nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2004
Hierbij bied ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport het Nationaal referentiekader steun aan betaald voetbal1 aan. Dit referentiekader is het resultaat van bestuurlijk
overleg dat ik heb gevoerd met het IPO, de VNG, de KNVB en het ministerie
van VWS.
Op 26 juni 2003 heb ik bij het debat over de financiële relaties
tussen gemeenten en betaald voetbalorganisaties (bvo's) (Handelingen II, vergaderjaar
2002–2003, nr. 83, blz. 4821–4826) aan de Kamer toegezegd om met
de betrokken partijen om tafel te gaan zitten. Ik heb daarbij aangegeven de
gesprekken te entameren met de intentie om te komen tot een stelsel van afspraken
over steunverlening aan betaald voetbal, waarbij een ieder zijn onderscheiden
verantwoordelijkheid neemt.
Er heeft overleg plaatsgevonden tussen voornoemde partijen waarbij de
vorm en inhoud van mogelijke afspraken zijn besproken. Het resultaat van dit
overleg is bijgevoegd Nationaal referentiekader steun aan betaald voetbal.
De betrokken partijen onderschrijven nadrukkelijk als uitgangspunten van dit
referentiekader de autonomie van decentrale overheden in de besluitvorming
over steunverlening en de verantwoordelijkheid van de bvo's en de KNVB voor
een financieel gezonde sector.
Het nationaal referentiekader biedt een leidraad in de besluitvorming
van decentrale overheden over het al dan niet steunen van een bvo. Het bevat
een weergave van vier vormen van financiële relaties en de voorwaarden
waaronder deze kunnen passen binnen de strikte bepalingen van de Europese
staatssteunregels («veilige zones»). Als decentrale overheden
steunverlening aan betaald voetbal overwegen, wordt ten sterkste aanbevolen
binnen de geschetste veilige zones te blijven. Het referentiekader kan ook
relevant zijn voor andere vormen van professionele sport.
Met dit referentiekader wordt beoogd om steunverlening te beperken en
meer inzicht te krijgen in de uitzonderlijke gevallen waarin incidentele steunverlening
aan betaald voetbal geoorloofd is. Het risico van ongeoorloofde
vormen van steunverlening wordt hiermee zoveel mogelijk geminimaliseerd.
Ik hecht veel belang aan de waarschuwing in het referentiekader dat ook
als binnen de staatssteunregels wordt geopereerd, steunverlening financiële
risico's met zich mee kan brengen. Bij de vraag of de decentrale overheid
al dan niet financiële betrokkenheid bij een bvo wenst, moeten ook de
financiële risico's overwogen worden die dit met zich mee kan brengen.
Risicomanagement moet derhalve een belangrijk aspect zijn in de besluitvorming
over het al dan niet aangaan van een financiële relatie met een bvo.
Ik ga ervan uit dat één en ander leidt tot nadere bezinning
over wenselijkheid en vorm van steunverlening.
Samenvattend kunnen we stellen dat het referentiekader als gezaghebbend
kan worden gezien in de besluitvorming door overheden over steunverlening
aan betaald voetbal.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes