28 870
Vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten (Wet werk en bijstand)

nr. 127
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 januari 2005

De commissie voor de Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over knelpunten bij de toepassing van de langdurigheidtoeslag.

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 december 2004. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Smits

Griffier van de commissie,

Nava

VOORBEELDEN KNELPUNTEN TOEPASSING LANGDURIGHEIDSTOESLAG

1. Kleine inkomsten volledig verrekend met de bijstand

Bijstandontvangers die in de afgelopen vijf jaar zeer bescheiden hebben gewerkt en wier inkomsten volledig met de bijstandsuitkering zijn verrekend, krijgen nu geen langdurigheidstoeslag meer. Dit terwijl zij geen toegang meer hebben tot de arbeidsmarkt.

Mogelijke oplossingsrichting

Inkomen uit tegenwoordige arbeid die volledige verrekend worden met de bijstand en niet meer dan € XXX per jaar bedragen, zouden buiten beschouwing bij de vaststelling van het recht op langdurigheidstoeslag.

Meer in het algemeen kan gedacht worden aan de mogelijkheid dat bijstandontvangers die via arbeid geld verdienen, maar niet boven het voor hem/haar geldende sociaal minimum (bijstand) uitkomen, toch in aanmerking kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag.

Antwoord 1

Centraal in de Wet werk en bijstand (WBB) staat – voor personen jonger dan 65 jaar – het uitgangspunt werk boven inkomen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de belanghebbende door de gemeente niet te snel wordt afgeschreven door hem of haar het stempel op te drukken van «geen arbeidsmarktperspectief». Daarom dienen alle inspanningen van belanghebbende en gemeente gericht te zijn op arbeidsinschakeling. De WWB stelt de gemeente in staat om de belanghebbende richting arbeidsinschakeling te ondersteunen in de vorm van voorzieningen. Deze kunnen bestaan uit onder meer scholing, loonkostensubsidie, gesubsidieerde arbeid, sociale activering, stimuleringspremies, kinderopvang en stages. Deze op uitstroom en reïntegratie gerichte aanpak laat onverlet dat de inkomenswaarborg een kernfunctie is van de WWB. Voor degenen die geen perspectief hebben op inschakeling in het arbeidsproces is er in de WWB een extra toeslag geregeld. Deze langdurigheidstoeslag is een uitzondering op het uitgangspunt van de toereikendheid van het sociaal minimum. Die uitzondering is alleen dan te rechtvaardigen als de belanghebbende ten minste vijf jaar een inkomen op het niveau van het sociaal minimum heeft gehad en er geen arbeidsmarktperspectief is. Als er inkomsten zijn (geweest) uit of in verband met arbeid, is er geen sprake van een situatie waarin arbeidsmarktperspectief ontbreekt en bestaat er geen recht op de langdurigheidstoeslag.

Het inkomen heeft bij de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag een dubbele functie. Enerzijds moet de hoogte van het inkomen worden getoetst aan de toepasselijke bijstandsnorm, en anderzijds dient het ter vaststelling van het al dan niet aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief. Een leidend uitgangspunt van de langdurigheidstoeslag is dat het recht daarop uitsluitend bedoeld is voor personen die geen arbeidsmarktperspectief hebben gehad in de afgelopen 60 maanden. In artikel 36 , eerste lid, onderdeel b, WWB is dit in de objectieve voorwaarde «geen inkomsten uit of in verband met arbeid hebben gehad» vastgelegd. Het geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing laten van inkomsten uit of in verband met arbeid over de afgelopen 5 jaar, zou tot een uitholling van de voorwaarde «geen arbeidsmarktperspectief» leiden. Zoals hiervoor is aangegeven, is het ontbreken van arbeidsmarktperspectief de rechtvaardiging voor de uitzondering die met de langdurigheidstoeslag wordt gemaakt op het uitgangspunt van de toereikendheid van het sociaal minimum. Het buiten beschouwing laten van inkomsten uit of in verband met arbeid betekent een bonus op een langdurig verblijf in de bijstand en heeft negatieve effecten op de armoedeval. In dit kader is bij de parlementaire behandeling van de WWB aangegeven dat de langdurigheidstoeslag mede in relatie moet worden gezien met de instrumenten zoals de stimuleringspremie gericht op arbeidinschakeling, en de bijzondere bijstand. Voor degenen die wel arbeidsmarktperspectief hebben heeft de gemeente het instrument van de premieverstrekking om mensen uiteindelijk te stimuleren om werk te aanvaarden dan wel parttime werkzaamheden uit te breiden. De ontvangst van inkomen uit of in verband met arbeid vormt – ongeacht de hoogte daarvan – een beletsel voor het recht op langdurigheidstoeslag. Om deze redenen blijf ik van mening dat met inkomsten uit of in verband met arbeid in de afgelopen periode van 60 maanden, ongeacht de hoogte daarvan, conform het bepaalde in artikel 36 WWB rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag.

2. Wet werk en bijstand (WWB) en nabestaandenpensioen

Een bijstandontvanger ontvangt een nabestaandenpensioen van AEGON (het pensioenfonds van overleden echtgenoot) en aanvullende bijstand. Het nabestaandenpensioen wordt volledig verrekend. De langdurigheidtoeslag wordt afgewezen, omdat het pensioen «inkomen in verband met arbeid» is. Dat dit pensioen geen verband houdt met door haar verrichte arbeid en haar arbeidsperspectief, doet volgens de gemeente niet ter zake.

3. WWB en ouderdomspensioen van ex echtgenoot

Een bijstandontvanger krijgt van haar ex-echtgenoot een deel van zijn ouderdoms(bedrijfs)pensioen doorbetaald. Daarnaast ontvangt zij aanvullende bijstand. Het pensioen wordt volledig verrekend met de WWB-uitkering. De langdurigheidstoeslag wordt afgewezen, omdat het pensioen «inkomen in verband met arbeid» is. Dat dit pensioen geen verband houdt met door haar verrichte arbeid en haar arbeidsperspectief, doet niet ter zake.

Mogelijke oplossingsrichting (2 en 3)

Bij de casus 2 en 3 zou bepaald kunnen worden dat onder het begrip «inkomen in verband met arbeid» moet worden verstaan «inkomen in verband met inkomsten uit tegenwoordige arbeid». Daar zou geen wetswijziging voor nodig zijn omdat het een nadere definitie is van een wetsbepaling. Inkomsten uit pensioen van partner die volledige verrekend worden, tellen dan niet mee.

Antwoord 2 en 3

Bij de beoordeling of er sprake is van arbeidsmarktperspectief in de afgelopen 60 maanden is de gezinssituatie van de belanghebbende op het moment van de peildatum medebepalend. In geval van samenwonenden moet van beiden het arbeidsmarktperspectief worden vastgesteld. Hierbij geldt dat een alleenstaande of alleenstaande ouder die in de afgelopen 60 maanden zelf geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft gehad, en in die periode geen inkomen heeft genoten dat hoger was dan de toen van toepassing zijnde bijstandsnorm, in aanmerking kan komen voor de langdurigheidstoeslag. Dit geldt ook als die persoon in de afgelopen 60 maanden samen heeft gewoond met een (andere) persoon die wel inkomsten uit of in verband met arbeid heeft gehad. Voorts geldt dit als de belanghebbende inkomsten in verband met arbeid van die andere persoon ontvangt in de vorm van een pensioen.

Het inkomen uit of in verband met arbeid dat zijn oorsprong vindt in werkzaamheden van een ander, zegt immers niets over het al dan niet aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief van de aanvrager.

De interpretatie van het begrip «arbeidsmarktperspectief» in vorenbedoelde zin laat dus de gewenste ruimte toe die kan leiden tot toekenning van de langdurigheidstoeslag.

4. WAO-gedeeltelijk en WWB, volledige arbeidsongeschiktheid

Iemand met gedeeltelijke WAO (met arbeidsdeskundige keuring) plus aanvullende bijstand komt niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. De WAO-uitkering wordt dan beschouwd als «inkomen in verband met arbeid», terwijl betrokkene intussen volledige arbeidsongeschiktheid is verklaard en al langer dan vijf jaar een laag inkomen heeft. Echter, iemand met alleen bijstandsuitkering komt (na vijf jaar) wél in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. De vraag is of deze laatste bijstandontvanger méér arbeidsperspectief heeft dan de bijstandontvanger met een WAO-uitkering.

Mogelijke oplossingsrichting

Iemand die al vijf jaar een bijstandsuitkering ontvangt met oorspronkelijk een WAO-uitkering op grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, indien hij/zij geheel arbeidsongeschikt is geworden, niet meer verder afgekeurd worden, terwijl hij/zij wel blijvend op de combinatie WWB/WAO-uitkering is aangewezen. Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn in een dergelijk geval wel een beroep op de langdurigheidstoeslag mogelijk te maken.

Antwoord 4

In artikel 36, eerste lid, onderdeel b, WWB is bepaald dat degenen met inkomen in verband met arbeid, zoals een WW-of WAO-uitkering, niet tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoren. Hierop is in artikel 36, vierde lid, WWB een objectief geformuleerde uitzondering aangebracht voor degenen met een WAO-uitkering, die grote beperkingen hebben met betrekking tot de benutbare mogelijkheden. Ook indien de aanvrager een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80–100% ontvangt, kan de langdurigheidstoeslag alleen worden verstrekt, indien bij het laatste verzekeringsgeneeskundige onderzoek is vastgesteld dat er zodanige beperkingen zijn met betrekking tot de benutbare mogelijkheden, dat van het arbeidsdeskundige onderzoek kan worden afgezien en de betrokkene ook voldoet aan de overige voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag (artikel 36, vierde lid, onderdelen b en c, WWB). De WWB beoogt hiermee te voorkomen dat WAO-gerechtigden die volgens het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) nog wel mogelijkheden hebben tot arbeidsinschakeling, door de gemeenten door middel van het toekennen van een langdurigheidstoeslag voor wat betreft de mogelijkheden van arbeidsinschakeling anders worden beoordeeld. Artikel 36 WWB sluit dus aan bij de beoordeling van de benutbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt, die in het kader van de WAO-uitkering heeft plaatsgehad.

Ten aanzien van WAO-gerechtigden met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 45% die op grond van de WAO-uitkering WAO verzekerd zijn, geldt dat deze personen bij toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van een andere oorzaak dan die waarop het bestaande arbeidsongeschiktheidspercentage berust niet voor een WAO-uitkering naar een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage in aanmerking kunnen komen. In de praktijk kan er dan medisch gezien sprake zijn van «geen duurzaam benutbare mogelijkheden op de arbeidsmarkt». Volgens de letter van artikel 36 WWB is er in deze gevallen geen recht op een langdurigheidstoeslag. Het is echter wel de bedoeling van de wetgever geweest om personen die medisch gezien volledig arbeidsongeschikt zijn en geen duurzame benutbare mogelijkheden hebben op de arbeidsmarkt, in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag. Ik zal mij beraden op een oplossing voor deze problematiek en u daarover informeren.

5. Anw-ers en recht op langdurigheidstoeslag

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel WWB worden Anw-ers expliciet als doelgroep van de langdurigheidstoeslag genoemd. Ze hebben echter een inkomen boven het minimum: een alleenstaande ouder zit ongeveer € 80 boven de bijstandsnorm. De vraag is of deze groep in aanmerking komt voor een langdurigheidstoeslag.

Mogelijke oplossingsrichting

Niet aangegeven.

Antwoord 5

Personen met een Anw-uitkering kunnen in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag voorzover zij aan de voorwaarden ex artikel 36 WWB voldoen. De Anw-uitkering wordt niet beschouwd als inkomen in verband met arbeid.

De Anw-uitkering is net als de WWB-uitkering een uitkering op het niveau van het sociaal minimum. Bij de berekening van het inkomen van degenen die naast hun Anw-uitkering ook recht hebben op de alleenstaande ouderkorting is er wel een verschil met de in die situatie van toepassing zijnde bijstandsnorm. Immers bij de WWB behoort de alleenstaande ouderkorting tot de middelen waarmee bij de berekening van de bijstandsuitkering rekening moet worden gehouden. Bij de berekening van de Anw-uitkering wordt deze heffingskorting niet op de Anw-uitkering in mindering gebracht. Hierdoor kan het netto inkomen van een Anw-gerechtigde die recht heeft op de alleenstaande ouderkorting ongeveer € 115 per maand hoger uitvallen dan een WWB-gerechtigde die recht op een alleenstaande ouderkorting heeft. Deze groep Anw-gerechtigden komt daardoor op grond van de hoogte van het inkomen boven de bijstandsnorm niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

6. WAO en arbeidsdeskundige beoordeling

WAO-ers die voor 80–100% arbeidsongeschikt zijn verklaard en die langer dan vijf jaar een laag inkomen hebben en minder dan vijf jaar geleden een arbeidsdeskundige beoordeling hebben gehad, hebben volgens de gemeente geen recht op langdurigheidstoeslag. Ook als dat gesprek over de mogelijkheid van arbeid heeft plaatsgehad zonder dat er vervolgens een sollicitatieplicht is opgelegd of een afschattingsprocedure in werking is getreden. Deze WAO-ers hebben geen sollicitatieplicht en geen arbeidsperspectief, anders zouden zij immers geheel of gedeeltelijk goedgekeurd zijn. Is artikel 36, vierde lid, onderdelen a en b, WWB een «én-én»-bepaling of een «dan wel»-bepaling?

Mogelijke oplossingsrichting

De vraag is of een arbeidsdeskundige beoordeling als zodanig een activiteit of inkomsten verband met werk is. Dat feit ontstaat toch pas bij afschatting of sollicitatieplicht als gevolg van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling?

Antwoord 6

Artikel 36 , vierde lid, onderdelen a, b en c, WWB zijn «én-én bepalingen». Artikel 36, vierde lid, onderdeel b, WWB bepaalt dat bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling moet zijn afgezien van een arbeidsdeskundig onderzoek. De bedoeling hiervan is dat moet zijn vastgesteld dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor het verrichten van arbeid aanwezig zijn. Deze conclusie kan echter ook getrokken worden wanneer er wel een arbeidsdeskundig onderzoek heeft plaatsgehad, maar nadien door het UWV tot de eindconclusie is gekomen dat de belanghebbende geen resterende verdiencapaciteit heeft.

7. Inkomsten uit onkosten- en reisvergoedingen

De vraag is of:

– een vrijwilligersvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;

– een onkostenvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;

– een mislukte werkstage waar een bescheiden (onkosten)vergoeding bij hoorde geldt als inkomsten uit arbeid;

– sociaal activeringstraject met onkostenvergoeding geldt als inkomsten uit arbeid;

– volledig met de bijstand verrekende inkomsten uit arbeid die per jaar niet meer dan € 700–€ 1000 hebben bedragen geldt als inkomsten uit arbeid;

– inkomsten uit de straatkrant geldt als inkomsten uit arbeid.

In hoeverre beïnvloedt de huidige strikte interprestatie de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen of sociale activering waar zelfs een premie mogelijk is?

Mogelijke oplossingsrichting

Onkostenvergoedingen, forfaitaire vrijwilligersvergoedingen, reiskostenvergoedingen en sociale activeringsvergoedingen die niet meer dan niet meer dan € xxx per jaar bedragen zouden buiten beschouwing kunnen blijven bij het vaststellen van het recht op langdurigheidstoeslag.

Antwoord 7

Een vergoeding of onkostenvergoeding die in het kader van het vrijwilligerswerk wordt verkregen wordt niet beschouwd als inkomsten uit of in verband met arbeid. Een vrijwilligersvergoeding veronderstelt namelijk de aanwezigheid van bepaalde onkosten. Een onkostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste € 20,30 per week met een maximum van € 711 per jaar wordt niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend. Dit geldt ook voor onkostenvergoedingen die zijn verstrekt in het kader van een mislukte werkstage of in een sociaal activeringstraject.

Bij deelname aan vrijwilligerwerk, werkstages of een sociaal activeringstraject is een langdurigheidstoeslag in beginsel mogelijk, tenzij er sprake is van inkomsten uit of in verband met arbeid dan wel de gemeente op grond van het ter zake vastgestelde beleid voor die deelname een stimuleringspremie pleegt toe te kennen.

Ten aanzien van met de bijstand voor 100 % verrekende arbeidsinkomsten en voor de inkomsten uit de verkoop van een straatkrant geldt dat er sprake is van aanwezigheid van inkomsten uit arbeid. In die situaties is er dus geen recht op de langdurigheidstoeslag.

8. WAO en medewerking aan een TV-programma

Een volledige arbeidsongeschikte bijstandontvanger doet mee aan een TV-praatprogramma en krijgt daarvoor een reiskostenen onkostenvergoeding. Er staan werkelijke kosten tegenover. De gemeente meent dat het hier gaat om inkomsten in verband met arbeid en weigert de langdurigheidstoeslag.

Mogelijke oplossingsrichting

Meedoen aan een TV-programma waar geen feitelijke arbeidsprestatie wordt gevraagd, bijvoorbeeld het meedoen aan een spelletje of als ervaringsdeskundige, gehandicapte of bijstandontvanger optreden, tellen niet mee als inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Een bescheiden forfaitaire onkostenvergoeding en reiskostenvergoeding zouden dan buiten beschouwing gelaten kunnen worden.

Antwoord 8

Zoals in antwoord 7 reeds is aangegeven, behoren vergoedingen van gemaakte onkosten niet tot de inkomsten uit arbeid. Om te kunnen spreken van inkomsten uit arbeid moet er wel sprake zijn van het verrichten of het verricht hebben van een arbeidsprestatie.

9. Premie bij sociale activering of scholing

Een bijstandontvanger ontvangt een bescheiden premie voor sociale activering of een sociale vaardigheids training. Mag aan hem/haar dan geen langdurigheidstoeslag meer worden uit gekeerd, ondanks het feit dat hij/zij vijf jaar lang op sociaal minimum heeft geleefd en geen inkomsten uit arbeid heeft?

Mogelijke oplossingsrichting

Een premie bij sociale activering en scholing waarbij geen direct verband met arbeid is, zou buiten beschouwing kunnen blijven.

Antwoord 9

Het is ongewenst dat een premie bij sociale activering en scholing waarbij geen direct verband met arbeid is en de langdurigheidstoeslag kunnen samenlopen, gezien het feit dat de premie immers reeds tot een inkomensverbetering leidt.

Voor zover bedoelde premie in het verleden is verstrekt – en er dus geen sprake is van samenloop van premie en langdurigheidstoeslag in hetzelfde kalenderjaar – staat die niet aan toekenning van de langdurigheidstoeslag in de weg omdat de premie niet gerekend kan worden tot de inkomsten uit of in verband met arbeid.

10. Periode zonder inkomen

Volgens de WWB moet iemand vijf jaar ononderbroken een inkomen hebben gehad dat niet hoger is dan het minimum. Als er dus sprake is van een onderbreking, moet de gemeente dit afwijzen. Bijstandontvangers die (met toestemming van de sociale dienst) zes weken naar Marokko gaan, waarvan er vier weken worden doorbetaald en twee weken niet, hebben volgens de WWB geen recht op de langdurigheidstoeslag. De gemeente Den Haag staat dit overigens wel toe, maar waarschijnlijk voeren andere gemeente deze bepaling strikt uit.

Mogelijke oplossingsrichting

De periodes zonder inkomen zouden buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij het beoordelen van het recht op langdurigheidstoeslag.

Antwoord 10

Bij onderbrekingen van de periode van 60 maanden, bijvoorbeeld kort verblijf in het buitenland waarbij geen inkomsten zijn genoten, dient de gemeente vast te stellen of er aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag is voldaan. Met name betreft het dan de beoordeling van de vraag of er, conform het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onderdeel c WWB, in voldoende mate is getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

11. Jonggehandicapt en alleenstaand

Een alleenstaande jonggehandicapte, voor 80%–100% arbeidsongeschikt, heeft een Wajong-uikering en geen ander inkomsten. Ondanks het bepaalde in artikel 36, vierde lid, WWB, meent de gemeente Dongen dat er geen recht op langdurigheidstoeslag is, omdat de alleenstaande jongehandicapte een inkomen heeft dat enkele euro's per maand hoger is dan een alleenstaande bijstandontvanger (de Wajong-toeslag). Hoewel jonggehandicapten met een Wajong-uitkering nadrukkelijk tot de doelgroep behoren, weigert de gemeente de langdurigheidstoeslag toeslag.

Mogelijke oplossingsrichting

De alleenstaande jonggehandicapte die voor 80%–100% arbeidsongeschikt is en geen inkomsten uit arbeid heeft, zou het recht op een langdurigheidstoeslag op grond van artikel 36, vierde lid, WWB, gegeven kunnen worden.

Antwoord 11

Een Wajonger kan in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag indien wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Specifiek voor o.a. de Wajonggerechtigde is in artikel 36, vierde lid, WWB bepaald dat de Wajong-uitkering moet zijn berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80% en dat bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het arbeidsdeskundig onderzoek. De Wajong-uitkering is een uitkering die netto op of rond het minimum niveau uitkomt. In de praktijk kan het voorkomen dat de maandberekening van de uitkering van bruto naar netto als gevolg van belastingheffing en vakantietoeslag iets afwijkt van de netto bijstandsnorm. Dit vormt echter geen beletsel voor de toekenning van het recht op een langdurigheidstoeslag. De jonggehandicaptenkorting wordt in het kader van de WWB niet tot de middelen gerekend moet daarom buiten beschouwing blijven.

12. Bijstandontvanger met een PGB of AWBZ-woonvorm

Het is onduidelijk of een licht verstandelijk gehandicapte bijstandontvanger recht op langdurigheidstoeslag, indien hij/zij begeleid zelfstandig woont met een persoonsgebonden budget, geen inkomsten uit arbeid (langer de vijf jaar) en ook geen Wajong-uitkering heeft. En indien zijn/haar woonvorm Awbz-gefinancierd is, zoals aanleunwoning of gezinsvervangend tehuis met dagbesteding?

Mogelijke oplossingsrichting

Niet aangegeven.

Antwoord 12

Het recht op een langdurigheidstoeslag is niet gekoppeld aan het al dan niet voeren van een zelfstandige huishouding. Wel is onder andere van belang of het inkomen in de afgelopen 60 maanden niet hoger is geweest dan de bijstandsnorm. De bijstandsnorm is de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm verminderd of vermeerderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging. Hieronder vallen ook de bijstandsnormen die volgens artikel 23 WWB gelden voor personen in een inrichting.

13. Boete

Gemeenten handelen verschillend als het gaat om bijstandontvangers die in vijf jaar tijd een boete of maatregel gekregen hebben. Immers men wordt dan van recht op langdurigheidstoeslag uitgesloten.

Mogelijke oplossingsrichting

De bedoeling is dat mensen die een sanctie krijgen om dat zij werk weigeren of fraude plegen vijf jaar lang geen langdurigheidstoeslag krijgen. Er zijn gemeenten die bij een boete voor het te laat inleveren van een maandbriefje de langdurigheidstoeslag weigeren. Sommige gemeenten pas bij recidive. Andere gemeenten grijpen iedere onregelmatigheid aan om langdurigheidstoeslag te weigeren. Een scherpe afbakening kan de nodige duidelijkheid geven.

Antwoord 13

Het is aan de gemeenten om te beoordelen of de belanghebbende in de afgelopen periode van 60 maanden voldoende heeft getracht om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden (artikel 36, eerste lid, onderdeel c, WWB). De gemeenten bepalen daarom ook zelf of, en in welke mate sancties en boetes die in het verleden aan de belanghebbende zijn opgelegd in dat kader relevant zijn voor de bepaling van het recht op een langdurigheidstoeslag. In beginsel zullen echter alleen sancties die het gevolg zijn van een verwijtbaar handelen van de belanghebbende ten aanzien van zijn arbeidsinschakeling een rol kunnen spelen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Ko°er Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven