28 870
Vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand)

nr. 96
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 november 2003

Op 1 januari a.s. treedt de Wet werk en bijstand (WWB) in werking en vervallen de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit in- en doorstroombanen (ID-banen). Met de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer op 12 mei 2003 hebben alle gemeenten kennis kunnen nemen van de exacte voorstellen en de gevolgen daarvan voor de uitvoering. Daarmee is de betrokkenheid van gemeenten bij de voorbereiding op en de implementatie van de WWB in een snel tempo op gang gekomen. Met de aanvaarding van het wetsontwerp door het parlement, is dit proces geïntensiveerd. Op dit moment is bij gemeenten alle inzet gericht op een goede en tijdige invoering van de WWB.

Bij de parlementaire behandeling is onderkend dat de invoeringstermijn voor gemeenten kort, maar wel realiseerbaar is. Om een goede invoering van de WWB te bevorderen is het «WWB implementatie steunpunt» (WIS) opgericht. Via dit project worden gemeenten ondersteund. In nauwe samenwerking met Divosa en de VNG wordt onder meer voorzien in voorlichtingsactiviteiten, nieuwsbrieven en de ontwikkeling van instrumenten zoals handreikingen, checklists en toolkits voor het opstellen van verordeningen. Verder worden bijeenkomsten verzorgd, is een ondersteuningsstructuur in het land opgezet (regionale WWB-teams), en wordt hulp geboden bij het verzelfstandigen van WIW- en ID-uitvoeringsorganisaties en op het terrein van ICT.

Deze ondersteuning neemt niet weg dat gemeenten veel werk moeten verzetten om de wet op tijd en goed in te voeren. Gemeenten onderkennen dit en zijn hiermee al geruime tijd intensief bezig. Dat waardeer ik zeer. Het is evident dat de extra inspanningen die gemeenten in het kader van de implementatie van de WWB moeten verrichten, hun weerslag zullen hebben op met name de uitvoering van de Abw en WIW in 2003. Voorzover als gevolg van de extra inspanningen tekortkomingen optreden in de uitvoering van voornoemde wetten, is het de verwachting dat deze zich vooral zullen voordoen ten aanzien van onderzoeksbepalingen, administratie-eisen en de arbeidsovereenkomsten WIW. Al deze voorschriften zullen met de invoering van de WWB vervallen.

WIW. Al deze voorschriften zullen met de invoering van de WWB vervallen.

Vanwege het belang dat met een goede en tijdige invoering van de WWB is gemoeid, acht ik het niet redelijk om de tekortkomingen, die hierdoor in 2003 ontstaan bij de uitvoering van de Abw, IOAW, IOAZ en WIW, geheel aan gemeenten aan te rekenen. Voor zover de tekortkomingen in 2003 betrekking hebben op voorschriften die met de invoering van de WWB vervallen of die daarmee worden omgezet van een verplichting in een bevoegdheid voor de gemeente, zal ik afzien van financiële maatregelen. Hiermee kan de verantwoordingsverplichting voor gemeenten over 2003 beperkt worden tot de voorschriften die gemeenten ook met de nieuwe Wet werk en bijstand in acht moeten nemen. Dit is met name aan de orde voor het recht op en de hoogte van de bijstand, de voor de belanghebbende geldende verplichtingen, de door gemeente aan de belanghebbende op te leggen maatregelen en voor de uit- en aanbesteding van reïntegratie-activiteiten. Door de verantwoording over 2003 naar analogie van de WWB in te richten, wordt in 2004 bijgedragen aan een verdere administratieve lastenverlichting voor gemeenten. Het bovenstaande leidt tot een nuancering van mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 oktober 2002, waarin ik aangeef dat voor de jaren 2002 en 2003 toezicht op rechtmatigheid en doeltreffendheid geboden is.

De beslissing om gemeenten niet volledig te korten voor tekortkomingen die in 2003 zijn ontstaan en mede verband houden met de voorbereiding op de invoering van nieuwe wetgeving, sluit om de volgende redenen aan bij het in de nota «Gedogen in Nederland» (Kamerstukken II, 1996–1997, 25 085, nrs. 1–2) vastgelegde kader. Het belang van een meer activerende werking van de bijstand en de realisatie van een grotere effectiviteit van reïntegratietrajecten, maakt een spoedige invoering van de WWB noodzakelijk. In dit licht bezien is het niet realistisch van gemeenten te verlangen dat zij zowel de nieuwe wet tijdig en juist weten in te voeren en tegelijkertijd bestaande voorschriften, waarvan bekend is dat deze in de nieuwe situatie zullen vervallen of veranderen van een verplichting in een bevoegdheid, feilloos uitvoeren. Voor de voorschriften die ook met de invoering van de WWB in achtgenomen moeten worden geldt dit uiteraard niet. Het gaat hierbij met name om regels die betrekking hebben op het recht op uitkering, de hoogte van de bijstand, de voor de belanghebbenden geldende verplichtingen en de uit- en aanbesteding van reïntegratie-activiteiten. Omdat een directe relatie bestaat met de extra inspanningen die gemeenten moeten leveren voor de invoering, heeft mijn besluit om gedeeltelijk af te zien van financiële maatregelen alleen betrekking op de uitvoering in 2003. Het toezicht op de uitvoering in 2002 en de vaststelling van de rijksvergoedingen over dat jaar, zullen ongewijzigd plaatsvinden.

Tot slot merk ik nog op dat mijn besluit met betrekking tot 2003 geen invloed heeft op de voor uitkeringsgerechtigden geldende rechten en plichten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven