nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 december 2003
Per brief van 12 december jl. heeft de inspecteur-generaal Werk en Inkomen
mij geïnformeerd over de afwikkeling van het verscherpt toezicht in het
kader van de Algemene bijstandswet (Abw). Hierbij bied ik u zijn brief ter
kennisname aan.1 Gezien het vervallen van de Abw
en de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004
ziet de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) geen legitimatie meer om individuele
gemeenten nog op de voet te blijven volgen. IWI geeft aan dat het bij de gemeenten
Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Almelo en Den Helder ingestelde verscherpte
toezicht per 1 januari 2004 zal worden beëindigd. IWI zal bovendien
aan deze gemeenten geen verplichting meer opleggen om zich in het kader van
het verscherpte toezicht te verantwoorden over de uitvoering van de Abw in
het vierde kwartaal 2003.
De afwikkeling van het verscherpt toezicht heeft consequenties voor de
bestuurlijke afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Aan de
met de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Almelo gemaakte bestuurlijke afspraken
heb ik namelijk de voorwaarde van een adequate uitvoering van de Abw verbonden.
Mogelijk zal ik binnenkort ook met de gemeente Haarlem dergelijke afspraken
gaan maken. Mijn oordeel over de adequaatheid van de uitvoering baseer ik
mede op de voortgangsrapportages die IWI per kwartaal aan mij uitbrengt in
het kader van het verscherpt toezicht.
Per brief van 28 november jl. (28 870, nr. 96) heb ik u geïnformeerd
over het financieel maatregelenbeleid Abw, IOAW, IOAZ en WIW 2003. In deze
brief heb ik gewezen op de extra inspanningen die gemeenten in het kader van
de implementatie van de WWB moeten verrichten. Vanwege het belang dat ik hecht
aan een goede en tijdige invoering van de WWB heb ik besloten om af te zien
van het opleggen van financiële maatregelen, voor zover de rechtmatigheidstekortkomingen
in 2003 betrekking hebben op voorschriften die met de invoering van de WWB
vervallen of die daarmee worden omgezet van een verplichting in
een bevoegdheid voor gemeenten.
Gelet op het bovenstaande zal ik het oordeel over de adequaatheid van
de uitvoering van de Abw in het kader van de Agenda voor de Toekomst baseren
op de voortgang in de eerste drie kwartalen van 2003. De betreffende gemeenten
zijn daarmee niet meer verplicht om een verslag in te dienen over het vierde
kwartaal. Indien een gemeente verwacht dat rapportage over het vierde kwartaal
van 2003 het oordeel positief kan beïnvloeden, staat het gemeenten uiteraard
vrij om op vrijwillige basis hierover verslag te doen. Ik zal deze rapportage
over het vierde kwartaal 2003 dan betrekken bij mijn oordeel over de uitvoering
van de Abw.
Voor het jaar 2004 zal de voorwaarde van adequate uitvoering van de wet
voor voornoemde gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst blijven
bestaan. Hierbij zal ik mijn oordeel mede baseren op de informatie die IWI
in het kader van het reguliere toezicht zal verstrekken over de uitvoering
van de WWB. Uiteraard zullen bovengenoemde gemeenten mij regelmatig blijven
rapporteren over de voortgang van de Agenda voor de Toekomst (Amsterdam en
Rotterdam elk kwartaal en Almelo elk half jaar).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte