nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van artikel 94 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het mededelingsvereiste.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 mei 2003
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is artikel 94
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen in verband met het mededelingsvereiste;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 94 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van lid 3 tot lid 4 wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Deze rechten kunnen ook worden geleverd door een daartoe bestemde authentieke
of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de personen
tegen wie die rechten moeten worden uitgeoefend, mits deze rechten op het
tijdstip van de levering reeds bestaan of rechtstreeks zullen
worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. De levering
kan niet worden tegengeworpen aan de personen tegen wie deze rechten moeten
worden uitgeoefend dan na mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder
of de verkrijger.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,