28 871
Goedkeuring van de op 26 maart 2003 te Brussel totstandgekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Bulgarije, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Roemenië, de Republiek Slovenië en de Republiek Slowakije (Trb. 2003, 53, 54, 55, 56, 57, 58 en 59)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 1 juli 2003

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig en voldoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het Voorstel van Wet en de voortgang van het toetredingsproces, zoals beschreven in de Memorie van Toelichting. Deze leden benadrukken de positieve aspecten van de uitbreiding, omdat versteviging van de stabiliteit en vergroting van de veiligheid in Europa hiermede verder kan worden bewerkstelligd. Tijdens het voorbereidingsproces zijn goede resultaten bereikt op verschillende terreinen en deelgebieden, zoals de verdere ontwikkeling naar een democratische samenleving en de organisatie van de krijgsmacht ten behoeve van inzetbaarheid binnen de NAVO. De deelname van de verschillende toetreders aan vredesoperaties, zoals bijvoorbeeld Roemenië, toont bovendien al aan dat een belangrijke bijdrage geleverd kan worden aan bevordering van de veiligheid en stabiliteit.

Het stemt de leden van de CDA-fractie tot tevredenheid, dat de toekomstige lidstaten reeds in dit stadium (3, 4 juni 2003, Madrid) deel uitmaken van beraadslagingen binnen de Noord-Atlantische Raad over thema's als NAVO-uitbreiding, relatie NAVO-EU en de transatlantische relaties. Vooruitlopende op het welslagen van de toetreding, voorzien in mei 2004, zullen de inspanningen van de nieuwe toetreders onverkort moeten worden voortgezet. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering de Kamer te blijven informeren over het verdere aanpassingsproces in de uitgenodigde landen en de implementatie van de hervormingen in de specifieke deelgebieden.

De leden van de SGP-fractie hebben met meer dan gewone belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet betreffende de goedkeuring van de Protocollen bij het NAVO-verdrag inzake de toetreding van zeven kandidaat-landen. Zij memoreren zich consequent voorstander te hebben betoond van verdere uitbreiding van de NAVO met landen uit Midden- en Oost-Europa. Hun stond een zoveel mogelijk complementaire uitbreiding van de EU en de NAVO voor ogen. Het «open deur»-beleid zou volgens deze leden ook na de uitbreiding met Polen, Hongarije en Tsjechië in 1999 moeten worden voortgezet. Zij zien in de toetreding van de zeven nieuwe landen een versterking van de politieke en militaire veiligheid in het Euro-Atlantisch gebied. Zij wijzen op de duidelijke transatlantische oriëntatie van de kandidaat-landen als een extra argument om hen het lidmaatschap aan te bieden. In de ogen van deze leden moet evenwel een ruimhartig «open deur»-beleid gepaard gaan met het stellen van heldere criteria voor toetreding, zodat de noodzakelijke hervormingen van de militaire structuren van de toetredende landen gewaarborgd worden. Die hervormingen moeten per land afzonderlijk beoordeeld worden.

Relatie met strategisch concept NAVO

De leden van de SGP-fractie missen in de Memorie van Toelichting alsook in het regeringsstandpunt over de uitbreiding van 12 november 2002 (Kamerstuk 28 676, nr. 3) een inhoudelijke analyse van de gevolgen van de uitbreiding van de NAVO voor de uitvoering van haar taken en de daarbij te hanteren strategie. Zij vragen de regering in te gaan op het jongste strategisch concept zoals aangenomen op de Washington Summit van 1999, de daaraan toegevoegde taken tijdens de Prague Summit van 2002, en de wijze waarop de nieuwe kandidaat-lidstaten kunnen bijdragen aan de taakuitoefening van de NAVO. Zij verzoeken daarbij nadrukkelijk ook in te gaan op de geostrategische aspecten van het uitbreidingsproces. Zij denken daarbij onder meer aan de nieuwe grenzen die het verdragsgebied krijgt als gevolg van de uitbreiding; aan de verruiming van het werkveld van de NAVO, nu sinds Praag uitdrukkelijk «out of area»-operaties ook binnen de NAVO-doelstellingen vallen; en tenslotte aan de transatlantische oriëntatie van de aspirant-leden. Deze leden vragen de regering of alle kandidaat-lidstaten inmiddels over een nationale veiligheidsstrategie beschikken die afgestemd is op de strategische concepten van de NAVO.

Evaluatie voorgaande uitbreiding

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van de passage in de Memorie van Toelichting over het verschil in toetredingsprocedure tussen de uitbreiding van 1999 en de nu voorliggende uitbreiding. Zij vragen de regering hoe zij achteraf aankijkt tegen de wijze waarop Polen, Hongarije en Tsjechië zich destijds militair moesten voorbereiden op het lidmaatschap. Zijn er officiële evaluaties van de NAVO beschikbaar over dit uitbreidingsproces? Kan de regering de Kamer hierover informeren? Welke tekortkomingen hebben genoemde drie nieuwe leden momenteel nog weg te werken? Op welke wijze wordt daaraan inhoud gegeven? Hoe wordt daarop vanuit de NAVO toegezien en druk uitgeoefend zodat de tekortkomingen met spoed tot het verleden behoren?

Toetredingsonderhandelingen

De leden van de SGP-fractie vragen de regering naar de laatste stand van zaken betreffende de toetredingsonderhandelingen. In de brief van de regering van 12 november 2002 inzake de uitbreiding (Kamerstuk 28 676, nr. 3) wordt melding gemaakt van een afrondend rapport dat de NAVO over de onderhandelingen mogelijk nog in de eerste helft van 2003 uitbrengt. Is dit rapport inmiddels beschikbaar? Indien niet, wanneer kan het verwacht worden en is de regering bereid het aan de Kamer te doen toekomen? Betekent dit afrondende rapport niettemin dat de kandidaat-lidstaten ook dit jaar een Annual National Programme (ANP) moeten indienen? Zo ja, kan de regering de kamer informeren over de hoofdpunten van deze ANP's per land?

De leden van de SGP-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting gesproken wordt over hervormingen die vóór het moment van feitelijke toetreding gerealiseerd dienen te zijn, en over andere die gerealiseerd moeten worden in de eerste jaren van lidmaatschap. Zij vragen de regering concreet aan te geven welke hervormingen vóór feitelijke toetreding gerealiseerd moeten zijn. Betreft het hier met name de aanpassing van nationale wetgeving in verband met bescherming van informatie, de uitzending van troepen en de door het troepen-ontvangende land verleende steun? Of gaat het ook om minimale militaire hervormingen? Is reeds met enige zekerheid te zeggen of alle zeven kandidaat-lidstaten aan deze eisen kunnen voldoen? Indien niet, kan aangegeven worden welke kandidaat-lidstaat in de gevarenzone komt bij het realiseren van deze noodzakelijke hervormingen? Wat zijn de consequenties indien deze noodzakelijke hervormingen uiteindelijk niet geheel vóór toetreding gehaald worden? Hoe ruim worden de politieke en economische criteria voor toetreding gehanteerd door de NAVO? Is de waarneming juist dat de hantering van de criteria veel ruimer is dan bij de EU het geval is? Deze leden verwijzen in dit verband naar de toetreding van Roemenië en Bulgarije, die mogelijk wordt geacht ondanks alle kritiek die gegeven wordt op de politieke en economische situatie in deze beide landen.

De leden van de SGP-fractie vragen vervolgens naar de concrete hervormingen die in de eerste jaren van lidmaatschap doorgevoerd moeten worden. Welke tijdschema's hebben de kandidaat-lidstaten daarvoor afgegeven op de Top van Praag van 21–22 november 2002? Kan de regering deze documenten aan de Kamer toezenden? De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze na toetreding de voortgang van de hervormingen wordt geëvalueerd en gecontroleerd. Gebeurt dat aan de hand van dezelfde Annual National Programmes als vóór toetreding? De leden van de SGP-fractie vragen naar de opvatting van de regering over het in de literatuur gesignaleerde gevaar dat binnen de NAVO, als gevolg van grote militaire achterstanden bij de toetredende landen, in ieder geval tijdelijk een «two tier military structure» ontstaat, met op de eerste rang de meeste huidige lidstaten die bereid en in staat zijn aan alle operaties deel te nemen, en op de tweede rang de nieuwe lidstaten die daartoe wel bereid maar voorlopig slechts in geringe mate in staat zijn. Ziet de regering dit gevaar ook, en zo ja, wat kan hieraan gedaan worden?

Rusland

Een belangrijke vraag voor de leden van de SGP-fractie is welke opstelling Rusland inneemt ten aanzien van de tweede oostwaartse uitbreiding in korte tijd. Zij delen op zichzelf de waarneming van de regering dat als gevolg van de aanslagen van 11 september 2001 en de instelling van de permanente NAVO-Rusland Raad de verhoudingen tussen de NAVO en Rusland sterk verbeterd zijn. Niettemin verzoeken zij de regering een analyse te geven van de officiële Russische veiligheidsstrategie en het – naar hun mening gereserveerde – standpunt van de Russische regering ten aanzien van de uitbreiding, in het bijzonder ten aanzien van het toekomstige lidmaatschap van de Baltische staten. Ook verzoeken deze leden de regering om in te gaan op de houding van de drie Baltische staten ten aanzien van dit Russische standpunt. Tenslotte vragen zij naar de bijzondere militaire positie van de enclave Kaliningrad.

Financiële aspecten

De regering heeft aangegeven dat in de loop van 2003 duidelijkheid zal ontstaan over de financiële gevolgen van de uitbreiding. Is die duidelijkheid inmiddels verkregen, zo vragen de leden van de SGP-fractie? In hoeverre kunnen de kosten van de uitbreiding binnen de bestaande budgetplafonds worden opgevangen? Indien niet, hoe hoog is de overschrijding? Hoe hoog is de bijdrage van de aspirant-lidstaten aan de financiering van de uitbreiding, in totaal en uitgesplitst naar de individuele toetreders? Hoe hoog is de bijdrage van de huidige lidstaten? Worden aan de toetredende landen ook eisen of verwachtingen gesteld ten aanzien van de hoogte van hun nationale defensiebudgetten en de investeringsratio binnen die budgetten? Kan de regering deze leden daarover concrete informatie verschaffen?

Overige vragen

De leden van de SGP-fractie vragen naar de stand van zaken betreffende de toetreding van de Baltische staten en Slovenië tot het CSE-verdrag. Zij vragen verder of reeds bekend is of in Slowakije een referendum uitgeschreven wordt over de uitbreiding van de NAVO en zo ja, wanneer dit zal plaatsvinden. Inzake Roemenië en Bulgarije vragen zij of vergelijkbare regelingen getroffen zijn als met Turkije inzake gebruikmaking van NAVO-middelen voor EU-geleide operaties, aangezien beide landen evenals Turkije enige jaren wel lid van de NAVO zullen zijn, maar geen lid van de EU.

De leden van de SGP-fractie hebben met instemming kennis genomen van het feit dat alle huidige leden en toekomstige leden aan het consensusbeginsel als het leidende principe voor besluitvorming wensen vast te houden. Naar hun mening is dit principe bij uitstek geboden in zaken van internationale vrede en veiligheid. Niettemin vragen deze leden welke concrete voorstellen binnen de NAVO de ronde doen om te komen tot verdere stroomlijning van het besluitvormingsproces en een meer efficiënte taakverdeling tussen de verschillende fora binnen de NAVO. Is reeds meer bekend over het schrappen van een groot aantal comité's, vermindering van het aantal vergaderingen, aanpassing van de structuur van het internationale secretariaat en een grotere bevoegdheid van de secretaris-generaal op het gebied van beheerstaken (zie de brief van de regering van 12 november 2002, Kamerstuk 28 676, nr. 3, p. 6)?

De voorzitter van de commissie,

De Haan

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA) en Szabó (VVD).

Plv. leden: Oplaat (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Geluk (VVD) en Dittrich (D66).

Naar boven