nr. 132
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2005
Ter voldoening aan het verzoek in de brief van de vaste commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW05-128) verstrek ik u hierbij de volgende
informatie betreffende de toepassing van artikel 13, eerste lid, onder a,
van de Wet werk en bijstand (WWB).
Artikel 13, eerste lid, onder a, WWB verbiedt bijstandsverlening aan degene
die rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De uitsluitingsgrond geldt zowel voor
de verlening van algemene als van bijzondere bijstand. Daarmee bestaat ook
geen mogelijkheid om in die situatie bijstand in de vorm van een geldlening
(«leenbijstand») te verstrekken.
Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is de belanghebbende
verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te
aanvaarden. Vanwege de vrijheidsbeneming kunnen gedetineerden niet voldoen
aan de aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling.
Gemeenten kunnen eveneens geen invloed uitoefenen op de uitstroom en daarmee
op de duur van de bijstandsverlening.
De rechtvaardiging voor de uitsluiting vloeit voorts mede voort uit het
feit dat in de noodzakelijke kosten van het bestaan van gedetineerden door
het ministerie van Justitie wordt voorzien.
Indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken heeft het college van
burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, gelet op alle omstandigheden
in het individuele geval, op grond van artikel 16 WWB bijstand te verlenen
aan een persoon die geen recht op bijstand heeft. Bij de toepassing van artikel
16 WWB dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat
de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele
andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk
is. In jurisprudentie worden «zeer dringende redenen» slechts
dan aanwezig geacht in geval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een
situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit
tot gevolg kan hebben. Ook de situatie dat er sprake is van ernstige
consequenties voor de psychische gezondheidstoestand van de belanghebbende,
kan onder het begrip «acute noodsituatie» vallen.
In individuele gevallen waarin sprake is van een acute noodsituatie bestaat
de bevoegdheid voor gemeenten bijstand te verlenen aan gedetineerden. Met
artikel 16 WWB wordt overigens niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule
te formuleren voor de uitsluiting van het recht op bijstand. Het betreft steeds
uitzonderlijke situaties waarbij steeds een strikt individuele afweging van
de omstandigheden noodzakelijk is.
Met uitzondering van de zeer dringende redenen in artikel 16 WWB komt
het college van burgemeester en wethouders geen discretionaire bevoegdheid
toe bijstand te verlenen aan gedetineerden. Ook de jurisprudentie heeft uitdrukkelijk
bepaald dat er bij het verlenen van bijstand in geval van detentie geen sprake
is van gemeentelijke beleidsvrijheid. De bevoegdheid is eerst dan aanwezig
indien in concreto vaststaat dat sprake is van een acute noodsituatie.
Het verbod om aan gedetineerden bijstand te verlenen betekent dat tijdens
detentie geen bijzondere bijstand kan worden verleend voor de doorbetaling
van vaste lasten verbonden aan de woning, tenzij er sprake is van zeer dringende
redenen. Primair is de gedetineerde zelf verantwoordelijk voor de situatie
waarin hij terecht is gekomen en voor het zoeken naar oplossingen. Daarnaast
is het van belang dat het gevangeniswezen in overleg met de gedetineerde en
betrokken organisaties naar oplossingen zoekt om te voorkomen dat de woning
voor de gedetineerde opgegeven moet worden.
Eenmaal in vrijheid gesteld, kunnen ex-gedetineerden een aanvraag doen
voor bijzondere bijstand ten behoeve van een legitimatiebewijs. De kosten
voor de aanschaf van de verplichte identiteitsdocumenten zijn kosten die in
beginsel uit de eigen middelen dienen te worden voldaan. Gemeenten kunnen
echter bij verordening bepalen dat geheel of gedeeltelijk kwijtschelding wordt
verleend al naar gelang de betalingscapaciteit van betrokken persoon en conform
de fiscale invorderingswet. Voorts hebben de gemeenten de bevoegdheid om in
bijzondere individuele omstandigheden en rekening houdend met vorenbedoelde
kwijtscheldingsmogelijkheid, voor deze kosten geheel of gedeeltelijk bijzondere
bijstand te verlenen. Dit wordt door de gemeente van geval tot geval beoordeeld.
Het zich kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs is een voorwaarde
voor het te gelde kunnen maken van het recht op bijstand. Ingeval bij de aanvraag
niet over een geldig legitimatiebewijs wordt beschikt, zal de gemeente op
basis van de gemeentelijke werkinstructie door eigen onderzoek of onderzoek
van de GBA moeten vaststellen of de identiteit, nationaliteit en/of verblijfsrechtelijke
positie kan worden vastgesteld en worden gecontroleerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof