28 870
Vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand)

nr. 142
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 augustus 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 30 juni 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 21 juni 2005 over verdeelmodellen WWB (28 870, nr. 137);

– de brief d.d. 24 juni 2005 over mogelijke oplossingen voor knelpunten in de uitvoering van de langdurigheidstoeslag (28 870, nr. 140).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Bruls (CDA) blijft voorstander van de aangepaste variant 2a van het W-deel, omdat die recht doet aan de intensieve reïntegratietaak van grotere stedelijke gemeenten en omdat die terecht een einde maakt aan verhoudingsgewijs historisch scheef gegroeide reïntegratiebudgetten.

Verbetering en plausibiliteit van het I-deel zijn weliswaar aantoonbaar, maar dit is nog niet voldoende. Dat rechtvaardigt een overgangsfase via een ex-anteaftopping van de grootste herverdeeleffecten. In deze periode moeten de gemeenten wel gestimuleerd worden om te blijven investeren in bijstandsbeperking. Dat is mogelijk via vermindering van de instroom en/of vergroting van de uitstroom.

Gezien de extra doorgerekende varianten is het oordeel dat het historisch aandeel zo beperkt mogelijk moet zijn om de plausibiliteit zo groot mogelijk te maken. Herverdeeleffecten zijn niet erg, als de verklaring maar goed genoeg is. Tegen deze achtergrond wordt de heel sterke aftopping nog steeds niet gesteund. De door het CDA voorgestelde variant laat een afvlakking van de ergste effecten zien, zowel positief als negatief. Daarom is daar een lichte voorkeur voor, mede met het oog op de laatste cijfers over een adequate plausibiliteit, een meer glijdende rangorde in de 10%-marges, niet te grote historische invloeden en een prikkeling van de gemeenten. Daarbij prevaleert een overgangsregime tot 2011 met een aftoppingsvariant, zonder afbouwsystematiek.

Bij de langdurigheidstoeslag is het knelpunt blijven liggen van de situatie van iemand met inkomsten uit arbeid, die de ziekte volledig verrekent met zijn of haar bijstandsuitkering. Die persoon komt niet boven het sociaal minimum uit en zal bij herhaling van die situatie na vijf jaar nooit een langdurigheidstoeslag ontvangen. Dat is onrechtvaardig. Alles afwegend, heeft variant B de voorkeur, omdat die het dichtst komt bij het doel: een geldelijke tegemoetkoming voor personen die langdurig in de bijstand zitten. Desondanks is variant D ook wel aantrekkelijk. Variant D biedt echter meer ruimte voor het gemeentelijk inkomensbeleid. Mocht de keuze op variant B vallen, dan zal de staatssecretaris een voorzet kunnen geven voor het vrij te laten bedrag. De uiteindelijk gekozen variant zal wel via een wetswijziging moeten worden ingevoerd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vindt dat in het verdeelmodel van het W-deel weliswaar onderscheid gemaakt wordt tussen een laag en hoog opleidingsniveau en daarin wordt uitgegaan van de arbeidsmarkt in de desbetreffende regio, alsook van de mate van mismatch, maar niet van de complexiteit van de bemiddeling bij reïntegratie. Zo zal een gemeente veel meer moeite moeten doen en kosten moeten maken om iemand aan de slag te krijgen, als er bijvoorbeeld sprake is van discriminatie op de arbeidsmarkt. Deze situaties zijn evenwel niet gelijk verdeeld over de gemeenten. Variant 2a doet dan ook geen recht aan gemeenten die een substantiële populatie hebben van zeer moeilijk bemiddelbare mensen in de richting van de arbeidsmarkt. Zij kan daarmee dus niet akkoord gaan. De wens wordt uitgesproken dat het element van zeer moeilijk bemiddelbare mensen alsnog in het verdeelsysteem wordt opgenomen. Krijgt de Kamer nog dit jaar een doorrekening van de kostprijs en de complexiteit van de bemiddelingsen toeleidingsfunctie van de gemeenten?

Er is nog geen sprake van dat de PvdA voldoende overtuigd is van de plausibiliteit van het verdeelmodel van het I-deel. Het verweer van de staatssecretaris op de geuite kritiek is minder te waarderen. Zo lang het verdeelmodel niet goed genoeg is, moet er geleidelijker worden herverdeeld. Daarom is zij het eens met het standpunt in dezen van de VNG. Naarmate de plausibiliteit toeneemt, kunnen de volgende stappen gezet worden. Vooralsnog valt de keuze op het model dat uitgaat van 5%.

In verband met de langdurigheidstoeslag is variant A destructief. Variant C (model Leek) is misschien lastig uit te voeren. De varianten B en D blijven dan over. Variant D, die de voorkeur van de staatssecretaris heeft, biedt een beetje maatwerk. Variant B is voorts bespreekbaar, gezien de twee amendementen van de PvdA die terzake zijn ingediend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) omschrijft de voorstellen van de staatssecretaris als blind boekhouden. Er wordt namelijk voorbij gegaan aan de concrete problemen waarbij sprake is van onrechtvaardigheden. Het komt min of meer neer op een verdeel- en heersmodel. Bij alle varianten moet er gewerkt worden naar 10%, maar de praktijk blijft belangrijk, ondanks de noodzaak van een prikkel om terug te keren naar de arbeidsmarkt. De realiteit is helaas dat het momenteel voor bepaalde groepen uitermate lastig is om weer een plek op de arbeidsmarkt te bevechten. In die groepen moet dan ook heel veel geïnvesteerd worden.

Een gemis in de brief van de staatssecretaris is de verklaring op het niveau van de individuele gemeenten. Het is nog steeds niet duidelijk waarom een aantal gemeenten slecht scoort bij de verdeling. Het APE-model werkt tegen die gemeenten, maar het is niet duidelijk of dit te wijten is aan slecht beleid. Het is misschien plausibel volgens het model, maar het deugt niet. Er is een bijzondere categorie van gemeenten waar een min wordt gescoord, wat niet te verklaren is met zowel het model als het beleid. Dit is onderkend, maar de staatssecretaris neemt geen actie. Dit geldt ook voor het dreigende faillissement van bepaalde gemeenten. Het is niet goed dat hiervoor geen verklaring wordt gegeven.

Het is goed om naar het objectieve verdeelmodel te streven, maar dat moet zorgvuldig en verantwoord ingevoerd worden, dus in een rustig tempo. Zo kunnen de gemeenten niet worden gevraagd om in één klap alle langdurige bijstandsontvangers aan een betaalde baan te helpen. Anders komen zij in serieuze financiële problemen. Andersom geldt dat veel gemeenten die nu extra geld krijgen, dit helemaal niet nodig hebben. De beschreven varianten bieden onvoldoende oplossingen. Vandaar het volgende alternatieve voorstel: beginnen met 3%, oplopend naar 5% in 2011. Deze oplossing is te vergelijken met de overgangsregeling voor het W-deel. In 2011 kan, afhankelijk van de uitkomsten van een evaluatie, worden overgestapt naar een volledig objectief verdeelmodel. Desnoods wordt hierover vanavond een motie ingediend.

Wat de langdurigheidstoeslag betreft, heeft variant B de voorkeur. Er kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij de vergoeding vrijwilligerswerk, maar misschien moet dat nader uitgewerkt worden.

Mevrouw Koser Kaya (D66) vindt de financiële gevolgen van het verdeelmodel voor vijftien gemeenten buitenproportioneel. Er moet voor deze gemeenten een oplossing komen die recht doet aan de inspanningen in het verleden van de afzonderlijke gemeenten om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Wanneer gemeenten mensen met succes aan werk hebben geholpen, moet hun geen grote korting opgelegd worden. Dat komt neer op een boete in plaats van een stimulans voor actief beleid. De staatssecretaris moet dan ook maar aannemelijk maken dat die vijftien gemeenten door slecht beleid van hun kant met dit financiële gevolg geconfronteerd worden.

Er moet ook gekeken worden naar de geschiedenis van de stad, zoals omvangrijke bedrijfssluitingen. Dat gebeurt nu niet. Er moet dus naar maatwerk gestreefd worden.

In de brief van de staatssecretaris staat dat het kabinet inburgeringsmiddelen ter beschikking heeft gesteld voor mensen met een taalachterstand en dat op deze manier dat probleem financieel wordt afgedekt. Minister Verdonk zegt echter bij de voorbereiding van de wet over integreren in Nederland dat bij samenloop van inburgerings- en reïntegratietrajecten, de vergoeding aan gemeenten voor de inburgeringstrajecten met 25% naar beneden bijgesteld kan worden. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat dit onderdeel niet gedekt is. Deelt de staatssecretaris die conclusie?

Bij de langdurigheidstoeslag heeft variant A de voorkeur; daarbij moet de opbrengst worden toegevoegd aan de individuele bijzondere bijstand of als bezuiniging worden ingeboekt. Het voordeel van deze variant is dat de premie op langdurige werkloosheid wordt afgeschaft en het nadeel is dat dit als asociaal kan worden opgevat. Degenen die in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand zijn mogelijkerwijs dezelfde mensen die in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Variant D is een goed alternatief.

De heer Weekers (VVD) kiest bij de verdeling van het W-deel voor variant 2a, omdat die het dichtst in de buurt komt van het uitgangspunt dat de verdeling moet aansluiten bij de behoefte van gemeenten aan reïntegratiemiddelen.

Het is heel lastig om het volledig objectieve model voor het I-deel te wegen gezien onder andere de historie in dit opzicht van een aantal gemeenten. Het nu voorgestelde systeem is in ieder geval plausibeler en eerlijker. Kan de staatssecretaris jaarlijks groot onderhoud van dit verdeelsysteem expliciet toezeggen, opdat het nog plausibeler en eerlijker wordt? Tegen deze achtergrond is er een lichte voorkeur voor de aftopping op 7,5%, maar is er ook te leven met de variant-Bruls. Natuurlijk moet er ook gewerkt worden aan een grotere objectiviteit, dus aan een aftopping van 10% in 2010/2011. Vooralsnog kan hij instemmen met de door de staatssecretaris aangegeven overgangstermijnen voor de ex-ante-inperking. Die bevatten ook een prikkel voor gemeenten.

Namens de LPF wordt opgemerkt dat die fractie kiest voor het objectieve verdeelmodel en dat zij een lichte voorkeur heeft voor de variant-Bruls met als goed alternatief de aftopping op 7,5%.

De ideale oplossing in het kader van de langdurigheidstoeslag zou maatwerk zijn, maar in deze situatie moeten de gemeenten niet weer geconfronteerd worden met een enorme beleidswijziging. Het is aan te bevelen om dit punt bij de evaluatie te betrekken en om dit de komende jaren onderdeel te laten zijn van het overleg met VNG en Divosa. Onder de huidige omstandigheden heeft variant D de voorkeur, omdat hiermee, in tegenstelling tot variant B, een oplossing op maat mogelijk is voor de grote knelpunten. Op deze wijze blijft het arbeidsmarktperspectief in beeld.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris constateert dat ook de Kamer streeft naar een objectief verdeelmodel voor zowel het W- als het I-deel. Elk model heeft voor- en nadelen, maar men mag niet vergeten dat er van het begin af aan sprake is van een mitigering. Het historisch element speelt verhoudingsgewijs een belangrijke rol bij de verdeelmodellen. Het objectieve verdeelmodel is tot stand gekomen op basis van een groot aantal kenmerken, zoals de regionale arbeidsmarkt, de werkzame beroepsbevolking, het aantal banen per hoofd van de bevolking en de netto arbeidsparticipatie van vrouwen. Naarmate er meer rekening wordt gehouden met de geschiedenis, zoals gesubsidieerde arbeid, kunnen er echter grotere problemen ontstaan.

Bij de totstandkoming van het W-deel is er sprake van een ijkpunt op persoonsniveau. Daarbij wordt de behoefte aan reïntegratieactiviteiten bepaald. Vervolgens wordt die vertaald in een totaalbehoefte aan reïntegratiemiddelen per gemeente. Er wordt ook gekeken naar de kenmerken van de bijstandsgerechtigden, inclusief de mogelijk specifieke problemen. Problemen die te maken hebben met discriminatie of de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt hoeven niet per se met dit verdeelmodel opgelost te worden. Immers, er zijn of worden hiertoe allerlei samenwerkingsverbanden opgericht, die onder een eigenstandig beleid vallen. Uit onderzoek dat het ministerie verleden jaar heeft geëntameerd, blijkt overigens dat er bij 75% van het aantal bedrijven geen sprake is van discriminatie. Het is dus een stap te ver om de 25% te veralgemeniseren en op te nemen in het verdeelmodel.

Wat de problemen van taalachterstand betreft, verwijst hij naar de BIMB-bijeenkomsten en de daaraan gerelateerde bijeenkomsten van Sociale Zaken. Voor de kosten is in de brief onder andere verwezen naar de inburgeringsmiddelen. Daarmee is geen volledige afdekking gesuggereerd, hoewel dit aspect wel een bijdrage kan leveren. Het gaat nu overigens niet om taallessen sec, maar om reïntegratie naar de arbeidsmarkt, waarbij een aantal aspecten tegelijkertijd een rol spelen, zoals opleiding, training en activering. Daarvan kan taaleducatie natuurlijk een onderdeel zijn. In dit verband zijn er overigens financiële middelen beschikbaar gesteld voor de duale trajecten. Een gemeente kan dus een reeks van middelen met creativiteit bij elkaar brengen. De inschatting is dat er voldoende ruimte is, maar hij zal nog contact opnemen met minister Verdonk over de interpretatie van haar uitspraken in dit kader.

Bovendien is de inschatting dat alle elementen in het verdeelmodel van het W-deel zijn opgenomen, zij het soms impliciet. Die hebben te maken met allochtone afkomst, opleidingsniveau, afstand tot de arbeidsmarkt en wat dies meer zij. In de komende tijd wordt nagegaan welke elementen explicieter genoemd kunnen worden, maar dit houdt niet in dat het hele model overhoop gehaald wordt. Dit valt onder groot onderhoud. De conclusies worden aan de commissie meegedeeld, evenals de interpretatie van de uitspraken van minister Verdonk over taallessen. De staatssecretaris wijst nog op de opmerkingen in de brief over onder andere de duale trajecten. Daarin is er wel degelijk sprake van aanknopingspunten.

Er blijkt een ruime steun bij de Kamer voor variant 2a, waarbij nog enkele kanttekeningen geplaatst worden.

De mate van plausibiliteit van het I-deel is duidelijker geworden. Wanneer bij het groot onderhoud blijkt dat er in dit opzicht verbeteringen mogelijk zijn, moeten die zeker doorgevoerd worden. Dat is bij dezen weer toegezegd.

Wat de percentages betreft, werkt de variant met 5% erg contraproductief. Zijn voorkeur gaat uit naar de variant van 7,5%, maar gebleken is dat de variant-Bruls voor de meerderheid in de Kamer acceptabel is. Hierbij doet zich het volgende probleem voor. In het verleden zijn er al grote stappen gezet. Vanwege de bestuurlijke duidelijkheid is het voorstel om toch een fasering op te nemen, met name om de prikkel voor gemeenten in stand te houden, zodat het historische deel langzaam verdwijnt.

In zijn brief van 10 juni van dit jaar is ingegaan op de vragen over de negatieve uitkomsten. Er zijn objectieve feiten waar het model rekening mee houdt: in eenzelfde regio is er bij de ene gemeente sprake van negatieve uitkomsten en bij de andere gemeente met vergelijkbare omstandigheden niet. Generaliseren gaat dus niet op. Soms kan de website van een gemeente aanknopingspunten bieden: uit een rapport van de gemeentelijke rekenkamercommissie blijkt dat Enschede niet goed presteert op het gebied van reïntegratie. Overigens zijn de feitelijke gegevens sinds kort ook te vinden op de kernkaart op het internet.

Ondanks de gevreesde faillissementen van gemeenten, zijn er nu overschotten waarneembaar. Er is sprake van een mitigering, dus niet van een korting met 10%, 15% of 20%. Als het huidige budget van bijvoorbeeld de gemeente Enschede wordt vergeleken met het budget dat die gemeente zou krijgen op basis van het nieuwe model (10% ex-antemitigering), komt dat uit op budgetdaling van 2,9% ofte wel 2 mln. Bij een ex-ante-inperking van 7,5% gaat het nog over 1 ton. Het is dus goed om de eerdergenoemde cijfers in de berichtgeving te relativeren. Misschien is het goed om te melden dat Enschede in 2004 een overschot had van 3,9 mln., wat neerkomt op 5,5%. Als de overschotten erbij betrokken worden, is er niet echt aanleiding voor de vrees dat er een artikel-12-procedure nodig is.

Samenvattend is de uitkomst bij het W-deel variant 2a, inclusief de daarbij geplaatste kanttekeningen en de toezegging om bij het reguliere onderhoud mogelijke verbeteringen door te voeren. Bij het I-deel volgt hij de Kamer in de variant-Bruls, ondanks dat zijn voorkeur uitgaat naar 7,5%. Het is overigens wenselijk dat hierbij een overgangstermijn wordt opgenomen.

Bij de langdurigheidstoeslag blijkt variant D een breed draagvlak te hebben. De insteek is om het probleem bij de langdurigheidstoeslag volgens variant D op te lossen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Bruls (CDA) meent dat gemeenten niet failliet kunnen gaan. Een failliet bedrijf kan een doorstart maken, maar een gemeente niet. De gemeente zal een uitkeringsgerechtigde dus moeten blijven betalen, ook als zij zwaar in de min zit. Daarom zal de Kamer zorgvuldig met de modellen moeten omgaan.

Hij is het niet eens met het instellen van een overgangstermijn, maar een evaluatie over een of twee jaar kan eenzelfde effect hebben. De Kamer kan zich dan over de heroverweging van de staatssecretaris uitspreken. Pas daarna is een afbouwscenario te overwegen.

De oplossing van het probleem bij de langdurigheidstoeslag met variant D biedt het volste vertrouwen dat gemeentebesturen de hun geboden mogelijkheden goed en ruim gaan gebruiken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) bedankt voor de toezegging dat in het kader van het onderhoud van het W-deel de Kamer op de hoogte wordt gebracht van de effecten op de taalachterstand. Kan dat vóór de ronde van volgend jaar? Wellicht kan de combinatie van inburgering en reïntegratie onderdeel zijn van de verdeelstructuur.

Het is goed dat de plausibiliteit van het I-deel in de gaten wordt gehouden. Het is ook goed dat dit onderdeel over ongeveer twee jaar wordt geëvalueerd. Tot die tijd mag de in relatie tot de plausibiliteit veel te progressieve overgangstermijn, die de staatssecretaris voorstelt, er niet komen. Zij gaat schoorvoetend akkoord met de variant-Bruls, maar de ontwikkelingen dienen heel scherp gevolgd te worden. Immers, de plausibiliteit moet substantieel verbeteren.

Uiteindelijk kiest zij bij de langdurigheidstoeslag toch voor variant D, waarbij de gemeenten een bescheiden ruimte hebben om van de regeling af te wijken. Bij de wijziging van de wet is een goede en intensieve voorlichting nodig, zodat alle gemeenten weten waar zij aan toe zijn. De colleges van BenW én de gemeenteraden moeten gelijktijdig geïnformeerd worden: de gemeenteraden stellen namelijk de lokale randvoorwaarden vast.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat de gemeente Enschede in 2004 een overschot had, omdat zij allerlei kortingen verwachtte, zoals op het Gemeentefonds. Met het oog op deze problemen werd er geld gereserveerd.

Haar fractie kiest ervoor om de effecten van het voorgestelde objectieve verdeelmodel te dempen. Bij het prikkelen, moet de realiteit niet uit het oog verloren worden, maar dat gebeurt nu wel. Vandaar dat het moet gaan om maximaal 3% in 2006, oplopend tot maximaal 5% in 2011. Daarover zal zij vannacht een motie indienen.

Zij wenst de staatssecretaris veel succes en sterkte bij zijn gesprek met minister Verdonk over de taalachterstand en zij ziet de schriftelijke informatie met belangstelling tegemoet.

Er is te leven met variant D voor de langdurigheidstoeslag. Mensen met weinig perspectief op de arbeidsmarkt mogen niet de dupe worden van het tonen van hun goede wil. Zij moeten dus in aanmerking kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Daartoe wordt nu enige opening geboden voor de gemeenten.

Mevrouw Koser Kaya (D66) kan het objectieve model voor het I-deel accepteren, maar de uitschieters zijn haar nog steeds een doorn in het oog. Uit praktische overwegingen is de variant-Bruls een goede optie, maar het is absoluut van belang dat de plausibiliteit substantieel verbeterd wordt.

Wat het W-deel betreft, moet in het gesprek met minister Verdonk voorop staan dat de onderdelen duidelijk gedekt zijn. Zij verwacht dan ook een duidelijke reactie van de staatssecretaris naar aanleiding van dat gesprek.

Variant D voor de langdurigheidstoeslag is bespreekbaar. Daarbij gaat zij ervan uit dat de gemeenten hun verantwoordelijkheid op een juiste manier invullen.

De heer Weekers (VVD) is het eens met wat de staatssecretaris heeft gezegd over het W-deel, zeker omdat er volgend jaar een extra doorrekening komt en omdat er groot onderhoud van het model is toegezegd.

Hij kan bij het I-deel prima leven met de variant-Bruls. Het zal de LPF-fractie deugd doen dat hier een Kamermeerderheid voor is. Toch zal er een overgangstermijn in acht moeten worden genomen. Het gaat per slot van rekening om werkbare oplossingen. Daarom is een breed draagvlak in de Kamer belangrijk. Een soort heroverweging over twee jaar draagt daaraan bij. In die periode zal het best wel mogelijk zijn om de plausibiliteit op te schroeven. Bij de heroverweging kan besloten worden tot een versnelde progressie.

Variant D is een prima oplossing voor de problemen bij de langdurigheidstoeslag. Kan bij de evaluatie de mogelijkheid worden bekeken om echt maatwerk te leveren? Een discretionaire bevoegdheid voor de gemeente bij het oplossen van een knelpunt steunt hij van harte. Die moet twee kanten op blijven werken: een uitkeringsgerechtigde mag niet in de knel komen door te strikte toepassing van de regels, maar een uitkeringsgerechtigde mag zich niet star opstellen, terwijl er wel een oplossing voorhanden is, alleen maar om de langdurigheidstoeslag te kunnen incasseren. Het gemeentebestuur moet een eigen afweging maken van het arbeidsperspectief.

De staatssecretaris herhaalt dat het prima is dat er voor variant D gekozen wordt bij de langdurigheidstoeslag. Het wetsvoorstel hierover komt zo snel mogelijk naar de Kamer. Natuurlijk gaat dit met de benodigde voorlichting gepaard aan zowel de colleges van BenW als de gemeenteraden. Voor de discretionaire bevoegdheid van de gemeente verwijst hij naar artikel 36, lid 1, onder c. Dit element komt ook aan de orde in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel.

De conclusie is dat er bij het verdeelmodel voor het W-deel gewerkt gaat worden volgens variant 2a. Uiteraard is daarbij onderhoud aan de orde. Hij zal op niet al te lange termijn aan de Kamer duidelijkheid verschaffen over de trajecten voor taalachterstand en de samenloop van de Wet werk en bijstand en de fondsen waarover minister Verdonk uitspraken heeft gedaan.

De motie van GroenLinks over het I-deel ziet hij tegemoet, maar de conclusie is dat de meerderheid zich kan vinden in de variant-Bruls.

In de afbouwtermijn zijn er weliswaar elementen met betrekking tot de plausibiliteit die verbetering behoeven, maar niet alle negatieve uitkomsten zijn daaraan te wijten. Er zijn onderzoeken gedaan en het ministerie is bereid om het systeem aan de gemeenten inzichtelijk te maken. In de praktijk zal blijken welke verbeteringen er nog mogelijk zijn na een zorgvuldige afweging.

Het is duidelijk dat de commissie nu niet wil starten met het afbouwen. Het is wijs dat hij de diverse mogelijkheden gaat bekijken en daarover na een of twee jaar voorstellen doet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven