiten ondernomen:

1. Het experiment is van start gegaan met het ondertekenen van een intentieverklaring.

2. Een begeleidingscommissie van Rijk, provincie en regio's houdt de voortgang van het experiment in de gaten.

3. Een procesnulmeting is verricht door het Bureau Drechtsteden.

In mei 2003 zal een tussentijdse evaluatie verschijnen waarbij inzicht verkregen moet worden in het doelbereik. In juni 2004 verschijnt een eindevaluatie.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het coördineren van het grotestedenbeleid heeft in 2002 € 4,4 mln gekost. Dit is meer dan was begroot vanwege de overboekingen die gedaan zijn in het kader van het Aktieprogramma ICT en Sociale Kwaliteit (andere ministeries en onderdelen dragen financieel bij aan het Aktieprogramma).

Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van grote steden tot het nemen van samenhangende maatregelen op het terrein van sociale integratie en veiligheid onder meer op grond van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Middels de betalingen aan de steden in het kader van de Bijdrageregelingen Sociale Integratie en Veiligheid G25 en Leefbaarheid Partiële Steden is een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de werkgelegenheid, veiligheid en leefbaarheid in de 30 grote steden.

Met een extra investering is vergroting en verbetering in het kader van de veiligheid, leefbaarheid, integratie participatie en sociale cohesie tussen de verschillende wijkbewoners gestimuleerd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De middelen in het kader van de Bijdrageregelingen Sociale Integratie en Veiligheid G25 en Leefbaarheid Partiële Steden (waar ook Onze buurt aan zet onder valt) zijn in 2002 conform de regelingen aan de steden betaald.

De extra impuls Onze buurt aan zet voor het verbeteren van leefbaarheid, veiligheid, integratie en burgerparticipatie is in het najaar van 2001 van start gegaan en is in 2002 een vol jaar in uitvoering geweest. Een meer uitgebreide toelichting over Onze buurt aan zet is te lezen onder Beleidsprioriteiten; 4 Grote Steden- en Integratiebeleid; 4.2 Verbeteren wijkveiligheid.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 is er € 133 mln besteed in het kader van de Bijdrageregelingen Sociale Integratie en Veiligheid G25 en Leefbaarheid Partiële Steden en de Regeling impuls Leefbaarheid, Veiligheid en Stadseconomie.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Operationele doelstelling 2  
GSB-monitor en TussenstandBeleid wordt ongewijzigd voortgezetJaarlijks een jaarboek Grotestedenbeleid, in 2005 een evaluatie van GSBII mede op basis van de ontwikkelingen van de doelstellingen
Kenniscentrum Grote StedenBeleid wordt ongewijzigd voortgezetIn 2003 vindt er een evaluatie plaats van het kenniscentrum. Daarnaast zijn de ministers van BZK en VROM voornemens een intentieverklaring te ondertekenen voor een vergaande samenwerking tussen het Kenniscentrum Grote Steden en het KEI Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing
Vereenvoudiging financiële verantwoordingBeleid wordt geïntensiveerdIn 2003 en 2004 wordt er extra ambtelijke capaciteit op dit dossier gezet
Extra-comptabel overzichtBeleid wordt geïntensiveerdIn 2003 zal het Plan van Aanpak ECO worden uitgewerkt
Inzicht knelpunten rijksregelgeving/Uitvoering Motie de BoerBeleid wordt geïntensiveerdMede op basis van de inzichten uit onderzoeksrapportages is besloten tot de instelling van een expertteam dat steden bijstaat in het oplossen van knelpunten in de uitvoering en dat kan bijdragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden
Europees GSBBeleid wordt ongewijzigd voortgezetDe rapportagecyclus zal ongewijzigd elk jaar worden voortgezet
Actieprogramma ICT en Sociale KwaliteitBeleid wordt ongewijzigd voortgezet 
Experiment DrechtstedenHet beleid wordt in 2003 ongewijzigd voortgezet 
Operationele doelstelling 3  
Bijdrageregelingen Sociale Integratie en Veiligheid G25 en Leefbaarheid Partiële StedenBeleid wordt ongewijzigd voortgezet in 2003De regelingen zullen in 2004 met een jaar worden verlengd. Dit betekent dat de financiële en beleidsmatige verantwoording in 2005 in plaats van 2004 zal plaatsvinden

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
9: GrotestedenbeleidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen194 809130 291433 34966 141367 208
1. apparaat3 6383 6364 2303 698532
2. coördineren grotestedenbeleid3 70634 4297 4533 4623 991
3. sociale integratie en veiligheid G25187 46592 226421 66658 981362 685
      
Uitgaven251 027162 986141 987137 3854 602
1. apparaat3 6263 6004 2243 698526
2. coördineren grotestedenbeleid3 13430 9944 4443 462982
3. sociale integratie en veiligheid G25244 267128 392133 319130 2253 094
      
Ontvangsten55 13111 9573230323

BELEIDSARTIKEL 10: ARBEIDSZAKEN OVERHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van de overheidsorganisatie door ondersteuning van de bedrijfsvoering en het scheppen van zodanige voorwaarden dat voor het geheel van de openbare dienst (collectieve sector) een goede positie op de arbeidsmarkt mogelijk wordt. De werkzaamheden in het kader van deze doelstelling betreffen voor een groot deel de coördinerende taak van de Minister van BZK bij de arbeidsvoorwaardenvorming in de overheidssectoren en de gepremieerde en gesubsidieerde sector.

Overzicht prestatiegegevens

Operationele doelstelling 10.2: Het vergaren van kennis en het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de arbeidsmarktpositie van en de arbeidsvoorwaardenvorming in de collectieve sector (in relatie tot de particuliere sector en de overheidsfinanciën) en ten behoeve van de vaststelling van de loonruimte van de collectieve sectoren.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeToelichting
2.1 Informatieverschaffing door uitbrengen van nota's:Op tijd en volgens gebruikelijkeHandhaven van het niveau– Kerngegevens Overheidspersoneel: is in december 2002 verschenen.
– Kerngegevens Overheidspersoneel– Arbeidsmarktrapportage Overheid– Trendnota Arbeidszaken Overheidkwaliteitsnormen – Arbeidsmarktrapportage Overheid: is in het voorjaar van 2002 verschenen onder de titel Arbeidsmarkt in de Collectieve sector 2002.– Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003: is met de begroting in september 2002 verschenen
2.2 De – ten behoeve van de beleidsvorming uitgevoerde evaluaties, analyses en beoordelingen van de macro-economische ontwikkeling/besluitvorming en van de arbeidsmarktpositie van de overheidOp tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenHandhaven van het niveau– In de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 zijn de nodige (ook macro-economische en arbeidsmarktpositie-) analyses opgenomen; bovendien is de minister periodiek geïnformeerd over de budgettaire ruimte die voor de komende periode beschikbaar is.
   – Uit reacties van bestuursraad op de Trendnota en het commentaar van de minister alsmede reacties bij interdepartementale afstemming (ambtelijk en politiek) blijkt dat de doelstelling: het niveau te handhaven in ieder geval is gerealiseerd. Op 24 november 2002 is de Trendnota met de Tweede Kamer in een Algemeen Overleg besproken.
2.3 Tot stand brengen onderhandelingsmandaat en formuleren van speerpunten voor arbeidsvoorwaardenoverlegOp tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenHandhaven van het niveau – Ruimte- en speerpuntenbrief is in het voorjaar verstuurd.– Nieuwe speerpuntenbrief naar aanleiding van het Strategisch Akkoord is op 15 oktober 2002 verzonden aan het kabinet.
2.4 Bieden van platform voor afstemmingsoverleg tussen CAO-werkgevers bij de overheid (VSO)Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenHandhaven van het niveauDoorlopend proces, geen knelpunten.

Operationele doelstelling 10.3: Ontwikkelen en onderhouden van regelgeving ten aanzien van het ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeToelichting
3.1 Doelmatige overleginfrastructuurOp tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenHandhaven van het niveau– Voorbereiding vastleggen in wet- en regelgeving is gestart.– Subsidie CAOP is uitbetaald.– Bijdrage vakbondsfaciliteiten is uitbetaald.
3.2 Gewijzigde Ambtenarenwet, op het punt van normen en waarden van het ambtenaarschap Aanpassing nog niet gerealiseerdAanpassing op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenOp 21 januari 2003 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aangenomen. Inwerkingtreding van de wijzigingen zal in het voorjaar van 2003 plaatsvinden.

Operationele doelstelling 10.4: Bevorderen van Nederlandse presentie in instellingen van de EU.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeToelichting
4.1 Aantal Nederlandse ambtenaren in EU-dienst/totaal aantal EU-ambtenaren4,8% academische functies medio 20006,3% academische functies– Er is een nieuw instrumentarium ontwikkeld (BZK-EU-opleiding 1e ronde, geïntensiveerde 2e en 3e ronde training) en toegepast. Toepassing is afhankelijk van de schaalgrootte van een concours.
   – De nu bekende relatieve scores (Nederlandse geslaagden vs. geslaagden andere nationaliteiten) na de 1e ronde van het Buitenlandse betrekkingen & OS-concours (hulp aan derde-landenconcours), Economie en Recht en het Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ)-concours geven aan dat de percentuele streefwaarde hier al dicht benaderd is.
   – Het aandeel geslaagde Nederlanders in 2002 in dit stadium is al twee keer zo hoog dan in dit stadium bij vorige toelatingsexamens EU voor 2000 (2000: < 4% geslaagden) het geval was.
   – De resultaten bij een aantal kleinere toelatingsexamens, waar alleen het iets verbeterde klassieke instrumentarium werd toegepast, liggen op de helft van de streefwaarde (6,3%).
   – Eind 2002 heeft een concours plaatsgevonden voor LNV, Milieu en Technologie (start 5e tranche opleiding medio november).

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het vergaren van kennis en het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de arbeidsmarktpositie van en de arbeidsvoorwaardenvorming in de collectieve sector (in relatie tot de particuliere sector en de overheidsfinanciën) en ten behoeve van de vaststelling van de loonruimte van de collectieve sectoren

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

In 2002 zijn de volgende nota's Kerngegevens overheidspersoneel, De arbeidsmarkt in de collectieve sector 2003 en de Trendnota Arbeidszaken Overheid uitgebracht. Voor wat betreft de Kerngegevens overheidspersoneel 2003 is begin 2003 onder de gebruikers een enquête uitgezet naar hun tevredenheid. De uitkomst daarvan is op dit moment nog niet bekend. In de loop van 2003 zal deze bekend worden. In het najaar van 2003 zal een enquête worden gehouden onder de gebruikers van de Trendnota.

Ten behoeve van een gecoördineerd arbeidsmarkt en -voorwaardenbeleid is er een onderhandelingsmandaat vastgesteld en zijn speerpunten voor het arbeidsvoorwaardenoverleg geformuleerd, waarmee door het Kabinet is ingestemd. Zowel binnen de sector Rijk als binnen de sector Rechterlijke Macht is in het 4e kwartaal van 2002 met dit mandaat van het kabinet onderhandeld. Binnen beide sectoren is een onderhandelaarakkoord tot stand gekomen, dat bleef binnen het gestelde mandaat en dat recht deed aan de geformuleerde speerpunten.

In 2002 heeft er diverse malen afstemmingoverleg plaatsgevonden tussen de CAO-werkgevers bij de overheid (Verbond Sectorwerkgevers Overheid, VSO).

De macro-economische advisering stond sterk in het teken van de opstelling van het Strategisch Akkoord. De Minister van BZK is geadviseerd over alle belangrijke sociaal-economische onderwerpen die in dit kader speelden. Een tweede forse ronde van macro-economische advisering betrof de herziening van het Strategisch Akkoord naar aanleiding van het verslechterde economische beeld. De minister heeft de verstrekte informatie benut in onder andere de Ministerraad, de diverse onderraden en de Zeshoek.

In 2002 is een start gemaakt met de stimulering van innovatieve trajecten binnen de publieke sector, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de overheidsdiensten en het verhogen van de arbeidsproductiviteit.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De benodigde gegevens voor de genoemde nota's zijn verzameld en geordend. Dit geldt ook voor de formulering en afstemming van het onderhandelingsmandaat en bij de formulering van de speerpuntenbrief. Bij de sectoren zijn gedurende de onderhandelingen waarnemers aanwezig geweest die tot taak hadden ervoor te zorgen dat de afgesloten akkoorden recht doen aan de geformuleerde speerpunten en binnen het gestelde mandaat blijven.

Door een extern bureau is ten behoeve de afdeling Economische en Bestuurlijke politiek van de directie Arbeidszaken een rekenmodel (de Actualisator) opgesteld waarmee op basis van de meest recente CBS-cijfers nagegaan kan worden of de werkelijkheid zich conform de CPB-prognoses ontwikkelt.

Op het terrein van de bedrijfsvoering is het aantal cases in de Kennisbank Benchmarken Publieke Sector (KBPS) uitgebreid van 19 tot 29 cases (stand januari 2003).Deze kennisbank mag zich verheugen in een toenemend aantal geïnteresseerden dat op een toegankelijke wijze inzicht krijgt in actuele informatie en de diverse benchmark-onderzoeken die in de Nederlandse publieke sector zijn uitgevoerd.

Een start is gemaakt met de organisatie van de 3rd Quality Conference for Public Administrations in the EU. Het doel van de conferentie is in EU-verband best practices van kwalitatief goede vormen van dienstverlening en de onderliggende bedrijfsvoeringprocessen uit te wisselen, van elkaar te leren en zo bij te dragen aan meer kwaliteit van de publieke sector in de EU-landen. Daarbij wordt voortgebouwd op de conferenties in Lissabon (2000) en Kopenhagen (2002).

Voor de vergaderingen van het VSO is secretariële en beleidsinhoudelijke ondersteuning geleverd.

In het kader van het programma Innovatie en Kwaliteit publieke sector is onder de noemer De praktijk als inspiratiebron een database tot stand gebracht met honderden voorbeelden van goede praktijkvoorbeelden. In maart 2002 is hieraan een conferentie gewijd, die zo succesvol was dat werd besloten dergelijke conferenties met enige regelmaat te gaan houden. De eerstvolgende conferentie zal plaatsvinden in november 2003. Verder is er een website opgezet, waar kennis genomen kan worden van deze praktijkvoorbeelden. Er zijn inmiddels voorbeelden (zie Box) waaruit blijkt dat het werkt.

Door de samenwerking tussen de ministeries te intensiveren is een hogere doelmatigheid en een verdere kwaliteitsverbetering te bereiken. Het versterken en stimuleren van vernieuwende projecten op dat terrein is met name vormgegeven door het reserveren van een financiële bijdrage voor de ontwikkeling van het Shared Services Center HRM Rijk, waarin een aantal ondersteunende diensten vanuit een centraal punt voor de hele rijksoverheid worden verzorgd. Andere voorbeelden zijn het project Strategische Functie Rijksbreed door V&W en het veelbelovende project Overheid voor de klas met het SBO en OCW.

Voorts is er een internetfaciliteit tot stand gebracht, waarmee organisaties zelf medewerkerstevredenheidsonderzoeken kunnen houden en de resultaten ervan kunnen spiegelen aan de uitkomsten in andere (al dan niet vergelijkbare) organisaties.

Het specifiek voor de openbare sector opgestelde meerjarenprogramma (2002–2006) is in december door de minister goedgekeurd. In 2002 zijn diverse workshops en debatten georganiseerd. Verder is er een experimentenregeling vastgesteld, op basis waarvan in 2002 aan 18 organisaties subsidies zijn toegekend.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het totale budget voor artikel 10.2 bedroeg voor 2002 oorspronkelijk € 5,9 mln waarvan € 4,5 mln bedoeld was voor de innovatietrajecten Kwaliteit publieke sector, welke een direct gevolg zijn van het rapport van de commissie Van Rijn uit 2001 (De arbeidsmarkt in de collectieve sector).

Bij Voorjaarsnota 2002 is een bedrag van € 4,9 mln toegevoegd aan het budget op artikel 10.2 voor de innovatietrajecten Kwaliteit Publieke Sector. Dit extra bedrag (eenmalig, gezien de trage besluitvorming rondom de Kaderbrief 2003 en de opbouw van capaciteit voor de Innovatietrajecten waren de oorspronkelijke plannen niet op tijd haalbaar), is aangewend voor de van afkoop van de bijdrage aan onderwijsinstellingen voor het salarissysteem (IPA-bijdrage).

Van het budget voor artikel 10.2 van in totaal € 5,9 mln is € 3,4 mln tot besteding gekomen. Deze onderuitputting heeft zich voornamelijk voorgedaan op het voor de innovatietrajecten Kwaliteit publieke sector beschikbare bedrag. Door vertraging in de besluitvorming en het daardoor niet kunnen realiseren van voldoende capaciteit om de voorgenomen plannen te kunnen uitvoeren, hebben een aantal projecten geen doorgang gevonden of was het niet meer mogelijk concrete plannen uit te voeren. Zo hebben de mediagerichte acties in het kader van de voorbereiding van de kwaliteitsconferentie 2003 niet plaatsgevonden en zijn er ook nog geen werkzaamheden in dat kader uitbesteed aan een congresbureau, noch aan een expertbureau. Door het ontbreken van voldoende capaciteit hebben de voorgenomen symposia voor de gehele publieke sector evenmin plaatsgevonden en zijn de voorgenomen onderzoeken getemporiseerd.

Bovendien heeft er geen besluitvorming plaatsgevonden over de voorziene verdeling van een deel van het beschikbare budget over de verschillende taakvelden. Wel is financieel bijgedragen aan verschillende projecten.

Inmiddels is de capaciteit voor een belangrijk deel aangetrokken en is een groot deel van bovengenoemde activiteiten wel ingezet.

Operationele doelstelling 3: Ontwikkelen en onderhouden van regelgeving ten aanzien van het ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De voorbereiding vastlegging in de wet- en regelgeving is gestart.

De subsidie ad € 4,547 mln is verstrekt voor uitgaven die rechtstreeks verband houden met de instandhouding en kwalitatief hoogwaardige ondersteuning van:

1. de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst;

2. het Sectoroverleg Rijk;

3. de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid;

4. de Commissie voor Advies Bezwaren Functiewaardering;

5. de Adviescommissie grondrechten en Functie-uitoefening Ambtenaren;

6. de Bezwarencommissie veiligheidsonderzoeken;

De resterende subsidie wordt verstrekt ten behoeve van de overige activiteiten die passen binnen de statutaire doelstelling van de Stichting CAOP.

De statutaire doelstelling luidt: Het CAOP heeft ten doel secretariële- en administratieve diensten te verlenen ter ondersteuning van adviesraden en -commissies, onafhankelijke commissies van bezwaar- en beroep alsmede andere instanties, waaronder begrepen privaatrechtelijke rechtspersonen, waaraan door de overheid taken zijn opgedragen of welke een bijzonder orgaan van overleg zijn, op het gebied van aangelegenheden die de rechtspositie, arbeidsvoorwaarden en de arbeidsverhoudingen van het overheidspersoneel betreffen, dan wel welke een arbitrerende functie hebben in geschillen die op dit gebied betrekking hebben, dit alles in de ruimste zin des woords. Voorts heeft de stichting ten doel documentatie en informatie te verzamelen over onderwerpen die betrekking hebben op het gebied waarop zij werkzaam is en daarover publieks- en persvoorlichting te verzorgen.

Daarnaast is € 2,2 mln aan bijdragen verleent aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdrage (SVO) voor het instandhouden van het overlegstelsel.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De subsidie aan het CAOP is verstrekt en het CAOP heeft de vorengenoemde werkzaamheden uitgevoerd in 2002. Het CAOP zal daar in haar jaarverslag verantwoording over afleggen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het totale subsidie- c.q. bijdragebedrag ad € 6,7 mln is verstrekt.

Operationele doelstelling 4: Bevorderen van Nederlandse presentie in organen van de EU

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Het aantal Nederlandse ambtenaren in dienst van de Europese Unie (EU) was in het jaar 2000 4,8% van het totale aantal EU-ambtenaren met een academische functie. De genoemde streefwaarde van 6,3% is tevens het maximum percentage wat Nederland aan ambtenaren met een academische functie in EU-dienst mag hebben. De in 2001 gestarte pilottranches zijn afgerond en hebben ervoor gezorgd dat het Bureau Internationale Ambtenaren (BIA) een steeds meer gestructureerd pakket aan trainingen als voorbereiding op de diverse rondes van vergelijkende onderzoeken heeft kunnen aanbieden.

Om te zorgen dat er voldoende gekwalificeerde ambtenaren beschikbaar zijn voor opengestelde vacatures in de EU zijn er in 2002 drie tranches EU-opleiding gestart.

Eind 2002 is het eerste concours met ondersteuning van een EU-opleiding afgerond op twee vakgebieden. Voor dit vergelijkend onderzoek geldt een slagingspercentage voor beide vakgebieden van 7,5% en 5,6%. Dit resultaat overstijgt het streven voor het jaar 2002, een slagingspercentage van 5,5%. Het BIA heeft de inspanningen voor de voorbereiding in de tweede en derde ronde van het vergelijkend onderzoek vergroot. Er worden structureel simulaties gehouden voor het schriftelijke en het mondelinge examen zodat het rendement van de EU-opleiding uit de eerste ronde zo goed mogelijk gehandhaafd blijft.

De start van het evaluatieonderzoek is vertraagd vanwege uitstel van concoursen door de Europese Commissie (EC). Het evaluatieonderzoek moet de resultaten en effecten van de EU-opleiding zo goed mogelijk in kaart brengen en zal een doorlooptijd hebben tot medio 2004. Pas op langere termijn is het mogelijk het concrete resultaat van de EU-opleiding te relateren aan het aandeel Nederlanders wat de laatste jaren binnen de EU-instellingen is ingestroomd.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De voorgenomen intensievere voorlichting over het werken bij EU-instellingen is daadwerkelijk gegeven als gevolg van de hoeveelheid vergelijkende onderzoeken. In het afgelopen jaar is een concours voor ambtenaren in de B(eleids)-categorie intensief begeleid door het Bureau Internationale Ambtenaren. Hiertoe is eveneens een EU-opleiding gestart. Alle deelnemers in de verschillende fases van een concours zijn intensiever begeleidt dan voorgaande jaren.

Vanuit Bureau ABD wordt sinds mei 2002 actief gewerkt aan de bevordering van het aantal Nederlandse (top)functionarissen bij Europese instellingen. Daartoe is een MD-officer benoemd die Nederlandse (top)ambtenaren zowel in Brussel als in Den Haag begeleidt en stimuleert in het zoeken van Europese functies. Deze functionaris onderhoudt actief contacten met de relevante organisaties in Europa (dit valt onder de verantwoordelijkheid van de ABD).

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Van het totaal voor 2002 begroot bedrag van € 1,7 mln is een bedrag van € 0,3 mln niet tot besteding gekomen. Dit is veroorzaakt door de vijfde tranche EU-opleiding (de laatste) waarvan de kosten geraamd zijn op € 0,3 mln. De opleiding is gestart in november en loopt door tot februari 2003. Hierdoor is facturering vertraagd naar het 1e kwartaal van 2003. Daarnaast zijn er twee technische correcties geweest ad € 0,5 mln. Het betreft hier een reallocatie van een subsidie EIPA ad € 0,3 mln en een reallocatie van personele en materiële kosten van het Bureau Internationale Ambtenaren van € 0,2 mln.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Innovatie trajectenVoortzetten, versterken en verspreiden van innovatieve projectenZie onder operationele doelstelling 10.2

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10: Arbeidszaken overheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen28 33424 09134 68526 9027 783
1. apparaat15 88814 19423 62212 61411 008
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector3206203 3585 925– 2 567
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken10 6946 7126 7466 65096
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU1 4322 5659591 713– 754
      
Uitgaven23 38524 10634 09026 9027 188
1. apparaat15 45414 53823 57712 61410 963
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector2825542 8815 925– 3 044
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 3606 6966 7466 65096
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU1 2892 3188861 713– 827
      
Ontvangsten4135 5138 074298 045

De hogere uitgaven op artikel 10.1 worden veroorzaakt door de afkoop van de IPA-regeling ad € 6,8 mln voor de resterende looptijd van het samenwerkingsverband van 2002 tot 2006. Daarnaast is een bedrag ad € 5 mln aan het agentschap IVOP betaald ten behoeve van de projecten CBO, migratie en Toekomst IVOP . Hiertegenover staat een ontvangst van € 5 mln, zijnde het niet bestede deel van de bijdrage aan het europroof maken van het IPA-systeem en de daarmee samenhangende informatiesystemen.

De lager uitgaven op artikel 10.2 worden met name veroorzaakt door een vertraging in de uitputting van de programma-uitgaven doordat alle beschikbare capaciteit in het eerste kwartaal 2002 is ingezet voor de voorbereiding van de conferentie voor Innovatie en kwaliteit Publieke sector, de website www.publiekesector.nl en het vervaardigen van een Cd-rom. Pas na de afhandeling van de conferentie kon begonnen worden met de uitwerking van het verdere programma. Na vervolgens de instemming van de minister verkregen te hebben, kon een begin gemaakt worden met de werving van de voor de uitvoering van het programma benodigde extra personele capaciteit.

BELEIDSARTIKEL 11: KWALITEIT RIJKSDIENST

1. Algemene beleidsdoelstelling

De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van de rijksdienst.

Al enige tijd wordt met een stevige ambitie gewerkt aan modernisering en kwaliteitsverbetering en positionering van het Rijk als werkgever. Deels beginnen de resultaten nu zichtbaar te worden, zo is het Rijk is duidelijk herkenbaar op de arbeidsmarkt en is de Algemene Bestuursdienst een management-developmentinstrument voor het concern Rijk. In 2002 zijn de lijnen uitgezet voor een aantal belangrijke trajecten, zoals het maken van een nieuw beloningsstelsel en het vernieuwen van het HRM-stelsel. Trajecten, waar de steun en inzet van alle ministeries voor nodig is en die de concerngedachte onderstrepen.

Overzicht prestatiegegevens

Operationele doelstelling 11.2: Het bevorderen dat de rijksdienst, nu en in de toekomst, beschikt over professionele, goed toegeruste topmanagers.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeRealisatie in 2002
Gemiddelde zittingsduur op ABD-functie3,6 jaar4 jaar3,2 jaar
Percentage interdepartementale benoemingen in ABD23%30%20%
Percentage vrouwen in ABD9% in 200012% in 200212% in 2002
Percentage etnische minderheden in ABD0,1% in 20000,5% in 20020,1% in 2002
Percentage instroom in ABD van buiten de rijksdienst12% in 200015% in 20029% in 2002

Operationele doelstelling 11.3: Het ontwikkelen en onderhouden van concurrerende arbeidsvoorwaarden voor de sector rijk.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeRealisatie in 2002Toelichting
3.1 Nieuw afgesloten CAO en tijdige uitvoering111CAO: Er is eind 2002 door de Minister van BZK een eindbod voorgelegd welke geaccepteerd is door de bonden en hun leden.Waarderen en belonen:
    – Financiële middelen zijn aan ministeries beschikbaar gesteld.
    – Voor alle deelprojecten zijn onderzoeken afgerond en prototypes in september afgerond. De uitwerking naar een geïntegreerd beloningssysteem Rijk kan thans plaatsvinden.Eind oktober is een werkconferentie voor (p)SG's en ICPR georganiseerd om de hoofdlijnen van het stelsel te bespreken en de (on)mogelijkheden van implementatie te bespreken.
    – Naast een technische realisatie (systemen, financiële beheersing, ICT-applicaties) vereist de implementatie een zekere cultuuromslag in werken en denken voor leidinggevenden en medewerkers. Dit zal worden ondersteund door een systematisch communicatietraject.
    – Voor de voor te bereiden implementatie worden na (politieke) besluitvorming op het definitieve ontwerp financiële middelen aan ministeries beschikbaar gesteld op basis van departementale projectplannen.

Operationele doelstelling 11.4: Het ontwikkelen en onderhouden van personeels- en organisatiebeleid voor de rijkssector, zoals neergelegd in de nota MPR.

Prestatie indicatorBasiswaardeStreefwaardeRealisatie in 2002Toelichting
4.1 Kwaliteit van de arbeidsmarktsituatie van de sector Rijk111Publiekscampagne:– Uitingen werken bij het rijk zijn geïncorporeerd in de wervingscampagnes van de ministeries (m.u.v. V&W)
4.2 Gerealiseerd beleid op het terrein van personeelszorg111– Najaarscampagne is interdepartementaal afgestemd en voorbereid en gestart.
4.3 Informatieverschaffing door uitbrengen van nota's inzake personeelsbeleid en formatie/organisatie rijksdienst00/11– Verrijking is aangepast qua lay-out en uitgebracht met het thema Vervoersmanagement.RAAC Diversiteit:– Contacten met organisaties allochtonen worden omgevormd tot netwerk die bij de arbeidsmarktcampagne kan worden ingezet bij het beter bereiken van de doelgroepen. Contracten hiervoor zijn gesloten.
    – Campagne rijk is ook via media kanalen voor allochtonen ingezet.– Het BABD heeft een bijeenkomst gerealiseerd voor hogeropgeleide Surinamers.
    Scholierenprogramma:– Beurskrant ontworpen en tijdens Studiebeurs verspreid.
    – Voorbereidingen. Lagerhuisdebat voor scholieren.Digitale arbeidsmarkt:
    – De nieuwe Mobiliteitsbank het RIJK is vanaf augustus live gegaan.
    – Carrière site is uitgebreid met de sector Onderwijs en de ABD. Technische en functionele aanpassingen zijn verricht, waardoor onder andere vanaf september managementinformatie direct opvraagbaar en bewerkbaar is.
    – Back-office software systeem ( BOSS) is verder aangepast aan de wensen van de verschillende ministeries.
    Traineeproject:
    – Beoogd aantal 150 trainees geselecteerd en geplaatst, Start met traineeontbijt.
    – Financiële middelen worden aan ministeries verstrekt.
    Expertprojecten:
    – Financiering en regulier contact: wetgeving, financials, auditors, toezicht, secretaresses, DJI, communicatie, en sinds september ICT en HRM-academie. Plan voor inbedding in 2003 e.v. in Corporate University in voorbereiding. Ten aanzien van HRM-academie: aan de opzet daarvan wordt gewerkt, in 2003 gaat hij van start.
    Sociaal Jaarverslag:
    – Begin juni 2002 naar TK gestuurd; aan Sociaal jaarverslag 2003 wordt inmiddels gewerkt.
    Personeelsbrief:
    – Is met prinsjesdag aan de TK gestuurd.
    Benchmarking:
    – Project verloopt volgens planning, het gegevensmodel benchmark is opgeleverd, moet nu worden gevalideerd met betrokkenheid van integrale managers.
    Flexibele organisaties:
    – In de ICPR vergadering van 29 oktober zijn de eerste projectresultaten besproken en is bepaald hoe het uiteindelijke projectresultaat er uit komt te zien.
    Shared Service Centre:
    – Haalbaarheidsstudie naar scope en reikwijdte van een SSC is afgerond. Op 2/7 is in een conferentie met (p) SG's en ICPR ingestemd met het opzetten van een SSC, wat tenminste de administratieve processen op HRM-gebied omvat.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het bevorderen dat de rijksdienst, nu en in de toekomst, beschikt over professionele, goed toegeruste topmanagers

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

A. Investeren in de kwaliteit van het huidig en toekomstig topmanagement.Ja
B. Uitbreiding van de ABD met de managers in schaal 15.Ja
C. Ontwikkelen van een kandidatenprogramma.Ja

Toelichting op de prestatiegegevens: In 2002 is de omvang van de ABD-populatie gestegen van circa 750, naar 900 leden per 31 december 2002. De reden daarvan ligt hoofdzakelijk in de uitbreiding met eindverantwoordelijke managers in schaal 15. Met deze uitbreiding is de omvang van de ABD (conform de opdracht uit het regeerakkoord 1998) gerealiseerd en is het domein van de ABD definitief afgebakend.

Van de prestatie-indicatoren (die alle betrekking hebben op de samenstelling van de groep ABD-leden) is de streefwaarde van het aandeel vrouwen behaald (van 10% in 2001 naar 12% in 2002). Deze stijging wordt ondermeer veroorzaakt door een relatief grote toename van het aantal vrouwen in de topmanagementgroep (S19) en in schaal 16. Deze stijging lijkt de verwachting te rechtvaardigen dat het inbouwen van gelijke aandacht voor mannen en vrouwen in het beleid en alle fases van de werkprocessen bij Bureau ABD succesvol is.

De overige resultaten blijven achter bij de gestelde streefwaarden. Het goed vaststellen van indicatoren en het behalen van de gestelde streefwaarden is voor het jaar 2002 mede beïnvloed door het feit dat de omvang van de ABD ook dit jaar weer is toegenomen met een groep nieuwe managers, waarvan op voorhand de samenstelling niet bekend was. De gemiddelde zittingsduur op de huidige ABD-functie, het aandeel interdepartementale benoemingen en de cijfers met betrekking tot instroom van buiten het rijk zijn negatief beïnvloed. Twee belangrijke factoren die daarbij ook een rol speelden zijn:

a. het relatief grote aantal leden van de topmanagementgroep dat in 2002 alleen als gevolg van de beëindiging van overgangsrecht van functie is gewisseld. (De in 2002 in het ARAR ingevoerde topmanagementgroepregeling regelt voor secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal en enkele daarop gelijkende functies, een tijdelijke benoemingsperiode van 5 tot 7 jaar. Het overgangsrecht dat daarbij van toepassing was voor zittende leden bepaalt dat de expiratiedatum van de bestaande benoeming uiterlijk op 1 januari 2003 ligt.)

b. een aantal omvangrijke interne reorganisaties op enkele ministeries. Een aantal ministeries heeft in 2002 omvangrijke reorganisaties gepleegd.

Verder is in 2002 het effect van een vrij krappe arbeidsmarkt voor (top)managers bij de overheid van invloed op de hoge functiemobiliteit binnen de ABD. Ook daardoor zijn de zittingsduur op de huidige functie en de instroom van buiten het rijk minder toegenomen dan gewenst.

In 2002 is bij Bureau ABD een functionaris aangesteld die verantwoordelijk is voor het bevorderen van de Nederlandse presentie op ambtelijke topfuncties bij de Europese instellingen (zie ook artikel 10.4).

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

A. In 2002 is met betrekking tot de beïnvloeding van de samenstelling van ABD-populatie een groot aantal initiatieven ontplooid. Dit zijn diepte investeringen waarvan naar verwachting de effecten vooral in de komende jaren merkbaar zullen zijn.

Bureau ABD heeft de te verwachten opvolgingsproblematiek waarvoor de ABD zich in de komende jaren gesteld ziet grondig geanalyseerd. Medio 2002 werd duidelijk dat die voor de komende jaren vrij omvangrijk zou zijn. Om dat opvolgingsvraagstuk ook in de nabije toekomst het hoofd te kunnen bieden is in 2002 fors geïnvesteerd in activiteiten die de instroom van buiten het Rijk, alsmede de diversiteit in samenstelling van de ABD moeten doen toenemen. Er is een searchprogramma gestart van waaruit langs diverse routes wordt gezocht naar kandidaten voor ABD-vacatures; de zogenaamde vergroting van de visvijvers. Onderdelen van dit programma zijn:

– een samenwerkingsrelatie met een groep searchbureaus om structureel kandidaten van buiten het Rijk voor ABD-vacatures te zoeken;

– een specifieke samenwerking met een bureau, gespecialiseerd in het search van talenten uit etnische minderheidsgroepen;

– het vinden van methoden om bij de searchactiviteiten beter gebruik te maken van de persoonlijke netwerken van ABD-leden;

– het voorbereiden van talent op de ABD-positie door het ABD-Kandidatenprogramma;

– het in beeld brengen van talent bij de ministeries door een talent review process.

Om de hoge mobiliteit binnen de ABD te temperen is met de SG's overeengekomen de periode waarin pas benoemde ABD-leden niet actief zullen worden benaderd voor nieuwe functies te verlengen van 2 naar 3 jaar.

Met de publicatie van de bundel Investeren in selecteren in september 2002 wordt beoogd de selectiemethoden bij het Rijk verder te professionaliseren. Er is onderzoek gedaan naar effectievere manieren om de etnische diversiteit binnen de ABD te vergroten, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in concrete (search)activiteiten op dit terrein.

B. Met ingang van 1 januari 2002 is de ABD uitgebreid met eindverantwoordelijke managers in schaal 15. Daardoor is de ABD-populatie in 2002 gegroeid tot een omvang van 900 leden (stand per 31 december 2002). Hiermee is uitbreiding van de ABD, conform de opdracht in het regeerakkoord van 1998, voltooid. De groei van de Algemene Bestuursdienst is daarmee afgerond. Aan de ABD-leden in schaal 15 worden dezelfde diensten verleend als aan de overige ABD-leden. De vacatures die op de desbetreffende functies vrijkomen worden vervuld via de ABD.

C. In samenwerking met de ministeries is in oktober 2002 een kandidatenprogramma gestart met 27 talenten uit het Rijk in de schaal 14/15. Het kandidatenprogramma biedt een breed en innovatief ontwikkelingstraject (minimaal 2 jaar) voor managementtalent gericht op doorstroom naar de ABD op tenminste directeursniveau. Doel van het programma is het investeren in de instroom ten behoeve van kwaliteit van het topmanagement en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van het opvolgingsvraagstuk. De kern van het programma bestaat uit het bundelen van een individueel, een collectief en werkervarings-programma. Individuele begeleiding van een loopbaanadviseur (van Bureau ABD) en topmanagers uit het rijk (SG's en DG's) borgen de gewenste synergie vanuit het perspectief van de kandidaat. De eerste reacties (op basis van evaluaties van de reeds uitgevoerde activiteiten van het ABD-Kandidatenprogramma) van de kandidaten en stakeholders (waaronder het SG-beraad) zijn positief. Gezien de nadrukkelijke behoefte aan jonger, kwalitatief management blijft de behoefte aan het ABD-Kandidatenprogramma als concernvoorziening onverminderd van kracht.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De uiteindelijke raming van de uitgaven bedroeg € 1,12 mln. Aan ontwikkeling en opleiding voor de ABD is € 0,78 mln uitgegeven (waarvan € 0,5 mln aan het kandidatenprogramma) en aan onderzoek, ontwikkeling en uitvoering van selectieactiviteiten (waaronder de uitbreiding met eindverantwoordelijke managers in schaal 15) is € 0,34 mln uitgegeven. De omvang van de bestedingen zijn daarmee conform de begroting.

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen en onderhouden van concurrerende arbeidsvoorwaarden voor de sector Rijk

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

Het Rijk heeft een verantwoord en aantrekkelijk arbeidsvoorwaardenpakket weten te behouden.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Eind 2001 is een cao afgesloten met een looptijd tot 1 december 2002. In deze cao staat een verantwoorde en concurrerende algemene salarisontwikkeling. Ook zijn afspraken gemaakt die leiden tot salarisverbetering voor specifieke categorieën, vooral voor hen die in onregelmatige dienst werken. Er is een verdere flexibilisering van de arbeidsduur overeengekomen waardoor betere mogelijkheden zijn ontstaan voor afstemming van de arbeidsduur op de persoonlijke situatie van de ambtenaar. Bij deze verbeterde mogelijkheid voor afstemming speelt ook het bedrijfsbelang een rol. Eind 2002 is een cao gesloten met een looptijd van 1 december 2002 tot 1 januari 2004.

In 2002 is een begin gemaakt met het programma dat moet leiden tot de invoering van een nieuw beloningsstelsel. Dit stelsel heeft tot doel het resultaatgericht werken en de (loopbaan)ontwikkeling van medewerkers te bevorderen. Ook is onderzoek verricht (de beloningsmonitor) naar de stand van zaken over waarderen en belonen bij de ministeries.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het totale budget voor artikel 11.3 bedroeg voor 2002 oorspronkelijk € 32 mln. Uit de arbeidsvoorwaardenruimte is per saldo een bedrag van € 7 mln toegevoegd aan dit artikel met name ten behoeve van de Regeling Ziektekostenvoorziening overheidspersoneel sector Rijk, vanwege de voorziene hogere aanspraken. Uiteindelijk is hiervan een bedrag ad € 2,5 mln niet tot besteding gekomen vanwege het achterblijven van het aantal aanvragen in vergelijking met de prognose. De kosten van een nieuwe CAO zijn binnen de kaders gebleven, die het kabinet heeft bepaald.

Operationele doelstelling 4: Het ontwikkelen en onderhouden van personeels- en organisatiebeleid voor de rijkssector, zoals neergelegd in de nota MPR

Arbeidsmarkt

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De relatieve onzichtbaarheid van het Rijk als werkgever waarvan nog geen vijf jaar geleden sprake was, is de afgelopen twee jaar succesvol omgedraaid. De aantrekkingskracht van het Rijk is toegenomen.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Jaarlijks wordt door BZK de Arbeidsmarktmonitor Rijk(sdienst) uitgebracht, waarin een beeld wordt gegeven van de concurrentiepositie van de werkgevers van het Rijk op de arbeidsmarkt. In de jaren 1999–2002 werd de Monitor toegespitst op specifieke beroepsgroepen, waar het Rijk knelpunten ondervindt: financieel economen, wetgevingsjuristen, secretaresses, accountants, ICT'ers en managers. De Arbeidsmarktmonitor heeft zich bewezen als een belangrijke motor voor het arbeidsmarktbeleid van het Rijk als concern. De gemeenschappelijke inspanningen op het gebied van arbeidsmarktcommunicatie en academies zijn in feite voortgekomen uit de reactie van het topmanagement van het Rijk op de Arbeidsmarktmonitor.

In de profilering van het Rijk op de arbeidsmarkt zijn de volgende belangrijke stappen gezet:

De in relatief korte tijd opgebouwde internetportaal www.werkenbijdeoverheid.nl vormt inmiddels een interessante en interactieve ontmoetingsplaats tussen overheidswerkgevers en belangstellenden. De naar buiten gerichte internetsite en de vernieuwde interne Mobiliteitsbank zijn in 2002 gekoppeld. Technische faciliteiten zijn ontwikkeld om dubbel werk voor de ministeries daarbij te voorkomen.

In 2002 zijn via het internetportaal ruim 5000 vacatures bekendgemaakt. Meer dan 4 000 belangstellenden hebben via het portaal hun CV ter inzage van de rijkswerkgevers gegeven.

Aan het eind van 2001 is de alom gewaardeerde imagocampagne publiek gegaan, om het Rijk als merk te positioneren op de arbeidsmarkt, onder het motto Werken bij het Rijk Als je verder denkt. De campagne heeft in korte tijd een aantal kwaliteitsprijzen gewonnen.

Vanaf het najaar van 2000 zijn de ministeries zich gezamenlijk gaan presenteren op een aantal publieke evenementen, zoals de Carrièrebeurs Overheid in maart 2001 en 2002 (voor belangstellenden vanaf MBO-niveau), en voor scholieren op de Studiebeurs in oktober 2002. Deze presentaties hebben zeer veel belangstelling getrokken. Ook bij verminderde vraag blijft het dan ook relevant om op een aantal grote beurzen aanwezig te zijn.

De activiteiten op het gebied van gemeenschappelijke arbeidsmarktcommunicatie worden geïnitieerd, uitgevoerd en/of ondersteund vanuit het projecten- en expertisecentrum Raac, dat inmiddels is opgegaan in het Servicecenter DGMP.

Ter bestrijding van kwantitatieve en/of kwalitatieve schaarste in rijksbreed belangrijke beroepsgroepen zijn expertprogramma's opgezet om in beginsel geschikte personen via een programma van leren en werken geschikt te maken voor specialistische functies. Vanuit BZK worden zulke initiatieven ondersteund met een startsubsidie, en wordt samen met de verantwoordelijken voor de programma's gewerkt aan onderlinge afstemming, samenwerking en kwaliteitsborging.

In september 2001 is de Academie voor wetgeving van start gegaan met een traject voor beginnende wetgevingsjuristen. Op 9 september 2002 vond de opening plaats van het academiejaar 2002–2003 en tevens de opstart van opleidingstraject voor reeds werkzame wetgevingsjuristen.

De voorbereiding van een academie voor een Rijksacademie voor Financiën en Economie ten behoeve van de controllers en auditors van het Rijk is in een vergevorderd stadium De officiële start van deze academie is gepland voor april 2003.

Door een aantal inspectieacademies is samengewerkt om als Samenwerkende Inspectie Academies te komen tot een gemeenschappelijk programma voor 2002–2003.

Voorts wordt in interdepartementaal verband gewerkt aan de realisatie van een HRM-academie en wordt een verkennend onderzoek verricht naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een ICT-academie.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Vanwege de verkiezingen in mei en het daaruit voortvloeiende regeerakkoord zijn enkele activiteiten uitgesteld of zelfs niet doorgegaan, wat geleid heeft tot een uiteindelijke onderuitputting van € 0,3 mln. Zo heeft de publiekscampagne werken bij het Rijk in 2002 minder gekost dan voorzien daar de tweede is uitgesteld tot het moment van aantreden van het nieuwe kabinet. Ook de Government Crash Course is uitgesteld tot 2003. De subsidies die verstrekt zijn voor de expertprogramma's, zijn binnen het budget gebleven.

Opleiding en personeelsontwikkeling: investeren in leren

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

De aanpak in het programma Investeren in leren heeft zich gekenmerkt door het zoeken naar bundeling van initiatieven binnen het Rijk op het terrein van opleiden en personeelsontwikkeling. De bundeling van deze initiatieven versterkt het vermogen om op concernniveau kennis te ontwikkelen, te delen en te borgen en is daarmee een investering in een efficiëntere en meer effectieve rijksdienst.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Er is een virtuele opleidingswinkel Rijk opgezet, het zogenoemde Ontwikkelplein. Dit Ontwikkelplein bevat nu 65% van het centrale opleidingsaanbod binnen het Rijk en is toegankelijk voor elke rijksambtenaar. Het Ontwikkelplein biedt nu reeds de mogelijkheid inzicht te krijgen in de kwantiteit, en op korte termijn ook in de kwaliteit van het beschikbare opleidingsaanbod bij de ministeries.

De bedoeling is dat eerder genoemde academies op concernniveau gebundeld worden tot de academie voor de rijksoverheid. De Rijksacademie voor Financiën en Economie en de HRM-academie i.o. zijn inmiddels samengebracht in een pand. Voor de inrichting van dit pand zijn plannen uitgewerkt die zullen leiden tot een rijksspecifieke omgeving voor kennisontwikkeling, -deling en -creatie.

Vanwege herprioritering zijn het inrichten van een rijksbreed introductieprogramma en de interdepartementale coachpool stopgezet.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Omdat er minder activiteiten uitgevoerd zijn (rijksbreed introductieprogramma en interdepartementale coachpool) is er sprake van een onderuitputting van ruim € 1 mln.

Competentiemanagement

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Met het ontwikkelen en inzetten van een aantal instrumenten en het uitwisselen van informatie en ervaringen is het gedachtegoed van competentiemanagement verder verspreid.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Via platformbijeenkomsten hebben ministeries nieuwe ontwikkelingen gedeeld en hun ervaringen met het invoeren van diverse onderdelen op het gebied van competentiemanagement.

Er zijn 2 digitale instrumenten ontwikkeld, ten eerste de loopbaanscan, conform de afspraak in de CAO, die medewerkers kan ondersteunen bij de oriëntatie op hun verdere loopbaan. Ten tweede de competentiekubus, die speciaal voor medezeggenschapsraden is ontwikkeld, en informatie, discussie- en oefenmateriaal biedt over competentiemanagement. Ook is voor medezeggenschapsraden een leergang opgezet die in 2003 wordt aangeboden.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De hiervoor ter beschikking gestelde gelden ad € 0,3 mln zijn nagenoeg volledig besteed.

Ouderenbeleid

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

De bedoeling is om februari 2003 inzicht te hebben in de factoren die bepalend zijn voor het bevorderen van arbeidsparticipatie van oudere werknemers.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

In het actieplan Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers in de sector Rijk zijn projecten geformuleerd waaraan ministeries en hoge colleges van staat mee konden doen. De resultaten van de projecten zijn de volgende:

Er is een extern bemiddelingsbureau gevraagd de mobiliteit van werknemers die daarom verzochten te begeleiden. Waar nodig werd aan deelnemers aan het project scholing aangeboden. Dit heeft geresulteerd in een (horizontale) mobiliteit van 27 werknemers tussen ministeries. Hiernaast zijn 11 medewerkers na een bemiddelingsproject weer tevreden teruggekeerd op hun eigen functie. Op dit moment loopt het traject nog met 82 kandidaten. Gaande de uitvoering van het actieplan is gebleken dat een structurele opzet van taakroulatie niet nodig en gewenst was binnen de ministeries. Waar mobiliteit niet wenselijk of mogelijk was is wel aangegeven dat taakroulatie tot de mogelijkheden behoort om werknemers weer te motiveren voor hun werk.

Uit onderzoek is gebleken dat oudere ambtenaren niet minder deelnemen aan scholing dan jongere ambtenaren. Bovendien is gebleken dat er geen duidelijk verschil is tussen de scholingsbehoefte en -mogelijkheden van oudere en jongere ambtenaren.

Gebleken is dat de arbeidsvoorwaarden voor oudere werknemers aan de maat zijn: deze voorwaarden bieden voldoende mogelijkheden om individuele wensen op het gebied van werktijden, demotie en (deeltijd-)uittreden gestalte te geven. Gewerkt is aan een voorlichtingssite om op toegankelijke wijze inzicht te bieden in de bestaande mogelijkheden. Deze site zal begin 2003 beschikbaar komen.

Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar de uittreed- en blijfmotieven van oudere (ex) werknemers in de rijksdienst. De belangrijkste conclusies zijn dat werknemers er massaal vervroegd uit willen en dat een enkeling wenst door te werken tot de 65ste leeftijd. De afweging om uit te treden is een privé-aangelegenheid. Met de direct leidinggevende wordt daar niet of nauwelijks over gesproken. In de CAO Rijk 2002–2003 is daarom een bepaling opgenomen dat met medewerkers die vijf jaar dezelfde functie hebben vervuld expliciet wordt stilgestaan bij de continuering van de loopbaan.

Voorts is in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2002–2003 de ontslaggrond van 65 jaar vervallen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De kosten van ouderenbeleid zijn binnen de bijgestelde raming van € 0,25 mln gebleven.

Sociale Zekerheid en Arbozorg

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Er is bij de onderdelen van de sector Rijk sprake van een dalende tendens wat betreft het ziekteverzuim en er is een toename van het aantal werkzame arbeidsgehandicapten. Het is echter nog te vroeg om nu te kunnen melden of de doelstellingen van het arbo-convenant worden gehaald. De looptijd van het convenant is immers tot begin 2004 en voor het jaar 2003 staat nog een aantal extra maatregelen gepland.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

De middelen die in 2002 voor de intensivering van het arbobeleid door BZK aan de ministeries zijn toegekend zijn door alle ministeries geheel of nagenoeg geheel ingezet conform de door hen ingediende plannen. Bijna alle ministeries hebben inmiddels een zorgmanager in dienst. De centrale opleiding voor de zorgmanagers is van start gegaan. Er is in juni 2002 een symposium gehouden voor alle OR-leden. Het ingehuurde reïntegratiebedrijf is bezig met de begeleiding van langdurig zieken. De bekendheid van deze mogelijkheid bij de ministeries is in 2002 vergroot.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Door de betalingssystematiek is in 2002 per saldo € 0,8 mln niet tot betaling gekomen. De bijbehorende activiteiten zijn wel gestart in 2002.

Follow-up interdepartementaal beleidsonderzoek effectiviteit personeelsmanagement

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Er is overeenstemming bereikt met de ministeries over de strategische lijnen voor de HRM-stelselvernieuwing in het Rijk. Op basis daarvan is een concreet actieprogramma voorbereid, waarover het kabinet op 31 januari 2003 positief heeft besloten.

Hebben we daarvoor gedaan wat we wilden doen?

Op 2 juli 2002 is de conferentie Naar een nieuw HRM-stelsel Rijk gehouden met een aantal secretarissen-generaal, alle plaatsvervangend secretarissen-generaal en alle (plv.) directeuren Personeel en Organisatie. Op deze conferentie zijn de belangrijkste ontwikkelingen gedeeld die zich voordoen op het gebied van HRM en zijn de aandachtspunten bepaald voor de verdere implementatie van een vernieuwd HRM-stelsel, die gevat zijn in 3 kerntrajecten:

– het versterken van de HRM-functie; hier valt onder meer de opzet van de HMR-academy onder, waar eind 2002 een start mee gemaakt is.

– het opzetten van een Shared Service Center HRM, waarin personele voorzieningen gebundeld worden; hiervoor is in 2002 een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, en is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de realisatie.

– het uniformeren van de informatievoorziening en processen; hier maken ondermeer deel van uit het inrichten van een benchmark- en visitatiesysteem dat het mogelijk maakt de kwaliteit en efficiency van de HRM-functie bij onderdelen van het Rijk door te lichten. Het systeem is in 2003 klaar om de eerste benchmarkonderzoeken uit te voeren en het Kernmodel Personele informatievoorziening (zie hieronder).

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

In 2002 is gewerkt aan het opzetten van een Shared Service Center HRM. Dit heeft geresulteerd in een besluitvormingsnotitie voor de ministerraad van 31-1-2003. In 2003 wordt de verdere implementatie uitgewerkt.

Kernmodel personele informatievoorziening

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

Met het realiseren van het kernmodel personele informatievoorziening ligt er een goede basis om te komen tot een goed personeelsinformatiesysteem zodat goede informatie-uitwisseling mogelijk is tussen alle ministeries onderling en met BZK. De komende jaren zal hier verder naar toe worden gewerkt.

Hebben we daarvoor gedaan wat we wilden doen?

Het bestaande informatiestatuut (afspraak omtrent informatieaanlevering tussen ministeries en BZK) is binnen BZK en met de ministeries geëvalueerd. Het komende jaar wordt op basis hiervan een nieuw informatiestatuut gemaakt.

In 2002 is het Kernmodel Personele Informatievoorziening gereed gekomen. Het KPI standaardiseert de personeelsprocessen en de gegevensdefinities. Het KPI is een generiek procesmodel en vormt daarmee de basis voor de toekomstige inrichting van de personeelsprocessen binnen alle ministeries. Het KPI 3.0 bevat tevens een instrument voor risicoanalyse.

Ter bevordering van de samenwerking tussen de ministeries op het gebied van de personele informatievoorziening is een interdepartementale commissie opgericht.

Er is samen met Financiën een competence center ingericht dat onder andere een aantal producten en diensten gaat aanbieden waarmee overheidsorganisaties een brug kunnen slaan tussen bedrijfsvoeringprocessen en informatiesystemen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De kosten van het kernmodel personele informatievoorziening zijn binnen de bijgestelde raming van € 0,5 mln gebleven.

Beleidsmatige conclusies
BeleidsprioriteitenBeleid wordt geïntensiveerd/geëxtensiveerd/ongewijzigd voortgezetEventueel vermelding van te nemen maatregelen/te ondernemen activiteiten
Goed toegeruste topmanagers nu en in de toekomstMeer aandacht voor instroom van buiten het rijk en doorstroom vanuit de rijksorganisatie (om verblijfsduur op functie terug te dringen en meer diversiteit in de groep te brengen).Searchprogramma (operatie grotere visvijvers).Talent Review Proces.Uitbreiding Kandidatenprogramma.
Vernieuwing HRM-stelselVersterking HRM-functie en opzetten Shared Service Center HRMPlan van aanpak opstellen en medio 2003 wordt de go/no go beslissing genomen.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11: Kwaliteit RijksdienstRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen55 84268 79476 729105 962– 29 233
1. apparaat13 65712 2909 88113 691– 3 810
2. topmanagers rijksdienst9437891 1841 09490
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk28 55031 37041 25731 9639 294
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector12 69224 34524 40759 214– 34 807
      
Uitgaven53 85864 16771 175105 962– 34 787
1. apparaat13 42812 3869 66013 691– 4 031
2. topmanagers rijksdienst8827561 1161 09422
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk28 33531 41534 85431 9632 891
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector11 21319 61025 54559 214– 33 669
      
Ontvangsten19 9474 4171 5955 984– 4 389

De lagere uitgaven op artikel 11.4 worden met name veroorzaakt doordat een deel van het budget voor arbeidsvoorwaarden in 2002 niet tot betaling is gekomen. De hogere verplichtingen op artikel 11.3 worden veroorzaakt door het opnemen van een in 2001 afgesloten meerjarige verplichting. Het gaat hier om een in 2001 afgesloten overeenkomst, welke loopt tot en met juli 2005, inzake de uitvoering van de ZVR-regeling.

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 12: ALGEMEEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van BZK. Deze uitgaven hebben tot doel de beleidsactiviteiten van BZK te ondersteunen op de terreinen van financiën en begroting, personeel en organisatie, informatievoorziening, communicatie en facilitaire zaken. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een aantal niet beleidsmatige activiteiten verantwoord, die onder diverse directoraten generaal vallen.

Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De algemene beleidsdoelstelling wordt operationeel gemaakt door kaderstelling, control en facilitering op PIOFACH terrein aan de onderdelen van BZK door de centrale stafdiensten. Bij PIOFACH gaat het hierbij om de terreinen Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Automatisering, Communicatie en Huisvesting.

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De uitgaven op dit artikelonderdeel hebben tot doel de beleidsactiviteiten van BZK te ondersteunen op de reeds hierboven genoemde PIOFACH terreinen. Deze ondersteuning heeft plaatsgevonden binnen het voor BZK vastgestelde sturingsmodel, waarbij de directeuren-generaal, het hoofd AIVD en de plaatsvervangend secretaris generaal integraal verantwoordelijk zijn voor beleid en beheer van de onder hen vallende diensten en activiteiten. Hierbij zijn zij ondersteund door de centrale stafdiensten.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

1. Financiën. In het kader van de mededeling bedrijfsvoering is een start gemaakt met een integrale visie op control voor BZK. Afgesproken is dat per bedrijfsvoeringsaspect een checklist voor de DG's zal worden gemaakt waaraan de mate van in control zijn kan worden afgemeten.

Met VBTB zijn stappen voorwaarts gezet. Het jaar 2002 is het eerste jaar dat volledig in VBTB stijl is behandeld. Om dit vorm te geven en verbeteringen te verkennen zijn er per beleidsartikel werkgroepen georganiseerd. In deze werkgroepen werd deelgenomen door personen van de onderdelen en van FEZ. Er blijft echter ruimte om doelen scherper, prestatiegegevens completer en de relatie tussen geld, prestaties en doelen duidelijker te maken.

De formele AO beschrijvingen zijn met behulp van het pakket BWise Cubed op intranet geplaatst. Dit is toegankelijk voor alle BZK-medewerkers. Tevens is er een slag gemaakt naar de presentatie van de kritische bedrijfsprocessen.

De Accountantsdienst heeft in het eerste kwartaal tijdig samenvattende rapporten en accountantsverklaringen opgeleverd bij de vier begrotingen waarvoor de Minister van BZK verantwoordelijk is. Daarnaast zijn accountantsverklaringen en rapporten gemaakt over de controle van de deelverantwoordingen van de onderdelen van BZK, de baten-lastendiensten en de hoge colleges van staat. De AD heeft in 2002 een start gemaakt met wijzigen van de opzet van de reguliere controle: van gegevensgericht naar systeemgericht. De resultaten hiervan moeten bij de afronding van de controle over 2002 zichtbaar worden.

Mede omdat de bezetting van de dienst in de loop van het jaar sterk is verbeterd, is het aantal speciale onderzoeken op het gebied van bedrijfsvoering en informatietechnologie (in het bijzonder informatiebeveiliging) uitgebreid. Het Audit Committee wordt elk kwartaal geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de verschillende onderzoeken.

Verder is in en na overleg met de medewerkers een duidelijke stap gemaakt met de invoering van projectmatig werken. De planning van de door de Accountantsdienst uit te voeren onderzoeken is tot stand gekomen in overleg met het Audit Committee. Er worden geen onderzoeken uitgevoerd zonder een vooraf goedgekeurd plan van aanpak en na elk onderzoek moet een evaluatie plaatsvinden.

In het laatste kwartaal van 2002 heeft het directieteam (DT) zich gebogen over de vraag: op welke wijze kunnen wij voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een auditdienst volgens het kwaliteitsplan auditfunctie rijksoverheid?

Het Directieteam heeft een aantal sessies gehouden waarbij de missie en de doelstellingen van de dienst zijn geformuleerd. Tevens is besloten de producten van de dienst te verduidelijken en uit te breiden. Het Audit Committee heeft in november hiermee ingestemd. Gelet op de stand van zaken met betrekking tot de invoering van het kwaliteitsplan is de naam van de departementale accountantsdienst met ingang van 1 januari 2003 gewijzigd in Auditdienst.

2. Huisvesting. Door een (tijdelijke) groei van BZK heeft het jaar 2002 voor wat betreft facilitaire zaken voornamelijk in het teken gestaan van een interne herhuisvesting. Deze herhuisvesting zal ook nog in 2003 doorlopen.

Daarnaast is eind 2002 een start gemaakt met een verbetertraject voor de inkoop binnen BZK. Hiertoe zijn inkoopconferenties georganiseerd en is er een verbeterplan inkoop BZK opgesteld. Uitvoer hiervan moet in 2003 gaan plaatsvinden.

Naar aanleiding van de plannen voor een nieuwe huisvesting voor BZK (onderdeel van het plan herinrichting Wijnhavenkwartier) is vanuit Facilitaire Zaken in 2002 het Projectbureau Nieuwe Huisvesting opgestart. Dit projectbureau heeft tot doel om binnen de kaders alle benodigde werkzaamheden te initiëren, coördineren, organiseren en uit te (laten) voeren, met als resultaat een voor BZK gebruiksgereed gebouw met werkende voorzieningen ten behoeve van de gebruikers. Op 26 september 2002 heeft de Gemeenteraad Den Haag definitief ingestemd met het plan herinrichting Wijnhavenkwartier. Mede naar aanleiding hiervan is het projectbureau overgegaan naar een aparte Projectdirectie.

3. Informatie en automatisering. Het producten- en dienstenpakket van de directie Informatievoorziening stond ook in 2002 wederom sterk in de belangstelling van (het nog steeds toenemend aantal) klanten. Daarnaast heeft met name de digitale ontwikkeling een verdere stap voorwaarts gemaakt.

In het project Digidoc, dat tot doel heeft de werkprocessen van BZK beter te ondersteunen door de documenthuishouding van BZK te digitaliseren, zijn flinke stappen vooruit gezet. Er is een werkprocesmethodiek gekozen en met succes beproeft, de technische hulpmiddelen zijn gereed gemaakt, de pilot Ministerraadadvisering is met een herontworpen proces opgezet, en de ontwikkeling van de DIV-functie naar een moderne kennisfunctie is in overleg met alle DIV-units in het kader van het Kwaliteitsplan DIV opgepakt.

Ook technisch gezien zijn er in 2002 een aantal zaken in onderhoud geweest én gemoderniseerd. Zo is de IT-netwerkinfrastructuur geupdate en voorbereid op de uitrol van de XP-werkplek en Digidoc. Daarnaast is begonnen met de daadwerkelijke uitrol van Windows XP en Office XP.

De BZK-brede shared service BZK-net is in 2002 verder uitgebreid met een gemeenschappelijke internetdienst die eind 2002 is opgeleverd. En er is een start gemaakt met de modernisering van het groeiende serverpark.

De directie Informatievoorziening heeft in het laatste kwartaal van 2002 na een interactief proces met klanten, leveranciers en managers het nieuwe ICT-rapport Visie en Vergezichten aan de Bestuursraad van BZK aangeboden. In dit rapport wordt inzicht verschaft over de toekomst van de Informatievoorziening binnen BZK en de aanwending hiervan in de primaire processen.

4. Personeel en organisatie. In 2002 is gewerkt aan de belangrijkste doelstellingen van BZK: een transparant, efficiënt en resultaatgericht ministerie dat midden in de maatschappij staat. Dit is vastgelegd in een Tienpuntenplan. Daarin staat resultaat gericht werken centraal en wordt verder toegewerkt naar een nieuw systeem van waarderen en belonen. In dit kader is in 2002 reeds begonnen met het invoeren van individuele werkafspraken.

In het verslagjaar is gewerkt aan verdere kwaliteitsverbetering en integratie van de hele P&O -functie. Daarbij ligt het accent op het professionaliseren van de (centrale en decentrale) P&O adviseurs, het optimaliseren van de managementinformatie en het versterken van de controlfunctie in het kader van integrale bedrijfsvoering.

Daarnaast is doorgegaan met activiteiten ter versterking van de arbeidsmarktpositie van BZK, het invoeren van competentiemanagement en het investeren in de kwaliteit van de personeelsleden en het management. Het aanbod van centrale opleidingen en managementmodules werkt daarbij ondersteunend. Gestreefd wordt naar een stijl van leidinggeven die zowel resultaatgericht als coachend is. Tevens is in het kader van het loopbaan- en mobiliteitsbeleid gestart met de personeelsschouw.

Voorts is de organisatieadviesfunctie verder uitgebouwd en zijn er twee IKAP-rondes gerealiseerd. Daarnaast is de salarisverwerking op het vereiste niveau gaan functioneren. Ter invulling van de efficiency taakstelling van 4% en de volumetaakstelling van 5% zijn maatregelen benoemd. Over die maatregelen heeft overleg plaatsgevonden met de Groepsondernemingsraad. De realisatie hiervan zal van 2003 tot en met 2005 plaatsvinden. Tevens is in 2002, onder meer door het analyseren van werkprocessen, de basis gelegd voor verdere innovatie van de bedrijfsvoering.

5. Communicatie. Nadat eerder de commissie Wallage een pleidooi had gevoerd voor de vernieuwing van de overheidscommunicatie heeft VLC in 2002 de communicatie van BZK met het publiek en de beleidsdoelgroepen onder de loep genomen en voorstellen gedaan voor koerswijzigingen. Na overleg met de DG's heeft de bestuursraad in oktober de hoofdlijnen van de voorstellen voor een andere communicatieaanpak onderschreven. De hoofdpunten zijn de overstap naar een ontvangersgericht communicatiebeleid, de aandacht voor heldere taal en de inzet van nieuwe media om publiek en beleid dichter bij elkaar te brengen.

Een aantal zaken die hieruit voortvloeit zijn opgepakt in 2002:

– Belevingsmonitor. Door middel van een belevingsmonitor wordt Rijksbreed onderzocht wat er leeft onder het publiek. Wensen en verlangens van burgers komen scherper in beeld als het gaat om themakeuzen van beleid en het vinden van aansluiting bij hun belevingswereld in de communicatie. De belevingsmonitor is in de VoorlichtingsRaad tot stand gekomen en BZK participeert hier nadrukkelijk in met eigen onderwerpen (bijvoorbeeld veiligheid).

– Toegankelijkheid en leesbaarheid van informatie. De teksten die BZK de wereld instuurt moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Dat geldt voor kamerstukken, publieksinformatie, bij externe optredens, etc. Er wordt gewerkt aan de opzet van een bureau tekstadvisering om hier nog beter vorm aan te kunnen geven.

– Nieuwe media. Het Internet is een invloedrijk medium geworden. De websites van BZK zorgen dat informatie op elk moment van de dag beschikbaar is, toegespitst op de wensen van de ontvanger. BZK heeft nu als eerste ministerie een eigen studio. Dit betekent een nieuw instrument als aanvulling op het personeelsblad, intranet, brief of optreden.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Voor deze operationele doelstelling is € 73,1 mln uitgegeven. Aan budget hiervoor was € 77,9 mln beschikbaar. Dit betekent dat er in 2002 een onderuitputting is gerealiseerd van € 4,8 mln.

Het beschikbare budget is als volgt opgebouwd:

Ontwerp-begroting 200270 587
1ste suppl begroting5 430
2e suppl begroting1 926
Totaal 200277 943

Operationele doelstelling 1: Apparaat. De onderschrijding van de bijgestelde raming wordt met name verklaard door een onderuitputting inzake herhuisvesting en een vertraging in diverse kwaliteitsprogramma's.

Operationele doelstelling 2: Niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen. De onderschrijding van de bijgestelde verplichtingenraming wordt met name veroorzaakt doordat er bij de 2e suppletore begroting 2002 een correctie op de verplichtingenstand is uitgevoerd. Dit was een inschatting. Achteraf bleek dat deze te hoog zijn geweest.

Operationele doelstelling 2: Niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen

Bij artikel 12.2 zijn geen operationele doelstellingen geformuleerd. Hieronder worden voor enkele regelingen de belangrijkste ontwikkelingen in 2002 kort toegelicht. In de tabel wordt een uitsplitsing gegeven van de realisatie op artikel 12.2 naar regeling.

Wachtgelden en pensioenen

Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

De uitvoeringswerkzaamheden zijn uitbesteed aan het SAIP, UWV-Uszo en Loyalis. De concrete producten zijn de uitkeringen en de pensioenen. Uitgangspunten zijn hier geweest: het up-to-date houden van de betreffende regelingen, een juiste toepassing van de betreffende regelingen en het op tijd en goed uitbetalen van de daarop gebaseerde (pensioen)uitkeringen. De regelingen zijn juist toegepast en de uitkeringen en pensioenen zijn tijdig uitbetaald.

Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

Er zijn dit jaar geen nieuwe relevante ontwikkelingen geweest. De hoogte van de uitkeringen en pensioenen zijn aangepast door de uitvoerende instanties en er zijn voldoende middelen ter beschikking gesteld om de (pensioen)uitkeringen te kunnen doen.

Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

Het totaalbedrag aan (pensioen)uitkeringen is binnen de raming gebleven.

Werkgelegenheidsimpuls

Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?

De uitkeringen op dit artikelonderdeel zijn allen uitgekeerd conform planning.

Hebben we daarvoor gedaan wat we wilden doen?

Aan de administratieve kant is er een verbeteringsslag gemaakt in de verplichtingboekhouding van de Werkgelegenheidsimpuls. Hiervoor is bij 1ste suppletore 2002 een eenmalige ophoging van de verplichtingruimte verzocht.

Heeft het gekost wat het mocht kosten?

De verplichtingruimte is bij 1ste suppletore 2002 opgehoogd met € 225 mln. Na het betalen van alle annuïteiten voor de Werkgelegenheidsimpuls in 2002 bleek dat de berekening die onder de ophoging van de verplichtingtaakstelling lag te ruim was. Zodoende blijft van de totale verplichtingruimte € 18,7 mln onbenut, vandaar de onderschrijding aan de verplichtingkant van dit artikel.

Garanties

Het betreft hier hypotheekgaranties, welke bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken is afgegeven, waarbij de mogelijkheid is geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2002 was de stand van het maximale financiële risico € 2,766 mln (2001 € 2,861 mln). Volgens de opgaven van de financiële instellingen stond er per 1 januari 2002 een totaalbedrag van € 1,599 mln (2001 € 1,782 mln) aan hypothecaire geldleningen open.

Er is in 2002 geen beroep gedaan door de financiële instellingen op de door BZK afgegeven hypotheekgaranties.

(Rechtspositionele) Regelingen

Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000)
 Ontwerp-begroting 2002Realisatie 2002
1. Functionele kosten Koninklijk Huis & subsidies9 88710 585
2. Oorlogsgravenstichting2 1772 346
3. Vervreemding aandelen
4. Werkgelegenheidsimpuls22 43924 434
5. Wet Rietkerk-uitkering2 4502002
6. Uitkeringen gewezen ministers4 1873 987
7. Wachtgelden en pensioenen262211
8. Rechtspositie post-actieven (voormalige) overzeese gebieden53 36455 528
9. Garanties
Totaal94 76699 093

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12: AlgemeenRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen144 679148 618362 119142 822219 297
1. apparaat62 94262 68678 59070 5878 003
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen81 73785 932283 52972 235211 294
      
Uitgaven159 185157 547172 712165 3537 359
1. apparaat57 67963 77773 61970 5873 032
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen101 50693 77099 09394 7664 327
      
Ontvangsten310 1274 3499 7651 8967 869

NIET-BELEIDSARTIKEL 13: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
13: Nominaal en onvoorzienRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen00023 188– 23 188
1. loonbijstelling00023 180– 23 180
2. prijsbijstelling000– 11
3. onvoorzien0009– 9
      
Uitgaven00023 188– 23 188
1. loonbijstelling00023 180– 23 180
2. prijsbijstelling000– 11
3. onvoorzien0009– 9

7. MEDEDELING OVER DE BEDRIJFSVOERING

De bedrijfsvoeringparagraaf

Achtergrond en aanleiding

Met ingang van het begrotingsjaar 2002 wordt in het kader van de ontwikkelingen rond het traject Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording (VBTB) gewerkt met een beleidsbegroting. Onderdeel van dit traject is dat dient te worden gewaarborgd dat de in de begroting afgegeven doelstellingen ook daadwerkelijk worden bereikt. De inrichting van de bedrijfsvoering, gedefinieerd als de sturing en beheersing van zowel de primaire als de ondersteunende processen, dient deze waarborg te bieden. In het door Financiën opgestelde Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering wordt een compleet normenkader geboden waaraan de bedrijfsvoering moet voldoen. De essentie van dit normenkader is een goed opgezet en werkend Management Control Systeem. Jaarlijks zal in een mededeling over de bedrijfsvoering worden aangegeven in hoeverre dit systeem werkt en de departementsleiding daarmee in control is op de processen. Over het begrotingsjaar 2004 zal de eerste mededeling met volledige reikwijdte, omvattende de primaire en ondersteunende processen binnen het kerndepartement aangevuld met de sturingsrelaties met Zelfstandige Bestuursorganen, moeten worden afgegeven. Tot die tijd is er sprake van een groeitraject.

Leeswijzer

BZK is al in het jaar 2001 gestart met de opzet van een Management Control Systeem en heeft zich in eerste instantie gericht op het werkende weg invullen van een helder, samenhangend (groei)model onder het motto: Basis goed, dan uitbouwen. In deze bedrijfsvoeringparagraaf wordt ingegaan op de delen van het Management Control Systeem die in het jaar 2002 zijn gerealiseerd. Daarnaast wordt een doorkijkje gegeven naar de delen die in de jaren 2003 en 2004 nog moeten worden gerealiseerd. Tevens wordt een aantal aandachtspunten aangegeven die in 2002 als signalen zijn ontvangen uit het reeds werkende deel van het Management Control Systeem.

De mededeling bedrijfsvoering die over het jaar 2002 dient te worden afgegeven heeft nog een beperkte reikwijdte en is uitsluitend gebaseerd op het financieel- en materieel beheer en de daartoe gevoerde administraties binnen het departement. Het normenkader hiervoor wordt gevormd door de rijksbrede Baseline financieel en materieel beheer.

Ten slotte wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf kort stilgestaan bij de majeure organisatiewijzigingen die in 2002 binnen BZK hebben plaatsgevonden.

De bedrijfsvoeringmededeling

Management Control Systeem binnen BZK

Het referentiekader voor de mededeling over de bedrijfsvoering geeft een nadere invulling van artikel 21 van de Comptabiliteitswet 2001 over de verantwoordelijkheid van een minister voor de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en het periodiek onderzoeken van de bedrijfsvoering. Belangrijkste eis voor het voldoen aan het referentiekader is de systematische sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen (zowel de primaire als de ondersteunende) in de vorm van een Management Control Systeem. Dit moet de waarborg bieden voor het kunnen realiseren van zowel de beleidsdoelstellingen als de normen voor de bedrijfsvoering. Als gevolg van het gerealiseerde in het jaar 2002 en de planning voor het jaar 2003 kan dit systeem voor BZK vanaf het jaar 2003 als volgt schematisch worden weergegeven.

Figuur 1: Management Control Systeem binnen BZKkst-28880-14-3.gif

Af te leiden is dat binnen BZK het uitgangspunt voor het Management Control Systeem de algemene VBTB-beleidsdoelstellingen zijn die in de begroting worden afgegeven. Deze algemene beleidsdoelstellingen zijn bestuurlijk vastgelegd en in overleg met de beleidsdirecties en de agentschappen verder vertaald naar operationele doelstellingen. In het jaar 2002 is de basis gelegd voor een systematiek waarbij de directeuren-generaal aangeven hoe zij de beleidsdoelstellingen gaan bereiken. De DG's stellen hiertoe, op basis van uitgevoerde risico-analyses, jaarplannen op.

De aanlevering van de door de agentschappen op te stellen stukken wordt door expliciet uitgewerkte sturingsrelaties beheerst. De voor de Zelfstandige bestuursorganen geldende toezichtarrangementen worden zodanig aangepast dat zij voorzien in een op de begrotingscyclus aansluitende informatievoorziening en voor het overige in lijn zijn met het kabinetsstandpunt op de Kaderstellende Visie op Toezicht. Hierop wordt in de Toezichtparagraaf van deze verantwoording verder ingegaan.

In 2002 is ook de basis gelegd voor een volwaardige evaluatiefunctie conform de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek. Begin 2003 zal invulling worden gegeven aan een integrale visie op bedrijfsvoering, met daarin uitgebreide aandacht voor de rol en de invulling van de controlfunctie.

Met ingang van 2003 is uitgaande van het Kwaliteitsplan Auditfunctie Rijksoverheid een lijn voor de ontwikkeling van de Auditdienst vastgesteld en is ook de werkwijze van het Audit Committee aangepast. De verwachting is dat op deze wijze beter op de ontwikkelingen met betrekking tot de brede beheersing van de bedrijfsvoering kan worden ingespeeld.

Over de realisatie van de operationele doelstellingen en de daartoe ingerichte bedrijfsvoering wordt periodiek door het management informatie verzameld. In 2002 is hiermee al een start gemaakt in de managementrapportages die door de DG's worden opgesteld. Op basis hiervan dient te worden bijgestuurd. Ook wordt met behulp van deze rapportages aan de SG gerapporteerd. Met ingang van het begrotingsjaar 2003 wordt deze systematiek aanvullend nog vastgelegd in managementcontracten tussen SG en DG's. Belangrijk in de visie van BZK is de koppeling van beleid met bedrijfsvoering en de relatie tussen begroting, jaarplannen en werkafspraken op alle niveau's in de organisatie. Uiteindelijk is het de bedoeling dat dit systeem zal leiden tot beheerste bedrijfsprocessen waarmee elk DG vanaf het begrotingsjaar 2004 een individuele en complete bedrijfsvoeringverklaring kan afleggen. Deze verklaringen tezamen vormen dan de onderbouwing van de mededeling bedrijfsvoering voor BZK.

In het begrotingsjaar 2002 is veel aandacht besteed aan de verdere vormgeving van het systeem van management control. Op dit punt zijn zoals aangegeven een aantal wezenlijke stappen gezet. In 2003 zullen een aantal complementaire stappen worden ondernomen. Tevens zal in het jaar 2003 nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de werking van het systeem. Waar de opzet van het Management Control Systeem zich nu in een vergevorderd stadium bevindt, zullen alle betrokkenen binnen het departement zich de gewijzigde rol en taakuitvoering goed eigen moeten maken. Vervolgens zal in het jaar 2004 het systeem van management control nog een vertaling dienen te krijgen in de management control binnen de DG's en de agentschappen. Onderstaand wordt dit nog schematisch aangegeven.

Figuur 2: Bouwstenen Management Control Systeem binnen BZKkst-28880-14-4.gif

Aandachtspunten voor de bedrijfsvoering

Het is nog niet mogelijk om de mate waarin álle voor het bereiken van de beleidsdoelstellingen van belang zijnde processen worden beheerst, op een gestructureerde wijze vast te stellen omdat het Management Control Systeem op punten nog ontwikkeling is. Met de in 2001 ingevoerde managementrapportages die in 2002 zijn uitgebreid naar de beleidsprestaties en agentschappen kan al wel worden beschikt over een vrij complete set relevante beleidsen financiële uitvoeringsinformatie. Op basis van deze informatie, de audits door de auditdienst en de tussentijdse informatie over de uitkomsten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer kunnen voor wat betreft de bedrijfsvoering de volgende aandachtspunten worden onderkend:

De Informatie en communicatie Technologie Organisatie (ITO). Door ITO is tot en met september 2002 gewerkt aan een verbeterprogramma dat aangeeft op welke wijze de bedrijfsvoering op acht deelterreinen dient te worden verbeterd. Deze deelplannen zijn begin november 2002 vastgesteld. Tijdens de realisatie van de plannen blijkt dat als gevolg van verdere ontwikkeling van inzichten herprioriteringen en afwijkingen van planningen niet altijd kunnen worden voorkomen. Zo is door de recente financiële ontwikkeling (het uitzonderlijk hoge negatieve resultaat) het belang van een beheerste bedrijfsvoering nog verder toegenomen. Gebleken is dat de huidige positionering en de feitelijke inrichting van de financial control verhindert dat ongunstige ontwikkelingen tijdig worden gesignaleerd. Een extern bureau heeft de opdracht gekregen de achtergrond van het tekort in 2002 te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor te nemen beheersmaatregelen om een dergelijk tekort in de toekomst te voorkomen. ITO is gevraagd de financial control op korte termijn tegen het licht te houden. Voorts is aan ITO opdracht gegeven om met ingang van 2003 de beheerder (dgOOV) maandelijks te informeren over de (financiële) stand van zaken en de acties die op basis hiervan worden genomen.

Het vervolgbezwaaronderzoek bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Het KLPD zal over het jaar 2002 een afkeurende accountantsverklaring ontvangen op grond van onterecht niet Europees aanbesteden. De oorzaak hiervan is dat verlenging van een geheel aan contracten (kledingpakket Nederlandse politie) met een hoog financieel beslag, niet tijdig heeft plaatsgevonden. Deze fout is te betreuren omdat duidelijk is dat de realisatie van het verbeterplan vruchten begint af te werpen. Op een aantal onderdelen dient weliswaar nog werk te moeten worden verzet. Het betreft hier met name het contractbeheer, de ontwikkeling van een planning en control cyclus, het activabeheer en het beheer van het geautomatiseerde systeem SAP. Door een gerichte set werkzaamheden wordt geborgd dat de situatie waarin bestellingen zullen moeten worden gedaan op niet Europees aanbestede overeenkomsten zo kort mogelijk gaat duren.

Naleving van inkoop- en aanbestedingsrichtlijnen. De registratie van contracten, het onderhoud van contractregisters en het naleven van procedures rondom contracten en Europese aanbestedingsregels zijn punten van zorg. In de management controlcylus voor het jaar 2003 zal hieraan extra aandacht worden besteed. Eind 2002 is hiermee reeds een start gemaakt met de organisatie van inkoopconferenties voor betrokken medewerkers en verantwoordelijk management. In 2003 zal de rapportageplicht op deze onderwerpen worden verzwaard.

Toezichtsfunctie en beheer van het DGOOV. Gebleken is dat betere invulling kan worden gegeven aan de sturende en toezichthoudende taken op het Openbare Orde en Veiligheidsterrein. Als voorbeelden gelden het toezicht op de uitvoering van het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen en het toezicht op het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra). In het jaar 2003 worden in het kader van de zelfevaluaties rond de Kaderstellende Visie op Toezicht noodzakelijke aanscherpingen aangebracht. Dit traject zal overigens worden gevolgd voor alle gebieden waarvoor de Minister van BZK enige verantwoordelijkheid draagt.

De informatiebeveiliging. Uit een audit van de departementale auditdienst is gebleken dat het beleid rond informatiebeveiliging en de uitvoering hiervan binnen het departement dient te worden verbeterd. De hiervoor gedane aanbevelingen zullen worden uitgevoerd. Zo zullen verantwoordelijkheden nog duidelijker worden belegd en zal informatiebeveiliging een integraal onderdeel van de planning en control cyclus gaan uitmaken.

Verbeteringen in de bedrijfsvoering binnen het kerndepartement. Ten slotte is in 2002 een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar mogelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering binnen het kerndepartement die kunnen leiden tot kosten- en personeelsreductie bij de staf van het kernministerie. Kernpunt was te bezien welke taken op concernniveau als shared services vorm kunnen krijgen. Ook is onderzocht waar werkprocessen zouden kunnen worden geïnnoveerd, verder gestroomlijnd en waar taken door ICT verder kunnen worden ondersteund. Leidraad bij de verbetering van de uitvoering van de staffuncties is een optimale ondersteuning van de primaire beleidsprocessen binnen het ministerie. In de loop van 2003 zal verdere duidelijkheid ontstaan over de consequenties van het uitgevoerde onderzoek.

MEDEDELING OVER DE BEDRIJFSVOERING

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Jaar 2002

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verklaart hierbij als volgt.

In het verslagjaar 2002 is, uitgaande van de Baseline financieel en materieelbeheer en de vertaling daarvan in de departementale Administratieve Organisatie, op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Door middel van een Quick scan is door de departementale Centrale Directie Financieel Economische Zaken vastgesteld dat de inrichting van de financiële en materiële processen binnen het kernministerie (exclusief de agentschappen) op hoofdlijnen voldoet aan de rijksbrede Baseline financieel en materieel beheer. In de eerdergenoemde managementrapportages is over het gehele jaar 2002 door alle DG's, PSG en het hoofd AIVD gerapporteerd over de werking van deze processen. Een en ander heeft in het verslagjaar geresulteerd in beheerste financiële en materiële processen. Geconcludeerd kan worden dat, hoewel in opzet voldoende, de naleving van de processen en het voldoen aan de gestelde normen op onderdelen kan worden verbeterd. Hierover worden door de SG in de managementcontractcyclus 2003 afspraken gemaakt met de DG's, PSG en Hoofd AIVD.

Organisatiewijzigingen

Er hebben zich in het jaar 2002 de volgende majeure organisatieveranderingen voorgedaan binnen de hoofdstructuur van het ministerie:

– Op het terrein van Openbare Orde en Veiligheid zijn de inspecties Brandweer en Politie samengevoegd en direct gepositioneerd onder de Secretaris-generaal. Hiermee is gehoor gegeven aan een van de aanbevelingen uit het regeringsstandpunt op de Kaderstellende Visie op Toezicht van de commissie Borghouts.

De directie Brandweer en Rampenbestrijding is veranderd in de directie Rampenbeheersing en Brandweer.

– Met de oprichting van twee ICT-coöperaties is sprake van een voor de politie wenselijk geachte samenwerking voor en door de politie. Deze wordt beschouwd als een tijdelijke besturingsconstructie die ertoe moet leiden dat binnen die periode het gemeenschappelijk beheer van de systemen en applicaties op het terrein van de ICT is gerealiseerd. Gedurende deze transitiefase zullen voorstellen worden ontwikkeld voor een definitieve samenwerkingsstructuur, onder meer in verband met de na afloop van de transitiefase voorziene opheffing van de Regieraad ICT Politie.

– Het Kabinet heeft toenmalig staatssecretaris De Vries gevraagd de wetgeving voor te bereiden voor de instelling van een onafhankelijke raad, die gevraagd en ongevraagd ernstige ongevallen en rampen onderzoekt zoals deze de afgelopen jaren zijn gebeurd in Enschede en Volendam. Met ingang van het jaar 2002 heeft deze nieuwe Raad voor Veiligheidsonderzoek de taak onderzoek te verrichten op de diverse terreinen en aanbevelingen te doen aan belanghebbende instanties. De taken van de al bestaande Raad voor de Transportveiligheid (RvTV) zijn opgegaan in de nieuwe raad. In de defensiesector waren er plannen voor een onafhankelijke Ongevallenraad Defensie. Ook deze is nu onderdeel geworden van de onderzoeksraad. De onderzoeksraad heeft de vorm van een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO). Dit om onafhankelijkheid te garanderen en verwevenheid met commerciële belangen uit te sluiten.

– Eind 2002 zijn de voorbereidingen getroffen voor de oprichting per 1 januari 2003 van een project Directoraat Generaal Beveiliging en Crisisbeheersing. Het gaat hierbij om een nieuwe organisatieonderdeel, dat voortkomt uit de aanbevelingen van de commissie feitenonderzoek veiligheid en beveiliging Pim Fortuyn (commissie-Van den Haak) en het daarop volgende kabinetsstandpunt.

De functie wordt tot 1 juli 2003 vooralsnog gepositioneerd bij BZK. Dan wordt ook besloten over de definitieve plek van de nationaal coördinator bewaking en beveiliging.

– Als gevolg van het in de zomer van 2002 gesloten Strategisch Akkoord is de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden formeel onderdeel gaan uitmaken van Justitie. Voor BZK betekent dit dat ook de verantwoordelijkheid voor het Grote Project Inburgering niet meer wordt gedragen.

– Op 1 april 2002 is het Kenniscentrum Europa decentraal officieel geopend. Dit nieuwe instituut moet de gevolgen van Europese regels, beleid en jurisprudentie voor decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) in kaart brengen. Het centrum bundelt alle relevante kennis en expertise en stelt die voor iedereen beschikbaar. Het centrum, dat een initiatief is van het rijk (BZK, BuiZa en Justitie), de provincies, de gemeenten en de waterschappen, is uniek: nog nergens in Europa is een dergelijk instituut.

8. TOEZICHTSRELATIES

Aanleiding

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport uit 1998 Toezicht op uitvoering van publieke takenaangegeven dat het toezicht op Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) alsmede de afstemming met sturing en verantwoording verbeterd zouden kunnen worden. Hiervoor zouden de ministeries voor beleidsvelden en sectoren een toezichtbeleid c.q. toezichtvisie moeten ontwikkelen.

In het Regeerakkoord 1998–2002 was vervolgens opgenomen dat het kabinet hieromtrent met een Kaderstellende Visie op Toezicht zou komen. Deze is in 2001 verschenen.

De mededeling over de bedrijfsvoering strekt zich naast het kernministerie uit over de ministeriële verantwoordelijkheid behorende bij de aansturing van overige zelfstandige organisaties.

Waar nu in de situatie van volledige ministeriële verantwoordelijkheid in het sturingsmodel BZK sprake is van control om te kunnen komen tot een mededeling over de bedrijfsvoering, moet in de situatie van de bij wet beperkte ministeriële verantwoordelijkheid in de aansturing van zelfstandige organisaties sprake zijn van Toezichtarrangementen conform de Kaderstellende Visie op Toezicht om te kunnen komen tot deze mededeling over de bedrijfsvoering.

Ontwikkeling Toezicht

Deze Kaderstellende visie op Toezicht (KvT) geeft kaders voor de inrichting en positionering van toezicht op rijksniveau. Onder toezicht wordt in deze visie zowel de controle op de naleving van wet,- en regelgeving als ook het bestuurlijk toezicht op mede-overheden en zelfstandige bestuursorganen verstaan. Onderdeel hiervan vormt ook het toezicht door BZK op de besteding van Europese subsidies door ZBO's, Rwt's, provincies of gemeenten, in het kader van de Wet Toezicht Europese Subsidies.

Voor een deel van deze organisaties (ZBO's) is binnen BZK al een uitgebreide checklist ingevuld in het kader van het interne project sturingsrelaties. Deze checklist is gebaseerd op de in voorbereiding zijnde Kaderwet ZBO's. Hieruit blijkt dat binnen elke sturingsrelatie sprake is van verschillende planning & control instrumenten zoals het vaststellen van begrotingen, werk- of jaarplannen, managementcontracten, tussentijdse rapportages of jaarverantwoordingen. Binnen BZK zijn ook al functies aanwezig die een toezichtfunctie uitoefenen (Inspectie Openbare Orde & Veiligheid, Politie (afdeling Bedrijfsvoering & Toezicht) en de Inspectie Financiën Lagere Overheden). Deze functies en de daarbij behorende planning & control cycli dienen, in aanvulling op de eerder opgestelde checklists, aan de toets van de KvT te worden onderworpen. De vraag moet worden gesteld of de huidige invulling van het toezicht ook de gewenste is.

In het jaar 2002 is een stuurgroep Toezicht binnen BZK gestart met het opstellen van een BZK-visie op Toezicht. Deze is in het najaar van 2002 vastgesteld. Deze visie sluit aan op de Rijksbrede Kaderstellende Visie op Toezicht. In 2002 is aangevangen de binnen BZK bestaande toezichtarrangementen te toetsen aan deze interne visie. Mogelijk is dat aan de hand van de resultaten van deze toets de interne BZK-visie nog zal worden aangevuld.

Tevens wordt geïnventariseerd of met de reeds bestaande toezichtarrangementen het gehele BZK-veld wordt afgedekt. Zowel de toets op de bestaande arrangementen als de inventarisatie naar nog op te zetten toezichtarrangementen zullen in de zomer van 2003 worden afgerond. Het jaar 2004 zal worden gebruikt voor de implementatie van eventuele wijzigingen in de toezichtarrangementen.

Toezicht Europese subsidies

Op 1 mei 2002 is de Wet toezicht Europese subsidies in werking getreden (Stb. 2002, 40), tegelijk met de achtste wijziging van de Comptabiliteitswet (Stb. 2002, 39). De Wet toezicht Europese subsidies (in deze brief verder aangeduid als de Wet TES) leidt tot een grotere ministeriële verantwoordelijkheid voor de aanwending van EG-subsidies door decentrale bestuursorganen in Nederland.

Bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van de Staatssecretaris van EZ en de Ministers van EZ, van LNV, van SZW, voor Grote Steden- en Integratiebeleid en van VROM dd. 7 september 2001 (kamerstukken II, 2000/2001, 27 813, nr 2) is reeds aangegeven op welke wijze de bij de Europese structuurfondsen betrokken bewindspersonen het parlement zullen informeren over de voortgang van de structuurfondsprogramma's en de totale daarmee gemoeide financieringsstromen tijdens de programmaperiode 2000–2006. De desbetreffende bewindspersonen zullen de Tweede Kamer ieder najaar een overzicht van de stand van zaken zullen toezenden.

Inmiddels is binnen BZK de actie uitgezet om de onder BZK ressorterende decentrale bestuursorganen te verzoeken de benodigde informatie uit hoofde van de Wet TES op te leveren. De rapportage aan de Tweede Kamer hierover zal eveneens in het najaar plaatsvinden.

C. JAARREKENING

9. VERANTWOORDINGSSTATEN

9.1. De departementale verantwoordingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Departementale verantwoordingsstaat 2002 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
  (1)(2)(3)=(2)–(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  verplich-tingenuitgavenontvang-stenverplich-tingenuitgavenontvang-stenverplich-tingenuitgavenontvang-sten
 TOTAAL 4 514 224220 360 4 823 326320 526 309 102100 166
           
 Beleidsartikelen 4 325 683218 464 4 650 614310 761 324 93192 297
1Grondwet en democratie6 3556 35508 0107 4933681 6551 138368
2Politie3 336 2403 424 982169 0743 853 8923 614 803231 521517 652189 82162 447
3Rampenbeheersing en brandweer106 696109 3091 719163 131159 9651 24256 43550 656– 477
4Partners in veiligheid113 446178 183 200 833247 3514 31287 38769 1684 312
5Nationale Veiligheid63 52563 5251 24871 31767 3651 1067 7923 840– 142
6Functioneren Openbaar Bestuur35 49035 49017776 10151 6724 90140 61116 1824 724
7Informatiebeleid Openbare Sector74 92874 92838 645109 29993 61853 67134 37118 69015 026
8Integratie Minderheden162 662162 6621 588216 762161 0953 64854 100– 1 5672 060
9Grotestedenbeleid66 141137 3850433 349141 987323367 2084 602323
10Arbeidszaken overheid26 90226 9022934 68534 0908 0747 7837 1888 045
11Kwaliteit Rijksdienst105 962105 9625 98476 72971 1751 595– 29 233– 34 787– 4 389
           
 Niet-beleidsartikelen 188 5411 896 172 7129 765 – 15 8297 869
12Algemeen142 822165 3531 896362 119172 7129 765219 2977 3597 869
13Nominaal en onvoorzien23 18823 188 00 – 23 188– 23 188 

9.2. De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten

Samenvattende verantwoordingsstaat 2002 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst ITO   
    
Totale baten189 857144 077– 45 780
Totale lasten189 843150 633– 39 210
Saldo van baten en lasten14– 6 556– 6 570
    
Totale kapitaalontvangsten28 13432 1354 001
Totale kapitaaluitgaven38 43513 345– 25 090
    
Baten-lastendienst KLPD   
    
Totale baten298 341322 10723 766
Totale lasten296 904324 90127 997
Saldo van baten en lasten1 437– 2 794– 4 231
    
Totale kapitaalontvangsten60 2677 150– 53 117
Totale kapitaaluitgaven82 54446 798– 35 746
    
Baten-lastendienst BPR   
    
Totale baten63 33058 310– 5 020
Totale lasten63 33054 260– 9 070
Saldo van baten en lasten04 0504 050
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven402200– 202
    
Baten-lastendienst CAS   
    
Totale baten6 3226 949627
Totale lasten6 3096 850541
Saldo van baten en lasten139986
    
Totale kapitaalontvangsten0276276
Totale kapitaaluitgaven467782315
    
Baten-lastendienst IVOP   
    
Totale baten11 34211 524182
Totale lasten12 23612 216– 20
Saldo van baten en lasten– 894– 692202
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven15922465

10. FINANCIËLE TOELICHTING BIJ DE VERANTWOORDINGSSTATEN

10.1. Toelichting bij de beleids- en niet-beleidsartikelen

Voor een nadere toelichting op de realisatie wordt verwezen naar paragraaf 3 van de verschillende beleids- en niet-beleidsartikelen. De opmerkelijke verschillen worden hieronder kort toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1: Grondwet en democratieRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen4 0435 3178 0106 3551 655
1. apparaat4 0435 3178 0106 3551 655
      
Uitgaven3 9254 8547 4936 3551 138
1. apparaat3 9254 8547 4936 3551 138
      
Ontvangsten113680368
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2: PolitieRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen3 220 2053 793 0253 853 8923 336 240517 652
1. apparaat13 93415 29814 73310 8563 877
2. politie op regionaal niveau2 472 8823 134 9933 061 6752 667 680393 995
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau430 357311 354386 368335 79150 577
4. prestatievermogen van de politie24 25710 86024 11140623 705
5. adequaat niveau van politiepersoneel278 775320 520367 005321 50745 498
      
Uitgaven3 075 6943 432 5813 614 8033 424 982189 821
1. apparaat12 97114 43114 23110 9083 323
2. politie op regionaal niveau2 380 0082 697 9132 832 8022 712 216120 586
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau328 124381 565380 213324 45855 755
4. prestatievermogen van de politie24 42611 66519 03738 219– 19 182
5. adequaat niveau van politiepersoneel330 165327 007368 520339 18129 339
      
Ontvangsten242 852180 352231 521169 07462 447

De hogere verplichtingen worden onder meer veroorzaakt doordat in 2002 verplichtingen zijn aangegaan met kaseffecten in de jaren 2002 en 2003, terwijl alleen voor het kaseffect van 2002 ruimte aan het verplichtingenbudget was toegevoegd, onder andere voor het Veiligheidsprogramma. Verder zijn er hogere ontvangsten en uitgaven van de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie (DGVP). Daarnaast zorgt de loonbijstelling voor hogere uitgaven.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweerRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen119 349133 676163 131106 69656 435
1. apparaat10 31010 94912 8797 9784 901
2. ondersteunen brandweer21 57618 2548 8565 3053 551
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding87 463104 473141 39693 41347 983
      
Uitgaven120 093133 321159 965109 30950 656
1. apparaat9 67210 81212 3197 9784 341
2. ondersteunen brandweer20 49518 3569 2275 4243 803
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding89 926104 153138 41995 90742 512
      
Ontvangsten8302 5571 2421 719– 477

Het toenemend beroep op de regeling opsporing en ruiming explosieven leidt tot hogere uitgaven.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4: Partners in veiligheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen46 668102 836200 833113 44687 387
1. apparaat3 2453 6289 5824 5525 030
2. integraal veiligheidsbeleid  52 6406 11446 526
3. ICT-infrastructuur39 93450 63197 77149 64148 130
4. netwerk C20003 48948 57740 84053 139– 12 299
      
Uitgaven100 488133 614247 351178 18369 168
1. apparaat3 1473 5058 7954 5524 243
2. integraal veiligheidsbeleid  49 0356 11442 921
3. ICT-infrastructuur40 55148 77495 50749 64145 866
4. netwerk C200056 79081 33594 014117 876– 23 862
      
Ontvangsten  4 312 4 312

De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt doordat gedurende het jaar middelen zijn toegevoegd aan het budget vanwege de afwikkeling van de vuurwerkramp in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5: Nationale VeiligheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen50 39860 16971 31763 5257 792
1. apparaat48 51058 23469 33361 5837 750
2. geheime uitgaven1 8881 9351 9841 94242
      
Uitgaven50 15259 41267 36563 5253 840
1. apparaat48 26457 47765 38161 5833 798
2. geheime uitgaven1 8881 9351 9841 94242
      
Ontvangsten1 4292 1831 1061 248– 142
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6: Functioneren Openbaar BestuurRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen20 09425 27976 10135 49040 611
1. apparaat6 9517 4848 0018 0010
2. inrichting en werking openbaar bestuur3 0616 24549 24314 83834 405
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 6255 4776 2685 370898
4. faciliteren politieke partijen4 4576 07312 5897 2815 308
      
Uitgaven19 75223 95951 67235 49016 182
1. apparaat6 8857 4697 8618 001– 140
2. inrichting en werking openbaar bestuur2 9705 77826 48114 83811 643
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 4415 5996 0495 370679
4. faciliteren politieke partijen4 4565 11311 2817 2814 000
      
Ontvangsten2026434 9011774 724

De hogere uitgaven hebben betrekking op het compenseren van de met de herindeling Den Haag samenhangende frictiekosten aan de randgemeenten Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7: Informatiebeleid Openbare SectorRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen38 052136 934109 29974 92834 371
1. apparaat3 3973 6442 3382 29444
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie10 02753 75814 9078 5796 328
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector4 48527 03645 03821 59423 444
4. reisdocumenten en GBA-stelsel20 14352 49647 01642 4614 555
      
Uitgaven45 470107 66393 61874 92818 690
1. apparaat3 3673 6002 3732 29479
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie8 80533 00514 7958 5796 216
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector8 43018 56029 43421 5947 840
4. reisdocumenten en GBA-stelsel24 86852 49847 01642 4614 555
      
Ontvangsten60 95049 04553 67138 64515 026

De hogere uitgaven zijn het gevolg van hogere uitgaven voor Nationaal Actieprogramma (NAP) gerelateerde projecten waar bijdragen van andere ministeries tegenover staan en hogere uitgaven voor de productie van reisdocumenten die gedekt worden door hogere ontvangsten.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
8: Integratie MinderhedenRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen158 163283 019216 762162 66254 100
1. apparaat2 7143 1914 2732 7721 501
2. positieverbetering etnische minderheden6 69739 22938 90427 45611 448
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers23 316142 759121 20374 92346 280
4. huisvesting statushouders door gemeenten99 89870 43224 41525 576– 1 161
5. remigratieregeling25 53827 40827 96731 935– 3 968
      
Uitgaven158 656174 929161 095162 662– 1 567
1. apparaat2 6803 2144 2732 7721 501
2. positieverbetering etnische minderheden8 63023 05625 23027 456– 2 226
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers21 95850 78882 66274 9237 739
4. huisvesting statushouders door gemeenten99 87970 44724 42525 576– 1 151
5. remigratieregeling25 50927 42424 50531 935– 7 430
      
Ontvangsten2 9879 0693 6481 5882 060
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
9: GrotestedenbeleidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen194 809130 291433 34966 141367 208
1. apparaat3 6383 6364 2303 698532
2. coördineren grotestedenbeleid3 70634 4297 4533 4623 991
3. sociale integratie en veiligheid G25187 46592 226421 66658 981362 685
      
Uitgaven251 027162 986141 987137 3854 602
1. apparaat3 6263 6004 2243 698526
2. coördineren grotestedenbeleid3 13430 9944 4443 462982
3. sociale integratie en veiligheid G25244 267128 392133 319130 2253 094
      
Ontvangsten55 13111 9573230323
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10: Arbeidszaken overheidRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen28 33424 09134 68526 9027 783
1. apparaat15 88814 19423 62212 61411 008
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector3206203 3585 925– 2 567
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken10 6946 7126 7466 65096
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU1 4322 5659591 713– 754
      
Uitgaven23 38524 10634 09026 9027 188
1. apparaat15 45414 53823 57712 61410 963
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector2825542 8815 925– 3 044
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 3606 6966 7466 65096
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU1 2892 3188861 713– 827
      
Ontvangsten4135 5138 074298 045

De hogere uitgaven op artikel 10 worden veroorzaakt door de afkoop van de IPA-regeling voor de resterende looptijd van het samenwerkingsverband van 2002 tot 2006. Daarnaast is een bedrag aan het agentschap IVOP betaald ten behoeve van de projecten CBO, migratie en Toekomst IVOP . Hiertegenover staat een ontvangst betreffende het niet bestede deel van de bijdrage aan het europroof maken van het IPA-systeem en de daarmee samenhangende informatiesystemen.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11: Kwaliteit RijksdienstRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen55 84268 79476 729105 962– 29 233
1. apparaat13 65712 2909 88113 691– 3 810
2. topmanagers rijksdienst9437891 1841 09490
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk28 55031 37041 25731 9639 294
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector12 69224 34524 40759 214– 34 807
      
Uitgaven53 85864 16771 175105 962– 34 787
1. apparaat13 42812 3869 66013 691– 4 031
2. topmanagers rijksdienst8827561 1161 09422
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk28 33531 41534 85431 9632 891
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector11 21319 61025 54559 214– 33 669
      
Ontvangsten19 9474 4171 5955 984– 4 389

De lagere uitgaven op operationele doelstelling 11.4 worden met name veroorzaakt doordat een deel van het budget voor arbeidsvoorwaarden in 2002 niet tot betaling is gekomen. De hogere verplichtingen op operationele doelstelling 11.3 worden veroorzaakt door het opnemen van een in 2001 afgesloten meerjarige verplichting. Het gaat hier om een in 2001 afgesloten overeenkomst, die loopt tot en met juli 2005, inzake de uitvoering van de ZVR-regeling.

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12: AlgemeenRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen144 679148 618362 119142 822219 297
1. apparaat62 94262 68678 59070 5878 003
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen81 73785 932283 52972 235211 294
      
Uitgaven159 185157 547172 712165 3537 359
1. apparaat57 67963 77773 61970 5873 032
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen101 50693 77099 09394 7664 327
      
Ontvangsten310 1274 3499 7651 8967 869
Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
13: Nominaal en onvoorzienRealisatie 2000Realisatie 2001Realisatie 2002Vastgestelde begroting 2002Verschil 2002
Verplichtingen00023 188– 23 188
1. loonbijstelling00023 180– 23 180
2. prijsbijstelling000– 11
3. onvoorzien0009– 9
      
Uitgaven00023 188– 23 188
1. loonbijstelling00023 180– 23 180
2. prijsbijstelling000– 11
3. onvoorzien0009– 9

10.2. Toelichting bij de baten-lastendiensten

BATEN-LASTENDIENST ITO

1. Algemeen

1.1. Doel en taken baten-lastendienst ITO

De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV (ITO) is een baten-lastendienst van BZK. ITO ontwikkelt, implementeert en beheert besloten en bedrijfszekere informatie- en communicatietechnologiediensten en draagt op die manier bij aan de kwaliteit en effectiviteit van de sectoren Openbare Orde en Veiligheid (OOV) en Justitie.

De wettelijke basis voor de taken van ITO is 1 december 2002 van kracht geworden. Artikel 53d van de Politiewet 1993, het eerste tot en met vijfde lid, waarin de taken van ITO worden geregeld, luidt als volgt:

1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen en het beheer daarvan voor de politie ten behoeve van de taakuitvoering door de politie.

2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt op verzoek van een of meer korpsbeheerders zorg voor de informatiecommunicatievoorzieningen en het beheer daarvan, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de taakuitvoering van de politie

3. Indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de samenwerking tussen de politie en de desbetreffende diensten of organisaties draagt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorg voor de voorzieningen op het gebied van de informatie- en communicatiehuishouding en het beheer daarvan, op verzoek van

a. Onze Minister die het aangaat ten behoeve van de onder hem ressorterende diensten;

b. Een regionale brandweer als bedoeld in de Brandweerwet 1985;

c. Een centrale post ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt voor de voorzieningen aan de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten (KLPD), alsmede aan de diensten en organisaties, bedoeld in het derde lid, kostendekkende tarieven vast.

5. De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV is belast met de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de in het eerste tot en met het derde lid bedoelde voorzieningen.

1.2. Integratie ISC/CIP en ITO

Een verandering op het gebied van de organisatie van de ICT bij een van onze klanten, te weten politie, is de bundeling van de ICT-vraag en het ICT-aanbod. Deze verandering heeft gevolgen voor ITO. Het besluit van de Regieraad ICT Politie de organisatie van de ICT-functie voor de politie en andere OOV-diensten opnieuw in te richten, heeft geleid tot de oprichting van de Coöperatie Informatiemanagement Politie (CIP), ten behoeve van de ICT-vraag, en de ICT Service Coöperatie (ISC), ten behoeve van de OOV-brede aanbodhomogenisering. Het voornemen is dat ITO op termijn zal samengaan met de publiekrechtelijke opvolger van CIP en ISC. ITO heeft in 2002 in het convenant met ISC afspraken gemaakt om, vooruitlopend op de formele integratie, virtuele integratie na te streven.

1.3. Producten en diensten

De omgeving van ITO verandert sterk. De veranderingen hebben betrekking op zowel de organisatie van ICT als de inzet van ICT bij onze klanten. Die veranderingen zijn in 2002 mede bepalend geweest voor de focus in de ITO-dienstverlening op de homogenisering en integratie van radio- en datanetwerken van partijen in de OOV-sector en Justitie en de invoering van een nieuwe, ketenbrede ICT-beveiligingsarchitectuur.

Homogenisering en integratie radio- en datanetwerken

1.3.1. C2000 en GMS

ITO is gestart met de feitelijke realisatie van het communicatienetwerk voor mobiele communicatie, C2000. Vrijwel alle locaties en bouwrechten en de benodigde antenne-opstelpunten zijn publiek- en privaatrechtelijk zeker gesteld. In 2002 zijn zowel de technische voorzieningen van antenne-opstelpunten gebouwd, gestart en opgeleverd aan ITO. Ondermeer de opstelpunten voor de Drielandenproef in Limburg van het C2000-project zijn opgeleverd. In de Drielandenproef wordt onderzocht in hoeverre het C2000 systeem in de praktijk werkt tussen hulpverleners van Duitsland, België en Nederland.

De levering van de Radiobedien- en alarmeringssystemen verloopt conform de overeengekomen planning. Het Radiobedien- en alarmeringssysteem in Limburg Zuid (Drielandenproef regio) is inmiddels geaccepteerd. De levering van apparatuur voor de eerste fase van de uitrol (kring 1), met name Noord-Holland, Midden-Nederland en het noorden van Zuid-Holland, verloopt zoals contractueel vastgelegd en ligt op schema. De tweede en de derde fase, respectievelijk kring 2 en 3, volgen in 2003.

De koppeling GMS-C2000 is in 2002 gereed gekomen en is door ITO geaccepteerd. In 2003 wordt de koppeling GMS-C2000 synchroon aan de uitrol van C2000 door ITO geïmplementeerd in de GMS-meldkamers.

In samenwerking met BZK zijn de regio's ondersteund bij en voorgelicht over de noodzakelijke voorbereidingen voor de implementatie van C2000 binnen het verzorgingsgebied. Daarnaast is opleidingsmateriaal ontwikkeld (een Computer Based Training) voor de regio's op het gebied van C2000.

1.3.2. Nutsvoorziening

De Regieraad ICT Politie heeft in het kader van de homogenisering van de ICT voorzieningen besloten te komen tot één communicatie basisinfrastructuur (de zgn. Nutsvoorziening). De nieuwe technische infrastructuur wordt gefaseerd ingevoerd en is geschikt voor spraak-data integratie, videoconferencing, communicatie tussen OOV partners en is koppelbaar met mobiele netwerken. De realisatie van deze Nutsvoorziening is door ISC, als uitvoeringsorganisatie van de Regieraad, bij ITO belegd. In 2002 is een laboratorium en -testomgeving opgezet ter voorbereiding op de voorgenomen implementatie in 2003.

1.3.3. Applicatiearchitectuur

Een andere activiteit die aansluit bij de ontwikkeling om te homogeniseren daar waar mogelijk, is de realisatie van een nieuwe applicatiearchitectuur door CIP, in nauwe samenwerking met ITO. De architectuur vormt de leidraad bij het eenvoudig realiseren van nieuwe applicaties en het aanpassen van bestaande applicaties. In 2002 is ITO begonnen een groot deel van de landelijke systemen aan te passen conform deze landelijke architectuur.

1.3.4. Netwerkvoorziening Justitie

Justitie heeft in 2002 besloten de levering van ICT-diensten door ITO te continueren, onder de voorwaarde (onder andere) dat haar netwerkvoorziening wordt gebaseerd op de OOV-snelweg en de ITO-tarifering marktconform is. Op de OOV-snelweg wordt ook de Nutsvoorziening voor de politie geënt. Dit vormt het begin van de integratie van de infrastructuren van politie en justitie.

1.3.5. AmbuNet

Gestart is met de aanleg van een geheel nieuw netwerk voor de ambulancezorg. Hierdoor wordt het mogelijk om, mobiel, voertuiglocaties door te geven aan de Centrale Post Ambulancedienst (CPA) en patiëntgegevens uit te wisselen. De effectiviteit en efficiëntie van de inzet van de ambulances verbeteren hierdoor.

Ketenbrede ICT-beveiligingsarchitectuur

Met de toename van informatie-uitwisseling tussen de verschillende partijen in de OOV-sector, groeit het risico dat personen of groeperingen in de samenleving gegevens onderscheppen of manipuleren. Deze risico's kunnen worden geminimaliseerd door middel van informatiebeveiliging. Om betrouwbare gegevensuitwisseling mogelijk te maken, heeft ITO de opdracht ontvangen van BZK te zorgen voor een veilige en gebruikersvriendelijke informatieontsluiting. Dit vindt plaats tussen 2001 en 2005. In 2002 heeft ITO hiertoe een beveiligingsarchitectuur ontwikkeld. Deze beschrijft de gemeenschappelijke normen voor informatiebeveiliging.

2. Bedrijfsvoeringsparagraaf

2.1. Verbeterprogramma

In het voorjaar van 2002 heeft de Minister van BZK aan de Algemene Rekenkamer (AR) de toezegging gedaan om voor de oplossing van de resterende knelpunten op de terreinen van projectbeheersing, inkooporganisatie en controle een integraal verbeterplan op te stellen. Op basis van een uitgebreide knelpuntenanalyse is een programma tot 1 januari 2004 opgesteld, dat voldoet aan de door de AR gestelde criteria voor beheersing en toetsbaarheid van de producten. Dit, door de directie van ITO opgestelde, richtinggevende programma is door de beheerder vastgesteld en aan de Staatssecretaris aangeboden.

De uitkomsten van het verbeterprogramma nemen de dieperliggende oorzaken van onvolkomenheden in de bedrijfsvoering weg. De aanpak van de verbeterpunten is in een achttal projecten gebundeld, te weten:

– Verbetering projectbeheer

– AO/IC

– Interne en externe informatievoorziening

– Financiële regelgeving en administratie

– Cost Of Ownershipmodel

– Inkoop en Europese aanbesteding

– Sturing en (management)cultuur

– Activabeheer

Het doel van de uitvoering van het verbeterprogramma is dat structurele maatregelen worden getroffen waarmee de bedrijfsleiding in staat is om eerder problemen in de bedrijfsvoering te signaleren, waardoor beheersmaatregelen sneller kunnen worden doorgevoerd. Door ITO is tot en met september 2002 gewerkt aan het verbeterprogramma en het uitwerken ervan in acht plannen van aanpak. Deze plannen zijn in november 2002 vastgesteld. Met het aantreden van een projectcoördinator zijn de beheersactiviteiten eind 2002 op gang gekomen.

2.1.1. Resultaatontwikkeling

ITO signaleerde medio het derde kwartaal van 2002 dat naar verwachting over 2002 een aanzienlijk negatief resultaat zou worden behaald. Over deze verwachting is de beheerder, de dgOOV van BZK, eind augustus 2002 in kennis gesteld. De belangrijkste oorzaken voor de tekorten lagen met name in negatieve afdelingsresultaten en de projectverliezen. Deze afdelingsresultaten zijn ondermeer een gevolg van de afwijkende verhouding tussen interne en externe medewerkers, ten opzichte van de begrote verhouding. Daarmee vielen de totale kosten hoger uit dan in de tarieven 2002 was voorzien.

De tweede oorzaak lag met name in het onvoldoende ingerichte projectbeheer. Daarnaast ontbrak het aan juiste, tijdige en volledige managementinformatie, waardoor niet tijdig kon worden bijgestuurd.

Met het nemen van structurele en incidentele maatregelen is, in samenspraak met de beheerder, het nodige gedaan om het exploitatieverlies voor 2002 tot een minimum te beperken.

Door ITO werd geconstateerd dat het ontstane financiële tekort niet meer in voldoende mate kon worden beïnvloed en dat rekening moest worden gehouden met een negatief eigen vermogen aan het einde van 2002. Gelet op de regelgeving van Financiën betreffende de financiering van baten-lastendiensten, heeft de dg-OOV als beheerder besloten tot een éénmalige vermogens-injectie om het weerstandsvermogen te versterken. Hierbij is tevens afgesproken om gezamenlijk te bezien of een verdere opbouw van de vermogensbuffer noodzakelijk is.

2.1.2. Versterking control-maatregelen

De directie van ITO heeft naast het in gang zetten van het verbeterprogramma in 2002, de volgende controlversterkende maatregelen genomen:

1. Versterken topstructuur door de tweehoofdige directie uit te breiden met twee directeuren, te weten een Directeur Staf & Ondersteuning en een Projectdirecteur C2000.

2. Vooruitlopend op de formele integratie met ISC is in 2002 gestart met de samenwerking met ISC (virtuele integratie) met als doel af te stemmen over bedrijfsvoeringsaspecten als personeel, financiën, huisvesting, administratieve organisatie en keuze van bedrijfsvoeringsondersteunende systemen.

3. Een opdracht aan een extern (accountants)bureau tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaken van de negatieve resultaten 2002. Tevens is opdracht gegeven tot het doen van aanbevelingen voor de verbetering van de bedrijfsvoering en tarifering. Daarnaast zijn het algemeen beheer en financieel beheer van projecten en de opbouw van de Service Level Agreements (SLA) onderwerp van onderzoek.

4. Europese aanbesteding voor de levering van ICT-personeel. Dit heeft geresulteerd in uniforme contractafspraken met in totaal 21 ICT-leveranciers over inhuurtarieven van extern ICT-personeel.

3. Financiële verantwoording ITO 2002

3.1. Balans per 31 december 2002 van de baten-lastendienst ITO

Baten-lastendienst ITO
Balans per 31 december 2002 (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Activa  
Materiële vaste activa  
• Meubilair en Stoffering399504
• Technische installaties286315
• Gebouwen/verbouwingen282335
• Voertuigen729444
• Telefoon- e.a. verbindingsapparatuur410546
• Automatiseringsapparatuur en software1 8261 837
• Overige apparatuur, installaties, etc1131
• Activa bij derden5 2251 772
• Activa in uitvoering en aanbetalingen op activa26 23323 498
Totaal materiële vaste activa35 40129 282
• Debiteuren5 1196 212
• Overige vorderingen en overlopende activa5 8123 950
Totaal kortlopende vorderingen10 93110 162
Liquide middelen56 24015 868
Totaal activa102 57255 312
   
Passiva  
Eigen vermogen  
• exploitatiereserve7 1274 131
• onverdeeld resultaat– 6 556– 1 304
Totaal eigen vermogen5712 827
Voorzieningen
Langlopende schulden42 97718 944
• crediteuren21 46213 625
• kortlopende schuld BZK en derden3 8568 005
• saldo projecten vooruitontvangen26 3925 097
• overige kortlopende schulden en overlopende passiva7 3146 814
Totaal kortlopende schulden59 02433 541
Totaal passiva102 57255 312

3.2. Baten-lastenoverzicht 2002

Baten-lastendienst ITO Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten189 857144 077– 45 780
opbrengst moederministerie160 24199 926– 60 315
opbrengst overige ministeries17 35723 4566 099
opbrengst derden10 30118 5108 209
opbrengst overige 1 2291 229
rentebaten1 958189– 1 769
buitengewone baten 767767
    
Lasten189 843150 633– 39 210
apparaatskosten   
* personele kosten57 36264 4667 104
* materiële kosten127 78578 906– 48 879
rentelasten1 8371 346– 491
afschrijvingskosten2 8593 242383
buitengewone lasten 1 1311 131
dotaties voorzieningen 1 5421 542
Saldo van baten en lasten14– 6 556– 6 570

3.3. Algemene toelichting

3.3.1. Algemene grondslagen

De geformuleerde grondslagen hebben betrekking op de financiële verantwoording van ITO als geheel. De grondslagen zijn ten opzichte van voorgaand jaar niet gewijzigd.

3.3.2. Waarderingsgrondslagen

– Voor zover niet anders is vermeld zijn de activa en de passiva opgenomen tegen nominale waarde;

– De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met afschrijvingen; afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde;

– De onderhanden werken worden opgenomen tegen directe materiaal- en arbeidskosten met een opslag voor indirecte kosten. In rekening gebrachte termijnen worden in mindering gebracht op het onderhanden werk. Indien verliezen voorzienbaar zijn wordt hiermee reeds rekening gehouden. Voor zover er sprake is van winst, wordt deze verantwoord in het jaar waarin het project wordt afgesloten, c.q. de prestatie volledig heeft plaatsgevonden. Voor meerjarige (structurele) activiteiten wordt jaarlijks het financiële resultaat bepaald; Bestede bedragen (waaronder begrepen deelbetalingen) voor de projecten C2000 en GMS worden volledig verantwoord in de rekening van baten en lasten, zonder rekening te houden met een onderhanden werk positie. De opdrachtgever (DVIP) van deze projecten heeft vastgelegd dat geen rekening dient te worden gehouden met projectfaseresultaten.

– Voor zover het totaal van de ontvangen bedragen voor de projecten, de totale bestede directe- materiaal- en arbeidskosten overtreffen, is het meerdere als Saldo projecten vooruitontvangen in de balans opgenomen.

3.4. Toelichting op de balans per 31 december 2002

3.4.1. Materiële vaste activa

Verloopstaat materiële vaste activa (in € 1 000)
BoekwaardenBoekwaarde 31–12–2001Investeringen 2002Desinvesteringen 2002Afschrijvingen 2002Herrubricering 2002Boekwaarde 31–12–2002
Meubilair en Stoffering504 1104 399
Technische installaties31567 96 286
Gebouwen/verbouwingen33522 75 282
Voertuigen4445062219 729
Telefoon- en verbindingsapparatuur54612 148 410
Automatiseringsapparatuur en software1 83765791 3156561 826
Overige apparatuur en installaties31  20 11
Activa bij derden1 772154861 2654 6505 225
Activa in uitvoering en aanbetalingen op activa23 4988 08140 – 5 30626 233
 29 2829 4991383 242035 401

Materiële vaste activa

De investeringen in 2002 bedroegen totaal € 9,5 mln (exclusief de activa in bestelling).

De investeringen 2002 betreffen voornamelijk voertuigen (€ 0,5 mln), automatiseringsapparatuur en software (€ 0,7 mln), de tweede aanbetaling op de radiobediensystemen van € 6,9 mln en de bedragen die besteed zijn aan de activa in uitvoering van € 1,2 mln.

De afschrijvingskosten bedroegen over 2002 ruim € 3,2 mln.

De desinvesteringen hangen voornamelijk samen met de afstoting van het oude justitienetwerk als gevolg van de ingebruikname van de nieuwe A7000 apparatuur per september 2002. De resterende boekwaarde van het oude netwerk is ten laste van de rekening van baten en lasten gekomen.

De herrubricering houdt verband met de overboeking van activa in uitvoering naar de categorie automatiseringsapparatuur en software en activa bij derden. Deze investeringen zijn in 2002 afgerond en in gebruik genomen.

De balanspost activa in uitvoering en aanbetalingen op activa bestaat voor een bedrag van € 25 mln uit aanbetalingen op radiobediensystemen voor het project C2000. Deze activapost wordt in een afzonderlijke categorie opgenomen in het jaar van ingebruikname.

De radiobediensystemen zullen met ingang van 2004 aan de exploitatie worden toegerekend.

De overige posten begrepen onder de activa in uitvoering bedragen ruim € 1,2 mln. Dit betreffen de investeringen in het control centre (€ 1,0 mln) en de investering in de herhuisvesting (€ 0,2 mln) op de locatie Odijk. De investeringen zullen beiden in 2003 worden afgerond. In 2002 wordt op deze posten niet afgeschreven.

Afschrijvingstermijnen

De afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte levensduur c.q. economische levensduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. De afschrijvingstermijnen zijn voor de verschillende categorieën:

Meubilair en Stoffering5–10 jaar
Technische installaties5–10 jaar
Gebouwen/verbouwingen2–10 jaar
Voertuigen5 jaar
Telefoon- e.a. verbindingsapp.5–10 jaar
Automatiseringsapp. en software3–5 jaar
Overige apparatuur, installaties etc.5–10 jaar

Het verloop van de aanschafwaarden en afschrijvingen is in onderstaande verloopstaten weergegeven (door de afrondingen kunnen afrondingsverschillen in onderstaande tellingen optreden):

Verloopstaat cumulatieve aanschafwaarden en cumulatieve afschrijvingen (in € 1 000)
AanschafwaardenCumulatieve aanschafw. 31–12–2001Investeringen 2002Desinvesteringen 2002Herrubricering 2002Cumulatieve aanschafw. 31–12–2002
Meubilair en Stoffering1 538 1 1 537
Technische installaties69367  760
Gebouwen/verbouwingen38922  411
Voertuigen1 108506127 1 487
Telefoon- en verbindingsapparatuur1 324121 1 335
Automatiseringsapparatuur en software11 70865720951212 668
Overige apparatuur en installaties1 689   1 689
Activa bij derden3 6921549774 7947 663
Activa in uitvoering en aanbetalingen op activa23 4988 08140– 5 30626 233
 45 6399 4991 355053 783
AfschrijvingenCumulatieve afschrijving 31–12–2001Afschrijvingen 2002Afschrijving desinvest. 2002Herrubricering 2002Cumulatieve afschrijving 31–12–2002
Meubilair en Stoffering1 034104  1 138
Technische installaties37896  474
Gebouwen/verbouwingen5475  129
Voertuigen664219125 758
Telefoon- en verbindingsapparatuur7781481 925
Automatiseringsapparatuur en software9 8711 315200– 14410 842
Overige apparatuur en installaties1 65820  1 678
Activa bij derden1 9201 2658911442 438
Activa in uitvoering en aanbetalingen op activa   
 16 3573 2421 217018 382

3.4.2. Debiteuren

Debiteuren (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Debiteuren5 4446 636
Af: voorziening dubieuze vorderingen– 325– 424
Saldo per einde boekjaar5 1196 212

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. Op deze vorderingen wordt een voorziening voor mogelijke oninbaarheid in aftrek gebracht.

De voorziening bedraagt per 31 december 2002 € 0,3 mln.

Het verloop van de voorziening dubieuze vorderingen luidt als volgt:

Verloop voorziening dubieuze vorderingen (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Saldo begin boekjaar424371
Onttrekking resp. dotatie voorziening dubieuze vorderingen– 9953
Saldo per einde boekjaar325424

De voorziening voor dubieuze vorderingen is bepaald op basis van de openstaande debiteurenvorderingen, verhoogd met de buiten invordering te stellen en gestelde debiteuren. De onttrekking voor 2002 wordt veroorzaakt door ontvangsten van posten welke in 2001 volledig waren voorzien en een daling van het debiteurensaldo per einde boekjaar. Deze onttrekking is in de staat van baten en lasten opgenomen onder de post voorzieningen.

3.4.3. Overige vorderingen en overlopende activa

Onder de overige vorderingen en overlopende activa worden voorschotten personeel, overige vorderingen BZK, nog te factureren omzet en vooruitbetaalde kosten verantwoord.

De specificatie luidt als volgt:

Overige vorderingen en overlopende activa (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Voorschotten personeel1843
Vooruitbetaalde onderhoudskosten C20003 5711 012
Vooruitbetaalde onderhoudskosten GMS103117
Vooruitbetaalde overige kosten639254
Overige vorderingen BZK1 060
Nog te factureren omzet1 4811 464
Totaal5 8123 950

De post nog te factureren omzet is als volgt te specificeren:

Nog te factureren omzet (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
C2000/medegebruik opstelpunten6367
Back Office Applicaties181358
Back Office Infrastructuren1 229976
Kenniscentrum25
Staf838
Totaal1 4811 464

3.4.4. Liquide middelen

Liquide middelen (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Rijksbegrotingsinformatiecentrum (RIC)56 23815 867
Kas21
Totaal56 24015 868

De saldi van de diverse kassen (onder andere bij de engineeringbureaus) zijn opgenomen onder de post liquide middelen. De toename van het saldo op het RIC wordt veroorzaakt door met name bevoorschotting voor het project C2000 waarvan de gelden in het eerste kwartaal 2003 tot besteding zullen komen en de verkregen financiering voor de aanbetalingen op de radiobediensystemen die begin 2003 grotendeels worden voldaan.

3.4.5. Eigen vermogen

Het eigen vermogen van de baten en lastendienst ITO bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat over het boekjaar. Het saldo van baten en lasten over boekjaar 2001 is in 2002 toegevoegd aan de exploitatiereserve.

Als gevolg van de negatieve resultaatontwikkeling gedurende het boekjaar 2002 heeft het moederministerie besloten tot een versterking van het eigen vermogen van ITO door middel van een éénmalige vermogensinjectie. Deze versterking bedroeg totaal € 4,3 mln en is direct ten gunste van de exploitatiereserve gekomen.

Het verloop van de exploitatiereserve is als volgt:

Exploitatiereserve (in € 1 000)2002
Saldo 01–01–20024 131
Bij: vermogensversterking 20024 300
Af: saldo van baten en lasten 2001– 1 304
Saldo per einde boekjaar7 127

Het nadelige resultaat van € 6,6 mln is separaat op de balans opgenomen onder het onverdeeld resultaat.

Het verloop van de post onverdeeld resultaat is als volgt:

Onverdeeld resultaat (in € 1 000)2002
Saldo 01–01–2002– 1 304
Bij: toevoeging aan de exploitatiereserve1 304
Af: saldo van baten en lasten 2002– 6 556
Saldo per einde boekjaar– 6 556

Het verloop in de vermogensontwikkeling is als volgt:

Baten-lastendienst ITOOverzicht vermogensontwikkeling over de jaren 1998 t/m 2002 (in € 1 000)
 19981999200020012002 begroting2002 realisatie
1. Eigen vermogen per 1 januari 17 87519 1254 1314 9722 827
       
2. Saldo van baten en lasten 2 375491– 1 30414– 6 556
       
3a. Uitkering aan moederministerie     – 2 408
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen     6 708
3c. Overige mutaties in eigen vermogen – 1 125– 15 485   
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen – 1 125– 15 485  4 300
       
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)17 87519 1254 1312 8274 986571

Het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat per 31 december 2002 valt binnen de maximumomvang van 5% van de gemiddelde baten over de laatste drie jaar (regeling Vermogensvoorschriften Baten en Lastendiensten 2001).

3.4.6. Langlopende schulden

In 2002 zijn twee nieuwe leningen afgesloten ten bedrage van nominaal € 2,6 mln. Een lening van € 2,1 mln heeft een looptijd van 3 jaar en hangt samen met de financiering van harden software (inclusief activa bij derden). Een lening van € 0,5 mln wordt aangewend voor de financiering van installaties en kent een looptijd van 5 jaar. Van beide leningen is het aflossingsdeel voor het jaar 2003 opgenomen onder de kortlopende schulden BZK en derden.

In oktober 2002 is de tweede tranche van ruim € 22,689 mln verband houdende met de investering in de Radiobediensystemen beschikbaar gekomen. Hiermee is per 31 december 2002 totaal € 40,84 mln aan langlopende schulden aangegaan voor de Radiobediensystemen. De laatste tranche zal in 2003 beschikbaar komen, groot € 4,538 mln. De aflossing van deze lening zal geschieden in 10 termijnen, met ingang van het boekjaar 2004. Voor deze lening wordt rentecompensatie verleend.

Het verloop van de post langlopende schulden is als volgt weer te geven:

Langlopende schulden (in € 1 000)2002
Saldo per 01–01–200218 944
Bij: leenfaciliteit investeringen Radiobediensystemen (RABS)22 689
Bij: leenfaciliteit investeringen 20022 600
Af: aflossingsdeel 2002 naar kortlopende schuld BZK en derden– 1 256
Saldo per einde boekjaar42 977

Het aflossingsschema voor de langlopende schulden is als volgt weer te geven (in € 1 000):

LeningRente %200420052006–2014Totaal
Lening 2000–015,03%218119337
Lening 2000–024,70%0
Lening 1e tranche radiobediensystemen5,16%1 8151 81514 52118 151
Lening 2e tranche radiobediensystemen5,16%2 2692 26918 15122 689
Lening hard-en software 20023,35%7007001 400
Lening installaties 20023,72%100100200400
Totaal 5 1025 00332 87242 977

3.4.7. Kortlopende schulden

Onder de kortlopende schulden worden de crediteuren, de kortlopende schuld BZK en derden, het saldo projecten vooruitontvangen en de overige kortlopende schulden en overlopende passiva weergegeven.

De post crediteuren is als volgt weer te geven:

Crediteuren (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Crediteuren16 83012 838
Crediteuren i.v.m. C20004 632787
Saldo per einde boekjaar21 46213 625

De post crediteuren omvat de verplichtingen aan leveranciers voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten, die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 2002.

De opbouw van de kortlopende schuld BZK is als volgt:

Kortlopende schuld BZK en derden (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Aflossingsdeel lening in verband met conversie755
Aflossingsdeel 2003 leenfaciliteit investeringen 2000456683
Aflossingsdeel 2003 leenfaciliteit investeringen 20028000
Restitutie afnemers vermogensconversie (Rabatregeling)1 0533 679
Verschuldigde bedragen BZK in verband met C20001 981
Overige verschuldigde bedragen BZK640
Voorwaardelijke boete TetraNed in verband met startregio907907
Saldo per einde boekjaar3 8568 005

De kortlopende schuld BZK en derden omvat de aflossingsverplichtingen 2003 aan Financiën uit hoofde van het beroep op de leenfaciliteit. Het bedrag Restitutie afnemers vermogensconversie (Rabatregeling) betreft de nog te restitueren gelden over 2002 welke aan het moederministerie, Justitie, de Politieregio's, de KLPD en de Kmar zullen worden uitgekeerd op basis van de opbrengstverhouding over 2002.

De specificatie van de post saldo projecten vooruitontvangen luidt als volgt:

Saldo projecten vooruitontvangen (in € 1 000)
 Toegerekende kostenVoorziening verliezenVooruit gefactureerde bedragen31–12–200231–12–2001
Nog te besteden Justitienet projecten (LIC)    512
Nog te besteden budgetgelden C2000  14 79914 7991 628
Nog te besteden budgetgelden GMS  5 1865 1862 097
Nog te besteden gelden Verbeterprogramma bedrijfsvoering– 492 2 8002 308 
Onderhanden project P-info– 1 549 2 528979 
Onderhanden project Nutsvoorziening– 3 018522 239– 727– 561
Overige onderhanden projecten staande organisatie– 7 3191 9169 2503 8471 421
Totaal– 12 3781 96836 80226 3925 097

Het saldo projecten vooruitontvangen betreft met name ontvangen projectgelden waarvoor nog bestedingen moeten gaan plaatsvinden. Het saldo bestaat voor een belangrijk deel uit de nog te besteden gelden ten behoeve van het project C2000 en de budgetgelden voor de financiering van het geïntegreerd meldkamer systeem (GMS).

In 2002 is ITO gestart met de uitvoering van een verbeterprogramma bedrijfsvoering 2002 en 2003. De totale kosten zijn geraamd op € 2,8 mln. De financiering is gerealiseerd via een bijdrage uit de rabatregeling 2002 van € 1,3 mln en een door het moederministerie beschikbaar gesteld budget van € 1,5 mln. De bestedingen bedroegen in 2002 totaal circa € 0,5 mln. Het resterende budget van € 2,3 mln is als nog te besteden gelden Verbeterprogramma bedrijfsvoering verantwoord en zal in 2003 tot besteding komen.

De overige onderhanden projecten staande organisatie bedragen per saldo € 3,8 mln. Voor deze projecten is de voorziening projectverliezen ten opzichte van 2001 verhoogd met € 1,6 mln tot € 1,9 mln.

De specificatie overige kortlopende schulden en overlopende passiva luidt als volgt:

Overige kortlopende schulden en overlopende passiva (in € 1 000)31–12–200231–12–2001
Te betalen vakantiegelden745550
Te betalen vakantiedagen665500
Te betalen belastingen en premies sociale verzekeringen1 0841 404
Nog te betalen personele kosten (inhuur personeel)1 7802 310
Nog te betalen materiële kosten (huurlijnen en overigen)2 1871 250
Investerings- en herhuisvestingbijdragen853800
Saldo per einde boekjaar7 3146 814

Onder de post overige kortlopende schulden en overlopende passiva worden verplichtingen verantwoord inzake te betalen vakantiegeld en vakantiedagen, de nog verschuldigde belastingen en sociale premies. Verder zijn de verplichtingen opgenomen die samenhangen met nog te ontvangen inkoopfacturen en investerings- en herhuisvestingbijdragen.

De ontvangen investerings- en herhuisvestingsbijdragen zijn in voorgaande jaren verkregen.

De investeringsbijdrage dient voor de egalisatie van de in toekomstige jaren te verantwoorden afschrijvingskosten. De herhuisvestingbijdrage is bestemd voor de egalisatie van de toekomstige huisvestingskosten als gevolg van de gewijzigde huisvestingssituatie in Odijk.

3.4.8. Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Belangrijke financiële verplichtingen:

– Het jaarlijks bedrag van met derden aangegane huurverplichtingen van onroerende zaken, welke via de Rijksgebouwendienst in rekening worden gebracht, bedraagt in totaal € 2,2 mln. Het betreft de panden in Odijk en Driebergen. De huurcontracten lopen tot respectievelijk 01–12–2003 en 01–02–2004.

– Ten aanzien van de verwerving van de radiobediensystemen is een investeringsverplichting aangegaan van € 45,4 mln, waarvan tot en met 2002 € 25 mln is gerealiseerd. De resterende investeringsver-plichting ultimo 2002 bedraagt derhalve € 20,4 mln.

– ITO is een langdurige overeenkomst aangegaan voor gebruik van Oracle-licenties ten behoeve het project P-info. Dit project heeft tot doel een applicatie te realiseren, ter verbetering van de informatievoorziening van de Politie. De licentieovereenkomst loopt tot 01–05–2006. De resterende verplichting bedraagt € 1,4 mln.

3.5. Toelichting op de staat van baten en lasten over 2002

3.5.1. Algemeen

Het saldo van de staat van baten en lasten over het boekjaar 2002 bedroeg -€ 6,6 mln. De negatieve ontwikkeling van dit saldo is met name veroorzaakt door aanzienlijke projectverliezen van € 1,4 mln en een dotatie aan de voorziening projectverliezen van € 1,6 mln. Daarnaast is de benodigde tariefstijging niet doorgevoerd, waardoor de resultaten op de productieve afdelingen (-€ 2,5 mln) in sterke mate zijn achtergebleven bij de begroting.

In het boekjaar 2002 zijn bovendien enkele onvoorziene posten en ontwikkelingen naar voren gekomen, waaronder de uitbreiding van de staforganisatie en de verhoogde inzet van externe medewerkers. De productresultaten ontwikkelden zich positief (€ 1,5 mln). Inmiddels worden verbeteracties in het projectbeheer voorbereid ter voorkoming van negatieve projectresultaten.

De oorspronkelijke begroting is ingediend met een beperkt positief saldo van baten en lasten. Bij het opstellen van deze begroting zijn uitgangspunten gehanteerd die over 2002 niet realiseerbaar bleken. Met name het doorvoeren van benodigde tariefstijgingen van manuurtarieven is achtergebleven waardoor in de realisatie de afdelingsresultaten zich negatief ontwikkelden. Bovendien werd verondersteld dat projecten op regiebasis zouden worden gefinancierd waardoor projectverliezen zich niet zouden voordoen.

De gerealiseerde cijfers zijn vergeleken met de begroting 2002.

3.5.2. Baten (moederministerie, overige ministeries en derden)

Baten moederministerie. De baten van het moederministerie (exclusief C2000) zijn ten opzichte van de begroting 2002 achtergebleven met € 6,5 mln. Deze daling wordt met name veroorzaakt door lagere producten projectbaten van € 3,6 mln respectievelijk € 1,3 mln. Daarnaast lagen de bestedingen voor GMS circa € 1,6 mln onder begroting. De baten C2000 bleven ruim € 53 mln onder de begroting doordat geplande investeringen in infrastructurele voorzieningen ter grootte van € 48 mln nog niet in 2002 zijn gerealiseerd.

Baten overige ministeries. Onder deze categorie zijn de opbrengsten van Justitie opgenomen.

Deze opbrengsten bedroegen over 2002 totaal € 23,4 mln, uitgesplitst naar € 22,8 mln voor de exploitatie van de dragerdienst Justitie en een bedrag van € 0,6 mln voor de uitvoering van projecten.

De toename uit hoofde van de exploitatie van de dragerdienst Justitienet bedroeg € 7,6 mln, de projecten voor Justitie bleven met € 1,5 mln achter op begroting.

Baten derden. Onder de categorie opbrengst derden zijn de opbrengsten opgenomen van de politieregio's, het KLPD, de KMAR en overige afnemers. De toename van de baten politieregio's ten opzichte van de begroting is met name een gevolg van de opdrachten welke vanuit het ISC (waaronder project Nutsvoorziening fase 3) zijn verstrekt en zijn afgerond.

De onderstaande tabellen geven een overzicht van de baten (exclusief de baten overige), verdeeld naar product- en projectbaten en een vergelijking van de begrote versus gerealiseerde baten per afnemersgroep.

Opbrengst 2002 verdeeld naar afnemer en product (in € 1 000)
 AfnemerTotaalBZKJustitiePolitieregio'sKLPDKMAROverige
Product        
Producten 51 23214 31422 8399 9653 014363737
Projecten        
C2000 71 93271 932
GMS 8 4128 412
ITO – Projecten 10 3165 2686174 055120256
Totaal 141 89299 92623 45614 0203 134363993

Onder de productbaten zijn opgenomen de baten die samenhangen met de producten en diensten welke in de productcatalogus (Itools) worden aangeboden, waaronder baten van data- en mobiele communicatie en applicatiebeheer.

Begroting en realisatie per afnemersgroep (in € 1 000)
AfnemersgroepBegroting 2002Realisatie 2002Afwijking
BZK34 54427 994– 6 550
BZK C2000125 69771 932– 53 765
Justitie17 35723 4566 099
Politieregio's7 52814 0206 492
KLPD9303 1342 204
KMAR30036363
Overige1 543993– 550
Tussentotaal187 899141 892– 46 007
Opbrengst overige 1 2291 229
Rentebaten1 958189– 1 769
Bijzondere baten 767767
Eindtotaal189 857144 077– 45 780

3.5.3. Opbrengst overige

Onder opbrengst overige is de rentecompensatie verantwoord die wordt ontvangen van BZK ter dekking van de rentelasten van de opgenomen leenfaciliteit voor de financiering van de radiobediensystemen (RABS). In de begroting zijn de bedragen voor rentecompensatie opgenomen onder de categorie rentebaten.

3.5.4. Rentebaten

De rentebaten hangen samen met de ontvangen rente over het saldo van het RIC over 2002.

Rentebaten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Rentecompensatie over (conversie)lening174 
Rentecompensatie over lening radiobediensystemen1 596 
Rente rekening-courant RIC188189
Totaal1 958189

In de begroting zijn onder de rentebaten ook de bedragen van de rentecompensatie opgenomen, terwijl dit voor de gerealiseerde bedragen over 2002 is verwerkt onder opbrengst overige.

3.5.5. Buitengewone baten

De posten verantwoord onder de buitengewone baten betreffen voornamelijk nagekomen baten uit het boekjaar 2001. Hierin zijn onder meer begrepen de afrekening van de kwantumkorting 2001 en de bijdrage voor scholingkosten.

3.5.6. Personele kosten

Personele kosten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
ITO personeel24 00321 653
Kosten externe inhuur24 59739 542
Subtotaal48 60061 195
Overige personele kosten8 7623 271
Totaal personele kosten57 36264 466

De personele kosten liggen € 7,1 mln hoger dan begroot door een hogere gemiddelde fte bezetting.

Het aantal fte's ultimo 2002 bedroeg 719,3 (intern 490,0 en extern 229,3), terwijl dit aantal gemiddeld werd begroot op 597 fte (intern 442,8 en extern 154,2).

3.5.7. Materiële kosten

De ontwikkeling van de materiële kosten ten opzichte van de begroting is als volgt weer te geven:

Materiële kosten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Materiële projectkosten C2000 (excl. personele kosten)106 83045 340
Automatiseringskosten2 791
Huisvestingskosten2 7224 057
Verbindingskosten7 96818 020
Kosten voertuigen 284
Overige materiële kosten10 2658 414
Totaal127 78578 906

De bestede materiële kosten over 2002 lagen met name in het project C2000 lager dan de begroting.

De projectkosten C2000 bleven ruim € 61,4 mln onder de begroting doordat investeringen in infrastructurele voorzieningen ter grootte van € 48 mln niet in 2002 zijn gerealiseerd.

Onder de materiële projectkosten C2000 zijn alle met het project samenhangende kosten verwerkt, waaronder ook automatiserings-, verbindings- en voertuigkosten.

De automatiseringskosten en voertuigkosten bestaan uit de kosten die toe te rekenen zijn aan de afdelingen. De verbindingskosten betreffen de kosten van de vaste verbindingen als gevolg van de exploitatie van de producten en diensten. De verbindingskosten liggen aanzienlijk hoger dan begroot, door met name een volumestijging bij Justitienet.

De huisvestingskosten omvatten de kosten van de locaties in Odijk en Driebergen alsmede van de engineeringbureaus. Hierin zijn de kosten van bewaking en beveiliging begrepen en de bijdragen van het moederministerie voor herhuisvesting en extra beveiliging in mindering gekomen.

3.5.8. Rentelasten

De rentelasten bestaan voornamelijk uit de rentelasten van de aangegane financiering via het beroep op de leenfaciliteit. Deze lasten zijn verschuldigd aan Financiën en zijn als volgt opgebouwd:

Rentelasten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Rentelasten over lening in verband met (conversie) lening23838
Rentelasten over lening radiobediensystemen1 5981 229
Overige rentelasten (waaronder beroep op leenfaciliteit)79
Totaal1 8361 346

3.5.9. Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn als volgt te specificeren:

Afschrijvingskosten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Meubilair en Stoffering130104
Technische installaties10096
Gebouwen/verbouwingen10075
Voertuigen330219
Telefoon- e.a. verbindingsapparatuur90148
Automatiseringsapparatuur en software1 6601 315
Overige apparatuur, installaties, etc20
Activa bij derden4491 265
Totaal2 8593 242

3.5.10. Buitengewone lasten

De buitengewone lasten zijn als volgt opgebouwd:

Buitengewone lasten (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Nagekomen lasten boekjaar 2001627
Bijzondere lasten 2002504
Totaal1 131

De bijzondere lasten 2002 omvatten de kosten van een additioneel onderzoek naar risico's en verbetermogelijkheden in enkele belangrijke financiële processen, de kosten va de versterking van de afdeling Control, Finance en Managementinformatie en de boekverliezen op afgestoten activaposten.

3.5.11. Dotaties voorzieningen

De post dotaties voorzieningen is als volgt opgebouwd:

Dotatie voorzieningen (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Dotatie voorziening verliezen projecten1 641
Vrijval voorziening dubieuze vorderingen– 99
Totaal1 542

De dotatie aan de voorziening projectverliezen is tot stand gekomen op basis van een forecast van de projectresultaten van de projecten die ultimo 2002 onderhanden zijn en in 2003 tot afwikkeling komen. Deze post was niet in de begroting opgenomen.

De vrijval van de voorziening dubieuze vorderingen wordt veroorzaakt door een daling van de openstaande bedragen en door ontvangsten van posten waarvoor in het verleden een voorziening was gevormd.

4. Kasstroomoverzicht 2002

Het verloop in de rekening-courant van het RIC is over 2002 als volgt weer te geven:

Baten-lastendienst ITOKasstroomoverzicht voor het jaar 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20028 33815 8677 529
    
2. Totaal operationele kasstroom18 46921 5813 112
    
Totaal investeringen (-/-)– 28 134– 9 49918 635
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 138138
3. Totaal investeringskasstroom– 28 134– 9 36118 773
    
Eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-)– 2 553– 2 408145
Eenmalige storting door moederministerie (+) 6 7086 708
Aflossingen op leningen (-/-)– 7 748– 1 4386 310
Beroep op leenfaciliteit (+)28 13425 289– 2 845
4. Totaal financieringskasstroom17 83328 15110 318
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2002 (=1+2+3+4)(maximale roodstand € 0,5 mln)16 50656 23839 732

Onder de post eenmalige uitkering aan moederministerie is het deel van de rabatregeling 2002 opgenomen dat op basis van de opbrengstverhoudingen van de afnemers aan het moederministerie is te restitueren.

De eenmalige storting door het moederministerie omvat een eenmalige vermogensinjectie van € 5,8 mln, waarvan € 1,5 mln bestemd is voor het Verbeterprogramma (verwezen wordt naar paragraaf 3.4.7. Kortlopende schulden en paragraaf 3.4.5. Eigen vermogen), een bijdrage voor het verbeterprogramma bedrijfsvoering van € 1,3 mln en een bijdrage van€ 1,1 mln voor herhuisvesting.

5. Kengetallen

5.1. Personele kengetallen

Overzicht personele bezettingintern/extern per 31–12–2002intern/extern per 31–12–2001
Afdelinginternexterntotaal% externinternexterntotaal% extern
Kenniscentrum23,43,827,213,921,34,225,516,5
Back Office Infra168,728,2196,914,3133,967,0200,933,3
Back Office Applicaties122,325,2147,517,193,837,6131,428,6
Staf Organisatie88,335,6123,928,777,429,3106,727,5
subtotaal402,792,8495,518,7326,4138,1464,529,7
C200087,397,5184,852,847,761,7109,456,4
GMS 39,039,0100,07,734,842,581,9
totaal490,0229,3719,331,9381,8234,6616,438,1
         
personeelskosten in € mln25,040,065193453 
         
per fte (x € 1 000 per jaar)51,0174,4905014586 

De fte bezetting voor de staforganisatie is als één totaal weergegeven. Als gevolg van wijzigingen in de organisatieopzet 2002 ten opzichte van 2001 zijn deze aantallen niet uitgesplitst naar staf operations en staf & ondersteuning. Ultimo 2002 waren binnen de kolom staf & ondersteuning 62,3 fte's werkzaam en bij de staf operations 61,6 fte's. De interne medewerkers ten behoeve van GMS zijn met ingang van 2002 opgenomen onder Back Office Applicaties.

5.2. Bedrijfsvoeringkengetallen

5.2.1. Declarabele uren

Declarabele uren 2002Begroting 2002Realisatie 2002
Kenniscentrum24 40826 298
Back Office Infrastructuren165 460281 067
Back Office Applicaties142 124128 433
C2000236 832224 191
GMS68 29682 119
Staf 14 414
totaal637 120756 522

Het gerealiseerde aantal declarabele uren 2002 ligt ruim 119 000 uur hoger, hetgeen een gevolg is van de gemiddeld hogere fte bezetting ten opzichte van de begroting. In de begroting zijn de uren van de staforganisatie niet opgenomen. Deze gegevens zijn ontleend aan het Jaarplan 2002.

5.2.2. Ontwikkeling servicecalls

Ontwikkeling service-calls 2002Begroting 2002Realisatie 2002
totaal9 00010 266

Het aantal servicecalls geeft een indicatie van het activiteitenniveau van ITO als gevolg van meldingen van klanten. Alhoewel de werkzaamheden per call verschillen geeft het hogere aantal calls ten opzichte van de begroting 2002 een indicatie van de bedrijvigheid binnen ITO van onder andere de engineeringbureaus.

5.2.3. Beschikbaarheid systemen PolitieNet

Beschikbaarheid systemen Politienet in % 2002Begroting 2002Realisatie 2002
totaal99,0%99,9%

Onder de beschikbaarheid systemen PolitieNet wordt verstaan de gemiddelde beschikbaarheid van de 25 PolitieNet aansluitingen van de regio's over het afgelopen jaar.

5.2.4. Ontwikkeling aantal orders en offertes

In 2002 bestaat nog geen volledige centrale registratie van het totaal aantal uitgebrachte offertes en de registratie van het daaruit voortkomende aantal orders. In het verbeterprogramma bedrijfsvoering is het realiseren van een proces opgenomen dat voorziet in een centrale registratie van offertes en orders.

In de begroting zijn geen aantallen opgenomen.

5.2.5. Resultaat naar producten, projecten en overige

Resultaat verdeeld naar product, project en afdeling 2002 (in € 1 000)Begroting 2002Realisatie 2002
Productresultaten– 1061 547
Projectresultaten (inclusief voorzieningen)– 3 046
Overige resultaten (waaronder afdelingen)120– 5 057
totaal14– 6 556

BATEN-LASTENDIENST KLPD

1. Inleiding

In operationele zin is 2002 gekarakteriseerd door een aantal bijzondere gebeurtenissen, waarbij het KLPD, in samenwerking met de regionale politiekorpsen, haar bijdrage heeft geleverd. Te denken valt aan het uitrijden van de Euro, het huwelijk tussen de Prins van Oranje en Mevrouw M. Zorreguieta, de begrafenis van Prins Claus, het rechercheonderzoek naar de moord op Pim Fortuyn, het onderzoek naar de bouwfraude.

Naar aanleiding van de terroristische aanslag op het World Trade Center in New York in 2001 zijn de activiteiten op het gebied van recherche en analyse geïntensiveerd en is de capaciteit ten behoeve van de bestrijding van het internationale terrorisme vergroot. Bovendien is naar aanleiding van de moord op Pim Fortuyn sprake van een aanzienlijke uitbreiding van het aantal persoonsbeveiligingen.

Daarnaast is extra aandacht geschonken aan het bevorderen van de veiligheid en leefbaarheid van de stations en aan de veiligheid van de treinreizigers en de medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen.

BZK, Justitie, de regiokorpsen en het KLPD hebben, in onderlinge samenwerking, een eerste aanzet gegeven tot de ontwikkeling en vormgeving van de Landelijke Recherche.

Gedurende het verslagjaar zijn alle inrichtings- en formatieplannen van de operationele diensten van de concerndiensten en de bureaus, en bijbehorende reorganisatie regelingen, zoals het sociaal statuut, het uitvoeringsbesluit en het flankerend beleid in goed overleg met het georganiseerd overleg vastgesteld. In 2002 zijn 2 600 medewerkers definitief geplaatst, de overige medewerkers zijn van de voorgenomen plaatsing in kennis gesteld, definitieve plaatsing volgt in februari 2003.

Door versterking van de externe oriëntatie bij het ontwikkelen en vaststellen van beleid en bij het vertalen daarvan in operationele activiteiten brengt het KLPD haar bedrijfsvoering in lijn met hetgeen opdrachtgevers en/of afnemers van haar verwachten. Daartoe wordt extern veelvuldig overlegd met belanghebbenden, zoals het Landelijk Parket, het Openbaar Ministerie, de regionale politiekorpsen, Justitie, BZK en anderen.

In het kader van de bedrijfsvoering heeft het jaar 2002 in het teken gestaan van het verbeteren van het beheer van het KLPD. De betrouwbaarheid van de personele en financiële informatiesystemen is verbeterd dankzij de implementatie van een aangepaste AO/IC betreffende de centrale beheersprocessen en van de personele inrichting van de betreffende concerndiensten. Mede naar aanleiding van eigen intern onderzoek is vastgesteld dat het Europees aanbesteden van goederen en diensten onvoldoende aandacht heeft gekregen. Inmiddels is het aanbestedingstraject in kaart gebracht en is de oplossing ter hand genomen. Doelstelling is om voor alle betreffende goederen zo snel mogelijk tot Europees aanbestede overeenkomsten te komen. Om zicht te kunnen houden op de uitvoering van het traject is dit voor 2003 onder het regiem van het verbeterplan gebracht. De omvang van de in 2002 geconstateerde fout zal voor de DAD reden zijn voor het afgeven van een afkeurende verklaring.

De P&C cyclus is verder verbeterd, hetgeen zich vertaalt in een betere samenhang tussen de verschillende beleidsproducten. Tevens is de samenwerking tussen de concerndiensten en beleidsbureaus versterkt, waardoor de operationele diensten kwalitatief beter ondersteund kunnen worden.

2. Financiële verantwoording

De Jaarrekening richt zich in het bijzonder op de financiële verantwoording.

De operationele verantwoording zal in het later uit te brengen jaarverslag aan de orde komen. Tevens zullen de bereikte resultaten en effecten worden opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2002.

In de jaarrekening worden de financiële resultaten en de ontwikkelingen met betrekking tot de bedrijfsvoering, zoals reorganisatie, het verbeterplan bedrijfsvoering behandeld.

De jaarrekening 2001 werd door de departementale accountantsdienst voorzien van een accountantsverklaring met beperking inzake het niet in alle gevallen voldoen aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen.

Mede naar aanleiding van de bevindingen van de DAD bij de jaarrekening 2000 voerde de AR een bezwaaronderzoek uit bij het KLPD. De geconstateerde tekortkomingen lagen onder andere op het terrein van de bestuurlijke informatievoorziening, de bezetting van de financiële functie, de administratieve organisatie, contractbeheer en Europese aanbesteding van goederen en diensten. Het KLPD stelde in aansluiting op het verbeterplan 2001 een nieuw verbeterplan 2002 op waarin de aanbevelingen van de AR zijn opgenomen. Op basis hiervan besloot de AR geen bezwaar te maken. Wel is aangekondigd, dat zij in het kader van het rechtmatigheidonderzoek 2002 een vervolgbezwaar-onderzoek zal uitvoeren.

Doelstellingen financieel beleid

Het financieel beleid is volop in ontwikkeling. De beleidsontwikkeling richt zich op een meerjarig financieel evenwicht, waarbij intern en extern transparant is hoe kostenpatronen samenhangen met operaties en bekostiging. In 2002 is onder meer aandacht geschonken aan de voortgang van de reorganisatie en de personele ontwikkelingen op het gebied van de Tijdelijke Ouderen Regeling (TOR). Dit heeft geleid tot het treffen van een voorziening voor reorganisatiekosten (aansluitend op de resultaatbestemming 2001) en een voorziening TOR, zodat in 2003 en volgende jaren alle medewerkers die met TOR gaan kunnen worden vervangen. Een aantal in 2001 gesignaleerde risico's zijn inmiddels afgewikkeld, maar nog niet alle risico's die samenhangen met de bedrijfsvoering zijn gekwantificeerd en afgedekt.

In het najaar is door het moederministerie een onderzoek ingesteld naar de kostenstructuur. Dit zal voor het jaar 2003 leiden tot een eerste aanpassing van de bekostiging. In 2003 zal nadere uitwerking plaats vinden. Er wordt momenteel aandacht besteed aan het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen de ontwikkelingen op het operationele gebied en de daarmee samenhangende kosten.

Vanuit de gezamenlijke wens om vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid snel in actie te komen, is de kostenvergoeding niet altijd vooraf afgeregeld. Dit houdt financiële risico's in bij het niet of niet tijdig verkrijgen van de nodige fondsen. In 2003 zal dit nader uitgewerkt worden.

Een meerjarig financieel evenwicht wordt ondermeer geschraagd door een eigen vermogen, waaruit incidentele tegenvallers kunnen worden opgevangen. Dit wordt binnen de structuur van een batenen lastendienst nog benadrukt door het voorschrift dat een negatief vermogen niet is toegestaan. In de komende jaren zal aan het vormen van een eigen vermogen aandacht moeten worden geschonken. Het vormen van een eigen vermogen gaat niet zonder meer samen met de maximale inzet van politiecapaciteit.

Ook bij het investeringsbeleid wordt gestreefd om een zodanig evenwicht in de kapitaalinvesteringen te verkrijgen, dat de lasten zich op lange termijn egaliseren en voorspelbaar zijn.

3. Financiële positie

3.1. Financiële resultaten

Het resultaat over 2002 bedraagt € 2,8 mln negatief. Het resultaat uit reguliere bedrijfsvoering bedraagt € 15,7 mln positief, hetgeen voornamelijk samenhangt met onderbezetting op het gebied van personeel en het achterblijven van de kapitaallasten, als gevolg van de lagere investeringen.

Het uiteindelijke negatieve resultaat is ontstaan door het treffen van een voorziening voor reorganisatiekosten en flankerend beleid (totaal € 9,1 mln), in navolging van het besluit van de Korpsbeheerder met betrekking tot de resultaatbestemming 2001. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5.8. Tevens is ten laste van het resultaat een voorziening voor TOR gevormd van € 9,4 mln. Executieve medewerkers van de politie kunnen circa twee jaar vóór pensionering de dienst verlaten, terwijl de (verlaagde) loonkosten ten laste van het KLPD blijven. De rijksvergoeding voor deze regeling is niet toereikend om volledige vervanging te realiseren. Door het treffen van de voorziening is de vervanging van de uitstroom gewaarborgd.

Financiële verantwoording KLPD 2002

Hierna zijn de financiële resultaten van het KLPD over het jaar in hoofdlijnen weergegeven:

Baten-lastendienst KLPDFinanciële verantwoording 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Totale baten298 341322 10723 766
Totale lasten296 904324 90127 997
Saldo van baten en lasten1 437– 2 794– 4 231
    
Totale kapitaalontvangsten60 2677 150– 53 117
Totale kapitaaluitgaven82 54446 798– 35 746

Toelichting: De baten stijgen ten opzichte van de oorspronkelijk vastgesteld begroting met ruim € 23 mln. De uitzetting van de baten wordt voornamelijk veroorzaakt door extra uitkeringen in verband met extra taken op het gebied van terreur, recherche en verkeer evenals de realisatie van de vergoeding voor activiteiten op het gebied van milieu. Daarnaast nemen de baten toe als gevolg van de loon- en prijscompensatie voor personeel en materiële kosten.

De lastenstijging ten opzichte van de begroting hangt voornamelijk samen met de getroffen voorzieningen. Verder waren ook nog niet alle effecten van de CAO in de oorspronkelijk vastgestelde begroting verwerkt.

3.2. Ontwikkeling eigen vermogen

Naar aanleiding van de jaarrekening 2001 is door de Korpsbeheerder besloten, dat het eigen vermogen per ultimo 2001 zal worden aangewend voor een voorziening voor de toekomstige reorganisatiekosten. Deze voorziening is conform de verantwoordingsvoorschriften getroffen ten laste van het resultaat 2002.

Eigen vermogen (in € 1 000)
 200020012002
1) Exploitatiereserve begin v/h jaar– 118– 4 1949 100
2) saldo van baten en lasten5 31713 294– 2 794
3a) uitkering aan moederministerie   
3b) bijdrage moederministerie ter versterking EV   
3c) directe mutaties in het eigen vermogen– 9 393  
3d) overige mutaties   
4. exploitatiereserve eind v/h jaar– 4 1949 1006 306

Het negatieve resultaat 2002 van 2,8 mln resultaat is vooruitlopend op definitieve besluitvorming in mindering gebracht van het eigen vermogen. Hierdoor bedraagt het vermogen per ultimo 2002 6,3 mln.

Zoals bij de doelstellingen van het financieel beleid reeds gememoreerd is het streven er op gericht een eigen vermogen dat een waarborg biedt voor het opvangen van onverwachte tegenvallers. Op basis van de bijdragen van de laatste 3 jaren zal het maximum circa 15 mln kunnen bedragen.

Enkele kostenontwikkelingen die in de loop van 2002 zijn ontstaan zijn nog niet geheel gerealiseerd. Voor de in 2003 nog te verwachten kosten van de uitrol van kantoorautomatisering – circa 2,9 mln – en de kosten verband houdende met een inhaalslag inzake van Europese aanbesteding – circa 1,5 mln – moet nog financiering worden gezocht. Dit zal wellicht gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het resultaat 2003 en dientengevolge voor het eigen vermogen in 2003. Dit zal bij de behandeling van de jaarrekening bij de Korpsbeheerder onder de aandacht worden gebracht.

De arbeidsvoorwaarden van medewerkers van het Recherche Samenwerkings Team (RST) op de Nederlandse Antillen en de financiële dekking daarvan zijn momenteel onderwerp van studie. De daarmee samenhangende kosten zijn derhalve nog niet verwerkt in de jaarrekening. Naar verwachting zal de verwerking in 2003 plaats vinden.

4. Bedrijfsvoering

4.1. Belangrijke ontwikkelingen

Veiligheidsmanagement: Alle operationele diensten en de concerndiensten hebben een nulmeting uitgevoerd met behulp van het instrumentarium verstrekt door het expertisecentrum informatiebeveiliging van de Nederlandse Politie. Met het oog op de jaarplanning 2003 zijn activiteiten en doelen geformuleerd die gezamenlijk een korpsbrede top 5 op het gebied van veiligheidsmanagement vormen. In het kader van de bewustwordingscampagne zijn veiligheidssessies ontworpen waarin aandacht besteed wordt aan aanleiding, ontstaan en bestaansrecht van het veiligheidsprogramma, de risico's verbonden aan het gebruik van internet en etiquette in de omgang met informatie.

Samenwerking KLPD/regio's: Het project klantgerichter KLPD draagt bij aan een steeds betere samenwerking tussen het KLPD en haar opdrachtgevers c.q. afnemers, naast en in aanvulling op het werkprogramma samenwerking KLPD/regio's, dat onder regie van de Raad voor het KLPD uitgevoerd wordt. Binnen het eerstgenoemde project heeft het KLPD, in samenwerking met haar omgeving (opdrachtgevers en afnemers), een visie op de klantgerichtheid ontwikkeld. De strategie van het KLPD bestaat uit het vooraf afstemmen van beleidsontwikkelingen en daarmee samenhangende keuzes en het op basis daarvan maken van heldere afspraken (convenanten) inzake de uitvoering. Achteraf wordt de kwaliteit van de verleende dienstverlening c.q. het geleverde product periodiek geëvalueerd en teruggekoppeld aan de partners.

Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO): Teneinde de dienstverlening aan de regio politiekorpsen beter te coördineren is ten tijde van de Euro Conversie, het huwelijk tussen de Prins van Oranje en Mevrouw M. Zorreguieta en naar aanleiding van de moord op Pim Fortuyn een SGBO in het leven geroepen. Ook bij het IKEA-incident is gebruik gemaakt van de SGBO. Uit de evaluatie blijkt, dat via de SGBO de ondersteuning vanuit de verschillende diensten van het KLPD beter op elkaar afgestemd kan worden en dat hieromtrent duidelijke afspraken gemaakt worden met de belanghebbenden. Dit sluit aan bij het referentiekader conflicten crisisbeheersing, dat een dergelijke commandostructuur verplicht stelt. Het KLPD is voornemens dit instrument structureel te gaan gebruiken voor de coördinatie van grootschalige en/of langdurige inzetten.

Landelijk criminaliteitsbeeld: De dienst Nationale Recherche Informatie heeft, in samenwerking met de regio politiekorpsen, een landelijke inventarisatie van alle lopende rechercheonderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze informatie is een landelijk criminaliteitsbeeld opgesteld en is een advies tot stand gekomen betreffende regio overstijgende mogelijke criminele samenwerkingsverbanden, geconstateerde vormen van criminaliteit en mogelijkheden qua aanpak c.q. bestrijding van deze criminaliteit. In samenwerking met de regiopolitiekorpsen zijn projectvoorbereidingen opgesteld en onderzoeksvoorstellen ingediend bij het bevoegd gezag. Gezien de positieve reacties van het Openbaar Ministerie, het Landelijk Parket en de regiopolitiekorpsen zal deze werkwijze in 2003 gecontinueerd worden.

C2000: Het is van groot belang dat de politie- en hulpverleningsdiensten te allen tijde contact kunnen blijven maken met de landelijk opererende meldkamer en samen kunnen werken in de coördinatie en uitvoering van operationele taken. Gezien het landelijk karakter van de operationele werkzaamheden is de uitrol van C2000 bij het KLPD gepland aan het eind van 2003, tegelijkertijd met de regio politiekorpsen, gerangschikt in kring 3. Na voltooiing van deze kring is de landelijke invoering van C2000 een feit. Het KLPD treft voorbereidingen voor de bouw van faciliteiten in het operationeel centrum te Driebergen, waarbij rekening gehouden wordt met de voorgenomen inbedding van een Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) en andere hulpverleningsdiensten als de brandweer en ambulancediensten. Ook hebben de Koninklijke Marechaussee en het LSOP aangegeven gebruik te willen gaan maken van de centrale meldkamer.

Landelijke Aanbesteding Rand Apparatuur (LARA): Het KLPD heeft van de landelijke stuurgroep de opdracht gekregen zorg te dragen voor de LARA en een regiefunctie uit te voeren ten aanzien van de implementatie van deze apparatuur en inname van de oude apparatuur. BZK staat voor maximaal € 2,2 mln garant (2002/2003) voor de kosten welke hiervoor gemaakt worden. De gunning van de opdracht zal plaatsvinden in mei 2003, waarna de levering plaats kan vinden in de geplande uitrol van C2000.

Logistiek: De financiering van de dienst Logistiek is in 2002 vooralsnog eenmalig verhoogd door BZK met € 4,5 mln, waardoor gesproken kan worden van een situatie van evenwicht tussen taken en middelen. Gegeven deze situatie kunnen heldere afspraken gemaakt worden met regionale politiekorpsen omtrent het verrichten van extra werkzaamheden. Wat betreft de structurele doorwerking hiervan zullen in 2003 nadere afspraken gemaakt worden met BZK.

DNA transport: In het kader van een pilot verzorgt de dienst Logistiek het transport van DNA materiaal vanuit de regio politie korpsen naar het Nationaal Forensisch Instituut (NFI). Met het NFI zijn werkafspraken gemaakt omtrent de wijze van transport, opslag en aanbieding. Het NFI voert vervolgens het forensisch rechercheonderzoek uit en communiceert de uitslag hiervan rechtstreeks met de aanvrager. Ultimo 2002 is, na een positief advies van de Raad van Hoofdcommissarissen, besloten ten behoeve van deze toekomstige nieuwe taak financiële middelen beschikbaar te stellen.

Luchtvloot: De levering van de nieuwe luchtvloot loopt ernstige vertraging op. Tot op heden is de leverancier niet in staat de helikopters te leveren. Het knelpunt betreft vooral het niet kunnen leveren van een helikopter conform de overeengekomen specificaties en die in staat is, de overeengekomen missieprofielen uit te voeren. Als gevolg hiervan is de dienstverlening door de dienst Luchtvaart van het KLPD aan de regio politiekorpsen in 2002 aanzienlijk lager dan gepland. De levering van de eerste heli's is nu voorzien in het voorjaar van 2003.

4.2. Verbetering bedrijfsvoering

Naar aanleiding van de bevindingen van de DAD bij de jaarrekening 2000 heeft de AR aangekondigd een bezwaaronderzoek uit te voeren bij het KLPD. De geconstateerde tekortkomingen lagen onder andere op het terrein van de bestuurlijke informatievoorziening, de bezetting van de financiële functie, de administratieve organisatie, contractbeheer en Europese aanbesteding van goederen en diensten. Als uitvloeisel daarvan wordt jaarlijks een Operationeel plan opgesteld. Op 1 mei 2002 is het Operationeel Plan 2002 (OP2002) vastgesteld door de gemandateerd Korpsbeheerder. In dit plan zijn 9 projecten benoemd die dienen om de geconstateerde knelpunten op te lossen. Periodiek heeft een uitgebreide rapportage plaatsgevonden aan de Quality-Assurancegroep. Bij de behandeling van de jaarrekening 2001 van het KLPD in de Tweede Kamer is toegezegd de voortgangsrapportage over het Operationeel Plan 2002 aan de Tweede Kamer te overhandigen. Hierin is aangegeven dat 22 van de 44 geconstateerde knelpunten zijn opgelost en dat op de openstaande knelpunten aanzienlijke vooruitgang is geboekt.

Wat betreft de projecten bestuurlijke informatievoorziening, administratieve organisatie en interne controle, financiële regelgeving, SAP-HR is aanzienlijke vooruitgang geboekt. De werking van de P&C cyclus is verder verbeterd, hetgeen zich vertaalt in een betere samenhang tussen de verschillende beleidsproducten. De betrouwbaarheid van de personele en financiële informatiesystemen is verbeterd als gevolg van aangepaste AO/IC en de verdere personele inrichting van de concerndiensten. Voor de rapportages uit het administratieve systeem (SAP-FI) zijn standaardmodellen ontwikkeld en eenduidige boekingsprocedures opgesteld die de eenduidigheid en betrouwbaarheid van de informatie waarborgen. De eerste fase de implementatie van de basisversie SAP-HR is conform planning gerealiseerd. Inmiddels is aangevangen met fase 2 de uitbreiding van de basisversie SAP-HR.

Op het project contractbeheer is in 2002 slechts geringe voortgang geboekt door de late opstart als gevolg van de reorganisatie.

Voor wat betreft de Europese aanbesteding is in 2002 mede naar aanleiding van intern onderzoek vastgesteld dat het Europees aanbesteden van goederen en diensten onvoldoende aandacht heeft gekregen. De optredende problemen komen mede voort uit de complexe besluitvorming Herziening Uniform Nederlandse Politie (HUNP).

Er bestaat spanning tussen het nemen van noodzakelijke tijd voor Europees aanbesteden en de verwachting van de korpsen ten aanzien van de levering van kleding en uitrusting. Dit probleem is onderwerp van overleg tussen Korpsbeheerder en Korpschef. Naar onlangs is gebleken is BZK voornemens op korte termijn de regelgeving omtrent wapens en munitie aan te passen, hetgeen ook voor die goederen Europees aanbesteden noodzakelijk zal maken. Dit zal de beschreven problematiek verder doen toenemen.

Mede naar aanleiding van de bevindingen van het intern onderzoek heeft het KLPD in januari 2003 een verbetertraject gestart. De doelstelling is voor alle betreffende goederen en diensten een contract conform de regels voor Europees aanbesteden af te sluiten. Dit proces zal in 2004 pas volledig afgerond kunnen zijn. De omvang van de fout inzake Europees aanbesteden in 2002 zal voor de DAD reden zijn voor het afgeven van een afkeurende verklaring bij de jaarrekening van het KLPD.

Mede om de samenhang in de bedrijfsvoering te borgen is eind 2002 binnen het korps een cultuurprogramma vastgesteld waaraan in 2003 invulling wordt gegeven. Daarnaast zal het opleidingstraject integraal management worden vormgegeven.

Met betrekking tot de onderwerpen bekostiging en reorganisatie, die ook genoemd worden in het operationeel plan, wordt verwezen naar de inleiding en de doelstellingen financieel beleid.

5. Balans en Toelichting KLPD per 31 december 2002

Baten-lastendienst KLPDBalans per 31 december 2002 (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
Activa  
Vaste Activa98 36192 983
* immateriële activa
* materiële vaste activa98 36192 983
* financiële vaste activa  
Vlottende Activa39 07044 106
* voorraden4 7085 106
* vorderingen17 50513 877
* liquide Middelen16 85725 123
Totaal activa137 431137 089
   
Passiva  
Eigen vermogen6 3069 100
* exploitatiereserve9 100– 4 194
* resultaat lopend jaar– 2 79413 294
Balanswaarde DBRZ  
Voorzieningen21 8013 348
Langlopende schulden39 00748 903
* leenfaciliteit Min van Financiën36 40346 159
* leenfaciliteit RGD2 6042 744
Kortlopende schulden70 31775 738
* leenfaciliteit MvF aflossing 200314 52718 395
* overige kortlopende schulden55 79057 343
Totaal passiva137 431137 089

5.1. Waarderingsgrondslagen

5.1.1. Algemeen

De waarderingsgrondslagen zijn gebaseerd op de in de Rijksbegrotingvoorschriften opgenomen richtlijnen. Daarnaast zijn de maatschappelijke aanvaarde grondslagen voor de jaarrekening, zoals vermeld in het BW art. 362.1–3 mede als uitgangspunt genomen.

Voorzover niet anders vermeld zijn activa en passiva opgenomen voor de nominale waarde.

5.1.2. Grondslagen voor de waardering van de activa en passiva

Immateriële vaste activa: Bij het KLPD zijn geen immateriële vaste activa opgenomen. De extern verworven software is gebonden aan het primair proces en derhalve opgenomen onder de materiële vaste activa.

Materiële vaste activa: De duurzame activa met een waarde groter dan € 454 worden geactiveerd. De waardering van de materiële vaste activa geschiedt tegen verkrijgingprijs, inclusief BTW, verminderd met afschrijvingen.

Aangezien de dienst Logistiek in fiscale zin optreedt als ondernemer geschiedt de waardering van de materiële vaste activa van deze dienst tegen verkrijgingprijs exclusief BTW.

Bij de waardering is rekening gehouden met waardevermindering indien deze van duurzame aard is. Dit houdt in dat, indien de directe opbrengstwaarde van een actief op een bepaald moment structureel lager is dan de boekwaarde, gewaardeerd wordt tegen deze lagere opbrengstwaarde.

Afschrijvingen vinden plaats op lineaire basis waarbij rekening wordt gehouden met de geschatte levensduur en de geschatte restwaarde.

Bij de luchtvloot en de vaartuigen vindt eenmaal in de 3 jaar een taxatie plaats van de waarde. Bij grote vaartuigen wordt tien jaar na verkrijgingdatum besloten of vervanging zal plaatsvinden of dat tot een midlife conversion wordt overgegaan. In geval van midlife conversion worden de kosten hiervan geactiveerd en in tien jaar afgeschreven.

Materiële vaste activa onderhanden: De materiële vaste activa in uitvoering of in bestelling zijn opgenomen tegen het bedrag der verplichtingen, dat reeds door derden in rekening is gebracht.

Belangrijke financiële verplichtingen op vaste activa, die nog niet in de balans zijn verwerkt zijn in de toelichting op de vaste activa vermeld.

Buiten gebruik gestelde activa: Waardering van de buiten gebruik gestelde activa geschiedt, als de verwachte opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde, tegen deze lagere opbrengstwaarde.

Projectbijdragen: Voor bijzondere projecten worden door diverse instanties bijdragen verstrekt ten behoeve van de aanschaf van activa. De met deze bijdragen aangeschafte vaste activa zijn opgenomen onder de vaste activa voor de verkrijgingprijs. De ontvangen projectbijdragen zijn als vooruit ontvangen bedrag onder de overlopende passiva opgenomen. Jaarlijks wordt op de vooruit ontvangen bedragen de jaarlijkse afschrijving in mindering gebracht, conform de reguliere afschrijvingen op de vaste activa.

Voorraden: De onder dit hoofd opgenomen voorraden hebben alleen betrekking op de voorraden van de divisie Logistiek, zijnde kleding, wapens en munitie. De voorraden zijn gewaardeerd tegen gemiddelde inkoopprijs onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen.

Debiteuren: Onder debiteuren zijn de vorderingen opgenomen van de dienst Logistiek in het kader van de verkoop van kleding en uitrusting en wapens en munitie. Deze vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen.

Overige vorderingen: Onder overige vorderingen zijn nog te ontvangen bedragen, zoals voorschotten personeel, doorberekening van materiële en personele kosten opgenomen.

Liquide middelen: Onder de liquide middelen is het saldo van de rekening-courant met het RIC opgenomen. Verder zijn hieronder de kasmiddelen en de overige tegoeden op bank- en girorekening opgenomen.

Eigen vermogen: Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve, dat dient voor opvang van algemene bedrijfsrisico's. De exploitatiereserve muteert als gevolg van een positief of negatief resultaat.

De maximum omvang van het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat gezamenlijk wordt gesteld op 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de drie afgelopen jaren.

Voorzieningen: Voorzieningen worden gevormd voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa en passiva of aan de activiteiten van de baten-lastendienst. De risico's moeten op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen die voor balansdatum hebben plaatsgevonden. Voor algemene (bedrijfs-) risico's wordt geen voorziening gevormd. De algemene risico's worden gedekt door de exploitatie reserve.

Langlopende schulden: De langlopende schulden zijn opgenomen tegen nominale waarde. In de toelichting zijn de oorspronkelijke hoofdsommen, de schuldrest, de looptijd en het rentepercentage opgenomen. Het in het volgende jaar af te lossen bedrag is opgenomen onder de kortlopende schulden.

Kortlopende schulden: De kortlopende schulden zijn opgenomen tegen nominale waarde. Hieronder zijn de per balansdatum vaststaande schulden met een looptijd korter dan één jaar opgenomen.

Crediteuren: De post crediteuren betreft verplichtingen aan leveranciers van goederen en diensten, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen: Onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen zijn die verplichtingen opgenomen die niet uit de reguliere inkomensstroom van de algemene en bijzondere bijdragen kunnen worden gedekt, dan wel vanuit andere hoofde belangrijk zijn bij de beoordeling van de financiële positie en resultaat.

5.1.3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat

De bepaling van het resultaat hangt ten nauwste samen met de waardering van de activa en passiva. De baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. De baten en lasten worden in dezelfde periode met elkaar geconfronteerd (matchingsbeginsel).

Winsten worden slechts opgenomen voorzover zij op balansdatum zijn verwezenlijkt; verliezen en risico's die hun oorsprong vinden vóór het einde van het boekjaar zijn verwerkt indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden (voorzichtigheidsprincipe).

Bij de bepaling van het resultaat zijn de volgende specifieke grondslagen gehanteerd:

Algemene bijdrage moederministerie: De algemene bijdragen van het moederministerie zijn toegerekend aan de periode, waarvoor deze bijdragen ontvangen zijn. Voor zover nodig is een aansluiting gemaakt van de ontvangen bijdragen en de in de staat van baten en lasten gepresenteerde baten, met een toelichting op de verschillen.

Bijzondere bijdragen: Voor specifieke taken en activiteiten worden zowel door het moederministerie als andere ministeries of overheidsinstanties bijzondere bijdragen verstrekt. Voor deze bijdragen dient zowel een operationele als financiële verantwoording te worden afgelegd en dient een eventueel overschot of tekort te worden verrekend.

Baten = lasten: Voor deze bijzondere bijdragen wordt het baten = lasten principe gehanteerd. De ontvangen bijdragen worden in de balans opgenomen onder de kortlopende schulden als nog te besteden bijdragen. De lasten in het lopende boekjaar verband houdende met deze bijdragen worden ten laste van deze bijdragen gebracht.

Buitengewone baten en lasten: Buitengewone baten en lasten zijn baten en lasten die voortvloeien uit gebeurtenissen of handelingen die buiten de normale bedrijfsactiviteiten vallen en die aanzienlijk van omvang zijn en – naar verwachting -incidenteel voorkomen.

5.2. Materiële vaste activa

Verloopstaat materiële vaste activa KLPD 2002 (in € 1 000)
 Aanschafwaarde 1–1–2002Cum. afschrijv. 1–1–2002Boekwaarde 1–1–2002Investeringen 2002DesinvesteringenAfschrijvingen 2002Aanschafwaarde 31–12–2002Cum. Afschrijv. 31–12–2002Boekwaarde 31–12–2002
     aanschafwaardecum Afschr.  
Instructiemiddelen46217229000043462215247
Installaties/inventaris23 09211 49911 5931 951– 4693322 06624 57413 23311 341
Voertuigen30 38916 33914 0508 632– 2 5002 1195 28936  52119 50917 012
Varend Materieel28 57311 93516 63810 085– 1 9141 4552 50636 74412 98623 758
Vliegend Materieel10 6778 1512 5260– 3 7332 5274326 9446 056888
Verbindingen10 9238 1182 805325– 21917671711 0298 6592 370
Automatisering44 47134 6379 8344 300– 3373206 50048 43440 8177 617
Geweldsm / uitrusting3 7902 799991213– 553493 9983 144854
Operationele middelen25 09518 2746 8213 425– 1 2571 1212 74427 26319 8967 367
Totaal activa177 472111 92465 54828 931– 10 4348 05520 646195  969124 51571 454
Voorraad onderdelen317 317517 008340834
Activa onderhanden27 118027 118– 1 04500026 073026 073
Totaal generaal204 907111 92492 98328 403– 10 4348 05520 646222 876124 51598 361

Voorraad onderdelen: De stijging van de voorraad onderdelen is grotendeels het gevolg van de aankoop van een helikoptermotor voor de nieuwe luchtvloot.

Activa onderhanden: De materiële vaste activa in uitvoering of in bestelling zijn opgenomen tegen het bedrag der verplichtingen, dat reeds door derden in rekening is gebracht. De activa onderhanden van de heli's en de vaartuigen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Materiële vaste activa onderhanden (in € 1 000)
 Saldo per 31–12–2001betalingen in 2002in gebruik genomen 2002Saldo per 31–12–2002
Helicopters17 860  17 860
nieuwe vaartuigen5 6047 185– 9 8052 984
mutatie overige activa3 6541 575 5 229
Totaal onderhanden activa27 1188 760– 9 80526 073

De aangegane verplichtingen op de materiële vaste activa, die niet in balans zijn opgenomen bedragen voor de 8 bestelde helikopters € 40,9 mln en voor de vaartuigen € 2,7 mln.

De levering van de helikopters en de nog resterende vaartuigen zal in 2003 plaatsvinden.

Helikopters: In 2002 heeft de verkoop van 2 heli's en een vliegtuig per saldo een resultaat opgeleverd van € 321 000, deze opbrengst is als buitengewone bate verantwoord. De totale boekwaarde van het vliegend materieel bedraagt € 888 000 voornamelijk bestaande uit de nog aanwezige oude luchtvloot zijnde 4 vliegtuigen en 4 heli's met een boekwaarde van circa € 670 000.

Afschrijvingen materiële vaste activa: Voor de afschrijving van de vaste activa worden de volgende economische levensduur gehanteerd:

CategorieLevensduur in jaren
Instructiemiddelen10
Huisvesting20
Voertuigen10,4,5
Vliegtuigen10
Vaartuigen10,7
Verbindingsmiddelen10,4,5
Automatisering3,5
Wapens & uitrusting10,5
Operationele middelen10,5

5.3. Investeringen KLPD 2002

Verloop Investeringsbudgetten KLPD 2002 (in € 1 000)
 Toegekend budget 2002Besteed in 2002In bestelling per 31–12–2002Totaal besteed t/m 2002Nog te besteden
Installaties/inventaris8 8883 0315 7288 759129
Voertuigen12 4507 5704 61712 187263
Varend Materieel7 0607 12107 121– 61
Vliegend Materieel     
waaronder helikopters41 3061141 29541 3060
Verbindingen1 6081 0734841 55751
Automatisering13 4536 0636 21812 2811 172
Geweldsm/uitrusting78323246269489
Operationele middelen5 5382 7852 5725 357181
Totaal investeringen91 08627 88661 37689 2621 824

Toelichting: Net als in 2001 zijn alle in 2002 aangevraagde investeringsbudgetten aan een kritisch onderzoek onderworpen. Dit heeft intern geleid tot terughoudendheid bij het verlenen van budgetten. Door de onderzoeken is een aantal verplichtingen later aangegaan, waardoor een groter deel van de budgetten op balansdatum nog niet was afgerond. Wederom is de vervanging van de luchtvloot, met een bedrag van € 41 mln, het belangrijkste onderdeel van de investeringen in bestelling. Afronding zal in 2003 plaats gaan vinden. De afgeronde investeringen zijn nagenoeg allen binnen de daarvoor ter beschikking gestelde budgetten gerealiseerd. Naast vertraging in de realisatie van bestellingen, zijn voor twee projecten de budgetten gedeeltelijk niet verleend. De investeringen ten behoeve van C2000 zijn geheel en de investeringen voor vervanging van de kantoorautomatisering zijn gedeeltelijk overgeheveld naar het investeringsplan 2003. De gehanteerde procedure zal ook in de toekomst worden gehandhaafd.

5.4. Voorraden Logistiek

De onder dit hoofd opgenomen voorraden hebben betrekking op kleding, wapens en munitie. De voorraden zijn gewaardeerd tegen gemiddelde inkoopprijs.

Voorraden Logistiek (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
kleding en uitrusting3 3533 618
wapens en munitie2 1941 700
totaal voorraad5 5475 318
voorziening incourant– 839– 212
Totaal voorraden Logistiek4 7085 106

Mede in verband met de invoering van nieuwe uniformen heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de omloopsnelheid van de huidige voorraden.

Voor die goederen waarvoor de omloopsnelheid groter is van dan 5 jaar of waarvoor geen omzet in de afgelopen 12 maanden heeft plaatsgevonden is is een statische voorziening vastgesteld van 100%. Van de overige voorraden is de incourantheid ingeschat. Op basis hiervan is een voorziening getroffen van € 0,8 mln.

5.5. Vorderingen

De vorderingen zijn onder te verdelen in de volgende posten:

Vorderingen (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
debiteuren4 1843 831
voorschotten DSRT750788
door te berekenen kosten DSRT493
voorschotten personeel3 277890
voorschotten personeel RST938
overige voorschotten6331 079
vooruitbetaalde kosten2 1982 529
overige vorderingen5 5254 267
Totaal vorderingen17 50513 877

Toelichting:

Debiteuren: De ouderdom van de debiteuren is in onderstaande tabel weergegeven:

Ouderdomsanalyse van het debiteurensaldo (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
Bedragen nog binnen de betalingstermijn1 8472 594
Uitstaande bedragen langer dan de betalingstermijn:  
Korter dan 30 dagen1 3971 033
Van 30 t/m 60479145
Van 61 t/m 9021248
Van 91 t/m 120258
vanaf 121 dagen324103
Totaal4 2843 931
Voorziening dubieuze debiteuren– 100– 100
Debiteuren per ultimo boekjaar4 1843 831

Voorschotten DSRT: Hieronder zijn de voorschotten opgenomen, die aan DSRT zijn verstrekt onder aftrek van de gedeclareerde kosten. Deze post vertegenwoordigt de tegenwaarde van de door DSRT aangehouden banktegoeden. De projectkosten DSRT zijn met ingang van 2002 opgenomen onder de bijzondere bijdragen (zie overzicht bijzondere bijdragen projectkosten ZWACRI).

Voorschotten personeel RST: Dit betreft de aan de medewerkers van het Recherche Samenwerkingsteam op de Nederlandse Antillen over 2002 uitbetaalde netto-voorschotten in het kader van de herziene buitenlandtoelage. Over de wijze van financiering van deze toelagen vindt nog overleg plaats. Vooralsnog zijn deze toelagen als voorschot opgenomen.

Voorschotten personeel: Onder de personeelsvoorschotten zijn de salaris- en reiskostenvoorschotten opgenomen alsmede de in het kader van pc-prive verstrekte voorfinanciering.

Overige voorschotten: Deze post bestaat voornamelijk uit de aan de liaisonposten in het buitenland verstrekte voorschotten. Maandelijks vindt afrekening van de kosten plaats.

Vooruitbetaalde bedragen: Dit betreft vooruitbetaalde kosten 2003 en de vooruitbetaalde voorraad onderdelen.

Overige vorderingen: hieronder zijn de aan derden doorberekende personeelskosten en de nog van derden te ontvangen bijdragen opgenomen.

5.6. Liquide middelen

De liquide middelen bestaan uit de volgende posten:

Liquide middelen (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
Kassaldi10857
Banksaldi313282
Rekening-courant RIC26 06426 270
Betalingen onderweg– 9 628– 1 486
Totaal Liquide middelen16 85725 123

Toelichting:

Banksaldi: De banktegoeden die binnen het KLPD worden aangehouden beperken zich tot een banktegoed op de Nederlandse Antillen ten behoeve van het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en diverse girorekeningen die op de gedecentraliseerde locaties worden aangehouden ten behoeve van kleine uitgaven.

Rekening-courant RIC: Alle financiële transacties met opdrachtgevers en het kernministerie vinden plaats via het RIC.

Betalingen onderweg: Dit betreft een tussenrekening bij het automatisch betalen, waarbij crediteuren reeds zijn afgeboekt, terwijl de afdoening van de bankrekening nog plaats moet vinden. Verwerking heeft inmiddels plaatsgevonden.

5.7. Eigen vermogen baten-lastendienst KLPD

Baten-lastendienst KLPDOverzicht vermogensontwikkeling over de jaren 1998 t/m 2002 (in € 1 000)
  1998*1999*200020012002 begroting2002 realisatie
1.Eigen vermogen per 1 januari71 97374 011– 118– 4 194449 100
        
2.Saldo van baten en lasten– 2 691– 3 7025 31713 2941 437– 2 794
        
 3a. Uitkering aan moederministerie      
 3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen13 6132 854    
 3c. Overige mutaties in eigen vermogen– 8 884– 73 281– 9 393   
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen4 729– 70 427– 9 393   
        
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)74 011– 118– 4 1949 1001 4816 306

* Vanaf 1 januari 1998 is het KLPD een baten-lastendienst vallend onder Justitie. De cijfers 1998 en 1999 zijn ontleend aan de financiële verantwoording van Justitie (VI). Met ingang van 1 januari 2000 is het KLPD overgegaan van Justitie naar BZK.

Het resultaat 2002 is vooruitlopend op definitieve besluitvorming in mindering gebracht van het eigen vermogen.

5.8. Voorzieningen

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorzieningen:

Voorzieningen (in € 1 000)
 Saldo per 31–12–2001BijAfSaldo per 31–12–2002
Voorziening Schade200100 300
Onderhoud vaartuigen1 4121 3081 0611 659
Onderhoud luchtvloot1 2695925191 342
Voorziening reorganisatie9 1009 100
Voorziening TOR4679 4004679 400
Totaal voorzieningen3 34820 5002 04721 801

Toelichting:

Voorziening schade: Het schadegeval waarvoor in 2000 een voorziening is gevormd is nog niet afgewikkeld. Daarnaast is op basis van een analyse van de lopende schadeclaims een taxatie gemaakt van de daarmee samenhangende te verwachten betalingen die niet door een verzekering worden gedekt. Deze bedragen zijn in de voorziening opgenomen.

Voorziening onderhoud vaartuigen en vliegend materieel: De egalisatievoorzieningen voor het periodiek onderhoud van de vaartuigen en het vliegend materieel zijn gebaseerd op de periodiek uit te voeren onderhoudsbeurten.

Voorziening reorganisatiekosten: Naar aanleiding van de jaarrekening 2001 is door de Korpsbeheerder besloten, dat het eigen vermogen per ultimo 2001 zal worden aangewend voor een voorziening voor de toekomstige reorganisatiekosten. Deze voorziening – groot € 9,1 mln – is conform de verantwoordingsvoorschriften getroffen ten laste van het resultaat 2002.

Het totaalbedrag bestaat uit een bedrag voor boventalligheid (€ 5,9 mln) een bedrag voor bovenschaligheid (€ 3,2 mln).

Bij de berekening van de boventalligheid zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

– herplaatsbare ambtenaren, waarbij een tijdzone geldt van 3 jaar;

– niet geplaatste medewerkers, die voor 1 april 2004 gebruik gaan maken van een regeling van vervroegde uittreding;

– medewerkers met een tijdelijk contract, tijdelijke contracten worden na de reorganisatie stopgezet;

– gedetacheerden, waarvoor op basis van gemaakte afspraken geen vergoeding ontvangen wordt;

De bovenschaligheid betreft het verschil tussen de formatieve schaal en de feitelijke hogere schaal van de geplaatste ambtenaar.

Jaarlijks zal worden nagegaan of de gehanteerde uitgangspunten nog toereikend zijn om binnen de tijdszone van 3 jaar de personele en daarmee samenhangende financiële gevolgen van de reorganisatie op te lossen.

Voorziening Tijdelijke Ouderenregeling (TOR): In overleg met de Korpsbeheerder is besloten een voorziening voor de financiering van de vervanging van TOR-gerechtigden te treffen.

De voorziening wordt gevormd voor de periode 2003 tot en met 2009. In deze periode kunnen ruim 300 executieve ambtenaren gebruik maken van de regeling. Uitgangspunten bij de berekening van de voorziening zijn:

– de TOR-regeling duurt 21 maanden;

– tijdens de regeling vindt verlofopbouw plaats. (2,1 maand);

– een deelnamepercentage van 70%;

– tijdens de regeling ontvangt de deelnemende ambtenaar 80% van het bruto salaris;

– de gemiddelde schaalwaarde van de TOR-gerechtigden komt uit op schaal 9;

– per deelnemende ambtenaar ontvangt het KLPD via de algemene bijdrage een vergoeding van € 613 op maandbasis;

– een herbezetting van 100%;

– een herbezetting vindt plaats in schaal 7.

5.9. Langlopende schulden

Leenfaciliteit Financiën. De leenfaciliteit bestaat uit een lening voor de materiële vaste activa bij de invoering van de leenfaciliteit op 1 januari 2000 en aanvullende leningen op basis van de latere investeringen.

Leningen Financiën (in € 1 000)
 HoofdsomAfgelost t/m 2001Restschuld per 31–12–2001Nieuwe lening 2002Aflossing 2002Restschuld per 31–12–2002
Conversielening69 889– 36 29533 594 – 12 58521 009
Lening investeringen 200024 085– 5 05219 033 – 5 05113 982
Lening vaartuigen klein675– 52623265– 75813
Lening vaartuigen groot11 495– 19111 3044 506– 68415 126
Totaal Leningen van Financiën106 144– 41 59064 5544 771– 18 39550 930
aflossing 2002/2003 (zie schulden kort)  – 18 395  – 14 527
saldo per ultimo v/h jaar  46 159  36 403

De aflossing in 2003 op deze leningen bedraagt € 14,5 mln, en is opgenomen onder de kortlopende schulden. Het restant bedrag ad € 36,4 mln is opgenomen onder de langlopende schulden.

De looptijd van de leningen is gelijk aan de levensduur van het actief, waarvoor de lening is aangevraagd en loopt uiteen van 3 jaar tot 13 jaar.

Het rentepercentage varieert van 5% tot 5,41%, afhankelijk van de looptijd.

In verband met de gunstige liquiditeitspositie is in overleg met Financiën en BZK besloten om in 2002 alleen de voorgenomen lening voor de investering in vaartuigen op te nemen. De voor de aanschaf van helikopters aangevraagde lening, zal in verband met de later dan geplande levering in 2003/2004 worden opgenomen.

Financieringsfaciliteit Rijksgebouwendienst (RGD). Dit betreft door de RGD gefinancierde bedrijfsmiddelen – welke door de RGD in rekening worden gebracht middels de gebruiksvergoeding – die in de balans zijn opgenomen als activa met als tegenwaarde de financieringsfaciliteit en waarop jaarlijks de calculatorische aflossing in mindering wordt gebracht. Looptijd tot 2014.

5.10. Kortlopende schulden

Onder de overige kortlopende schulden zijn de volgende posten opgenomen:

Overige kortlopende schulden (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
crediteuren1 65310 966
schulden aan personeel16 83416 727
loonheffing/sociale lasten6 5784 308
overige schulden kort6 9442 957
Tegenwaarde activa van derden4 3574 011
bijzondere bijdragen19 42418 374
Totaal schulden55 79057 343

Toelichting:

Crediteuren: De crediteuren zijn sterk gedaald als gevolg van een extra inhaalslag bij de betaling van de crediteuren aan het eind van het jaar i.v.m. een nieuwe crediteurenbestand.

Schulden aan personeel: De schulden aan personeel zijn als volgt te specificeren:

Schulden aan personeel (in € 1 000)
 31–12–200231–12–2001
verlof- en overwerkuren (verlofstuwmeer)10 0479 847
Vakantiegeld (juni-dec)5 9606 491
overwerkvergoeding periode dec 2002711272
tegemoetkoming bijzondere kleding116117
Totaal schulden aan personeel16 83416 727

Verlofuren/overwerkuren: Het tegoed aan verlof- en overwerkuren is, ondanks de inlevering van 30 000 uur in verband met pc-prive, in 2002 gestegen met 17 000 uur van 386 000 uur naar 404 000 uur. De oorzaak hiervan is het gevolg van de extra inzet die in 2002 voor diverse gebeurtenissen diende plaats te vinden.

Overige schulden kort: De overige schulden kort bestaan grotendeels uit voor nog te betalen kosten opgenomen transitoria, waarvoor de facturen nog geboekt c.q. ontvangen dienen te worden.

Tegenwaarde vaste activa van derden: Onder de tegenwaarde vaste activa is de tegenwaarde van de boekwaarde opgenomen van de activa, die middels bijzondere bijdragen zijn gefinancierd. Jaarlijks wordt op de boekwaarde de afschrijving in mindering gebracht, conform de reguliere afschrijvingen op de vaste activa.

Bijzondere bijdragen: Onder deze post zijn de saldi opgenomen van de bijzonder bijdragen. Van deze bijdragen wordt jaarlijks een financiële verantwoording afgelegd aan de verstrekker van de gelden. De bijzondere bijdragen kunnen bestaan uit investerings- en/of exploitatiebijdragen. Het overschot of tekort is opgenomen in de balans. In de toelichting op de baten is een gedetailleerd overzicht weergegeven van de mutaties in de bijzondere bijdragen:

Totaaloverzicht bijzondere bijdragen (in € 1 000)
 Saldo per 31–12–01bijdragen 2002lasten 2002investeringen 2002overige mutaties 2002Saldo per 31-12-02
  bij:af:af:af: 
BZK– 5 418– 30 33323 79402 288– 9 669
Justitie– 5 731– 16 39013 4089301 100– 6 683
V&W– 1 403– 4 5225 053522– 574– 924
bijdragen t.b.v. Spoorwegpolitie– 3 66600023– 3 643
overige bijdragen– 2 156– 1 3672 327902 8091 703
Bijdragen EG– 180  – 28– 208
totaal bijz. bijdragen– 18 374– 52 79244 5821 5425 618– 19 424

De stijging van het saldo bijdragen van BZK is bijna geheel toe te schrijven aan de reservering van de kapitaallastenbijdrage voor de heli's, waarvoor in 2002 nog geen kosten zijn gemaakt, maar waarvoor wel een bijdrage is ontvangen. Het betreft een interne reallocatie van middelen van de algemene bijdrage naar de bijzondere bijdrage.

Van de bovengenoemde bijzondere bijdragen zal, voor zover vereist, in 2003 een separate verantwoording worden opgemaakt, waarin naast een financiële verantwoording ook een inhoudelijke verantwoording over de uitgevoerde werkzaamheden en behaalde operationele doelstellingen wordt opgesteld.

5.11. Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen zijn die verplichtingen opgenomen die niet uit de reguliere inkomensstroom van de algemene en bijzondere bijdragen van het KLPD kunnen worden gedekt, dan wel vanuit andere hoofde belangrijk zijn bij de beoordeling van de financiële positie en resultaat.

Omschrijvingverplichting per 31–12–02
aanschaf helikopters (levering 2003/2004)€ 40,9 mln
aanschaf vaartuigen (levering 2003)€  2,7 mln
investeringen en verhoogde exploitatiekosten C 2000€ 20,8 mln
meerkosten PO 2002 bij volledige bezetting€ 34,4 mln
onderzoek Europese aanbesteding€  1,5 mln

6. Staat van Baten en Lasten KLPD 2002

Baten-lastendienst KLPDGespecificeerde verantwoordingsstaat 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
opbrengst moederministerie266 461303 66237 201
opbrengst overige ministeries19 4597 380– 12 079
opbrengst derden12 4216 184– 6 237
rentebaten0589589
buitengewone baten04 2924 292
Totaal baten298 341322 10723 766
    
Lasten   
apparaatskosten   
    
* personele kosten200 045216 40116 356
* materiële kosten59 54767 0307 483
* afschrijvingen28 22919 256– 8 973
totaal bedrijfskosten287 821302 68714 866
dotaties voorzieningen18 60018 600
rentelasten9 0833 614– 5 469
buitengewone lasten- 
Totaal lasten296 904324 90127 997
    
Saldo van baten en lasten1 437– 2 794– 4 231

6.1. Bijdragen moederministerie en opbrengst overige ministeries

Hierna wordt een aansluiting weergegeven van de van BZK en andere ministeries ontvangen bijdragen en de verantwoorde opbrengsten in de staat van baten en lasten.

Bijdrage BZK (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begroting 20021ste suppletore wet 20022e suppletore wet 2002slotwet 2002Totaal bijdragen 2002
algemene bijdrage BZK259 7276 9255 958 272 610
bijzondere bijdrage BZK121 06612 2333 25616 567
bijzondere bijdrage MvJ  15 23868415 922
directie Koninkrijksrelaties4 629 1 4061 0937 128
directie VIP  333333666
Eindstand begroting 2002264 3687 99135 1685 366312 893

De bovenstaande bijdragen zijn ontvangsten op basis van het kasstelsel. Het KLPD is een baten-lastendienst, waardoor verschillen kunnen ontstaan tussen de bijdragen volgens BZK en de opbrengsten voor het KLPD. Van de bijzondere bijdragen worden alleen de feitelijke lasten als baten aangemerkt. Het overschot of tekort wordt opgenomen als schuld of vordering. Ook is een aantal bijdragen in de vorm van investeringsbijdragen verstrekt en komen bijgevolg niet in de baten.

Hierna volgt een aansluiting tussen de bovenstaande ontvangsten en de in de staat van baten en lasten verantwoorde opbrengsten:

Aansluiting bijdragen/opbrengsten (in € 1 000)
 Ontvangen bijdragen 2002OverboekingenHerziene bijdragen 2002Baten 2002
algemene bijdragen BZK272 610– 6 150266 460266 460
bijzondere bijdragen BZK16 5675 97222 53916 317
bijzondere bijdragen Justitie15 92246816 39013 408
bijdragen Dir. Koninkrijksrelaties BZK7 128 7 1286 317
bijdragen Directie VIP BZK666 6661 160
Totaal bijdragen BZK312 893290313 183303 662
overige bijdragen Justitie290– 290
bijdragen V&W4 522 4 5225 053
overige bijzonder bijdragen1 367 1 3672 327
Totaal bijdragen ov. ministeries6 179– 2905 8897 380
Totaal bijdragen/opbrengsten319 072319 072311 042

De overboekingen houden verband met bedragen die zijn overgeheveld van de algemene bijdragen naar de bijzondere bijdragen. Het betreft de kapitaallasten heli's (4 470), investeringsbijdrage voor de Horsten (1 470), en de bijdragen voor het huwelijk (139) en het secretariaat BUK (71). In het overzicht hierna zijn de mutaties in de bijzondere bijdragen in detail toegelicht.

Totaaloverzicht bijzondere bijdragen (in € 1 000)
 Saldo per 31–12–01Bijdragen 2002Lasten 2002Investeringen 2002Overige mutaties 2002Saldo per 31–12–02
  bij:af:af:af: 
BIJZONDERE BIJDRAGEN BZK      
Ambassaderaad – 505143 3620
De Horsten – 1 470  1 100– 370
Euro & Veiligheid KLPD– 371 371  0
huwelijk 02–02–2002– 461– 139600  0
kapitaallasten heli's– 4 4700  – 4 470
Pepperspray (investering)– 376– 190  215– 351
SW KLPD/regio's – 24795  – 152
WTV 2001 t.b.v. afbouw verlofstuwmeer– 1 077   560– 517
WTV 2002 t.b.v. aspiranten – 2 1442 144  0
Beveiliging – 86  860
bijdrage logistiek – 4 5384 538  0
Euro– 1212  0
Diversiteit– 309– 9445  – 358
Kinderopvang– 398– 398398  – 398
Wao/ziekteverzuim– 161 80  – 81
liaisons VS – 309355  46
112-Centrale– 433– 2 5591 970 – 4– 1 026
LRT (aandeel BZK 2/3)– 227– 4 6924 513  – 406
Autobahn – 15   – 15
Gids– 411 411  0
Kledingcommissie – 10040  – 60
kledingcommissie (secretariaat) – 7171  0
Pepperspray (Logistiek)14  – 44– 30
Bolkenstein– 227227  0
Land. Loket Hor. fraude 2001– 7– 227234  0
Raad v/d CIE– 13– 600 13– 60
Vuurwapencriminaliteit– 70 70  0
subtotaal bijdragen BZK– 4 314– 22 53916 31702 288– 8 248
LARA – 6661 160  494
RST– 1 104– 7 1286 317  – 1 915
totaal bijdragen BZK– 5 418– 30 33323 79402 288– 9 669
       
BIJDRAGEN JUSTITIE      
IOT/AIV– 641– 861890 528– 84
ICTY DKDB– 523– 1 274930 523– 344
ZWACRI– 3 0483 048  0
GRIP– 9– 508514  – 3
UMS (IAM)– 1 226– 888913  – 1 201
LRT (aandeel MvJ 1/3)– 114– 2 5242 256  – 382
BBE– 390– 1 064332203 – 919
HARM– 1 033– 1 497739  – 1 791
subtotaal DGRH Justitie– 3 936– 11 6649 6222031 051– 4 724
BVOM– 304– 3 4253 023  – 706
BVOM Gatso– 45 12  – 33
RAC-centrale– 113  200– 473– 386
Recherche magazine– 91– 525361 27– 228
IND– 6700   – 670
BLOM/MOT – 4545  0
LIRC – 4545  0
BLOM – 686   – 686
projectkosten ZWACRI 0300 493793
PIDS– 572  5272– 43
totaal bijdragen Justitie– 5 731– 16 39013 4089301 100– 6 683
       
TOTAAL BIJDRAGEN VIA BZK11 149– 46 72337 2029303 388– 16 352
       
BIJDRAGEN V&W      
SWAB– 677– 3 1553 700161– 638– 609
WIM.NL– 726– 1 3671 35336164– 315
totaal bijdragen V&W– 1 403– 4 5225 053522– 574– 924
       
BIJDRAGEN T.B.V. SPOORWEGPOLITIE      
SP 2000– 3 390    – 3 390
SP Kwaliteit– 276   23– 253
totaal t.b.v. Spoorwegpol– 3 66600023– 3 643
       
OVERIGE BIJDRAGEN      
Tap Special– 843   8430
Dkdb– 189 9  – 180
LMG/NPI0 866 1 4802 346
LMG/ARGON (BOP-pot)– 249   53– 196
NPI Land Telnr Politie111– 1 019979 980
NPI SAOP– 297– 195  422– 70
Tapcentrum– 49– 5925790– 268– 29
112-Misbruik– 15 167  152
BOPgeld LRT98   – 980
Overvallen – 10   – 10
Verdachtenverhoor– 16 16  0
ICT Taakraad– 76   760
Polen– 11– 1  7– 5
Smart Astra– 33 33  0
FALCONE– 68   680
SMR– 27    – 27
Twinning15– 58  33– 10
Interpol– 506   184– 322
ABRIO – 25   – 25
Rosa– 1    – 1
totaal overige bijdragen– 2 156– 1 3672 327902 8091 703
Bijdragen Europese Gemeenschap – 180  – 28– 208
TOTAAL BIJZONDERE BIJDRAGEN– 18 374– 52 79244 5821 5425 618– 19 424

De bedragen in de kolom lasten 2002 zijn in de staat van baten en lasten opgenomen als opbrengsten. De saldi per categorie zijn opgenomen in de balans onder de kortlopende schulden onder de post nog te besteden bijdragen.

Van de bovengenoemde bijzondere bijdragen zal, voor zover vereist, in 2003 een separate verantwoording worden opgemaakt, waarin naast een financiële verantwoording ook een inhoudelijke verantwoording over de uitgevoerde werkzaamheden en behaalde operationele doelstellingen wordt opgesteld.

6.2. Opbrengsten overigen

De opbrengsten overige zijn als volgt te specificeren:

Opbrengsten overige (in € 1 000)
 Realisatie 2002Realisatie 2001
Brutowinst-marge verkopen Logistiek3 1772 444
Overige opbrengsten3 0072 069
Totaal overige opbrengsten6 1844 513

Toelichting:

Brutowinstmarge verkopen Logistiek: De brutowinstmarge van de dienst Logistiek is als volgt te specificeren naar omzet en kostprijs verkopen:

Verkopen Logistiek (in € 1 000)
 Realisatie 2002Realisatie 2001
Kleding en Uitrusting16 21416 291
Wapens en munitie7 8826 231
Opbrengst verkopen24 09622 522
Kostprijs verkopen20 91920 078
Marge van de verkopen3 1772 444
Bruto-winstmarge in % van de opbrengst verkopen13,2%10,9%

Toelichting:

De brutowinstmarge is in 2002 gestegen tot 13,2% ten opzichte van 10,9% in 2001. De verbetering is voor een belangrijk deel te verklaren door een betere inkoopprijs van de producten.

6.3. Rentebaten

De rentebaten bestaan uit de op de rekening-courant met het RIC ontvangen rente.

6.4. Buitengewone Baten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de buitengewone baten:

Buitengewone Baten (in € 1 000)2002
ABP AFUP afrekening 2001340
Ambassaderaad (bijdrage kosten voorgaande boekjaren)362
Tapspecial (correctie voorgaand boekjaar)843
LMG bijdrage 2000 (639) en 2001 (841) inzake milieubeleid1 480
overigen (onder andere baten voorgaand boekjaar)960
resultaat verkopen activa (vnl opbrengst 2 heli's)307
Totaal buitengewone baten4 292

6.5. Personele kosten

Overzicht personeelskosten KLPD 2002 (in € 1 000)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie 2002Afwijking bijgestelde begroting realisatie 2002
Salarissen140 062138 191– 1 871
Toelagen10 39310 3974
Sociale lasten22 10727 8625 755
Sub-totaal salariskosten172 562176 4503 888
Doorber. sal. kst. – 2 670– 4 482–1 812
Totaal salariskosten169 892171 9682 076
    
Opleiding en vorming3 1764 5011 325
Ov. personeelskst13 53017 5093 979
Postactieven3 373853– 2 520
Totaal personeelskosten eigen personeel189 971194 8314 860
Personeel van derden10 21021 57011 360
Totaal personeelskosten200 181216 40116 220
Gemiddelde salariskosten per fte (in € 1 000)
 SalariskostenGemiddeld aantal fte'sSalaris per fte in €
Realisatie176 4503 67847 974
Begrote kosten172 5623 54748 650
Verschil3 888131– 676
Analyse verschil salariskosten (in € 1 000)
 Bedrag
lagere sal. kost. per fte 3 678 * € 676– 2 486
Hogere bezetting 131 * 4 6506 374
Saldo3 888

Het lagere loonniveau per medewerker hangt onder meer samen met een in de begroting hogere inschatten van de loonontwikkeling als gevolg van de ontwikkelingen in het loongebouw.

Postactieven: In de begroting was nog rekening gehouden met wachtgeldkosten voor een aantal bijzondere bijdragen (Swab en 112-Centrale). In de realisatie zijn hiervoor geen kosten voorzien, aangezien enerzijds voor deze projecten voor langere tijd convenanten zijn afgesloten en eventuele meerkosten worden gefinancierd door de subsidievertrekkers en anderzijds de medewerkers in vaste dienst van het KLPD zijn genomen. Daarnaast speelt de afname van het aantal medewerkers dat nog gebruik maakt van de oude regeling mee in de daling van de kosten.

Doorberekende personeelskosten: De doorberekende salariskosten overtreffen de begroting in verband met een omvangrijkere detachering van personeel dan verwacht.

Opleidingen: Het opleidingsbudget is overschreden als gevolg van extra aandacht voor scholing en vorming in het kader van de reorganisatie. Daardoor wordt de plaatsing van medewerkers bij reorganisatie ondersteund.

Overige personeelskosten: In deze post is onder meer begrepen de toename van het stuwmeer verlof € 200 000. Ook de reiskosten woon/werk, zijn hierin opgenomen. Deze post is aanmerkelijk gestegen in verband met het verlagen van de eigen bijdrage van medewerkers van € 45 naar € 23 per maand. Ook zijn extra kosten gemaakt in verband met de verwerving van nieuw personeel.

Personeel van derden: De kosten van personeel van derden zijn aanzienlijk hoger dan de begroting, enerzijds door een structureel tekort van IT-personeel, anderzijds door de diverse projecten die samenhangen met de verbetering van de bedrijfsvoering en de reorganisatie, zoals onder andere kantoorautomatisering, SAP-HR, implementatie GIDS; het project LARA en inhuur van personeelsfunctionarissen i.v.m. de reorganisatie.

6.6. Materiële kosten

De materiële kosten zijn te verbijzonderen naar de volgende hoofdgroepen:

Materiële kosten (in € 1 000)
 Begroting 2002Realisatie 2002Afwijking begroting realisatie 2002
Huisvesting7 55010 3952 845
huisvesting RGD14 76017 1792 419
Voertuigen6 5507 7031 153
Vaartuigen1 920200484
Vliegtuigen/heli's2 0801 836– 244
Verbindingen/automatisering11 91012 168258
Geweldsmiddelen en uitrusting1 2301 563333
Operationele activiteiten8 6406 149– 2 491
Beheer/overige4 9078 0333 126
Totaal exploitatiekosten59 54767 0307 483

Toelichting:

Huisvestingskosten en huisvesting RGD: Mede als gevolg van de grotere huisvestingsbehoefte en de gestegen huurprijzen zijn de kosten van de huisvesting in het algemeen en van de RGD in het bijzonder gestegen.

Voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen: Deze kosten bestaan voornamelijk uit brandstof- en onderhoudskosten.

Verbindingen/automatisering: Deze kosten bestaan vnl. uit de onderhoudskosten (€ 8,2 mln), huur datalijnen (€ 3,7 mln).

Operationele activiteiten: De kosten voor operationele activiteiten zijn onder te verdelen in opsporingskosten € 2,2 mln – vnl. kosten getuigenbescherming en infiltratie -, kosten levende have € 0,3 mln en kosten logistiek € 1,6 mln en overige kosten € 2 mln.

Beheer/overige: Deze kosten zijn onder te verdelen in kantoorbenodigdheden (€ 1,8 mln), telefoonkosten (€ 4,1 mln), portikosten (€ 1,1 mln), literatuur (€ 0,6 mln) en overige (€ 0,4 mln).

6.7. Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn als volgt te specificeren:

Afschrijvingskosten (in € 1 000)
 Realisatie 2002
Reguliere afschrijvingskosten20 644
Afschrijvingskosten activa van derden– 1 388
Afschrijvingskosten 200219 256

Toelichting:

Zie § 5.1 materiële vaste activa.

6.8. Rentelasten

De rentelasten zijn onder te verdelen in de rentelasten ten behoeve van de leningen van Financiën en de calculatorische rentelast voor de door de RGD voorgefinancierde bedragen.

Rentelasten (in € 1 000)
 Realisatie 2002Realisatie 2001
rentelast leningen Financiën3 4324 132
afsluitprovisie leningen Financiën46
rentelast Financieringsfaciliteit RGD178187
Totaal rentelasten3 6144 325

Dotatie voorzieningen

De dotatie voorzieningen ad € 18,6 mln bestaat uit de volgende dotaties:

Tor-voorziening € 9,4 mln, reorganisatiekosten € 9,1 mln, voorziening schade € 0,1 mln (zie toelichting voorzieningen). De dotaties van de egalisatievoorzieningen voor vaartuigen en vliegtuigen hebben plaatsgevonden ten laste van de reguliere kosten.

7. Kasstroomoverzicht KLPD 2002

Baten-lastendienst KLPDKasstroomoverzicht voor het jaar 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 200233 88126 270– 7 611
    
2. Totaal operationele kasstroom29 66639 4429 776
    
Totaal investeringen (-/-)– 56 767– 28 40328 364
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)3 5002 379– 1 121
3. Totaal investeringskasstroom– 53 267– 26 02427 243
    
Eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-)   
Eenmalige storting door moederministerie (+)   
Aflossingen op leningen (-/-)– 25 777– 18 3957 382
Beroep op leenfaciliteit (+)56 7674 771– 51 996
4. Totaal financieringskasstroom30 990– 13 624– 44 614
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2002 (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln)41 27026 064– 15 206

8. Kengetallen personeel KLPD 2002

medewerkers per 31–12–2002manvrouwtotaal
executieven2 0521502 202
aspiranten9814112
surveillant12214
totaal executief2 1621662 328
niet-executief8185801 398
inactieven (TOR/ZW/WAO)47148
totaal3 0277573 774
    
gemiddeld aantal fte's 2002  3 678
    
ziekteverzuim in 20027,5%14,2%8,9%
    
gemiddelde leeftijdsopbouw   
Executief45,1 jaar36,0 jaar44,4 jaar
niet-executief44,2 jaar39,5 jaar42,2 jaar

BATEN-LASTENDIENST BPR

1. Algemene toelichting

1.1. Doelen en taken van de baten-lastendienst BPR

Voor de baten-lastendienst BPR is de volgende missie geformuleerd: BPR bevordert dat de identiteit van de burger zorgvuldig wordt vastgesteld, vastgelegd en verstrekt ten behoeve van publieke dienstverlening.

Deze missie laat zich vertalen naar concrete functies, die vervolgens naar taken en daarna uitsplitsbaar zijn naar uit te voeren werkzaamheden. Ruwweg kunnen de werkzaamheden van BPR worden verdeeld naar twee categorieën: beheerwerkzaamheden en beleidswerkzaamheden. Die laatste kunnen betrekking hebben op beleid gericht op verbetering van het beheer en op het realiseren van beleidsdoelen die onderdeel uitmaken van het strategisch beleid van BZK/GSI.

Beheerwerkzaamheden. De kerntaak van BPR is het goed doen functioneren van twee systemen die voor het ordelijk functioneren van de Nederlandse samenleving onontbeerlijk zijn: De Gemeentelijke Basisadministratie en het systeem van uitgifte en beheer van reisdocumenten. Belangrijkste werkzaamheden in dit verband zijn het technische ondersteunen van het GBA-berichtenverkeer en het reisdocumentenproces, het bewaken van de kwaliteit van de gemeentelijke rol daarin, het autoriseren van instanties tot het gebruik van GBA-gegevens, het beoordelen van de informatietechnische voorzieningen waarvan gemeenten en afnemers gebruik willen maken en het informeren en ondersteunen van iedereen die in het GBA-systeem een actieve rol speelt.

Beheergericht beleid. Maatschappij en techniek ontwikkelen zich steeds verder, waardoor gemeenten en afnemers voortdurend andere, meestal zwaardere eisen aan het beheer van GBA en reisdocumentenproces. Ook worden voortdurend zwaardere eisen gesteld aan de beveiliging van beide systemen. Dat vereist dat BPR permanent energie moet steken in verbetering van de kwaliteit en de veiligheid.

Strategisch beleid. In het kader van het informatiebeleid openbare sector zijn verschillende projecten opgestart waarvoor de verantwoordelijkheid bij BPR is belegd. Met deze projecten wordt nagestreefd bepaalde beleidsdoelen te realiseren die als zodanig niet direct uit de beheertaken van BPR voortvloeien, maar er wel dicht tegenaan liggen en die alleen gerealiseerd kunnen worden met behulp van de kennis van het beheer en het uitrollen van informatiesystemen die specifiek bij BPR aanwezig is.

BPR is een baten-lastendienst die beheer voert maar ook beleid ontwikkelt. Dat is geen contradictie. Zonder beleid zou het beheer van GBA en reisdocumenten binnen de kortste keren mijlen ver gaan achterlopen op de werkelijkheid en dus ook door die werkelijkheid gepasseerd gaan worden. Beter dan passief af te wachten wat anderen aan beleid bedenken is het zelf actief participeren aan dat beleid vanuit de kennis en kunde die dagelijks beheer met zich meebrengen: dat komt zowel het beheer als het beleid ten goede. Daar staat BPR voor en vindt ook zijn weerslag in de jaarverantwoording over het jaar 2002.

De taken van de baten-lastendienst BPR worden uitgevoerd namens de Minister van BZK en laten zich volgens het instellingsbesluit als volgt omschrijven:

– de voorbereiding van de wet- en regelgeving ten aanzien van de GBA en reisdocumenten;

– de ontwikkeling en uitvoering van het beleid inzake de GBA en reisdocumenten;

– het voorbereiden van beleid en het uitoefenen van controle ten aanzien van de ontwikkeling, productie en distributie van reisdocumenten;

– het operationele, tactische en strategische beheer van het GBA-netwerk;

– het geven van voorlichting en ondersteuning ten aanzien van de GBA en reisdocumenten aan gemeenten, gebruikers van de GBA en paspoortuitgevende instanties;

– het bijhouden van een signaleringsregister paspoorten;

– de schouwing en toetsing van de GBA-systemen;

– het zorg dragen voor de inning van de paspoortleges ten behoeve van BZK.

1.2. Aansturing

Zoals hiervoor is aangegeven is BPR een hybride organisatie. De activiteiten ten behoeve van het beheer van het GBA-stelsel worden uitgevoerd ten behoeve van en betaald door de gebruikers van de GBA. Vanuit BZK gezien is de financiering hiervan volledig kostendekkend.

De activiteiten die voortvloeien uit het beheer- en strategisch beleid worden gefinancierd uit (project)gelden die door BZK beschikbaar worden gesteld.

De baten-lastendienst wordt aangestuurd door de directeur-generaal Openbaar Bestuur (DGOB). De DGOB stuurt op basis van vooraf gemaakte afspraken over door de baten-lastendienst te leveren producten en diensten. Hiertoe heeft de baten-lastendienst haar producten en diensten gedefinieerd en wordt door gebruik te maken van kengetallen tevens zicht verkregen op de doelmatigheid van de organisatie.

Het zichtbaar maken van de baten-lastendienstkosten en het toerekenen van deze kosten aan de te leveren producten en diensten heeft geleid tot een meer transparant bedrijfsproces.

Om dit te realiseren zijn verschillende instrumenten ontwikkeld:

– een besluit sturingsrelaties BPR en een daarbij horend informatieprotocol. In dit laatste zijn de afspraken over de informatievoorziening vastgelegd;

– een verantwoordingssysteem met een viermaandelijkse rapportage aan DGOB op basis van de begroting en het jaarplan van BPR;

– het aanbrengen van administratief onderscheid tussen verschillende hoofdactiviteiten van BPR, die ieder hun eigen systematiek voor de verrekening met gebruikers of BZK kennen;

– een doorberekeningmodel, waarmee indirecte kosten worden toegerekend aan de verschillende hoofdactiviteiten;

– de kengetallen, zoals die in het protocol zijn vastgelegd, en de periodieke rapportage middels de trimesterrapportage hierover aan DGOB.

1.3. Hoofdactiviteiten

De baten-lastendienst Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten berekent al zijn kosten door aan gebruikers en opdrachtgevers. In dit verband worden vier hoofdactiviteiten onderscheiden:

* Het beheer van het GBA-stelsel ten behoeve van de gebruikers. Deze activiteit omvat alle taken die worden verricht ten behoeve van de gebruikers van het GBA-stelsel. De kosten, de door BPR te betalen berichtkosten en een deel van de beheerkosten van BPR, worden conform het financieringsmodel GBA doorberekend aan de gebruikers, die daarmee een kostendekkende prijs per bericht betalen.

* Beheergerichte beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving GBA. Deze activiteiten vloeien voort uit de verantwoordelijkheid van BZK voor het GBA-stelsel als geheel. De bijbehorende kosten worden door BZK vergoed aan BPR.

* De zorg voor de reisdocumentenketen, inclusief beheergerichte beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving. Dit betreft de activiteiten en kosten voor de productie en distributie van reisdocumenten, voor het instandhouden en verbeteren van de dienstverlening, voor beleidsontwikkeling en voor het wijzigen en onderhouden van de wet- en regelgeving op het gebied van reisdocumenten. De kosten worden conform de regelgeving doorbelast in de kostprijs van het reisdocument.

* Strategische beleidsontwikkeling. In 2002 heeft dit met name betrekking gehad op het Project Kiezen op Afstand met als doel om door inzet van ICT, het stemmen minder plaatsafhankelijk te maken, alsmede onderzoeken naar de mogelijkheden om één van de reisdocumenten geschikt te maken voor elektronische identificatie.

Tevens valt hieronder onderzoek naar het gebruik van een biometrisch kenmerk op de reisdocumenten om de look a like fraude tegen te gaan en elektronische grenspassage te faciliteren.

In 2002 is er verder gegaan met een omvangrijke aanpassing in het GBA-stelsel op basis van de kabinetsreactie op een rapport van de commissie Snellen.

De hiermee gepaard gaande kosten komen voort uit projectfinanciering vanuit BZK die als opdrachtgever functioneert.

De wijze van financiële verrekening verschilt dus per activiteit. Voor GBA-beheer geldt een sluitend kostendekkend systeem. Dit geldt ook voor het beheer van de reisdocumentenketen. De andere activiteiten worden gefinancierd door BZK. Alle kosten van BPR worden toegerekend aan één van de hoofdactiviteiten, direct of via een daartoe geëigende verdeelsleutel.

1.4. Toegepaste grondslagen

In deze jaarverantwoording worden de volgende grondslagen toegepast:

– de baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben;

– voor zover niet anders vermeld, worden activa en passiva verantwoord tegen nominale waarde;

– materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs (inclusief BTW) onder aftrek van afschrijvingen;

– op materiële vaste activa wordt afgeschreven op basis van de aanschaffingsprijs: afschrijvingen vinden plaats op basis van de geschatte gebruiksduur en een restwaarde van 5%;

– de vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde; onder aftrek van de eventuele te treffen voorziening voor mogelijk oninbaarheid die statisch wordt bepaald;

– BPR is niet BTW-plichtig.

1.5. Verbetering doelmatigheid

Resultaatgericht werken brengt mee dat men moet kunnen beschikken over onder meer prestatie-indicatoren waaronder kengetallen. Nadat in 1999 een aanvang is gemaakt met het bijhouden van kengetallen is dit in 2000 verder geoptimaliseerd. In het verslagjaar 2002 zijn geen wijzigingen in de kengetallen aangebracht ter wille van de vergelijkbaarheid met voorgaande jaren.

In 2002 is het VBTB-gedachtengoed nader uitgewerkt in de vorm van drie trimesterrapportages en geïntegreerd in de interne planning & controlcyclus. Met ingang van 2002 is de administratie van BPR nog verder ingericht op het projectmatig sturen van de (interne) activiteiten, om het management in staat te stellen nauwkeuriger te sturen.

2. Balans Baten-lastendienst BPR

2.1. Balans per 31 december 2002

Baten-lastendienst BPRBalans per 31 december 2002 (in € 1)31–12–200231–12–2001
Activa  
Materiële vaste activa545 759734 751
• automatiseringsapparatuur425 493617 459
• inventaris120 266117 792
Materiële vaste activa in bestelling00
• automatiseringsapparatuur 0
Vorderingen5 817 5185 287 829
• debiteuren4 122 4302 491 889
• overlopende activa1 695 0882 795 940
Liquide middelen3 063 9942 496 062
Totaal activa9 427 2718 518 642
   
Passiva  
Eigen vermogen2 364 066617 877
• exploitatiereserve617 8771 034 922
• saldo exploitatie lopend boekjaar1 746 189– 417 045
Langlopende schulden471 220414 220
• schommelfonds GBA471 220414 220
Kortlopende schulden6 591 9857 486 545
• crediteuren2 685 7513 386 897
• Bufferfonds Reisdocumenten720 3900
• leenfaciliteit RIC032 829
• te verrekenen saldo gebruikers netwerk GBA1 770 3921 577 231
• overlopende passiva1 415 4522 489 588
Totaal passiva9 427 2718 518 642

2.2. Toelichting op de balans van de baten-lastendienst BPR

Activa

Materiele vaste activa

Materiële vaste activaAutomatiseringInventarisTotaal
Stand per 1 januari 2001   
Aanschafprijs1 504 323393 5061 897 829
Cumulatieve afschrijvingen886 864276 2141 163 078
Boekwaarde per 31–12–01617 459117 292734 751
    
Mutaties gedurende 2002   
Investeringen118 57648 800167 376
Afschrijvingen310 54245 826356 368
Totaal mutaties 2002– 191 9662 974– 188 992
    
Stand per 31 december 2002   
Aanschafprijs1 622 899442 3062 065 205
Cumulatieve afschrijvingen1 197 406322 0401 519 446
Boekwaarde per 31–12–02425 493120 266545 759

Afschrijving vindt plaats op basis van een geschatte economische levensduur van 3 jaar voor automatiseringsapparatuur en 5 jaar voor inventaris met een restwaarde van 5% van de aanschafwaarde.

Vorderingen

Debiteuren. De debiteuren zijn gewaardeerd op hun nominale waarde zonder dat hierop een aftrek wegens oninbaarheid is toegepast. De verdeling over rijksafnemers, gemeenten en overigen is als volgt:

Debiteuren (in € 1)
Gemeenten1 764 530
Rijksafnemers1 037 476
Overigen1 320 424
Stand per 31–12–20024 122 430

Overlopende activa. De vooruit betaalde kosten en nog te ontvangen bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd (in € 1):

VAS 2001/200279 928
Rente 2002136 203
Politie diensten24 315
ICT toeslag1 454 588
diversen54
Stand 31–12–20021 695 088

De berichten die voor het VAS worden gebruikt worden door berekend aan de onderliggende regio's. Voor het jaar 2001/2002 moet nog een bedrag van € 79 928 verrekend worden in 2003.

Op de rekening-courant van het RIC is eind januari 2003 een bedrag van € 136 203 aan rente ontvangen voor het boekjaar 2002.

Door de politie regio's Rijnmond en Groningen moet nog de factuur over 2001 worden voldaan.

In de berekening van de kostprijs voor het reisdocument is een opslag van € 0,11 voor ICT opgenomen. De initiële investering groot € 1 845 978 moet in een periode van 5 jaar terug worden ontvangen van de uitgevende instanties.

Investering1 845 978
Aflossing 200146 856
Stand per 31–12–20011 799 122
Aflossing 2002344 534
Stand per 31–12–20021 454 588

Liquide middelen

BPR beschikt per 31 december 2002 over € 3 mln aan liquide middelen. De liquide middelen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Liquide middelen (in € 1)
Kas681
RIC3 063 313
Saldo 31–12–20023 063 994

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bedraagt per ultimo 2002 € 2,3 mln.

Het is BPR toegestaan om in 2002 maximaal een eigen vermogen te hebben van 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Deze norm wordt niet overschreden.

Het eigen vermogen is als volgt opgebouwd:

Eigen vermogen (in € 1)Balans
Stand 01–01–2002617 877
Bij: Mutatie exploitatieresultaat 2002 na resultaatbestemming1 746 189
Stand 31–12–20022 364 066

Saldo exploitatie lopend boekjaar. Voorgesteld wordt om het positieve exploitatieresultaat reisdocumenten en GBA-BWR van € 1 746 189 ten gunste van de het eigen vermogen te brengen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

Langlopende schulden

Schommelfonds GBA. Het Schommelfonds heeft het kenmerk van een niet direct opeisbare schuld aan GBA afnemers. Deze buffer dient omincidentele schommelingen in de berichtprijs tegen te gaan. In 2002 is€ 57 000 aan de buffer toegevoegd (zie 3.2.). Er was geen aanleiding om geld aan de buffer te onttrekken.

Kortlopende schulden

Crediteuren. Dit betreft de schuld per balansdatum aan leveranciers van goederen en diensten. Het saldo wordt met name verklaard door een tweetal posten, te weten: netwerkleverancier GEIS voor het GBA-berichtenverkeer in december en Enschede SDU voor productie en ontwikkelkosten in december.

Crediteuren (in € 1)
GEIS480 027
Enschede/SDU1 312 052
Overigen893 672
Stand 31–12–20022 685 751

Bufferfonds reisdocumenten. Het Bufferfonds heeft het kenmerk van een niet direct opeisbare schuld aan reisdocumenten afgevende instanties. Deze buffer dient om incidentele schommelingen in Q (kostprijs= PxQ) te kunnen opvangen. Conform afspraak met de DGOB wordt dit over meerdere jaren terug gegeven door verrekening in het tarief.

Te verrekenen saldi gebruikers netwerk GBA. Dit betreft de saldi voor het berichtenverkeer die nog moeten worden verrekend met de gebruikers. Het saldo over 2000 is volledig verrekend via het tarief voor 2002, evenals een beperkt deel van het saldo over 2001. De resterende saldi over 2001 en 2002 zullen worden verrekend in de tarieven voor 2003 en 2004.

Overlopende passiva. Dit betreft de vooruit ontvangen en nog te betalen bedragen. Deze kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Vooruit ontvangen/nog te betalen (in € 1)
vakantiegeld ambtenaren 2002106 638
regionale samenwerking13 450
MVJ / VW200040 950
Audit 2001/2002257 572
Salariskosten33 000
Overige2 737
BZK-personeelszaken33 365
Verdonck inzake Biometrie62 856
LRD bestelling193 343
BZK (resultaat 2002)671 541
Stand 31–12–20021 415 452

De nog te betalen bedragen hebben betrekking op activiteiten in 2002, waarvoor nog geen factuur is ontvangen.

Voor ambtelijke medewerkers is een bedrag geboekt voor vakantiegeld over 2002.

In het kader van regionale samenwerking moet er nog een bedrag betaald worden voor werkzaamheden.

In samenwerking met Justitie is er in het kader van VW2000 een vergoeding aan diverse gemeenten en afnemers vastgesteld. Nog niet alle afnemers hebben deze bijdrage ontvangen.

In 2002 zijn met een groot aantal gemeenten afspraken gemaakt over de uit te voeren audit. Na ontvangst van de rapportage wordt de vergoeding aan de gemeenten overgemaakt.

Door BZK/P&O zijn in 2002 niet de gratificaties en het salaris van een medewerker bij ons in rekening gebracht.

Voor Biometrie moet er nog een bedrag betaald worden voor werkzaamheden die in 2002 hebben plaats gevonden, dit geldt tevens voor een bestelling in het kader van de LRD.

Tevens is besloten om de positieve resultaten van de projecten Modernisering GBA, EID, Biometrie en Kiezen op afstand terug te geven aan BZK. Dit bedrag ad € 671 541 is als kortlopende schuld opgenomen op de balans (zie 3.3).

2.3. Niet uit de balans blijkende verplichtingen/risicoparagraaf

Met de leverancier van de reisdocumenten model 2001 zijn in 2002 interpretatieverschillen ontstaan over de gesloten contracten.

In overleg met de leverancier is overeenstemming bereikt over de afdoening van de interpretatieverschillen. De afspraken zijn vanuit BZK bevestigd. De gemaakte afspraken resulteren in een prijseffect voor de reisdocumenten ingaande 1 januari 2004.

3. Baten en Lasten

3.1. Baten-lastenoverzicht 2002: confrontatie ontwerp-begroting met de realisatie

Baten-lastendienst BPRGespecificeerde verantwoordingsstaat 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Bijdrage BZK m.n. voor beleidsontwikkeling10 8087 467– 3 341
Opbrengst GBA-beheer10 16012 5012 341
Opbrengst Reisdocumenten42 13038 342– 3 788
Rentebaten  0
Buitengewone baten/diversen2320– 232
Totaal baten63 33058 310– 5 020
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten3 0134 2191 206
* materiële kosten8801 426546
Rentelasten230– 23
Afschrijvingskosten369357– 12
Egalisatiefonds berichtenverkeer57570
GBA-beheer7 7027 73230
GBA-beleid3 4623 199– 263
Reisdocumenten41 04134 777– 6 264
Kiezen op afstand1 792784– 1 008
EID/Biometrie4 9911 709– 3 282
Buitengewone lasten  0
Totaal lasten63 33054 260– 9 070
    
Verwacht resultaat04 0504 050
Gebruikers GBA 1 6321 632
BZK 672672
Saldo van baten en lasten01 7461 746

3.2. Toelichting op de staat van baten en lasten over 2002

Baten (alle bedragen in € 1 000 tenzij anders vermeld)

Bijdrage BZK m.n. voor beleidsontwikkeling. De bijdrage van BZK ten behoeve van activiteiten die voortvloeien uit de verantwoordelijkheid van BZK voor het GBA-stelsel. De mutatie ten opzichte van de begroting is de in 2001 gehonoreerde claim voor het project Modernisering GBA.

Hieronder is tevens verantwoord de in 2001 toegekende claim voor het project EID/Biometrie ontvangen in het jaar 2002 en het toegekende budget voor Kiezen op Afstand voor het jaar 2002.

Opbrengst GBA-beheer. Deze post bestaat primair uit de bij afnemers in rekening gebrachte bedragen voor het GBA berichtenverkeer. Secundair is hier de bijdrage van BZK verantwoord ten behoeve van activiteiten voor het GBA-beheer, deze hebben betrekking op de berichten van het CBS. Deze berichten worden verantwoord onder GBA-beleid omdat de verantwoordelijkheid bij BPR ligt.

Opbrengst Reisdocumenten. Deze post bestaat primair uit de bij de paspoortuitgevende instanties in rekening gebrachte kosten voor geleverde documenten. Tevens worden hier de spoedopbrengsten verantwoord. Zowel de reguliere afgifte als de spoedafgifte zijn lager dan geraamd.

Lasten (alle bedragen in € 1 000 tenzij anders vermeld)

Apparaatskosten

Personele kosten. De personele kosten zijn hoger dan vooraf ingeschat. De belangrijkste veroorzakers hiervoor zijn:

* de vacature voor hoofd Financiën die in de eerste helft van 2002 met interim-medewerkers is ingevuld;

* de kosten van vervanging i.v.m. langdurige ziekte bij Klantbeheer (jurist en infodesk);

* de kosten van werving- en selectiebureaus voor de functies van directeur van de baten-lastendienst, jurist Beleid en Wet en het hoofd Financiën.

Materiële kosten. Zowel de huur/huisvestingskosten als de kantoorkosten zijn hoger dan begroot. Dit is het gevolg van de komst van de projecten Modernisering GBA, KOA en EID/Biometrie naar BPR, waardoor extra huisvestingskosten moesten worden gemaakt. Deze extra kosten zijn in 2002 niet doorbelast aan deze projecten. In 2003 zal dit wel worden gedaan.

GBA-beheer. De toename van de berichtkosten hangt samen met de toename van het aantal berichten.

GBA-BWR. De kosten ten behoeve van het hoofdproduct beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving GBA, die niet worden doorbelast aan de gebruikers van de GBA, zijn lager dan begroot.

Voor het project Modernisering GBA is bij 2e suppletore begroting een ramingsbijstelling ingediend van € 800 bedrag via de systematiek van de eindejaarsmarge over te hevelen naar 2003.

Reisdocumenten beleid en beheer. De lagere kosten van de reisdocumenten hangt samen met de afname van het aantal reisdocumenten.

EID/Biometrie. De in 2002 beschikbare budgetten voor EID/Biometrie waren niet geheel uitgeput. Bij 2e suppletore begroting is een ramingsbijstelling ingediend van € 2 840 om dit bedrag via de systematiek van de eindejaarsmarge over te hevelen naar 2003. Door het niet door gaan van de grootschalige proef EID zijn de kosten lager dan begroot.

Kiezen op afstand (KOA). De in 2002 beschikbare budgetten voor het project KOA waren niet geheel uitgeput. Bij 2e suppletore begroting is een ramingsbijstelling ingediend van € 2 868 om dit bedrag via de systematiek van de eindejaarsmarge over te hevelen naar 2003.

3.3. Resultaatbestemming

Het positieve resultaat van € 4 050 122 is als volgt opgebouwd:

GBA Beheer1 632 392
Diverse projecten671 541
Beheeractiviteiten1 746 189

GBA-Beheer (€ 1 632 392). Besloten is om € 1 632 392 als schuld aan de gebruikers van de GBA in de balans op te nemen en in de toekomstige tarieven te verrekenen.

GBA-BWR (€ 104 081). Besloten is om het positieve resultaat van de activiteiten in het kader van GBA-BWR (€ 33 471) ten gunste te brengen van het eigenvermogen van de baten-lastendienst ter afdekking van de algemene bedrijfsrisico's die hier gelopen worden. (onder andere CBS).

Besloten is om het positieve resultaat (€ 70 610) van het project Modernisering GBA terug te geven aan BZK.

Reisdocumenten (€ 1 712 718). Besloten is om het positieve resultaat van het de activiteiten in het kader van de afgifte van reisdocumenten (spoed) ten gunste van het eigen vermogen te brengen. Ook de ontvangen rente op de rekening-courant zal ten gunste van het eigen vermogen gebracht worden.

EID/Biometrie (€ 578 872). Besloten is om het positieve resultaat (€159 253) van het project Biometrie terug te geven aan BZK.

Besloten is om het positieve resultaat (€419 619) van het project EID terug te geven aan BZK.

Kiezen op Afstand (€ 22 059). Besloten is om het positieve resultaat van het project Kiezen op afstand terug te geven aan BZK.

4. Kasstroomoverzicht 2002: confrontatie ontwerp-begroting met de realisatie

Baten-lastendienst BPRKasstroomoverzicht voor het jaar 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20024 9332 496– 2 437
    
2. Totaal operationele kasstroom369768399
    
Totaal investeringen (-/-)– 369– 167202
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
    
3. Totaal investeringskasstroom– 369– 167202
    
Eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-)  0
Eenmalige storting door moederministerie (+)  0
Aflossingen op leningen (-/-)– 33– 330
Beroep op leenfaciliteit (+)  0
    
4. Totaal financieringskasstroom– 33– 330
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2002 (=1+2+3+4)(maximale roodstand € 0,5 mln)4 9003 064– 1 836

5. Overzicht vermogensontwikkeling van de baten-lastendienst BPR

Baten-lastendienst BPROverzicht vermogensontwikkeling over de jaren 1998 t/m 2002 (in € 1 000)
 19981999200020012002 begroting2002 realisatie
1. Eigen vermogen per 1 januari 2 2581 1181 0351 035618
       
2. Saldo van baten en lasten – 222– 83– 417 1 746
       
3a. Uitkering aan moederministerie      
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen      
3c. Overige mutaties in eigen vermogen      
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen – 9180000
       
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) 1 1181 0356181 0352 364

6. Kengetallen

 2001 realisatie2002 begroot2002 realisatie
GBA-stelsel   
a. Netwerkbeheer   
* berichtentarief (excl. te verrekenen saldi en LO3)€ 0,14€ 0,16€ 0,16
* berichtenvolume75,7 mln62,0 mln84,5 mln
b. Kosten   
* kosten GBA14,7 mln11,3 mln12,5 mln
* kostendoorbelasting aan gebruikers10,9 mln9,7 mln10,8 mln
* beheerkosten GBA3,8 mln3,7 mln4,3 mln
    
Reisdocumenten   
a. Aantal afgegeven reisdocumenten (jan -dec)   
* Nationale paspoorten1,473 mln2,186 mln2,209 mln
* Nederlandse Identiteits Kaarten1,004 mln1,391 mln923 mln
b. Geïncasseerde Rijksleges gemeenten37,2 mln40,2 mln38,3 mln

6.1. Toelichting bij de kengetallen

GBA Berichtenverkeer. Het berichtenverkeer is ten opzichte van 2001 en de begroting 2002 fors gestegen. In het afgelopen jaar is voor het eerst de grens van 80 mln berichten overschreden.

De verwachting is, op basis van de toenemende groep van GBA-gebruikers, dat deze stijgende tendens zich in 2003 nog zal voortzetten of in ieder geval zal handhaven.

Reisdocumenten. De verstrekking van reisdocumenten is in 2002 iets lager dan geraamd. Vooral het aantal Nederlandse Identiteitskaarten loopt achter bij de begrote aantallen. De verhouding tussen het aantal Nationale paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten is gewijzigd.

BATEN-LASTENDIENST CAS

1. Algemene toelichting

1.1. Financieel Resultaat:

Het begrote resultaat van de CAS in 2002 was € 13 000; de realisatie bedraagt € 99 000.

1.1.1. Vermogensmutatie/besteding afromingsgelden

Van de resultaten € 393 000 van 2001 is een deel naar de algemene reserve gegaan (€ 17 000); € 376 000 waarvan € 100 000 werd afgeroomd, werd bestemd voor opleiding en training, aangevuld met afromingsgelden voorgaande jaren. De CAS heeft voorafgaand aan de besteding aan DGOB een bestedingsplan afromingsgelden en een opleidingsplan geleverd, voor een totaalbedrag van € 745 400.

1.2. Taken en diensten

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, te weten ministeries en hoge colleges van staat, werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van rechtmatige en doelmatige bestuurlijke en bedrijfsmatige processen.

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving.

De doelstellingen van de CAS zijn:

– het realiseren van de in de meerjaren-overeenkomsten met ministeries vastgelegde verplichtingen (raamconvenanten) – met betrekking tot archiefbewerking;

– het acquireren en uitvoeren van opdrachten die buiten de werking van de convenanten vallen ten einde een sluitende exploitatie te realiseren;

– het ontwikkelen van de bestaande dienstverlening door gebruik te maken van moderne Informatie Technologie;

– het bieden van full-service op het terrein van archivering door koppeling van advisering, beheer en archiefbewerking en het inspelen op de veranderende behoeften bij zorgdragers;

– het realiseren van een financieel resultaat waardoor de continuïteit van de organisatie wordt gewaarborgd.

De kerntaken van de CAS zijn:

A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en hoge colleges van staat.

B. Het beschikbaar stellen van archieven van ministeries en hoge colleges van staat

A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en hoge colleges van staat

Wat wilden we bereiken?

De CAS wilde ook in 2002 voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met Ministeries en Hoge Colleges van Staat. Het CAS-budget, zoals genoemd in de Rijksbegroting, is bepalend voor de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van de raamconvenanten.

Daarnaast heeft de CAS ondersteuning geboden aan de ministeries en de hoge colleges van staat, door middel van advies- en uitvoeringsprojecten, bij het streven naar effectief archief- en informatiebeheer. Het ging hierbij om projecten ter verbetering van de interne bedrijfsvoering. Hiervoor werden afzonderlijke contracten afgesloten die buiten de werking van de afgesloten Raamconvenanten vallen.

Voorts beheert de CAS archieven voor deze zelfde zorgdragers, welke in de opslaghal (zie B) werden ondergebracht.

Wat hebben we er voor gedaan?

Voor het jaar 2002 betekende de uitvoering Raamconvenanten het inzetten van ruim 96 000 uren voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.

In het kader van de eerder genoemde dienstverlening niet vallend onder de werking van de raamconvenanten werden in het begrotingsjaar bijna 28 000 uren ingezet, waarvan ruim 10 000 uren ten behoeve van beheersactiviteiten.

Wat heeft het gekost?

Voor de uitvoering van projecten in het kader van de afgesloten Raamconvenanten was in 2002 voor de convenantsverplichtingen een bedrag van € 4,4 mln beschikbaar. De realisatie bedroeg € 4,2 mln.

Voor projecten die onder niet-convenantswerkzaamheden vielen was € 0,8 mln begroot, terwijl € 1,3 mln is gerealiseerd (inclusief € 0,2 mln toegerekende overige kosten, niet zijnde uren).

Er is dus een lichte verschuiving waar te nemen van bestede uren van convenanten naar niet-convenantswerkzaamheden als gevolg van veranderende eisen van de zorgdragers.

B. Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte aan ministeries en hoge colleges van staat

Wat wilden we bereiken?

De CAS wilde op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven de natuurlijke partner worden en blijven voor de convenantspartners, als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan de bewerking door de CAS. Bovendien wilde ze voor cliënten van de rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer.

Wat hebben we er voor gedaan?

De CAS heeft met goed toegerust personeel, goede geautomatiseerde logistieke programma's en een opslaghal die aan de eisen voldoet, het beheren en beschikbaar stellen van circa 65 km archief gerealiseerd. De CAS diende om haar natuurlijk partnerschap gestalte te kunnen geven, nog meer dan in het verleden moeten (kunnen) inspelen op de archiefbewerkings- en -opslagbehoefte van de zorgdragers.

Wat heeft het gekost?

De kosten voor het beschikbaar stellen van de opslaghal ten behoeve van het in opslag nemen van archiefbescheiden bedroegen € 0,623 mln. Er was een bedrag van € 0,657 mln begroot voor de omzet van de opslaghal; er is een omzet van € 0,626 mln gerealiseerd.

1.3. Beheer

Strategisch Beleid. De CAS had, mede op basis van de resultaten van extern onderzoek een Strategisch Bedrijfsplan 2002–2004 geformuleerd waarbij de speerpunten werden gevormd door het kunnen bieden van nieuwe producten en diensten (elektronisch gegevensbeheer, on-line archiefbewerking en operationeel advies); het instellen van accountmanagement voor effectief contact met zorgdragers; het formeren van een volwaardige afdeling automatisering, alsmede upgrading van de gehele organisatie.

Eind 2002 is het vervolg van de implementatie van het Strategisch Bedrijfsplan gestart met een ingrijpend traject ten behoeve van een op kennis en vaardigheden gericht Human Resource Management. Hiermee zal adequaat kunnen worden ingespeeld op de toenemende complexiteit van papieren archieven en de toenemende omvang van digitale en elektronische archiefbewerking.

In nauwe samenwerking met het Nationaal Archief en de Raad voor Cultuur, is de CAS in 2002 het initiatief gestart om te komen tot de ontwikkeling van een beleid met tot doel een preselectie en intradepartementale en interdepartementale prioritering van archieven van zorgdragers. Er blijkt een goed draagvlak te bestaan bij de eindverantwoordelijken van de archieven bij de zorgdragers, om gezien de steeds groeiende maatschappelijke roep om verantwoording en informatie, alsmede de immer beperkte mensen en middelen, de aanzet tot ombuiging van het algehele archiefbeleid, te ondersteunen. Hierin worden strategische in plaats van operationele keuzes bepalend voor de voortgang van de archiefbewerking en -overdracht. Maatschappelijk en politiek relevante archieven zijn richtinggevend bij de uitvoering van zo'n beleid.

Door middel van dit beleid kan met en binnen de keten, zorgdrager – CAS – Nationaal Archief – burger, veel effectiever worden ingespeeld op het concept van de transparante overheid en diens verantwoording alsmede de reconstructie van processen. Bovendien speelt het in op het Rapport Wallage, dat de boodschap heeft de burger nauwer bij het handelen van de overheid te betrekken.

2. Balans en Baten-lastenoverzicht

2.1 Balans per 31 december 2002

Baten-lastendienst CASBalans per 31 december 2002 (in € 1 000)
 Balans 2002Balans 2001
Activa  
Immateriële activa  
Materiële activa700958
* Grond en gebouwen1114
* Machines en installaties430459
* Automatiseringsapparatuur en programmatuur131345
* Inventarissen128140
   
Onderhanden projecten– 48– 491
   
Debiteuren666416
   
Overlopende activa10177
* Nog te ontvangen bedragen533
* Vooruitbetaalde kosten9644
   
Liquide middelen1 1641 574
* Rekening-courant RIC1 1631 574
* Kas10
   
Totaal activa2 5832 534
   
Passiva  
Eigen vermogen397674
* Exploitatiereserve298281
* Onverdeeld resultaat99393
   
Voorzieningen22
   
Langlopende schuld  
* Leningen Financien306386
   
Kortlopende schuld148393
* Lening Financien (aflossingsdeel < 1 jaar)80267
* Crediteuren68126
   
Overlopende passiva1 7301 079
* Budgetverplichting CAS/BZK1 403711
* Nog te betalen327368
   
Totaal passiva2 5832 534

2.2. Baten-lastenoverzicht 2002

Baten-lastendienst CASGespecificeerde verantwoordingsstaat 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederministerie t.b.v.   
convenanten archiefbewerking4 4104 224– 186
Opbrengst archiefbewerking t.b.v. ministeries, niet zijnde convenanten8301 206376
Opbrengst archiefbewerking derden 161161
Opbrengst opslaghal657626– 31
Overige opbrengsten 122122
Rentebaten 2424
Exploitatiebijdrage425586161
Totaal baten6 3226 949627
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten   
– loonkosten3 9954 145150
– fictieve wachtgeldverplichtingen148124– 24
* materiële kosten   
– algemene kosten10417268
– huisvestingskosten17419723
– kantoorkosten15018131
– marketingkosten2824– 4
– productiekosten19020313
– gebruikersvergoeding huur gebouwen1 0081 08678
– fictieve verzekeringspremie27270
Rentelasten33330
Afschrijvingskosten452397– 55
Dotatie voorzieningen 7070
Kosten toegerekend aan projecten 191191
Totaal lasten6 3096 850541
    
Saldo van baten en lasten139986

2.3. Toelichting op de balans en de rekening van baten en lasten

Waarderingsgrondslagen en wijze van resultaatbepaling. Voor zover niet anders vermeld worden activa en passiva tegen nominale waarde opgenomen.

Materiële vaste activa. De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met lineaire afschrijvingen.

De verkrijgingsprijs is voor alle activa, de factuurprijs inclusief BTW.

De afschrijvingen zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, die per categorie als volgt is bepaald:

Gebouwen en terreinen (verbouwingen)10 jaar
Machines en installaties10 jaar
Automatiseringsapparatuur en programmatuur3 jaar
Inventarissen5 jaar

Onderhanden projecten. De onderhanden projecten voor derden en uit hoofde van convenanten worden gewaardeerd tegen de bestede uren maal het bijbehorende externe tarief, vermeerderd met de toegerekende overige kosten.

De in rekening gebrachte (pro-forma) termijnen worden op het bruto onderhanden werk in mindering gebracht.

Indien blijkt dat de voorcalculatie van een in bewerking zijnde project is, dan wel dreigt te worden overschreden wordt er door de manager bedrijfsprocessen een onderzoeksteam ingesteld om de oorzaken van de overschrijding te analyseren en wordt er op basis van de realisatiecijfers van het project en de nog te verrichten werkzaamheden met betrekking tot het project een berekening gemaakt van het te verwachten verlies.

Voor het te verwachten verlies wordt dan een voorziening gevormd, die in mindering wordt gebracht op de waarde van het onderhanden werk.

Debiteuren. De vorderingen op debiteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. Per balansdatum worden de vorderingen individueel beoordeeld op het risico van oninbaarheid.

Uitgangspunt voor de bepaling van een voorziening is dat het verschil tussen het nominale bedrag en de voorziening naar redelijke verwachting het daadwerkelijk te ontvangen bedrag benadert.

Opbrengst moederministerie ten behoeve van convenanten archiefbewerking, opbrengst archiefbewerking ten behoeve van ministeries, niet zijnde convenanten en opbrengst archiefbewerking derden. In de opbrengsten archiefbewerking zijn tevens de in geld uitgedrukte uren en overige kosten inzake nog niet afgesloten projecten begrepen (mutatie onderhanden werk).

Balans per 31 december 2002. Per post van de balans wordt onderstaand een nadere toelichting gegeven (in € 1 000).

Materiële vaste activa. Het verloop van de materiële vaste activa in 2002 kan als volgt worden samengevat:

 Gebouwen/terreinenMachines en installatiesAutomatiseringsapparatuur en programmatuurInventarissenTotaal
Boekwaarde per 31 december 200114459345140958
Investeringen 2002325651139
Desinvesteringen 2002
Afschrijvingen 200236127063397
Boekwaarde per 31 december 200211430131128700
Aanschaffingswaarde per 31 december 2002221 1011 8039753 901
Cumulatieve afschr. t/m 31 december 2002116711 6728473 201
Boekwaarde per 31 december 200211430131128700
Afschrijvingspercentages101033?20 

Onderhanden projecten. Als volgt samengesteld:

 31–12–200231–12–2001
Bestede uren11 5648 098
Directe kosten1 1941 031
 12 7589 129
Gefactureerde termijnen– 12 583– 9 467
Voorziening verwachte verliezen– 223– 153
 – 48– 491

Voorziening verwachte verliezen op onderhanden projecten. Voor te verwachten verliezen op onderhanden projecten is een voorziening gevormd. Het verloop van deze voorziening was als volgt:

Stand per 31 december 2001153
Bij: toevoeging t.l.v. het resultaat 2002164
 317
Af: vrijgevallen i.v.m. afgesloten projecten in 200294
Stand per 31 december 2002223

Debiteuren. Dit betreft de reeds gefactureerde, nog te ontvangen bedragen van derden wegens verrichte werkzaamheden.

Nog te ontvangen bedragen. Onder nog te ontvangen worden voorschotten en nog te factureren bedragen verantwoord. Als volgt samengesteld:

 31–12–200231–12–2001
Nog te ontvangen van leverancier37
Te ontvangen BTW023
Voorraad trein- en taxikaarten20
Voorschotten personeel03
 533

Vooruitbetaalde kosten. Dit betreft een aantal facturen inzake contracten voor onderhoud en service die betrekking hebben op 2003 en later.

Rekening-courant RIC. Dit betreft het saldo van de rekening-courant bij het RIC.

Kas. Dit betreft het aanwezige kasgeld per balansdatum.

Eigen vermogen

Exploitatie reserve. De exploitatie reserve dient voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's.

Saldo exploitatie boekjaar. Het saldo van baten en lasten 2002 zal ten bedrage van € 0,009 mln ten gunste van de exploitatie reserve worden gebracht. Voor een bedrag groot € 0,090 mln dient afstorting plaats te vinden aan het moederministerie (zie ook hierna).

Maximalisatie eigen vermogen. Met ingang van het jaar 2000 is de vorming van het eigen vermogen van baten-lastendiensten aan een maximum gebonden (zie Regeling Vermogensvoorschriften Baten-lastendiensten). Het maximum bedraagt 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar.

Als gevolg van het bovenstaande heeft er in 2002 een aanvullende verlaging van het eigen vermogen plaats gevonden op basis van de balans per 31 december 2001.

In de verantwoording 2002 zijn de mutaties in het vermogen per 1 januari 2002 verwerkt.

Hieronder wordt de vermogensmutatie weergegeven:

Stand eigen vermogen per 31 december 2001674
Mutatie 1 januari 2002–/– 376
Stand eigen vermogen per 1 januari 2002298
Saldo exploitatie boekjaar99
Stand eigen vermogen per 31 december 2002397
Maximaal toegestaan ultimo 2002307
Verschil90

Zie voor de verwerking van dit verschil de toelichting onder saldo exploitatie boekjaar.

Opmerking: van het afgeroomde bedrag van € 0,376 mln is door BZK een bedrag van € 0,276 mln weer beschikbaar gesteld aan de CAS ten behoeve van het doen van investeringen welke een gunstig effect zullen hebben op de klanten en de bedrijfsvoering.

Het bedrag van € 0,276 mln is per 1 januari 2002 verantwoord onder de post budgetverplichting CAS aan BZK.

Dit bedrag is bestemd voor de implementatie van het Strategisch Bedrijfsplan (onder andere opleidingen en trainingen), welk plan in het najaar van 2002 door DGOB is geaccordeerd.

Voorzieningen. Hieronder wordt begrepen de voorzieningen, gebaseerd op het Besluit sociaal beleidskader rijksoverheid 1991, voor reiskostenvergoeding en vergoedingen voor belanghebbenden die bij herplaatsing moeten verhuizen en daardoor recht hebben gedurende een periode van maximaal 8 jaar op huurgewenningsbijdrage, indien er na verhuizing een hoger bedrag aan huur betaald moet worden.

De voorziening voor HAC-kosten loopt door tot in 2004.

Lening Financiën. Als gevolg van de omzetting van de financiering met agentschapsvermogen naar een financiering met vreemd vermogen is door Financiën ten behoeve van de financiering van de boekwaarde van de materiële vaste activa op 31 december 1999 verminderd met de langlopende voorzieningen per 31 december 1999 een lening beschikbaar gesteld.

De lening bedraagt € 1,384 mln en heeft als looptijd 1 januari 2000 tot en met 31 december 2009. Het rentepercentage bedraagt 5%.

De jaarlijkse rentevervaldatum is 31 december en op 31 december vindt tevens de jaarlijkse aflossing plaats.

Soort leningNominaalAflossing 2002Aflossing cumulatiefRestant lening
Conversielening1 384267998386

Lening Financiën-aflossingsdeel 2003. Gelet op de vervaldatum van de jaarlijkse aflossing wordt het aflossingsdeel 2003 als kortlopend verantwoord.

Crediteuren. De post crediteuren betreft de schuld per balansdatum aan leveranciers van goederen en diensten.

Budgetverplichting CAS aan BZK

CAS-budget:   
Ontwerp-begroting 20025 024  
Loon- en prijsbijstelling, tranche 2002181  
  5 205 
Ontvangen van BZK in 2002 – 5 205 
Huisvestings- en rentebudget opslaghal:   
restsaldo 2001– 156  
budget 2002– 139  
Liquiditeitsverpl. CAS aan BZK als gevolg van opslaghal – 295 
Kosten ten laste van liquiditeitsverplichting opslaghal 23 
Door BZK opnieuw ter beschikking gestelde middelen die in verband met de 5%-regeling dienden te worden afgestort:   
restsaldo afromingsgelden resultaten t/m 2000 – 174 
afromingsgelden resultaat boekjaar 2001 – 276 
Kosten ten laste van de opnieuw beschikbaar gestelde middelen 120 
Liquiditeitssaldo CAS  – 602
Convenantsverplichtingen per 31–12–2001 – 373 
Ontwerp-begroting 2002– 5 024  
Loonbijstelling (gedeelte tranche 2002)– 52  
Rente- en huisvestingsbudget 2002 opslaghal139  
Exploitatiebijdrage BZK457  
Fictieve wachtgeldverplichting/verzekeringen– 151  
Convenantsverplichtingen 2002 – 4 631 
Gerealiseerde convenantsverplichtingen 2002 4 203 
Saldo te verrichten convenantsverplichtingen  – 801
Totaal budgetegalisatie-rekening  – 1 403

Liquiditeitsverhouding CAS-BZK. Het betreft hier het saldo van vorderingen en schulden tussen het moederministerie en de CAS per balansdatum.

Huisvesting- en rentebudget opslaghal. Voor het opslag- en beheergebouw van de CAS is in de BZK-begroting 2002 (inclusief suppletore begrotingswijzigingen 2002) een huurderslast van 125 en een rentecomponent van 14 opgenomen. De lasten inzake de opslaghal worden evenwel reeds gedekt door de opbrengsten uit de opslag- en beheerprojecten.

In principe wordt het totaalbedrag van 139 weer afgedragen aan BZK, maar vanuit het standpunt dat het CAS-gebondenbudget als doelbudget wordt gehandhaafd, dient de CAS jaarlijks aan BZK/DGOB een voorstel te doen voor de bestemming van het budget.

Afbouw reserves. In de periode 2000 tot en met 2002 heeft er een afbouw plaatsgevonden van het eigen vermogen als gevolg van de regelgeving, ingaande 1 januari 2000, inzake reservevorming tot een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet.

Na overleg tussen CAS en BZK/DGOB wordt jaarlijks besloten of de CAS over de afromingsgelden kan beschikken voor het doen van investeringen welke een gunstig effect zullen hebben op de klanten en de bedrijfsvoering.

Convenantsverplichtingen CAS. Het betreft hier de verplichting welke de CAS heeft om in het kader van de convenanten archieven te bewerken voor de ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Deze verplichting is gerelateerd aan het CAS-budget zoals genoemd in de rijksbegroting vermeerderd met de fictieve posten verzekeringspremie en wachtgeldverplichting.

Nog te betalen bedragen. Dit betreft met name de per balansdatum aanwezige financiële verplichtingen richting personeel (in de vorm van vakantiegeld, vakantiedagen en een interim uitkering) en schulden aan leveranciers uit hoofde van nog te ontvangen facturen. Als volgt samengesteld:

 31–12–200231–12–2001
Vakantiegeld130119
Vakantiedagen6573
Interim-uitkering4140
Nog te ontvangen facturen74115
Te betalen declaraties21
Te betalen loonkosten1420
Te betalen BTW1
 327368

Baten (bedragen in € 1 000)

 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie
* opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking4 4104 224
Het betreft hier opbrengsten in het kader van de convenantsverplichtingen, welke BZK/CAS met de ministeries en Hoge Colleges van Staat is aangegaan.  
   
* opbrengst archiefbewerking t.b.v. ministeries, niet zijnde convenanten8301 206
Het betreft hier opbrengsten van archiefbewerkingsprojecten welke niet vallen onder de werkzaamheden in het kader van de meerjarige convenanten met de ministeries.  
   
* opbrengst archiefbewerking derden161
Per saldo is de totale opbrengst archiefbewerking 351 hoger dan begroot. De oorzaak hiervan is doorgevoerde tariefsverhogingen en doorberekende overige kosten aan projecten.  
   
* opbrengst opslag nieuwbouw657626
Het betreft hier opbrengsten inzake het beheer van archieven.  
   
* overige opbrengsten  
Besteding van door BZK aan de CAS weer beschikbaar gestelde afromingsgelden 121
Overige 1
Totaal overige opbrengsten 122
   
* exploitatiebijdrage  
Prijsbijstelling 2002 20
Loonbijstelling (gedeelte 2002) 109
Gebruikersvergoeding RGD (gedeelte dat niet in tarief is opgenomen) 457
  586

Lasten (bedragen in € 1)

Apparaatskosten

personeel

* loonkosten. In 2002 kende de CAS een gemiddelde formatieve bezetting van 102 fte, waarvan 82 fte in de afdeling archiefbewerking. De gemiddelde onderbezetting ten opzichte van de begroting bedroeg 8 fte.

In de afdeling archiefbewerking werden gemiddeld 7 fte aan inhuurkrachten ingezet.

De gemiddelde personele kosten over 2002 bedroegen:

– formatief personeel: 37 985

– inhuurkrachten: 39 620

De hogere personele kosten van 150 000 zijn als volgt te verklaren:

– stijging van de loonkosten formatief personeel met ruim 7% ten opzicht van de begroting en een onderbezetting van ruim 8 fte, per saldo onderuitputting van 34 000

– de overige personeelskosten zijn 44 000 lager dan begroot , voornamelijk als gevolg van lagere opleidingskosten

– stijging kosten inhuurkrachten afdeling archiefbewerking met 228 000.

* fictieve wachtgeldverplichtingen. Dat de post fictieve wachtgeldverplichting voor een bedrag van 24 000 lager uitvalt dan begroot is als volgt te verklaren:

– bij de begroting is uitgegaan van een bedrag van 1 349 per fte, terwijl in de realisatie, conform handleiding DAR-Tarieven 2002, een bedrag van 1 222 is verwerkt

– formatieve onderbezetting van 8 fte.

materieel

* algemene kosten. De hogere algemene kosten dan begroot van 68 000 zijn te verklaren door hogere advieskosten voor ontwikkelen HRM-programma en implementatie van het Strategisch Bedrijfsplan CAS.

* huisvestingskosten. De hogere huisvestingskosten dan begroot van 23 000 zijn voornamelijk te verklaren door hogere kosten voor onderhoud van gebouwen en terreinen.

* kantoorkosten. De hogere kantoorkosten dan begroot van 31 000 zijn voornamelijk het gevolg van extra server- en applicatie licentiekosten.

* gebruikersvergoeding huur gebouwen. De hogere kosten van 78 000 is te verklaren doordat de realisatie gebaseerd is op prijspeil 2002 en de begroting op prijspeil 2000.

afschrijvingskosten. De lagere afschrijvingskosten zijn het gevolg van een lager bedrag aan gerealiseerde investeringen dan begroot gedurende de jaren 2001 en 2002, met name voor wat betreft de ontwikkeling van software ten behoeve van de afdeling archiefbewerking.

dotatie voorzieningen. Het betreft hier per saldo een mutatie voorzieningen op onderhanden zijnde projecten voor een bedrag van 70 000.

kosten toegerekend aan projecten. Dit zijn kosten welke direct aan projecten zijn toegerekend en welke in rekening worden gebracht bij de desbetreffende klanten.

3. Vermogensontwikkeling

Baten-lastendienst CASOverzicht vermogensontwikkeling over de jaren 1998 t/m 2002 (in € 1 000)
 19981999200020012002 begroting2002 realisatie
1. Eigen vermogen per 1 januari1 2931 538263446300674
       
2. Saldo van baten en lasten2452881833931399
       
3a. Uitkering aan moederministerie   – 165– 19– 376
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen      
3c. Overige mutaties in eigen vermogen      
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen000– 165– 19– 376
       
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)1 5381 826446674294397

4. Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst CASKasstroomoverzicht voor het jaar 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20023541 5741 220
    
2. Totaal operationele kasstroom46495– 369
    
Totaal investeringen (-/-)– 181– 13942
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom– 181– 13942
    
Eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-)– 19– 376– 357
Eenmalige storting door moederministerie (+) 276276
Aflossingen op leningen (-/-)– 267– 2670
Beroep op leenfaciliteit (+)   
4. Totaal financieringskasstroom– 286– 367– 81
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2002 (=1+2+3+4)(maximale roodstand € 0,5 mln)3511 163812

5. Kengetallen

 begrootrealisatie
1. Tarieven per uur (in € 1)  
eenvoudig tot normaal archiefbewerking4142
normaal tot moeilijk archiefbewerking4445
specialistisch werk6868
uitlening archieven3537
   
2. Aantal productieve uren per medewerker per jaar (in uren)1 3601 363
   
3. Bruto-marge (in € 1 000)– 217– 168
   
4. Dekkingsresultaat (in € 1 000)217118
De kengetallen bruto-marge en dekkingsresultaat zijn niet rechtstreeks te herleiden uit het baten- en lastenoverzicht zoals in deze verantwoording is opgenomen. Wel zijn deze getallen te herleiden uit het baten- en lastenoverzicht welke de CAS hanteert voor de eigen interne sturing.  
   
5. Productierealisatie convenanten uren/meter in procenten80/80?/?
   
6. Omzet productgroepen (in € 1 000)  
archiefbewerking/advisering t.b.v. convenanten4 4104 224
archiefbewerking/advisering niet-convenanten8301. 206
archiefbewerking/advisering derden161
opslag657626

BATEN-LASTENDIENST IVOP

1. Inleiding

1.1. Algemeen

Het agentschap IVOP heeft een uitvoerende taak voor het Samenwerkingsverband IPA-salarissysteem, zowel op het gebied van onderhoud en beheer, als op het gebied van exploitatie van verschillende systemen. Daarbij staat steeds voorop dat de economisch meest gunstige oplossing wordt gezocht voor de leden van het Samenwerkingsverband. De kosten van onderhoud en beheer worden door IVOP integraal in rekening gebracht bij de gebruikers van de systemen.

Deze wijze van doorberekening maakt dat er drie efficiencyverhogende mechanismen actief zijn:

1. De deelnemers kunnen een directe relatie leggen tussen de (onderhouds)opdrachten en de kosten daarvoor: er is een expliciet door de Algemene Vergadering van Deelnemers (AVD) goedgekeurde tariefstelling voor het basisonderhoud en IVOP brengt een offerte uit voor specifiek onderhoud.

2. Voor niet-gemeenschappelijke vormen van onderhoud betalen alleen die gebruikers die belang hebben bij dat specifieke onderhoud.

3. Als gevolg van inkoopbundeling kunnen de exploitatiekosten worden gedrukt.

Daar IVOP een agentschap is, betekent dit, dat het financiële beheer en de financiële verantwoording aan de voorschriften voor agentschappen dienen te voldoen.

In de toelichting wordt in de tabellen de realisatie vergeleken met de oorspronkelijk vastgestelde begroting en vindt de verklaring plaats ten opzichte van het jaarplan, dat gelijk is aan de stand 1ste suppletore begroting 2002

1.2. Resultaat

De resultatenrekening toont een negatief resultaat van € 0,692 mln. Dit is € 0,188 mln minder negatief dan de -€ 0,880 mln, waar in het Jaarplan 2002 op werd aangestuurd op basis van het uitgangspunt dat de activiteiten in een meerjarig perspectief kostendekkend dienen te zijn. Dit verschil is als volgt te verklaren:

– De omzet is flink hoger dan begroot. Deze stijging komt voornamelijk voor rekening van de projecten. In het kader van het project PRISC hebben meer activiteiten plaatsgevonden dan voorzien. Daarnaast is een aantal projecten opgestart, die bij het opstellen van het Jaarplan 2002 nog niet konden worden voorzien. De pro rata doorbelasting (op basis van het aantal bestede IVOP-uren) van het negatieve dekkingsresultaat aan de systemen, heeft een omzet verhogend effect gehad van € 0,112 mln;

– Het bedrag van de kostprijs van de omzet is gestegen, maar procentueel in mindere mate dan de omzetstijging. Dit heeft geresulteerd in een verbetering van de omzet-kostprijsverhouding.

– De bestuurskosten zijn gunstiger uitgevallen dan was voorzien in het Jaarplan doordat de vergaderfrequentie is afgenomen van eenmaal per maand naar eenmaal per kwartaal.

Tegenover de bovenstaande positieve ontwikkelingen staan echter ook negatieve posten. Vooral het negatieve dekkingsresultaat en een bijzondere last van € 0,112 mln zijn fors van invloed geweest op het resultaat, dat uiteindelijk dus toch nog positiever dan verwacht is uitgevallen.

Het bovenstaande wordt in de hiernavolgende toelichtingen nader beschouwd.

2. Balans en Baten-lastenoverzicht

2.1. Balans van de baten-lastendienst IVOP per 31 december 2002

Baten-lastendienst IVOPBalans per 31 december 2002 (in € 1 000)
 Balans 2002Balans 2001
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa  
* grond en gebouwen  
* installaties en inventarissen9156
* overige materiële vaste activa178169
Voorraden43686
Debiteuren553324
Nog te ontvangen1 5131 775
Liquide middelen3 7077 060
Totaal activa6 4789 470
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve606299
* uit te keren middelen2300
* onverdeeld resultaat– 692537
Leningen bij het MvF00
Voorzieningen00
Crediteuren1 2921 790
Nog te betalen5 0426 844
Totaal passiva6 4789 470

2.2. Toelichting op de balans

Als gevolg van het afronden op veelvouden van € 1 000 kunnen in onderstaande toelichtingen afrondingsverschillen voorkomen.

Vaste activa. De waarderingsgrondslag voor de vaste activa is gebaseerd op de historische kostprijsmethode. De afschrijvingen zijn lineair berekend, rekening houdend met eventuele restwaarden.

Er is in 2002 niet geïnvesteerd in het Salarissysteem Kern en de P/F-systemen. In de categorieën hardware & software is geïnvesteerd in een tweetal nieuwe dataservers met bijbehorende software. Met deze investering was een bedrag van € 0,066 mln gemoeid (hardware € 0,044 mln, software € 0,022 mln).

Als gevolg van de verhuizing naar de Juliana van Stolberglaan is geïnvesteerd in uitbreiding van het meubilair voor ruim € 0,026 mln.

Eind 2002 zijn alle bureaustoelen vervangen voor een totaal van € 0,033 mln. De overige investeringen betreffen normale vervangingsinvesteringen.

 Boekwaarde 1–1–2002 (in € 1 000)Investering 2002 (in € 1 000)Ingebruikname 2002 (in € 1 000)Afschrijving 2002 (in € 1 000)Boekwaarde 31–12–2002 (in € 1 000)
Valk naar Windows330 330
Totaal systemen330 330
Inventaris3266 1880
Technische installaties243 1611
Kantoormachines717 420
Hardware8478 7191
Software4560 3867
Totaal IVOP-activa192224 147269
Totaal225224 180269

Vlottende activa. De vlottende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, rekening houdend met alle reeds bekende waardeverminderingen.

Voorraden

Onderhanden werk. De onderhanden werken worden gewaardeerd tegen de direct bestede kosten en de bestede uren maal het geldende uurtarief, dan wel lagere opbrengstwaarde. Ultimo 2002 was de positie van het onderhanden werk aanzienlijk hoger dan ultimo 2001. Dit wordt veroorzaakt doordat in vergelijking tot 2001 meer aan opdrachten is gewerkt, die in het volgende boekjaar zullen worden afgerond. Tevens is een aantal opdrachten uit het jaarplan 2003 reeds in 2002 opgestart. Een derde aanwijsbare oorzaak betreft de werkzaamheden inzake vernieuwing van de cursusmaterialen. De kosten hiervan zullen in 2003 ten laste van het resultaat worden gebracht. Op het onderhanden werk is een bedrag van € 0,024 mln in mindering gebracht als gevolg van lagere opbrengstwaarden. Zie hiervoor ook de toelichting bij dotatie voorziening onderhanden werk.

Gefactureerde termijnen. Dit betreft een tweetal facturen dat reeds op onderhanden werken is uitgezonden.

Vorderingen

Debiteuren. Het saldo debiteuren ligt hoger in vergelijking met de stand van 31 december 2001. Dit wordt veroorzaakt door de facturering van de eerste tranche van het project Toekomst/CBO aan het einde van het boekjaar. Aan het einde van het jaar staat daardoor nog een aantal facturen open. In het saldo debiteuren ultimo 2002 zijn geen posten als dubieus aan te merken.

Overlopende activa. Deze post kan als volgt worden gespecificeerd (in € 1 000):

Rente 2002 RIC71
Vooruitbetaalde termijnen onderhoud PF-systemen59
Te factureren termijnen inzake Toekomst/CBO1 209
Te vorderen bedragen inzake SSC/HRM (DGMP)141
Te factureren inzake in 2002 gereed gekomen projecten33
Balans per 31 december 20021 513

Liquide Middelen

Rekening-courant RIC. Alle tegoeden van IVOP worden aangehouden bij het RIC. Ultimo 2002 bedroeg het saldo € 3,707 mln.

Eigen vermogen

Agentschapsvermogen. De Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000 stelt dat het een agentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden. In 2001 was deze norm met € 0,230 mln overschreden. De overschrijding diende in twee jaren te worden afgebouwd. In 2002 is deze afbouw reeds gerealiseerd. De gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaren wordt als volgt berekend (in € 1 000):

Omzet 200010 594
Omzet 200116 270
Omzet 200211 453
Gemiddeld12 772
5%638

– Saldo exploitatie. Dit betreft het nadelige saldo van de resultatenrekening.

Kortlopende schulden. De kortlopende schulden zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

– Crediteuren. Het saldo per 31 december 2002 ligt aanzienlijk lager in vergelijking met het voorgaande jaar. Het saldo bestaat voornamelijk uit openstaande facturen van PinkRoccade Public, facturen inzake inhuur externe deskundigen voor IVOP en lopende projecten en facturen inzake onderhoud van de PF-systemen.

– Overige schulden. Dit betreft de in 2002 opgebouwde vakantiegelden alsmede de geldelijke waardering van het totaal aan uitstaande verlofdagen per 31 december 2002.

– Overlopende passiva. Deze post kan als volgt worden gespecificeerd (in € 1 000):

Te ontvangen facturen:1 261
Salariskosten ambtelijk personeel437
Huisvestings- en servicekosten 1999 t/m 2002387
Opdrachten en onderhoudskosten inzake diverse systemen286
Externe medewerkers en overige151
Vooruit ontvangen termijnen:3 656
CBO/Toekomst DGMP (restant eurogelden)3 121
Eurogelden Deelnemers en Klanten (te verrekenen)477
Systeem Valk-SW47
Meesters van de Wedde11
Totaal overlopende passiva4 917
Overige schulden125
Balans per 31 december 20025 042

Niet uit de balans blijkende verplichtingen. IVOP is langlopende verplichtingen aangegaan die niet uit de balans blijken. Het betreft de huurverplichtingen voor de panden in Den Haag en Apeldoorn. De huur van het pand in Apeldoorn kan per jaar worden opgezegd. Het pand in Den Haag wordt gehuurd van BZK. Het contract is in concept-fase en over de exacte termen wordt nog overlegd.

Belangrijke gebeurtenissen na balansdatum. Belangrijke gebeurtenissen, die financiële gevolgen kunnen hebben voor het agentschap IVOP, hebben zich niet voorgedaan.

2.3. Baten-lastenoverzicht 2002

Baten-lastendienst IVOPGespecificeerde verantwoordingsstaat 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederministerie2 9922 538– 454
Opbrengst overige ministeries5 5596 225666
Opbrengst overigen2 7682 690– 78
Totaal omzet11 31911 453134
Rentebaten237148
Buitengewone baten   
Totaal baten11 34211 524182
    
Lasten   
Kostprijs van de omzet   
Kosten IVOP4 3114 500189
Kosten extern7 1666 537– 629
Totaal kostprijs van de omzet11 47711 037– 440
Dekkingsresultaat   
Apparaatskosten   
* personele kosten3 6314 329698
* materiële kosten1 134945– 189
Afschrijvingskosten159147– 12
Totale apparaatskosten4 9245 421497
Dekking door declarabele uren4 9245 066142
Totaal dekkingsresultaat0355355
Totaal kostprijs van de omzet11 47711 392– 85
Directe kosten voor opdrachten726655– 71
Afschrijvingskosten systemen33330
Dotaties voorzieningen 2424
Rentelasten   
Buitengewone lasten   
Bijzondere lasten 112112
Totaal lasten12 23612 216– 20
    
Saldo van baten en lasten– 894– 692202
Baten-lastendienst IVOPResultatenrekening (in € 1 000)
  Realisatie 2002Realisatie in % van JaarplanJaarplan 2002Realisatie 2001
Baten     
Omzet 11 453117,4%9 75716 270
Rentebaten 7194,7%7581
Buitengewone baten 00,0%00
Totaal BatenA11 524117,2%9 83216 351
      
Lasten     
Kostprijs van de omzet     
– Kosten IVOP 4 50094,4%4 7676 337
– Externe kosten 6 537128,1%5 1029 179
Kostprijs van de omzetB11 037111,8%9 86915 516
Apparaatskosten     
– Personeelskosten 4 329103,9%4 1664 269
– Materiële kosten 94589,6%1 055959
– Afschrijvingskosten IVOP 14794,8%155156
Totale apparaatskostenC5 421100,8%5 3765 384
Dekking d.m.v. declarabele urenD5 06694,2%5 3765 416
Totaal dekkingsresultaatE=D-C– 355 032
Totaal kostprijs van de omzetF=B-E11 392115,4%9 86915 484
Overige kosten systemenG65580,9%810684
Afschrijvingskosten systemenH33100,0%3378
Dotaties/Vrijval voorzieningen     
– Dotatie/Vrijval voorz. onderhanden werk 240,0%00
– Dotatie/Vrijval voorz. assurantie e/r 00,0%0– 128
– Dotatie/Vrijval voorz. ramingsverschillen 00,0%0– 74
– Dotatie/Vrijval voorz. dubieuze debiteuren 00,0%0– 23
– Dotatie/Vrijval voorz. proces Staat-RAET 00,0%0– 207
Totaal dotaties/vrijval aan voorzieningenI240,0%0– 432
Rentelasten 00,0%00
Bijzondere lastenJ1120,0%00
Totaal lastenK=F+G+H+I+J12 216113,8%10 71215 814
      
NETTO RESULTAATL=A-K– 69275,9%– 880537

2.4. Toelichting op de resultatenrekening

Als gevolg van afrondingen op veelvouden van € 1 000 kunnen in onderstaande toelichting afrondingsverschillen voorkomen.

Baten

Omzet. De omzet is de resultante van ontvangsten, openstaande vorderingen en nog te factureren bedragen van alle opdrachten, die in 2002 zijn afgerond. De omzet is € 1,696 mln hoger dan begroot in het Jaarplan 2002. Dit wordt veroorzaakt door (in € 1 000):

Omzet nieuwe projecten niet begroot1 762
Hogere Omzet Prisc1 257
Basisonderhoud salarissysteem en vogels, hogere iar-aantallen209
Lagere omzet sectoraal onderhoud– 972
Lagere omzet Euro– 290
Lagere omzet individuele projecten– 206
Overige mutaties– 64
Totaal1 696

Nieuwe projecten. Als gevolg van de recente ontwikkelingen op het gebied van HRM is IVOP opdracht gegeven een aantal onderzoeken te verrichten inzake de vernieuwing van het HRM-stelsel Rijk en de dienstverlening van facilitaire salarisbureaus. Deze ontwikkelingen hebben eveneens gevolgen voor deelnemers en klanten, die in de toekomst moeten migreren naar ofwel een nieuwe manier van salarisverwerking ofwel naar een nieuwe dienstverlener. Ook hiervoor is in 2002 een traject opgestart.

Een aantal van deze ontwikkelingen is bij de opstelling van het Jaarplan 2002 niet in de begroting opgenomen.

PRISC. In 2002 is veel energie gestopt in het project PRISC, dat zorg draagt voor de vervanging van het huidige IPA-salarissysteem. De begroting die hiervoor was opgesteld, was een ruwe schatting. Door de stopzetting van de aanbesteding moest een nieuwe koers worden uitgestippeld. Bij de opstelling van het Jaarplan 2002 bestond nog geen volledig inzicht in hoe het project vorm ging krijgen. Gedurende 2002 hebben er meer werkzaamheden plaatsgevonden dan aanvankelijk voorzien.

De uitgaven inzake de projecten CBO/Toekomst, Migratie en PRISC over de periode augustus 2000 tot en met december 2002 en de financiering daarvan kan als volgt worden gespecificeerd (in € 1 000):

 Initieel budgetFinancieringExtra budgetTotaal budgetTotaal uitgavenSaldo budget ultimo 2002
  Overschot IPAFacturenEuro-slado BZKNog te fact.  
Aandeel BZK5 808 2 9505 047 2 1897 997  
Aandeel Deelnemers4 0847502 125 1 209 4 084  
Totaal9 8927505 0755 0471 2092 18912 0818 9603 121

Basisonderhoud salarissystemen en vogels. Als gevolg van een stijging van het aantal IARs gedurende 2002 zijn ook de omzetten van het basisonderhoud gestegen.

Sectoraal en Individueel Onderhoud Salarissysteem Kern.De opdrachten in het kader van sectoraal en individueel onderhoud worden grotendeels in het lopende boekjaar afgesproken met deelnemers en klanten. Dit betekent dat in het jaarplan altijd een stelpost moet worden opgenomen om benodigde capaciteit te reserveren. In 2002 wijkt de realisatie substantieel af van het Jaarplan. De opbrengst Sectoraal Onderhoud is slechts een fractie van hetgeen werd verwacht. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Allereerst zijn de verwachte werkzaamheden inzake de diverse sectorale arbeidsvoorwaarden aanzienlijk minder geweest. Daarnaast zijn de omzetten inzake de arbeidsvoorwaardenmeter reeds in het resultaat van 2001 meegenomen. De totale kosten voor de Arbeidsvoorwaardenmeter bedroegen € 0,184 mln, de opbrengst bedroeg€ 0,136 mln. Per saldo is door IVOP op dit project een verlies geleden van € 0,048 mln.

Euro. In de verwachte kosten voor 2002 was rekening gehouden met problemen die zich konden voordoen na omschakeling van de systemen op de Euro. De omschakeling is echter voorbeeldig verlopen, noemenswaardige problemen, en dus daaruit voortvloeiende werkzaamheden, hebben zich amper voorgedaan. Uiteindelijk is het project Euro afgesloten met een batig saldo van € 5,524 mln. Het aandeel van deelnemers en klanten in dit saldo bedraagt € 0,477 mln en is op de balans verantwoord onder de overlopende passiva. Het aandeel van DGMP ad € 5,047 mln mag worden aangewend ter financiering van de projecten PRISC, CBO/Toekomst en Migratie.

Afrekening project Euro (in € 1 000)
 Kosten 2002Cumulatief t/m 2002
1. Projectorganisatie  
1a. IVOP-kosten7526
1b. Audits6492
1c. Projectleiding 435
2. Automatisering  
2a Roccadekosten252 722
2b Externen21146
3. Voorlichting  
3a Communicatie530
Totale kosten644 351
Af: add. Bijdrage Financiën 17
Ontvangen Bijdrage Financiën3407 215
Dekking kosten uit bijdrage Financiën332 168
Saldo Bijdrage Financiën3075 047
Ontvangen bijdragen Deelnemers/Klanten02 644
Dekking kosten uit bijdrage Deelnemers/Klanten332 167
Saldo bijdrage Deelnemers/Klanten– 33477

Rentebaten. Dit betreft de rente 2002 over het saldo in rekening-courant bij het RIC. De gemiddelde dagrente in 2002 bedroeg circa 2,30%.

Lasten

Kostprijs van de omzet

– Kosten IVOP. Dit betreft de som van de direct aan de omzet toe te wijzen kosten van IVOP. De IVOP-kosten zijn opgebouwd uit het aantal declarabele uren op opdrachten vermenigvuldigt met de (specifieke) kostprijs per uur. De realisatie op IVOP-uren ligt € 0,267 mln lager dan begroot in het Jaarplan 2002. Dit is grotendeels te wijten aan de uren ten behoeve van de PF-systemen basisonderhoud. Daar het onderhoud voor een groot deel is uitbesteed aan een externe partij is het hieraan bestede aantal IVOP uren zo'n € 0,328 mln lager. Deels zijn deze uren aangewend voor de overige vogelsystemen (€ 0,020 mln) en voor de projecten. Op deze projecten is € 0,069 mln meer gerealiseerd aan IVOP uren dan begroot. Ook ten behoeve van het IPA-salarissysteem zijn minder IVOP-uren besteed (€ 0,028 mln).

– Externe kosten. Deze kosten betreffen voornamelijk PinkRoccade-kosten inzake de systemen en kosten externe deskundigen inzake de projecten.

Apparaatskosten

– Personeelskosten. De personeelskosten bevatten alle personele uitgaven, alsmede de kosten van uitzendkrachten en inhuur van externe, niet projectgebonden medewerkers. Specificatie personeelskosten (in € 1 000):

 RealisatieJaarplan
IVOP-personeel2 3442 281
Uitzendkrachten1895
Inhuur derden1 8571 680
Opleidingskosten110110
Totaal4 3294 166

– Materiële kosten. De materiele kosten over 2002 zijn € 0,110 mln lager dan begroot. Met uitzondering van de huisvestingskosten vertoonden alle overige materiele kosten een lager dan verwachte realisatie.

– Afschrijvingskosten IVOP. Dit betreft de afschrijvingskosten van de eigen vaste activa van IVOP, derhalve exclusief de afschrijvingskosten van de systemen. Voor een specificatie wordt verwezen naar het overzicht onder de Vaste activa in de Toelichting op de balans.

Dekking door middel van declarabele uren. Deze dekking bestaat uit de som van alle directe uren IVOP, gewaardeerd tegen de kostprijs per medewerker. Het betreft de uren die als kosten zijn opgevoerd in de resultatenrekening en de uren die in de post onderhanden werk in de balans zijn opgenomen. De dekking door declarabele uren is € 0,310 mln lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de onderhoudswerkzaamheden van de PF-systemen zijn uitbesteed. Hierdoor zijn aan de PF-systemen minder declarabele uren besteed dan verwacht.

Totaal dekkingsresultaat. Dit is het verschil tussen de totale apparaatskosten en de dekking door declarabele uren. Het negatieve saldo van het dekkingsresultaat kan als volgt worden gespecificeerd (in € 1 000):

Lagere productie declarabele uren354
Prijsverschillen op uren– 44
 310
Hogere personeelskosten163
Lagere materiële kosten– 110
Lagere afschrijvingskosten– 8
 45
Totaal355

Overige kosten systemen. Deze post is als volgt opgebouwd (in € 1 000):

Controlekosten (EAP en IVOP-uren)401
Bestuurskosten (IVOP-uren)236
Overige advisering/opdrachtverlening18
Totaal655

De kosten van controle en overige advisering komen volledig ten laste van het Salarissysteem Kern. De bestuurskosten worden als volgt aan de diverse systemen toegerekend (in € 1 000):

Salarissysteem Kern80%189
Snip6%14
Ibis6%14
Vink2%5
Journalisering6%14

De bestuurskosten waren lager dan begroot, daar de frequentie van de bestuursvergaderingen is verlaagd. Ook de kosten van EAP vielen lager uit dan verwacht.

Afschrijvingskosten systemen. Deze post betreft de afschrijvingskosten van de geautomatiseerde systemen. Voor de specificatie wordt verwezen naar het overzicht onder de Vaste activa in de Toelichting op de balans.

Dotatie voorziening onderhanden werk. Dit betreft het verschil tussen de kosten in het onderhanden werk en de verwachte opbrengstwaarde van een in het verslagjaar gestart, maar nog niet afgerond project, waarbij de kosten uiteindelijk hoger zullen uitgevallen dan de afgesproken vaste prijs. Het verlies op dit project bedraagt ultimo 2002 € 0,024 mln.

Bijzondere lasten. Als gevolg van aanpassingen in een standaard opdracht, die wordt uitgevoerd op het systeem van PinkRoccade, is deze opdracht in een eeuwigdurende loop terechtgekomen. Deze job heeft 24 uur gedraaid op het systeem van PinkRoccade, alvorens te worden opgemerkt. In overleg met PinkRoccade is besloten de kosten fifty-fifty te verdelen, wat heeft geresulteerd in een kostenpost voor IVOP van € 0,112 mln.

Bestemming van het resultaat. Het negatieve netto resultaat wordt als volgt verdeeld: € 0,230 mln wordt in mindering gebracht op de Uit te keren middelen. Het restant ad € 0,462 mln wordt in mindering gebracht op de Exploitatiereserve.

3. Vermogensontwikkeling

Baten-lastendienst IVOPOverzicht vermogensontwikkeling over de jaren 1998 t/m 2002 (in € 1 000)
 19981999200020012002 begroting2002 realisatie
1. Eigen vermogen per 1 januari10 1591 1401 2191 0491 026836
       
2. Saldo van baten en lasten– 8 50879– 170537– 894– 692
       
3a. Uitkering aan moederministerie      
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen      
3c. Overige mutaties in eigen vermogen– 511  – 750  
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen– 51100– 75000
       
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)1 1401 2191 049836132144

4. Kasstroomoverzicht

Baten-lastendienst IVOPKasstroomoverzicht voor het jaar 2002 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20024 1337 0602 927
    
2. Totaal operationele kasstroom– 703– 3 129– 2 426
    
Totaal investeringen (-/-)– 159– 224– 65
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)  0
3. Totaal investeringskasstroom– 159– 224– 65
    
Eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-)  0
Eenmalige storting door moederministerie (+)  0
Aflossingen op leningen (-/-)  0
Beroep op leenfaciliteit (+)  0
    
4. Totaal financieringskasstroom000
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2002 (=1+2+3+4)(maximale roodstand € 0,5 mln)3 2713 707436

5. Kengetallen

Tarieven voor het Salarissysteem199719981999200020012002
Basisonderhoud Salarissysteem Kern14,9714,73*17,4318,8519,2819,00
Basisonderhoud Standaard Interface1,131,491,490,470,700,00
Centrale regelgeving Salarissysteem Kern6,351,241,062,903,102,60

* Exclusief het tarief voor het millenniumbestendig maken (€ 22,39).

Tarieven voor de PF/PI systemen199719981999200020012002
IBIS2,222,222,222,63**3,13**2,05**
IBIS-individueel1,361,361,361,401,451,50
Productie IBIS (Roccadekosten)1,541,541,02   
SNIP1,951,951,952,38**2,97**1,30**
Productie SNIP1,671,091,09   
VINK0,520,540,681,24**0,88**1,00**
Productie VINK0,320,320,27   
Journalisering  0,450,22  
CBS0,150,110,110,11  

** Inclusief de productiekosten.

11. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2002 MET BIJBEHORENDE TOELICHTING

Saldibalans per 31 december 2002 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (in €)
1)Uitgaven 20024 823 319 670 2)Ontvangsten 2002320 526 560
3)Liquide middelen58 935    
4)Rekening-courant RIC  4a)Rekening-courant RIC4 499 233 910
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)7 037 464 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)10 655 599
7)Openstaande rechten  7a)Tegenrekening openstaande rechten 
8)Extra-comptabele vorderingen8 271 185 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen8 271 185
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden  9)Extra-comptabele schulden 
10)Voorschotten5 092 108 221 10a)Tegenrekening voorschotten5 092 108 221
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen2 765 606 11)Garantieverplichtingen2 765 606
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen3 891 803 460 12)Openstaande verplichtingen3 891 803 460
13)Deelnemingen13 178 425 13a)Tegenrekening deelnemingen13 178 425
 TOTAAL13 838 542 966  TOTAAL13 838 542 966

Toelichting op de saldibalans

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2002

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Het totaalbedrag van € 58 935 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst€ 58 935
Totaal€ 58 935

Ad 4. Rekening-courant RIC

Op de Rekening-courant met het RIC is de financiële verhouding met Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het saldobiljet van genoemd ministerie.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 7 037 464 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD€   121 572
b. Te vorderen van ministeries en derden€ 2 930 158
c. Intra-comptabele voorschotten€   467 440
d. Intra-comptabele debiteuren€ 3 518 294
Totaal€ 7 037 464

a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten. Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2002 op derden ontstane vorderingen die in 2003 en volgende jaren zullen worden geïnd.

b. Te vorderen van ministeries en derden. Directie Rampenbeheersing en Brandweer heeft ten behoeve van het project Nederlandse Antillen bedragen (kleine € 1 mln) voorgeschoten die in 2003 grotendeels zullen worden verrekend met DGCZK. DGMP heeft € 0,9 mln door te berekenen aan de dienst IVOP en de Rijksgebouwendienst met betrekking tot wachtgeld december en kosten huisvesting DZVO 2002. Het saldo van P&O (€ 0,3 mln) betreft nog te ontvangen salariskosten, nog te verrekenen posten met CAS, BPR en IVOP en apparaatskosten 2001 en 2002.

c. Intra-comptabele voorschotten. De intra-comptabele voorschotten bestaan voor € 0,3 mln uit in 2002 verstrekte voorschotten vervoersplan en voor € 0,1 mln uit voorschotten aan de USZO. De voorschotten vervoersplan worden via inhouding op de salarisbetalingen verrekend. De voorschotten USZO worden in januari 2003 verrekend.

d. Intra-comptabele debiteuren. Het saldo bestaat grotendeels uit door de directie Rampenbeheersing en Brandweer als gevolg van de vuurwerkramp in Enschede (commissie Oosting) voorgeschoten bedragen (€ 3,3 mln). In 2003 zal verrekening met de gemeente Enschede en de provincie Overijssel plaatsvinden.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 10 655 599 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten: AIVD€  1 593 131
b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies€  3 909 639
c. Overige intra-comptabele schulden€  5 152 829
Totaal€ 10 655 599

a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten. Het betreft hoofdzakelijk de in de maand december 2002 ingehouden loonheffing en sociale premies van de AIVD, die in 2003 aan de betreffende instanties zijn doorbetaald.

b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies. Het saldo bestaat voornamelijk uit bedragen die in januari 2003 zijn afgedragen aan ABP en GVP. De loonheffing van 2002 (€ 2,5 mln) wordt in januari 2003 aan de fiscus afgedragen.

c. Overige intra-comptabele schulden. Het saldo bestaat voornamelijk uit EU-bijdragen grote stedenbeleid. Het bedrag € 4,3 mln is inmiddels in januari 2003 betaald aan diverse gemeenten.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingenAd 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2002 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

Bedragen in euro
 Centrale StafdienstenDirectoraat-generaal Openbaar BestuurDirectoraat-generaal Management en PersoneelsbeleidDirectoraat-generaal Constitutionele Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
t/m '98 54 521   
'99 30 741664 431  
'0044 36533 59723 721  
'01 9 879138 987 258 134
'02103 001451 667154 2901 7796 302 072
Totaal147 366580 405981 4291 7796 560 206

Centrale Stafdiensten (incl. AIVD)

Het saldo bestaat voornamelijk uit subsidiegelden A&O fonds, cursusgelden ABD en personele invorderingen.

Directoraat-generaal Openbaar Bestuur

De vorderingen tot en met 2000 bestaan voornamelijk uit vorderingen waartegen momenteel beroepsprocedures lopen. Het saldo uit 2002 bestaat voornamelijk uit vorderingen van gemeenten met betrekking tot NOM en IOS (€ 239 717). Deze zullen in 2003 worden afgerekend. IOS betreft subsidie-afrekeningen van gemeenten inzake het I-net. De vorderingen met betrekking tot de NOM betreft klachtenbehandelingen van de gemeenten door de Nationale ombudsman. De vordering van BPR (€ 62 784), paspoortgelden Antillen, is inmiddels in 2003 ontvangen. De vorderingen LOWN/SIO (€ 117 935) betreffen afwikkelingen van afgerekende susidiebijdragen. De betalingen worden in 2003 verwacht.

Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid

Voor de vordering uit 1999 (€ 664 431) is in 2001 een onderzoek gestart. Nagegaan wordt of de ingestelde vordering op NWO inzake de afwikkeling OOW/USZO terecht is. Dit onderzoek is tot en met heden nog niet afgehandeld. Met betrekking tot het blad Management en Bestuur over de jaren 2001 en 2002 (€ 35 849) moeten nog een aantal ministeries hun bijdrage betalen. Naar verwachting wordt dit begin 2003 afgehandeld. Ditzelfde geldt voor een aantal openstaande vorderingen betrekking hebbend op de Mobibank (€ 102 114) en het Kernmodel Personeel en Informatie (KPI) (€ 44 813). Ontvangsten van het A+O-fonds (€ 102 441) worden naar verwachting in 2003 afgerond.

Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties

De vordering betreft onder andere een terug te ontvangen bedrag aan BTW (€ 660) en een te ontvangen bedrag als gevolg van een ontvangen creditnota (€ 1 068). Beide bedragen dienen in 2003 afgewikkeld te zijn.

Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid

De vorderingen uit 2001 bestaat uit 1 vordering van de directie VIP die betrekking heeft op de opgeheven stichting Politie en Emancipatie over her jaar 2000/2001. De administratieve afhandeling is eind 2002 ter hand genomen en is in een afrondende fase (€ 246 131). Van de overige 16 vorderingen van 2001 hebben de meeste betrekking op de verkoop van boekwerken vanuit het Logistiek Centrum Zoetermeer (€ 12 002). De meest opvallende vordering uit 2002 is ingesteld op de gemeente Groningen en heeft betrekking op de definitieve afrekening van een opsporingsactie van het Starkenborghkanaal (€ 2 199 042). De vordering van € 3 009 416 heeft betrekking op de afwikkeling van de declaratie Vuurwerkramp op de gemeente Enschede. De vordering wordt waarschijnlijk in 2003 afgehandeld.

Ad 10. Openstaande voorschottenAd 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2002 openstaande voorschotten en van de in 2002 afgerekende voorschotten worden hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2002 Bedragen in euro
 Centrale StafdienstenDirectoraat-generaal Openbaar BestuurDirectoraat-generaal Management en PersoneelsbeleidDirectoraat-generaal Constitutionele Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
t/m '98472 998108 190 01214 894 820 13 359 525
'99427 05228 526 09717 078 31040 43456 743 574
'00501 825144 993 34142 966 645 94 894 667
'016 619 15150 068 18645 568 818134 759777 669 690
'0216 192 912247 624 264114 350 425393 8933 310 396 823
Totaal24 213 938579 401 900234 859 018569 0864 253 064 279
Overzicht afgerekende voorschotten in 2002 Bedragen in euro
 Centrale StafdienstenDirectoraat-generaal Openbaar gestuurDirectoraat-generaal Management en PersoneelsbeleidDirectoraat-generaal Constitutionele Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
t/m '98909 5281 614 5551 413 30 570 010
'99830 3292 857 166 80 25486 541 085
'008 402 95229 987 017 243 898155 172 260
'0110 011 917109 700 8054 632 320133 2292 248 284 161
'0247 2712 898 5137 73366 345248 517
Totaal20 201 997147 058 0564 641 466523 7262 520 816 033

Centrale Stafdiensten (inclusief AIVD)

De voorschotten die zijn ontstaan in de jaren 1998 tot en met 2000 bestaan voornamelijk uit betalingen aan Stichting Link.

Het bedrag vermeld voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

USZO-wachtgelden€ 4,9 mln
FLO-uitkeringen€ 0,6 mln
Kidsconcern kinderopvang€ 0,3 mln
Totaal€ 5,8 mln

Het bedrag vermeld voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

USZO€  4,3 mln
Voorfinanciering funct.kosten 2002€ 10,3 mln
Kidsconcern kinderopvang€  0,4 mln
Totaal€ 15,0 mln

Voor bovenstaande jaren geldt dat na ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring, de voorschotten worden afgehandeld.

Directoraat-generaal Openbaar Bestuur

De voorschotten werkgelegenheidsimpuls en Grotestedenbeleid, regeling bevordering stadseconomie tot en met 1997 worden na afronding van de betreffende investeringsprojecten op basis van een (goedkeurende) accountantsverklaring afgerekend.

Het bedrag vermeld tot en met 1998 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls€  78,4 mln
Urban -investeringsimpuls€  27,2 mln
CIM€  0,3 mln
Totaal€ 105,9 mln

Het bedrag vermeld voor 1999 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls€ 15,7 mln
CIM€  2,9 mln
SIV€  8,8 mln
Totaal€ 27,4 mln

Het bedrag vermeld voor 2000 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls€  21,7 mln
CIM€  9,1 mln
SIV€  97,0 mln
Totaal€ 127,8 mln

Het bedrag vermeld voor 2001 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls€  6,3 mln
CIM€ 30,9 mln
Leefbaarheid€  1,1 mln
ICTU€  6,0 mln
Totaal€ 44,3 mln

Het bedrag vermeld voor 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls€  9,6 mln
CIM€  65,9 mln
ICTU€  30,9 mln
Buurt aan zet€  42,7 mln
Leefbaarheid€  77,0 mln
Totaal€ 226,1 mln

De voorschotten uit 1998 tot en met 2002 zullen in de komende jaren worden afgerekend na afronding van de betreffende projecten en na ontvangst van de verantwoordingen over de wijze van besteding van de verstrekte bijdragen. Begin 2003 zullen de openstaande voorschotten DCIM (€ 109 mln) onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie gaan vallen. De openstaande voorschotten worden hierdoor verlaagd met 19%.

Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid

De openstaande voorschotten t/m 1997 betreffen hoofdzakelijk voorschotten in de programmakosten voor het APPA.

De voorschotten uit 1998 t/m 2002 hebben voornamelijk betrekking op het A&O-fonds Rijk, het A&O-fonds gemeenten, uitkeringen ZVR en voorschotten aan het SAIP.

De bovenstaande voorschotten zullen worden afgerekend als er en goedkeurende accountantsverklaring is ontvangen of wanneer het dossieronderzoek is afgehandeld.

Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties

Het saldo bestaat uit diverse in 1999, 2001 en 2002 gedane voorschotbetalingen voor subsidies en onderzoekskosten. Deze voorschotten zullen naar verwachting in 2003 worden afgewikkeld.

Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid

Het bedrag verstrekt tot en met 1998 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's€  3,3 mln
Subsidies gemeenten in kader van Jeugd en Veiligheid€  1,7 mln
Project Versterking GHOR (PGHOR)€  3,9 mln
Rijksbijdrage aan het LSOP€  1,5 mln
Project Versterking Brandweer€  1,1 mln
Totaal€ 11,5 mln

Het bedrag verstrekt in 1999 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

LASER uitvoering WTS€ 19,1 mln
Subsidies gemeenten in kader van Jeugd en Veiligheid€ 12,5 mln
Project Versterking GHOR (PGHOR)€  4,0 mln
Subsidie aan regio van de Stichting Arbeids- en Opleidingsprojecten (SAOP)€  4,1 mln
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT)€  3,8 mln
Project Versterking Brandweer€  3,4 mln
Rijksbijdrage aan Politieregio's€  3,7 mln
Totaal€ 50,6 mln

Het bedrag verstrekt in 2000 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's€  8,5 mln
Rijksbijdrage aan het LSOP€  7,8 mln
Subsidie aan regio van de Stichting Arbeids- en Opleidingsprojecten (SAOP)€  4,5 mln
Rijksbijdrage aan Landelijke Recherche Team (LRT)€  3,8 mln
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO reg.€  9,2 mln
LASER uitvoering/ uitkering WTS€ 18,6 mln
Ramp Enschede€ 13,4 mln
Bommenregeling€ 14,1 mln
Subsidie aan gemeenten i.h.k.v. project Jeugd en  
Veiligheid€  6,9 mln
Totaal€ 86,8 mln

Het bedrag verstrekt in 2001 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's€ 586,8 mln
Rijksbijdrage aan het LSOP€ 112,1 mln
Bommenregeling€  21,8 mln
Rijksbijdrage aan ABP uitvoering FPU/FLO reg. €  12,9 mln
Bijdrage project Jeugd en Veiligheid div. regio's€  6,8 mln
Totaal€ 740,4 mln

Het bedrag verstrekt in 2002 is grotendeels opgebouwd uit de volgende posten:

Rijksbijdrage aan Politieregio's€ 2 915,3 mln
Rijksbijdrage aan het LSOP€   125,4 mln
Bommenregeling€    43,6 mln
Regieraad ICT Politie€    41,4 mln
Donatie cafebrand Volendam€    26,1 mln
Totaal€ 3 151,8 mln

De verstrekte voorschotten kunnen naar verwachting in 2003/2004 worden afgehandeld.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingenAd 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 2 765 606 aan garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 2002€ 3 087 790 
Verleende garanties in 2002€      0
 € 3 087 790 
Vervallen garanties in 2002€   322 184–/–
Totaal openstaande garanties per 31 december 2002€ 2 765 606 

De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2002 was de stand € 2,766 mln.

In 2002 is de exploitatiegarantie NIBRA komen te vervallen.

Ad 12. Openstaande verplichtingenAd 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 3 891 803.460 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 2002 € 3 793 181 658 
Aangegane verplichtingen in 2002 € 5 606 221 662
  € 9 399 403 320 
Tot betaling gekomen in 2002€ 4 823 319 670  
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren€   684 280 190  
    
  € 5 507 599 860–/–
    
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2002 € 3 891 803 460 

Ad 13. DeelnemingenAd 13a. Tegenrekening deelnemingen

Het bedrag van € 13 178 425 aan deelnemingen is als volgt opgebouwd:

Roccade Informatica Groep N.V.aandelen€  3 785 174
N.V. SDUaandelen€  9 393 251
Totaal € 13 178 425

Voor een toelichting wordt verwezen naar de gepubliceerde jaarstukken van de Roccade Informatie Groep N.V., de N.V. SDU. Via de algemene vergadering van aandeelhouders zal al het mogelijke worden gedaan om te zorgen dat de jaarstukken van de betreffende ondernemingen ten tijde van de behandeling van de slotwet/het departementaal jaarverslag zijn gepubliceerd.

12. BIJLAGE 1: VERDIEPINGSBIJLAGE

Totaal begroting

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
Totaal begrotingVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)4 239 5804 489 447218 540
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 25)11 00011 000 
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 40)16 42716 427 
Amendement (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 43)– 2 650– 2 6501 820
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)4 264 3574 514 224220 360
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)526 728262 2474 902
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)526 728262 2474 902
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)440 74434 70521 861
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)440 74434 70521 861
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet374 39812 15073 403
4. Vast te stellen mutatie slotwet374 39812 15073 403
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)5 606 2274 823 326320 526

Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
1: Grondwet en democratieVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)6 3556 3550
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)6 3556 3550
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)559559 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)559559 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)2 326326170
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)2 326326170
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 1 230253198
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 1 230253198
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)8 0107 493368

Beleidsartikel 2: Politie

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
2: PolitieVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)3 322 5633 411 305169 074
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 40)13 67713 677 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)3 336 2403 424 982169 074
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)55 51516 399 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)55 51516 399 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)151 689151 68912 038
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)151 689151 68912 038
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet310 44821 73350 409
4. Vast te stellen mutatie slotwet310 44821 73350 409
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)3 853 8923 614 803231 521

Beleidsartikel 3: Rampenbeheersing en brandweer

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweerVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)106 614109 2271 719
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 40)8282 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)106 696109 3091 719
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)12 33112 331– 1 896
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)12 33112 331– 1 896
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)39 43839 4381 237
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)39 43839 4381 237
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet4 666– 1 113182
4. Vast te stellen mutatie slotwet4 666– 1 113182
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)163 131159 9651 242

Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
4: Partners in veiligheidVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)112 911177 648 
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 40)535535 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)113 446178 183 
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)32 23732 237 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)32 23732 237 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)37 24937 2491 800
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)37 24937 2491 800
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet17 901– 3182 512
4. Vast te stellen mutatie slotwet17 901– 3182 512
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)200 833247 3514 312

Beleidsartikel 5: Nationale veiligheid

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
5: Nationale VeiligheidVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)61 39261 3921 248
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 40)2 1332 133 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)63 52563 5251 248
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)1 2911 291 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)1 2911 291 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)2 5672 567– 1
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)2 5672 567– 1
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet3 934– 18– 141
4. Vast te stellen mutatie slotwet3 934– 18– 141
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)71 31767 3651 106

Beleidsartikel 6: Functioneren Openbaar Bestuur

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
6: Functioneren Openbaar BestuurVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)26 37026 370177
Nota van wijziging (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 25)11 00011 000 
Amendement (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr. 43)– 1 880– 1 880 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)35 49035 490177
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)3 9413 941 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)3 9413 941 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)24 6402 109 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)24 6402 109 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet12 03010 1324 724
4. Vast te stellen mutatie slotwet12 03010 1324 724
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)76 10151 6724 901

Beleidsartikel 7: informatiebeleid Openbare Sector

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
7: Informatiebeleid Openbare SectorVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)74 92874 92836 825
Amendement (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 43)  1 820
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)74 92874 92838 645
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr. 1)13 21113 2113 030
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)13 21113 2113 030
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)– 2 281– 2 2816 086
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)– 2 281– 2 2816 086
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet23 4417 7605 910
4. Vast te stellen mutatie slotwet23 4417 7605 910
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)109 29993 61853 671

Beleidsartikel 8: Integratie Minderheden

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
8: Integratie MinderhedenVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)162 662162 6621 588
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)162 662162 6621 588
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)17 76217 7622 000
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)17 76217 7622 000
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)8 361– 6 600 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)8 361– 6 600 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet27 977– 12 72960
4. Vast te stellen mutatie slotwet27 977– 12 72960
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)216 762161 0953 648

Beleidsartikel 9: Grotestedenbeleid

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
9: GrotestedenbeleidVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)66 141137 3850
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)66 141137 3850
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)8888 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)8888 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)370 9584 411 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)370 9584 411 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 3 838103323
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 3 838103323
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)433 349141 987323

Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
10: Arbeidszaken overheidVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)26 90226 90229
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)26 90226 90229
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)10 67710 677 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)10 67710 677 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)– 2 878– 2 878 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)– 2 878– 2 878 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 16– 6118 045
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 16– 6118 045
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)34 68534 0908 074

Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
11: Kwaliteit RijksdienstVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)105 962105 9625 984
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)105 962105 9625 984
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)6 6526 652– 5 150
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)6 6526 652– 5 150
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)– 33 653– 33 653140
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)– 33 653– 33 653140
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 2 232– 7 786621
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 2 232– 7 786621
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)76 72971 1751 595

Niet-beleidsartikel 12: Algemeen

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
12: AlgemeenVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)143 592166 1231 896
Amendement (kmst. II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 43)– 770– 770 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)142 822165 3531 896
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)232 6007 2356 918
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)232 6007 2356 918
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)5 2325 232391
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)5 2325 232391
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 18 535– 5 108560
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 18 535– 5 108560
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)362 119172 7129 765

Niet-beleidsartikel 13: Nominaal en onvoorzien

Budgettaire geschiedenis (in € 1 000)
13: Nominaal en onvoorzienVerplichtingenKasuitgaven 
Ontwerp-begroting 2002 (kmst. II, 2001/2002, 28 000 hoofdstuk VII, nr 1)23 18823 188 
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2002, 131)23 18823 188 
    
Mutaties 1ste suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2001/2002, 28 301, nr 1)139 864139 864 
2. Vastgestelde mutatie 1ste suppletore begroting (Stb. 2002, 298)139 864139 864 
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota)   
Ontwerp-suppletore begroting (kmst. II, 2002/2003, 28 701, nr 1)– 162 904– 162 904 
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2003, 130)– 162 904– 162 904 
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 148– 148 
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 148– 148 
Totaal geraamd tevens realisatie 2002 (1+2+3+4)00 

13. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

In het rechtmatigheidsonderzoek naar aanleiding van de financiële verantwoording over het jaar 2001 heeft de Algemene Rekenkamer een aantal punten aangehaald (de zgn. action audit list) waarop BZK in de verantwoording 2002 terugkomt. Het onderstaande overzicht geeft daarvan een overzicht.

AandachtspuntenJaarOnderdeelOntwikkelingen/Toezeggingen
Hoofdstuk IV: voor de beleidsprioriteiten zijn nog geen prestatie-indicatoren geformuleerd2001DGCZKMet de Nederlandse Antillen en Aruba is overeengekomen om in 2002 baselinestudies uit te voeren om te komen tot gezamenlijk gedragen prestatie-indicatoren voor de meerjarige samenwerkingsprogramma's.Status: Overeenkomstig de bestuurlijke afspraken van 11 december 2001 tussen de Nederlandse Antillen en Nederland zijn in het voorjaar 2002 afspraken gemaakt over de uit te voeren baselinestudies. Met Aruba zijn op 8 maart 2002 soortgelijke bestuurlijke afspraken gemaakt. Voor Aruba zijn deze studies eind 2002 afgerond en zijn de resultaten verwerkt in het meerjarenprogramma. Voor de Nederlandse Antillen geldt dat, behalve voor het programma Onderwijs, nog niet is meegewerkt aan de uitvoerig van de baselines. In de OW 2004 zullen zowel voor Aruba als de Nederlandse Antillen prestatie-indicatoren voor de meerjarenprogramma's worden opgenomen.
Het niet op orde hebben van de bedrijfsvoering bij de baten-lastendiensten (KLPD en ITO)Vanaf 2000DGOOVTen aanzien van de KLPD het verbeterplan aan de Algemene Rekenkamer toezenden dat wel aan de eisen voldoetStatus: Het verbeterplan KLPD is aan de AR verzonden. De ITO heeft tot en met september 2002 gewerkt aan een verbeterprogramma dat aangeeft op welke wijze de bedrijfsvoering op acht deelterreinen dient te worden verbeterd. Deze deelplannen zijn begin november 2002 vastgesteld. Aan de uitvoering van beide verbeterplannen wordt gewerkt.
Onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels CSAfsluiten BZK-brede mantelcontractenStatus: In 2002 is een mantelcontract afgesloten voor beveiliging en is gestart met een mantel uitzendkrachten. De mantel uitzendkrachten gaat circa 1 maart 2003 in. Voorts is in het verbeterplan inkoop aangegeven dat in 2003 een aantal mantels zal worden afgesloten voor andere inkooppakketten, afhankelijk van de besluitvorming in de bestuursraad. Ook zal in de management controlcylus voor het jaar 2003 hieraan extra aandacht worden besteed. Zo zal de rapportageplicht op deze onderwerpen worden verzwaard.
De stand van zaken aangaande de informatiebeveiliging is niet positief. Dit geldt voor het algemeen beheer en een aantal specifieke systemen/verbindingen2001CSZal adviezen accountantdienst en aandachtspunten Algemene Rekenkamer opvolgen.Status: De onderdelen zijn integraal verantwoordelijk voor infobeveiliging. In overeenstemming met het sturingsmodel van BZK richt de directie I zich op de beleidsvorming en control. De herinrichting van de controlfunctie in overeenstemming met de aanbevelingen van de AD staat voor de eerste helft van 2003 gepland.
   Ieder onderdeel heeft inmiddels een beveiligingscontactpersoon aangewezen, waardoor de verantwoordelijkheden binnen de DG's duidelijker zijn toegewezen. Thans wordt de baseline informatiebeveliging bijgesteld waarbij de aanbevelingen van de AD zullen worden gevolgd; deze zal eind februari worden besproken met de beveiligingscontactpersonen van de DG's/directies, waarna formalisatie snel zal volgen. Daarna zal het beleid verder worden geëvalueerd. Volgens planning zal dit in de eerste helft van 2003 zijn afgerond.Tenslotte zal begin 2003 meer aandacht aan communicatie inz. informatiebeveiliging worden besteed met als oogmerk de vergroting van het bewustzijn ter zake.
M&O Beleid ten aanzien van specifieke uitkeringen en overige subsidiestromen2001 Uitwerking Harmonisering Financiële VerantwoordingsinformatieStatus: Het vereenvoudigen van de financiële verantwoording is de eerste stap in het ambitieuzere traject Harmonisering van de financiële verantwoording. Hierbij coördineert de afdeling grotestedenbeleid de ambtelijke besluitvorming over de inhoud, aanpak en opzet van de pijlergewijze harmonisering.Het openen van een virtueel loket is tevens een onderdeel van de hierboven genoemde vereenvoudiging. In 2002 is een verkenning gestart van de mogelijkheden voor een virtueel loket waar zowel financiële als monitoringsinformatie kan worden aangeleverd door de steden. Er loopt een onderzoek naar de informatiehuishoudingen bij steden, zodat aan de hand van de behoefte van steden bepaald kan worden aan welk programma van eisen het virtueel loket moet voldoen. Aan de hand van deze uitkomsten kan dan begonnen worden met het daadwerkelijk ontwerpen en implementeren van het virtueel loket.Op 22 november 2002 heeft het kabinet het Actieplan Grotestedenbeleid 2002–2009 (Samenwerken aan de kracht van de stad) vastgesteld. Het Actieplan is gebaseerd op de in april aan de Tweede Kamer aangeboden Tussenstand GSB. In dit actieplan is vastgelegd de aan het grotestedenbeleid gerelateerde geldstromen te bundelen in een aantal thematische brede doeluitkeringen. In feite is de totstandkoming van brede doeluitkeringen gelijk aan de derde stap in het traject van harmonisering van de financiële verantwoording, namelijk het uniformeren van de aansturingsrelaties van verschillende regelingen in het kader van het grotestedenbeleid (single information).De uitwerking van de thematische brede doeluitkeringen is direct na de vaststelling van het Actieplan op 22 november jl. gestart. De doeluitkeringen zullen op 1 januari 2005 in werking moeten treden als financiële basis voor de stadsconvenanten 2005–2009. Er zal dan sprake zijn van verantwoording per brede doeluitkering op 15 juli, het moment waarop de gemeenterekening moet worden ingediend (single audit). Tot die tijd zullen de inspanningen gericht op de eerste stap (vereenvoudiging financiële verantwoording) worden voortgezet.
Wegwerken van de nog resterende achterstanden in het onderhoud van de AO2001DGOOV en AIVDBeloofd dat er aan gewerkt zal gaan wordenStatus: Onderhoud AODGOOV: De formele richtlijnen zijn voor het laatst in het 1e kwartaal 2002 geactualiseerd, de volgende actualisatie is gepland in het 1e kwartaal 2003.Politie: De laatste actualisatie van de AO van Politie dateert voor het grootste gedeelte van oktober 2000. De proceseigenaren zijn in het 3e kwartaal 2002 aangeschreven voor een update.R&B: Een deel van de processen is up to date, maar de actualisatie van het grootste gedeelte van de processen is doorgeschoven naar begin 2003, ligt achter op geplande schema.DVIP: De organigrammen zijn volgens planning in het 4e kwartaal 2002 geactualiseerd. Actualisatie van de algemene richtlijnen is gepland in het 2e kwartaal 2003.AIVD: De actualisatie ligt achter op planning, de planning was om alle processen in 2002 geactualiseerd te hebben, dit is doorgeschoven naar het 1e kwartaal van 2003.
Beheer saldibalansposten DGOOV en AIVD2001DGOOV en AIVDStatus:DGOOV:Over het geheel genomen was, ondanks de toegenomen aandacht voor dit onderwerp, het geheel aan beheersmaatregelen rond de saldibalansposten bij DGOOV nog niet sluitend. En wel zodanig dat materiële risico's worden gelopen met betrekking tot de juistheid van de financiële verantwoording van DGOOV. De problematiek wisselt overigens qua betekenis per directie.AIVD: De verplichtingenadministratie van de AIVD voldoet nog niet aan de daaraan te stellen eisen. Met name het waarborgen van het volledig en tijdig registreren van verplichtingen en de controle hierop vanuit het contractenregister zijn nog punten van aandacht. Binnen de AIVD lopen diverse verbeteracties op dit terrein.
Transactie-uitgaven: Dit betreft de naleving van de regelgeving ten aanzien van de inkoopprocedure, het tijdig vastleggen van verplichtingen en de dossiervorming (contractbeheer)2001 Status: Naleving regelgeving inkoopprocedure: Wordt aan gewerkt. BZK heeft een toolkit inkopen waarmee instrumenten worden aangeboden om het inkoopproces te faciliteren/vereenvoudigen. Daarnaast is een verbeterplan voor de komende jaren opgesteld, waarin de nadruk ligt op kennisontwikkeling en bewustwording, centrale ondersteuning, inkoopplanning en het realiseren van mantels. Afhankelijk van de besluitvorming van de bestuursraad kan voortvarend van start worden gegaan. Ook zal in de management controlcyclus voor het jaar 2003 hieraan extra aandacht worden besteed. Zo zal de rapportageplicht op deze onderwerpen worden verzwaard.
Materieel beheer: Dit betreft het niet actueel zijn van registraties en procedures bij het kernministerie en de KLPD en ITO20002001DGOOVAfgesproken dat er aan verbeteringen gewerkt gaat wordenStatus: De punten maken expliciet onderdeel uit van de reeds eerder vermelde verbeterplannen KLPD en ITO.
Baseline financieel en materieel beheer: Geen duidelijke invoeringsslag gemaakt; er ontbreekt nog een duidelijk plan van aanpak met tijdpad2001CS/DFEZStatus: Door middel van een Quick scan is door de departementale Centrale Directie Financieel Economische Zaken vastgesteld dat de inrichting van de financiële en materiële processen binnen het kernministerie (exclusief de baten-lastendiensten) op hoofdlijnen voldoet aan de rijksbrede Baseline financieel en materieel beheer. In de eerdergenoemde managementrapportages is over het gehele jaar 2002 door alle DG's, PSG en het hoofd AIVD gerapporteerd over de werking van deze processen. Een en ander heeft in het verslagjaar geresulteerd in beheerste financiële en materiële processen. Geconcludeerd kan worden dat, hoewel in opzet voldoende, de naleving van de processen en het voldoen aan de gestelde normen op onderdelen kan worden verbeterd. Hierover worden door de SG in de managementcontractcyclus 2003 afspraken gemaakt met de DG's, PSG en hoofd AIVD.
Beleidsintensiveringen en beleidsprioriteiten: De begroting geeft geen zelfstandig overzicht. Weliswaar is er meer dan voorheen sprake van concrete informatie, maar de realisatie van doelen en prestaties is niet afzonderlijk herkenbaar2001 Status: Hieraan wordt – als onderdeel van het VBTB-groeitraject – voortdurend aandacht besteed bij de begrotingsvoorbereiding.
Bij een aantal kengetallen ontbreekt toelichtingVanaf 2000 Status: Hieraan wordt – als onderdeel van het VBTB-groeitraject – voortdurend aandacht besteed bij de begrotingsvoorbereiding.

14. BIJLAGE 3: DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID*

* Een belangrijk deel van de in dit overzicht opgenomen gegevens is ontleend aan informatie verkregen van andere ministeries. De opgenomen gegevens, met uitzondering van die van BZK, zijn derhalve niet onderworpen geweest aan een accountantscontrole door BZK.

Categorie A steden zijn geadresseerden (in € 1 000)
  20012002Toelichting
Totaal GSB-breed (excl. EU)totaal beleidsterrein3 139 0793 318 995Niet alle onderliggende budgetten
 totaal G251 871 0221 126 805zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
     
I Totaal pijler Werk en Economietotaal beleidsterrein1 927 4101 685 781 
 totaal G251 156 367402 750 
     
II Totaal pijler Fysieke Infrastructuurtotaal beleidsterrein180 123410 598 
 totaal G2598 87296 168 
     
III Totaal pijler Sociale Infrastructuurtotaal beleidsterrein1 031 5461 222 616 
 totaal G25615 783627 887 
     
IV Totaal pijler EUtotaal beleidsterrein287 054292 806 
 totaal G25283 958289 710 
Categorie A steden zijn geadresseerden (in € 1 000)
    20012002Toelichting
I Pijler Werk en Economietotaal beleidsterrein1 927 4101 685 781Niet alle onderliggende
   G251 156 367402 750budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
       
SZWart. 3Instroom- en door- totaal beleidsterrein871 000986 044Realisatiegegevens volgen medio
  stroombanen (bruto bedragen)G25573 322p.m.maart 2003.
       
SZWart. 2Sluitende aanpaktotaal beleidsterrein139 040Het budget sluitende aanpak is
  (incl. inverdieneffecten)G25nu een ongeoormerkt onderdeel van Gemeentelijk Werkfonds/Wiw.Met ingang van 1 januari 2004 gaat dit weer op in het flexibel reïntegratiebudget.
       
SZWart. 2Gemeentelijktotaal beleidsterrein870 100668 299Exclusief declaraties. Deze gege-
  Werkfonds/WIWG25578 468388 109vens volgen medio maart 2003.
       
EZart. 3.10Stadseconomie, Niet-totaal beleidsterrein47 27031 438In 2001 zijn er drie kasschuiven
  fysieke deelG254 57714 641geweest met betrekking tot de budgetten voor de G25: twee van 2002 naar 2001 en één van 2005 naar 2001. Meerjarig is het budget voor de G25 gelijkgebleven.
II Pijler Fysieke Infrastructuurtotaal beleidsterrein180 123410 598Niet alle onderliggende
   G2598 87296 168budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
       
VenWart. 2Haven interne projectentotaal beleidsterrein7 3865 007In 2001 geen uitgave rechtstreeks
   G254 700aan steden. In eerdere ECO's werd deze regeling Zeehavenontwikkeling genoemd en zat hij inde pijler Werk en Economie.
       
VROMp.m.Budget investeringen totaal beleidsterrein47 000Het betreft hier de instelling van
  ruimtelijke kwaliteit (BIRK)G25het budget. Gezien de doelstellingen past dit trigger budget in het GSB. In 2002 is er geen uitkering aan de G25 geweest.
       
VROMart. Nieuwe Sleutelprojectentotaal beleidsterreinIn het FES is € 335,8 mln gereser-
 06.14.02 G25veerd voor NSP. In 2003 zal met een aantal projecten naar verwachting gestart worden metde uitvoering. Ten behoeve daarvan zal € 245,1 mln beschikbaar zijn voor de G25. € 90,8 mln betreft een strategische reserve voor NSP-II.
       
VROMart. Investeringen Stedelijketotaal beleidsterrein123 506 
 04.10.58vernieuwing (ISV)G2547 287 
       
 EZ, art.Stadseconomie, fysiektotaal beleidsterrein47 27031 438Het gaat hier om de bijdrage van
 3.10 G2541 87616 252EZ aan VROM. De middelen worden door VROM middels het ISV aan de steden betaald. In 2001 zijn er drie kasschuiven geweest met betrekking tot debudgetten voor de G25. twee van 2002 naar 2001 en één van2005 naar 2001. Meerjarig is het budget voor de G25 gelijkgebleven.
 LNV,Groen in de stadtotaal beleidsterrein11 694750Het betreft hier de bijdrage van
 art. 1 G254 9626 413LNV aan VROM voor Groen in de Stad. Eenzelfde deel wordt door VROM bijgelegd. In 2002 heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2002 naar 2001 van € 6,2 mln Het totaal beleidsterrein is meerjarig niet gewijzigd.
       
VROMart. 4Stadsvernieuwingtotaal beleidsterrein90 753Deze regeling is opgegaan in het
   G2570 788ISV.
       
VROMart. 4Stimulering, herstructu-totaal beleidsterrein26 96416 431Deze regeling is opgegaan in het
  rering woningvoorraadG2521 34413 235ISV.
       
VROMart.Innovatiebudget Stedetotaal beleidsterrein16 50030 477Steden en niet winstbeogende
 04.10.59lijke Vernieuwing (IPSV)G25p.m.p.m.instellingen kunnen jaarlijks hun
 05.13.04    innovatieve projecten indienen. De selectie loopt van april-oktober. In 2002 is € 52 mln toegekend voor vernieuwende projecten en plannen voor stedelijke vernieuwing.Daarvan is € 42,7 mln toegekend aan projecten en plannen in de G25. De totale uitgaven IPSV bedragen in 2002 € 30,5 mln. Hoeveel daarvan aan projecten in de G25 isbesteed, is nog niet bekend.
       
VROMart.Subsidies bodem-totaal beleidsterrein133 463De voormalige regeling Bodem-
 07.18.04sanering WBBG2524 343bescherming is opgegaan in de wet Bodembescherming. Het onderdeel stedelijk (Vinex) van de oude regeling Bodemsanering is opgegaan in ISV. Van de € 23,343 mln uitgaven aan de G25 is € 12,953 mln in hetkader van het meerjarenprogramma bodemsanering uitgekeerd.
       
OCWart.Besluit Rijkssubsidiëringtotaal beleidsterrein38 52054 714 
 14.04Restauratie MonumentenG256 7406 603 
       
III Pijler Sociale Infrastructuurtotaal beleidsterrein1 031 5461 222 616Niet alle onderliggende
   G25615 783627 887budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
       
BZKart. 8.3Regeling aanvullende bijdragetotaal beleidsterrein30 557102 928 
  inburgering oudkomersG2524 24524 245 
  54 gemeenten    
       
BZKart. 9.3Regeling Sociale inte-totaal beleidsterrein163 024201 126 
  gratie en veiligheid G25G25107 000110 901 
       
BZK Leefbaarheidsfondstotaal beleidsterrein12 25214 521 
   G2511 11713 387 
 BZKInburgering oudkomerstotaal beleidsterrein64 874102 928 
   G2520 94124 793 
       
 BZK24-uursstructuurtotaal beleidsterrein7 2157 215 
   G257 2157 215 
 BZKVeiligheidsbeleid: Vantotaal beleidsterrein35 16835 168 
  Montfransgelden (projectenG2531 85631 856 
  jeugd en veiligheid)    
 OCWTegengaan voortijdigtotaal beleidsterrein27 68127 681 
  schoolverlaten in vo en sboG2521 78021 780 
 BZKOnze Buurt Aan Zettotaal beleidsterrein13 61313 613 
  (OBAZ)G2511 87011 870 
  Extra bijdragetotaal beleidsterrein2 2210 
   G252 2210 
       
BZKart. 9.3Digitale trapveldentotaal beleidsterrein00Het budget is uitgekeerd in 2000.
   G2500De regeling loopt tot en met 2003.
       
BZKart. 9.3Digitale broedplaatsentotaal beleidsterrein7 280Het beleid heeft betrekking op de
   G257 280periode 2001 tot en met 2003. Het budget is in 2001 uitgekeerd.
       
VWSart. 8.1Sociaal beleid: Heel detotaal beleidsterrein681De regeling liep tot en met 2001.
  buurt.G25500 
       
SZWart. 2Kinderopvang en totaal beleidsterrein57 604Realisatiegegevens 2002 worden
  naschoolse activiteitenG25p.m.vanaf september 2003 verwacht.Als gevolg van het Strategisch Akkoord is kinderopvang met ingang van 22 juli 2002 overgeheveld van VWS naar SZW.
SZWart. 11Kinderopvang en totaal beleidsterrein152 691SZW draagt voortaal zowel de
  naschoolse activiteitenG25p.m.de financiële als beleidsmatige verantwoordelijkheid voor Kinderopvang. Het budget voor Tieneropvang, dat tot die datum onderdeeluitmaakte van het budget voor Kinderopvang van VWS, blijft echter op de begroting van VWS staan. Tieneropvang blijft tot de beleidsverantwoordelijkheid van VWS behoren. Vanaf 2004 bestaat de WBK en is er geen specifieke uitkering voorgemeenten meer.
       
VWSart 7.1Tieneropvang (voorheentotaal beleidsterrein141 3612 280De regeling loopt tot en met
  Kinderopvang)G2542 7163002003.
       
VWSart. 9.1Breedtesporttotaal beleidsterrein10 48713 392 
   G254 0923 968 
       
OCWart. 1.1GOAtotaal beleidsterrein132 118Vanaf 10-8-2002 is sprake van één
   G2586 884nieuw GOA-budget: de oude middelen voor GOA worden samengevoegd met de middelen voor onderwijskansen en VVE.
  Gemeentelijketotaal beleidsterrein82 737 
  onderwijsachterstandenbeleidG2556 652 
  Vroeg- en voorschoolsetotaal beleidsterrein79 43259 429 
  educatie (VVE)G2542 56828 446 
  Onderwijskansen,totaal beleidsterrein30 95131 417Vanaf 2003 zijn de OK-middelen
  voorschoolse opvangG2516 07912 761bestemd voor niet G25-gemeenten.
       
OCWart. 1.1Onderwijs in allochtonetotaal beleidsterrein64 68669 214In augustus 2004 komt OALT te
  levende talen (OALT)G2545 16147 842vervallen als gevolg van het Strategisch Akkoord.
       
OCWart 1.1Schoolbegeleidingsdien-totaal beleidsterrein54 37057 211 
  sten (SBD's)G2514 50015 156 
       
BZKart. 8.2CRIEM    
  Antillianentotaal beleidsterrein2 7232 723 
   G252 2712 271 
  Preventiebeleidtotaal beleidsterrein11 34511 345 
   G253 6454 991 
       
OCWart. 4Inburgering nieuwko-totaal beleidsterrein102 200117 032De WIN gaat bij 1ste suppl.
  mer (educatieve component)G2548 80063 375begroting 2003 over naar VenI.
       
VWSart. 8.1Inburgering nieuwko-totaal beleidsterrein58 60663 159De WIN gaat bij 1ste suppl.
  mers (welzijnscomponent)G2528 84435 205begroting 2003 over naar VenI.
       
VWSart. 3.1Maatschappelijke opvang,totaal beleidsterrein191 233221 126 
  vrouwenopvang en verslavingszorgG25153 271171 969 
       
VWSart. 3.1Algemeen maatschappe-totaal beleidsterrein11 74012 224De regeling loopt tot en met
  lijk werkG253 4993 6502003.
       
VWSart. 3.1Experimenttotaal beleidsterrein2 4235 486De regeling loopt tot en met
  HeroïneverstrekkingG252 4235 4862003.
       
SZWart. 2Subs. alg:totaal beleidsterrein5 8302 602De projecten zijn vanaf 2001 met
  stimuleringsprojecten allochtone groepenG251 800p.m.3 jaar verlengd. Hiervoor is jaarlijks € 3,63 mln beschikbaar. Dit bedrag is nog onverdeeld.
       
BZKart. 9.3Regelingen leefbaarheid,totaal beleidsterrein10 43710 437 
  veiligheid, stadseconomieG2510 43710 437 
       
EU-pijler (rechtstreeks naar steden)totaal beleidsterrein287 054292 806 
   G25283 958289 710 
       
Doelstelling 2 van de Structuurfondsentotaal beleidsterrein32 06632 066Op basis van de uitvoering van
   G2528 97028 970programma's zullen de bedragen voor de steden worden vastgesteld.
       
Urban 2totaal beleidsterrein4 4005 140 
   G254 4005 140 
       
ESF  totaal beleidsterrein250 588255 600 
   G25250 588255 600 
Categorie B. budgetten naar regio's (in € 1 000)
    20012002Toelichting
I Pijler Werk en Economietotaal beleidsterrein5 4455 445 
   G255 4455 445 
OCWart. 5Technocentratotaal beleidsterrein5 4455 445 
   G255 4455 445 
       
II Pijler Fysieke Infrastructuurtotaal beleidsterrein1 899 0872 079 833Niet alle onderliggende
   G251 157 5831 809 006budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
       
VenWart. 5 enBijdrage exploitatie totaal beleidsterrein1 323 2551 398 351Art. 5 en art. 7 komen voort uit het
 art. 7openbaar vervoer, veilig pers. vv. en klantgerichte pers. vv. marktG 251 152 1321 206 200oude artikel bijdrage openbaar vervoer art. 03.10.
VenWIFRegionale/lokale infratotaal beleidsterrein367 670370 375Cijferreeksen verlopen niet
 01.03.01en IFstructuur Subsidies (verkenning &G25p.m. 326 067logisch ivm. bezuinigingen en verplaatsing van middelen van
  realisatie) = RWS   art. 010301/02 naar 010305.
       
VenWIF01.03.05Regionale/lokale infrastructuurtotaal beleidsterreinG25191 026p.m.170 740168 266 
  gebundelde doeluitkering = RWS    
       
VenWIF 04.02Bodemsanering bijtotaal beleidsterrein9 9831 147 
  aanleg overige projectenG25p.m. 1 061 
       
VenWIF 04.03Intermodaal vervoer totaal beleidsterrein3 9032 315 
  (terminals en knooppunten)G252 2012 315 
       
VROMart.Subsidies bodemtotaal beleidsterrein 133 463De bodemsanering in stedelijk
 07.18.04saneringG25 101 655gebied zijn hierin niet opgenomen. De middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV. Van de € 23,343 mln uitgaven aan de G25 is € 12,953 mln in het kader van het meerjarenprogramma bodemsanering uitgekeerd.
       
LNVart. 1Kwaliteitsimpuls Groenetotaal beleidsterrein3 2503 442 
  HartG253 2503 442 
       
III Pijler Sociale Infrastructuurtotaal beleidsterrein2 762 5242 974 493 
   gebieden met G252 447 5602 628 989 
       
JUart.Justitie in de buurttotaal beleidsterrein4 8466 848 
 3.1.10 gebieden met G254 8466 848 
       
JUart. 3.4.6CRIEM – individueletotaal beleidsterrein5 4747 175 
  trajectbegeleidinggebieden met G255 4747 175 
       
JUart. CRIEM – wijkgerichtetotaal beleidsterrein6611 557 
 3.1.10. preventieve opvoedingsondersteuninggebieden met G256611 557 
       
JUart. Strafrechtelijke Opvangtotaal beleidsterrein13 20022 948 
 5.1.2. Verslaafden (SOV)gebieden met G2513 20022 948 
       
OCWart. 4Tegengaan voortijdigtotaal beleidsterrein10 22010 556 
  schoolverlaten in vo & bo (RMC)gebieden met G2510 22010 556 
       
VWSart. 7.1Bureaus Jeugdzorg uit totaal beleidsterrein17 56117 561 
  impuls sociale infragebieden met G2517 56117 561 
       
BZK2.2Politietotaal beleidsterreingebieden met G252 703 6622 388 6982 903 9962 562 344bron: EA2002/92 243 van 27/11/2002, algemene- en bijzonderebijdragen.
       
SZWart. 12Stimuleringsregelingtotaal beleidsterrein6 9003 852Het budget voor 2003 e.v. zal
  dagindeling(experimenten, projecten)gebieden met G256 900p.m.onderhevig zijn aan taakstelling en bezuinigingen als gevolg van het Strategisch Akkoord.
Categorie C, beleidsmatige relaties
Pijler Werk en EconomiePijler Sociale Infrastructuur
    
EZImplementatie Beleidsagenda BedrijventerreinenVeiligheid 
EZImplementatie Beleids- en Actieprogramma BZKIntegraal veiligheidsprogramma (IVP) II, w.o. :
 Toerisme en Recreatie – Beleidsplan Nederlandse Politie II
EZICT-stimulering/faciliteringsbeleid – Brandweer en rampenbestrijding II
FinPPS-faciliteit (onder andere pilots – Landelijke veiligheidsnota Nederlandse
 Wijkontwikkelingsmaatschappij, BZK/VROM) gemeenten
FinFiscale stimuleringsmaatregelen pijler Werk en EconomieJustitieNota Jeugdcriminaliteit
    
  Kwetsbare groepen in de grote stad
Pijler Fysieke Infrastructuur1. Ouderen en gehandicapten
  VWSMeerjarenafspraken AWBZ
VROMImplementatie Vijfde Nota over de RuimteVWSAlgemeen ouderenbeleid
 lijke Ordening 2000/2020VWSVolksgezondheidsbeleid, eerstelijnszorg/
VROMImplementatie (Rijks)uitvoeringsprogramma thuiszorg
 5-de Nota R.O.  
VROMImplementatie Nota Mensen, Wensen, Wonen2. Dak/thuislozen, vrouwen in bedreigende omstandigheden en harddrugsverslaafden
VROMImplementatie Eindrapport Taskforce WoningbouwproductieVWSGFVolksgezondheidsbeleid, IllegalenfondsBijzondere bijstand
VROMWoonwet(svoorstel) in relatie tot ISV-II en WBSR  
VROMISV-II (Wet SV, Amvb's, monitor, etc)3. Armoedebestrijding/sociale activering
VROMInnovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing t/m 2004SZWSZWBijstand: zelfstandigen (BBZ)Bijstand: art. 144
VROMVROM VROM VROMVenWVenW VenW VenWLNV FinBZKImplementatie NMP4Convenantsafspraken (ISV-voorwaarden; herijking Bodemmodules G30)Implementatie Intentie-afspraken Verstedelijking 2010 (Acties Rijk)Deltametropool/implementatie actiepunten Landsdeel WestImplementatie Nationaal Verkeers- en VervoersplanImplementatie kabinetsstandpunt Decentralisatie Exploitatie OVICT-stimulering/faciliteringsbeleidImplementatie Structuurschema Groene Ruimte-2/GIOSFiscale stimuleringsmaatregelen pijler FysiekWetsvoorstel Bestuur in stedelijke regio's (WBSR)SZWSZWSZWSZW SZW VWS VWS VWS OCWVWSVWSGFFinNationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluitingNationaal Actieplan WerkgelegenheidAgenda voor de Toekomst (vermindering aantal werklozen)Gesubsidieerde arbeid (WIW en WSW) OverigKabinetsstandpunt met betrekking tot de Programmacommisse SEGV IINationaal Contract Openbare Gezondheidszorg, intentie tot samenwerking Landelijke nota gezondheidsbeleid (nota Public Health)Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke GezondheidszorgCultuur (intensiveringen Regeerakkoord)WelzijnsnotaGehandicaptenbeleidAccres GemeentefondsFiscale stimuleringsmaatregelen Sociale pijler

XNoot
1

Verdere informatie over het VBTB-groeitraject bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is te vinden in de VBTB-groeiparagraaf in de begroting 2003.

XNoot
1

Het grotestedenbeleid kent 3 pijlers, te weten de fysieke pijler, de sociale pijler en de pijler werk en economie.

Naar boven