28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2015

U heeft mij verzocht om binnen een week antwoord te geven op de vragen die het lid Van Gerven heeft gesteld over belangenverstrengeling bij de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Hieronder ga ik in op de verschillende vragen die daarover naar voren zijn gebracht.

Om meer helderheid te krijgen over de situatie heb ik de Gezondheidsraad formeel gevraagd om mij te informeren over alle relevante feiten over deze casus. Ik heb met name gevraagd om de rol van professor Meijer en zijn belangen bij de advisering van de Gezondheidsraad over het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker grondig uit te zoeken. Vervolgens heb ik gevraagd om na te gaan of dit aanleiding is om het uitgebrachte advies te herzien en op welke gronden wel of niet. Tot slot heb ik verzocht aan te geven of deze casus de Gezondheidsraad aanleiding geeft om zijn werkwijze aan te passen. Gisteren heb ik een reactie ontvangen van de Gezondheidsraad. Beide brieven treft u als bijlage aan1.

Belangenverstrengeling

Als eerste wil ik ingaan op het punt van de belangenverstrengeling in het algemeen en die van professor Meijer in het bijzonder. Zowel de Gezondheidsraad als het VUmc, de voormalig werkgever van professor Meijer, nemen het punt van het onvolledig informeren over belangen hoog op.

De voorzitter van de Gezondheidsraad heeft zich beraden op de positie van professor Meijer bij de Gezondheidsraad. Als gevolg hiervan heeft professor Meijer afgelopen vrijdag verzocht zijn lidmaatschap van de Gezondheidsraad op te zeggen. Voorts gaat de Gezondheidsraad zich opnieuw bezinnen over de balans tussen wetenschappelijke expertise en belangen. In een wereld waar de problemen zo groot zijn dat noch overheid, noch wetenschap, noch industrie de oplossing kan brengen, is samenwerking cruciaal. Nederland is zeer sterk in publiek private samenwerking, waardoor de zogenaamde «gouden driehoek» vanuit de overheid sterk wordt gewaardeerd en gestimuleerd, kijk bijvoorbeeld naar het topsectorenbeleid. Er is dus niks mis met, in tegendeel, veel te zeggen voor de samenwerking tussen overheid, wetenschap en industrie. Ten gevolge hiervan zijn veel wetenschappers verbonden aan deze publiek private samenwerking. Van belang voor het functioneren van de Gezondheidsraad is dat deze deskundigen wel hun bijdrage kunnen leveren aan de kennis over een onderwerp, maar als er banden zijn met de industrie of zij belanghebbende zijn bij het onderwerp, zij een adviserende rol hebben. Op basis van de afgegeven belangenverklaringen is de heer Meijer door de Gezondheidsraad niet toegelaten als lid van de commissie, maar, vanwege zijn expertise wel als adviseur zonder stemrecht zonder medezeggenschap over de inhoud van het advies betrokken. Ik vraag de Gezondheidsraad om deze positie meer op afstand te zetten, te weten dat deze deskundige wel worden geconsulteerd, maar niet, ook niet in een vaste adviserende rol, worden betrokken bij het eigenlijke advies. Ik acht dit, in het belang van het huidige beleid en ter bescherming van de deskundige zelf, van grote urgentie. Ik heb grote waardering voor alle wetenschappers die zich inzetten voor Gezondheidsraad en daarmee een wetenschappelijke basis en onderbouwing aan het gezondheidsbeleid geven. Ik acht het derhalve cruciaal dat slordigheden of onvoldoende transparantie geen kans krijgen door strikte procedures.

VUmc heeft sinds 2010 een aangescherpte regeling voor het melden van en toestemming vragen voor belangen en nevenwerk. Omdat professor Meijer sinds die tijd geen melding heeft gemaakt van nevenwerkzaamheden worden deze alsnog geïnventariseerd en ter goedkeuring aan de raad van bestuur voorgelegd. Ook heeft VUmc de ombudsman wetenschappelijke integriteit gevraagd om te onderzoeken of er aanwijzingen zijn voor laakbaar handelen met betrekking tot het melden van mogelijke conflicts of interest in de publicaties van professor Meijer. Indien de ombudsman aanwijzingen vindt voor laakbaar handelen wat betreft de melding van mogelijke conflicts of interest bij de publicaties van professor Meijer, zal hij de Raad van Bestuur adviseren de zaak te deponeren bij de vaste VU/VUmc commissie Wetenschappelijke Integriteit. Zij zullen het dan formeel onderzoeken, conform het beleid aangaande wetenschappelijke integriteit VU/VUmc.

Advies Gezondheidsraad

Als tweede wil ik ingaan op de inhoud en de conclusies van het advies van de Gezondheidsraad «Screening op baarmoederhalskanker». Bij de totstandkoming van dit advies zijn 35 top-wetenschappers betrokken geweest. Dat zijn niet alleen de leden van de commissie zelf en haar adviseurs, maar ook leden uit de zogeheten beraadsgroepen, die alle concept-adviezen toetsen. Zoals eerder aangegeven is de heer Meijer betrokken geweest als adviseur zonder stemrecht. De Gezondheidsraad heeft kritisch gekeken naar de verschillende elementen uit het advies en concludeert dat nadere analyses en recente publicaties geen aanleiding geven om het uitgebrachte advies te herzien maar dat deze de conclusies van het advies juist versterken. In zijn brief heeft de Gezondheidsraad dit verder uitgewerkt. Het advies over de hrHPV-test en cytologisch onderzoek is gebaseerd op vier proefbevolkingsonderzoeken, waarvan er een is uitgevoerd door de Amsterdamse groep onder leiding van professor Meijer en drie in het buitenland. Latere studies bevestigen nog eens dat screening met de hrHPV-test ten opzichte van screening met de cytologische test resulteert in een verlaagd relatief risico op baarmoederhalskanker. Weglating van de onderzoeksresultaten van de groep van professor Meijer leidt tot een overeenkomstig resultaat.

Op basis hiervan ben ik van mening dat de wetenschappelijke onderbouwing voor de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker niet in het geding is. Belangrijkste aspecten van de vernieuwing zijn het vervangen van de cytologie (beoordeling op afwijkende cellen) door de hrHPV-screening (onderzoek naar de aanwezigheid van het HPV-virus), zonodig gevolgd door cytologie. Daarnaast moet inzet van de thuistest het bereik verhogen bij de groep vrouwen die nu niet deelneemt, maar wel een hoger risico op baarmoederhalskanker loopt. De checks en balances in de procedures van de Gezondheidsraad bieden voldoende tegenwicht tegen mogelijke verborgen belangen van individuele leden. Het advies van de Gezondheidsraad zou gelijkluidend geweest zijn als het wetenschappelijk werk van professor Meijer buiten beschouwing gebleven zou zijn. Ook nadien uitgevoerd onderzoek ondersteunt het advies en biedt geen aanknopingspunten om het advies opnieuw te bezien.

Vernieuwing bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

Het proces om te komen tot de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker is complex en heeft te maken met grote belangen die niet altijd dezelfde kant op wijzen. Daarom heb ik destijds, alvorens over te gaan tot de invoering van de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker, het RIVM gevraagd een uitvoeringstoets te doen. Bij deze toets is gebleken dat er veel draagvlak is voor de vernieuwing. Vervolgens heb ik het RIVM opdracht gegeven om de invoering van het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker voor te bereiden. Onderdeel van de vernieuwing is een drietal aanbestedingen: de aanbesteding voor de hrHPV test, voor de zelfafnameset en voor de laboratoria.

De voorbereiding van het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskankerscreening, met name de aanbesteding van de hrHPV-test, heb ik pas op de plaats laten maken om goed na te kunnen gaan wat er speelt en of het verantwoord is om het proces te vervolgen. Gezien het voorgaande vind ik dat er inhoudelijk gezien geen aanleiding is om de vernieuwing van de baarmoederhalskankerscreening stop te zetten. Verdere vertraging kan leiden tot afbreken van het huidige traject, waarna het hele proces opnieuw opgestart moet worden. Dit vind ik niet verantwoord.

Tegelijk met de voorbereidingen wordt ook onderzocht of de thuistest, die nu alleen wordt ingezet voor vrouwen die geen uitstrijkje bij de huisarts willen laten maken, als eerste test kan worden aangeboden aan alle vrouwen. Ook bij dit onderzoek is professor Meijer betrokken. Het onderzoek is door de onderzoekers tijdelijk stopgezet tot de rol en betrokkenheid van professor Meijer verder zijn onderzocht. Dit wordt meegenomen in het eerder genoemde onderzoek dat vanuit VUmc wordt uitgevoerd.

Tot slot wil ik naar voren brengen dat mijn inzet met de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker is om tot een betere screening te komen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de vernieuwde baarmoederhalskankerscreening meer gezondheidswinst oplevert en minder belastend is voor vrouwen. Bijkomend voordeel van de vernieuwing is dat op termijn de uitvoeringskosten ook lager worden. Ik heb het RIVM dan ook gevraagd om verder te gaan met de voorbereiding van de vernieuwing van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Hierbij worden zowel de kosten als de baten van de vernieuwing meegewogen. Over de consequenties in de organisatie van Gezondheidsraad zal ik uw Kamer na de zomer nader informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven