28 870
Vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand)

nr. 150
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2006

Hierbij bied ik u het rapport «Zicht op kansen?» van de Inspectie Werk en Inkomen aan. Het rapport bevat de conclusies van een onderzoek naar systematische kennisopbouw over bijstandsgerechtigden door gemeenten1.

Met de invoering van de WWB hebben gemeenten zelf de verantwoordelijkheid voor hun reïntegratiebeleid. Zij hebben onder de WWB een financiële prikkel om uitstroom te bevorderen en hun beleid zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Een adequaat gebruik van beschikbare cliëntgegevens op geaggregeerd niveau kan hieraan een bijdrage leveren. Gemeenten kunnen managementinformatie uit een cliëntvolgsysteem (CVS) gebruiken voor de inkoop van reïntegratieactiviteiten, het bepalen van het (reïntegratie) beleid, de voortgangscontrole en het in beeld brengen van de effecten van het beleid. Daarnaast kan een CVS bijdragen aan een efficiënte werkwijze bij de uitvoering van het beleid op individueel niveau, bijvoorbeeld bij de beantwoording van vragen van ketenpartners of werkgevers.

De verplichting om de Abw-besluiten voor 1 januari 2006 in overeenstemming te brengen met de wettelijke bepalingen in de WWB, heeft niet geleid tot een louter administratieve omzetting, aldus de inspectie. Gemeenten kiezen voor een hybride vorm voor de herbeoordeling, waarin zij kansrijke cliënten (waaronder veel alleenstaande ouders) uitnodigen voor een beoordelingsgesprek en cliënten met een zeer geringe kans op uitstroom of een eerdere beoordeling administratief omzetten. De omzettingsoperatie heeft daarnaast bijgedragen aan het opschonen van administratieve bestanden.

Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat nagenoeg alle gemeenten met meer dan tweehonderd uitkeringsgerechtigden beschikken over een geautomatiseerd CVS. De inspectie constateert dat de invoering van de WWB heeft geleid tot een toegenomen aandacht voor activering van cliënten en daarmee gemeenten bewust gemaakt van het belang van juiste, volledige en toegankelijke cliëntinformatie. Deze constatering sluit aan bij het beeld dat gemeenten bezig zijn met het (verder) professionaliseren van hun rol als opdrachtgever. Gemeenten erkennen het nut van de aanwezige kennis op geaggegeerd niveau voor beleidsbepaling en activering van bijstandsgerechtigden. Zij hebben in het onderzoek dan ook aangegeven het verzamelen en gebruiken van gegevens over langdurig bijstandsgerechtigden in de nabije toekomst te willen uitwerken. De inspectie veronderstelt dat gemeenten op individueel niveau doorgaans een goed beeld hebben van de cliënten.

De inspectie zet kanttekeningen bij de actualiteit van cliëntvolgsystemen. Het bijhouden en wijzigen van gegevens laat volgens de inspectie te wensen over. Tijdigheid en volledigheid van gegevensinvoer zijn belangrijke aandachtspunten. Volgens de inspectie is er veel winst te behalen t.a.v. de analyse- en bewerkingsmogelijkheden in de systemen. Daarbij doelt de inspectie in het bijzonder op standaardisering van managementinformatie en het maken van keuzes uit de veelheid van bewerkingsopties, en daarbij te kiezen voor dié opties die het meeste inzicht bieden in de langdurig bijstandsgerechtigden.

Het gebruik en beheer van de kennissystemen is nadrukkelijk een eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid. Gemeenten kunnen hierbij wel van elkaar leren. Het activeren van langdurige bijstandsgerechtigden en de kennis van dit bestand is een onderwerp dat in 2006 ook een plaats zal krijgen in het contact tussen SZW en gemeenten. Daarnaast werkt de Raad voor Werk en Inkomen aan een handreiking voor gemeenten om inzicht te krijgen en te houden in het bestand.

Op 13 mei 2005 heb ik u geïnformeerd over de aanbevelingen van de Expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI en de totstandkoming van het digitale klantdossier, dat eind 2006 gebruiksklaar zal moeten zijn (TK, 2004–2005, 26 448 nr. 206). Via dit dossier zal de noodzakelijke keteninformatie over cliënten beschikbaar zijn voor ketenpartners onafhankelijk van plaats en tijd. Het digitale dossier zal ook voor gemeenten een toegevoegde waarde hebben in de samenwerking met ketenpartners (CWI, UWV) en in hun processen gericht op reïntegratie en uitkeringsverstrekking. Het dossier wordt stapsgewijs opgebouwd: eerst ondersteunt het systeem de uitvraag en vastlegging van klantgegevens in de keten van werk en inkomen en rondom de intake WW en WWB, om op termijn uit te groeien het uit tot een klantvolgsysteem. Ik zal u in het eerste kwartaal van 2006 informeren over de voortgang van het digitale klantdossier.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven