Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 28844 nr. 38 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 28844 nr. 38 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2009
Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken, over de migrantengroepen in Nederland die op dit moment kwetsbaar zijn voor ongewenste inmenging en de daarbij gehanteerde aanpak om deze groepen weerbaarder te maken. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de Motie Griffith (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 28 844, nr. 27).
In deze brief komt eerst het kabinetsstandpunt inzake ongewenste buitenlandse inmenging aan de orde. Daarna ga ik in op de kwetsbare migrantengroepen in Nederland. Verder informeer ik u over de maatregelen die getroffen worden om de verschillende vormen van ongewenste buitenlandse inmenging tegen te gaan. Tot slot ga ik in op het kabinetsstandpunt ten aanzien van Turkse dienstplicht en het belang van betere informatievoorziening over de zogenaamde «blauwe kaart».
Kabinetsstandpunt inzake ongewenste inmenging
Op 26 september 2008 hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken het algemene kabinetsstandpunt inzake ongewenste buitenlandse inmenging aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt.1 Het staat ieder land vrij om relaties met (voormalige) onderdanen in den vreemde te onderhouden. Het kabinet stelt zich hierbij wel op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden, binnen de grenzen die de wet hiervoor stelt. Ook mogen deze contacten de integratie in Nederland niet belemmeren. Wanneer deze kaders wel worden overschreden, is er sprake van ongewenste inmenging.2 Migranten kiezen ervoor om in Nederland een bestaan op te bouwen. Zij moeten – binnen de grenzen van de wet – zelf kunnen bepalen hoeveel contact ze willen hebben met het land van herkomst.
Ik teken daarbij aan, dat in voorkomende gevallen wettelijke regels vaneen land ook van toepassing kunnen zijn op personen met de nationaliteit van dat land als zij in het buitenland verkeren. Enkele bepalingen van het Wetboek van Strafrecht zijn ook van toepassing op Nederlanders die bepaalde regels in het buitenland overtreden. Zo is bijvoorbeeld ook de Nederlander die in het buitenland een dubbel huwelijk aangaat strafbaar.
Inwoners van Nederland, ongeacht land van herkomst, kunnen kwetsbaar zijn voor ongewenste inmenging vanuit het buitenland. Dit geldt met name voor mensen die toegang hebben tot specifieke informatiebestanden waar buitenlandse mogendheden geïnteresseerd in kunnen zijn. Daarnaast kunnen persoonlijke omstandigheden van individuen een rol spelen bij de mate van gevoeligheid voor beïnvloeding. Dit maakt het lastig om een betrouwbaar overzicht van kwetsbare migrantengroepen in Nederland te maken.
Heimelijke buitenlandse inmenging
Heimelijke activiteiten van andere landen in Nederland tasten de nationale soevereiniteit aan en kunnen de nationale veiligheid schade toebrengen. Heimelijke buitenlandse inmenging is dan ook per definitie ongewenst. Dit geldt niet alleen voor migrantengroepen in Nederland. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) zet zich in voor het onderkennen en tegengaan van dergelijke activiteiten.
In zijn jaarverslag over 2008 bericht de AIVD over een aantal landen dat zich hieraan schuldig maakt. De AIVD heeft in 2008 van verschillende landen inlichtingenactiviteiten onderkend. Dit heeft geleid tot verschillende maatregelen.
Zo informeert de AIVD overheidsinstanties die bevoegd zijn om maatregelen te nemen en (in specifieke gevallen) instanties die het doelwit vormen van inlichtingenactiviteiten. Daarnaast probeert de AIVD het veiligheidsbewustzijn van voor spionage gevoelige organisaties te vergroten. De AIVD verzorgt voorlichting op maat aan ambtenaren en mensen in het bedrijfsleven zodat zij veiligheidsmaatregelen kunnen treffen ter voorkoming van mogelijke inlichtingenactiviteiten.
De AIVD heeft in samenwerking met de MIVD in november 2008 een brochure uitgebracht waarin wordt gewaarschuwd voor spionagerisico’s bij het reizen naar het buitenland. De brochure is specifiek bedoeld voor iedereen die vanuit zijn functie de beschikking heeft over gevoelige informatie die interessant kan zijn voor andere landen. In de brochure worden tevens tips gegeven hoe spionagerisico’s zoveel mogelijk kunnen worden gereduceerd.
De AIVD kan daarnaast zelfstandig handelend optreden door de samenwerking met een bepaalde inlichtingenof veiligheidsdienst te beperken of op te schorten, dan wel te verzoeken inlichtingenofficieren terug te trekken. Ook kan de AIVD andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten informeren over personen die bijvoorbeeld onder diplomatiek cover inlichtingenactiviteiten ontplooien. Hiermee kan worden voorkomen dat zij hun activiteiten elders voortzetten.
Niet-heimelijke buitenlandse bemoeienis
Niet-heimelijke bemoeienis valt in de meeste gevallen binnen de kaders van de wetgeving en hoeft dus niet onrechtmatig te zijn en soms ook niet ongewenst. Een voorbeeld van gewenste buitenlandse bemoeienis is het verstrekken van informatie door het land van herkomst aan haar onderdanen. Nederland doet dit ook voor Nederlanders in het buitenland. Wanneer buitenlandse inmenging binnen de kaders van de wet valt en de integratie van nieuwe Nederlanders niet belemmert dan moet deze vorm van inmenging getolereerd en geaccepteerd worden. Verder worden door ons internationaal privaatrecht allerlei rechtsbetrekkingen die in het buitenland tussen buitenlanders rechtsgeldig totstand zijn gekomen in Nederland erkend, voor zover ze niet in strijd zijn met onze openbare orde.
De bemoeienis van buitenlandse overheden en organisaties met in Nederland verblijvende (voormalige) burgers wordt krachtig aangepakt, voorzover deze in strijd is met de Nederlandse weten regelgeving en/of een negatieve invloed heeft op de integratie van Nederlandse burgers. Dit doet de overheid zowel via het buitenlands beleid als via een binnenlandse strategie van preventie en – zo nodig – strafrecht. Ook zet de overheid in op het verhogen van de weerstand tegen ongewenste buitenlandse bemoeienis binnen de politie-organisatie. In 2008 is immers gebleken dat heimelijke buitenlandse inmenging heeft plaatsgevonden bij (Marokkaanse) Nederlanders die werkzaam zijn bij de politieorganisatie. Om de weerstand hiertegen te vergroten worden politiefunctionarissen in de selectieprocedure getoetst op weerbaarheid en vervolgens tijdens de politieopleiding weerbaarder gemaakt. Op dit thema wordt tevens lokaal passend maatwerk geleverd. Zo vindt ondersteuning plaats vanuit het korps wanneer er signalen zijn dat er mogelijk sprake is van heimelijke buitenlandse inmenging. Ook bij de introductie van politiemedewerkers wordt gewezen op de mogelijkheid van buitenlandse inmenging en de risico’s hiervan aan de hand van voorbeelden.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft bij verschillende gelegenheden te kennen gegeven dat contacten met (voormalige) migranten plaats dienen te vinden op basis van vrijwilligheid en de integratie niet in de weg mogen staan. Zo heeft hij bijvoorbeeld zijn zorgen over het gebruik van de namenlijst door de Marokkaanse ambassades en consulaten tijdens zijn werkbezoek aan Marokko op 24 november 2008 aan de Marokkaanse minister van Buitenlandse Zaken, Fassi Fihri, overgebracht. Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft van 25 tot 28 mei 2009 een werkbezoek gebracht aan Marokko, waar hij ook de Marokkaanse namenlijst aan de orde heeft gesteld. Hij heeft tijdens zijn bezoek deze kwestie uitvoerig besproken met zijn Marokkaanse ambtgenoten waarbij hij de legitimering van het gebruik van dubbele namen voor Marokkaanse Nederlanders met een dubbele nationaliteit heeft bepleit. Ook in de kennismaking met de nieuwe Marokkaanse ambassadeur heeft de minister van Justitie hierop gewezen.
Naast de mogelijkheden in het diplomatieke verkeer zijn er ook andere ontwikkelingen die de werking van buitenlandse bemoeienis verkleinen en nieuwe Nederlanders minder kwetsbaar maken. Zo is er de laatste jaren vooral bij de eerste generatie Marokkanen in Nederland een tendens waarneembaar van groeiende weerbaarheid tegen bemoeienis van de Marokkaanse autoriteiten. In opiniestukken en interviews in kranten zijn bijvoorbeeld veel kritische reacties verschenen vanuit Marokkaans-Nederlandse kringen. Marokkaanse Nederlanders kunnen voor die opstelling rekenen op de steun van het kabinet. Het kabinet heeft de grenzen van inmenging vanuit Marokko daarom herhaaldelijk bij de Marokkaanse autoriteiten aan de orde gesteld. Daarnaast heeft dit kabinet de afgelopen periode veel ingezet op een actief burgerschap. Nieuwe Nederlanders worden gestimuleerd om actief deel te nemen binnen de Nederlandse maatschappij met als doel de sociale integratie te verbeteren en zich bewust te worden van hun gemeenschappelijkheid. Dit is bewerkstelligd door onder andere de gemeenschappelijkheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen te benadrukken maar ook door nieuwe Nederlanders bewust te maken van de Nederlandse identiteit. Initiatieven als actief burgerschap zorgen ervoor dat nieuwe Nederlanders zich beter kunnen ontplooien en bewuster worden van het feit dat zij nu deel uitmaken van de Nederlandse samenleving met al haar normen en waarden, vrijheden en rechten, maar ook om nieuwe Nederlanders bewuster te maken van de kansen die voorhanden zijn. Een belangrijk aspect rondom weerbaarheid is de openheid binnen onze samenleving. Nieuwe Nederlanders zijn steeds actiever binnen publieke debatten, de media en de politiek. Deze activiteiten en initiatieven dragen bij aan het weerbaar maken van nieuwe Nederlanders tegen niet-heimelijke buitenlandse bemoeienis en maken deel uit van het integratiebeleid van dit kabinet.1
Over de Turkse dienstplicht die moet worden vervuld door Nederlanders die tevens de Turkse nationaliteit hebben, is eveneens de vraag gerezen of de vervulling hiervan ongewenste beïnvloeding oplevert. In de brief van 18 juni 2007 en de algemene overleggen die daarop volgden van 4 oktober 2007 en 4 maart 2008 heeft het kabinet zijn standpunt over de Turkse dienstplichtwetgeving aan uw Kamer bekend gemaakt.2 Zoals toegezegd aan de Kamer heb ik het kabinetsstandpunt inzake de Turkse dienstplicht voor Nederlanders met ook de Turkse nationaliteit (Kamerstukken II 31 268, nr. 14) besproken met mijn collega-bewindslieden binnen het Kabinet.
Het hebben van (ook) de Turkse nationaliteit brengt met zich dat plichten die daaruit voortkomen, zoals de dienstplicht voor bipatride Turken, moeten worden vervuld. Het gaat om een juridische verplichting waarin de Nederlandse Staat niet kan treden. De consequenties van het moeten nakomen van deze verplichtingen zijn dan ook een verantwoordelijkheid van de betrokkene zelf; betrokkene kan ook afstand doen van zijn Turkse nationaliteit. Uit onderzoek3 is gebleken dat deze plicht in de praktijk met een zekere gelatenheid wordt vervuld door een bepaalde geldsom te betalen en daarnaast een korte periode op te komen in Turkije.
Dit neemt niet weg dat een Nederlander met ook de Turkse nationaliteit zich zonder voorbehoud moeten kunnen richten op zijn of haar toekomst in Nederland en hier zonder hinder van het land van herkomst op moeten kunnen concentreren. Op 26 februari jl. heb ik de Turkse ambassadeur in Nederland, over deze kwestie gesproken en zijn aandacht gevraagd voor het feit dat de invulling van de dienstplicht door sommige mensen met een Turkse nationaliteit als een probleem wordt ervaren. De ambassadeur heeft hierop aangegeven de zorgen aan de Turkse minister van Defensie te zullen overbrengen.
Sinds amendering van de Turkse nationaliteitswet midden jaren negentig kunnen mannen met zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit afstand doen van hun Turkse nationaliteit voordat de militaire dienstplicht is vervuld. Veel Turkse Nederlanders gaan desondanks niet over tot het doen van afstand van de Turkse nationaliteit. Een van de redenen hiertoe is dat zij bepaalde sociale en economische rechten die verbonden zijn aan de Turkse nationaliteit willen behouden. Turkse Nederlanders blijken hierbij veelal niet op de hoogte te zijn van de in 2000 ingevoerde zogenaamde «blauwe kaart» die deze rechten volgens de Turkse autoriteiten garandeert bij het afstand doen van de Turkse nationaliteit.
In augustus 2009 heb ik samen met de minister van Justitie een gesprek gevoerd met het Inspraak Orgaan Turken (IOT) over o.a. de rechten (en plichten) die behouden blijven met de «blauwe kaart». Zowel de minister van Justitie als ikzelf zijn van mening dat er meer bekendheid gegeven moet worden aan de «blauwe kaart». Wij hebben de afspraak gemaakt om samen met het IOT meer informatie in te winnen over de rechten (en plichten) die behouden blijven met de «blauwe kaart» en hoe dit in de praktijk werkt. Daarnaast is besproken hoe de ingewonnen informatie nadrukkelijker binnen de Turks Nederlandse gemeenschap onder de aandacht kan worden gebracht. Ik overweeg daarbij de volgende stap te nemen:
Bij de VNG en de G-4 de «blauwe kaart» onder de aandacht brengen en bekijken of via gemeenten mogelijkheden zijn om informatie te verschaffen over het doen van afstand van de Turkse nationaliteit en de «blauwe kaart». De mogelijkheid wordt onderzocht om informatie over de «blauwe kaart» te verstrekken bij de aanvraag tot naturalisatie.
Met het bovenstaande wordt ook antwoord gegeven op het verzoek om informatie die ik tijdens het algemeen overleg van 17 december 2008 aan de Kamer heb toegezegd inzake het kabinetsstandpunt ten aanzien van de Turkse dienstplichtwetgeving voor Turken met zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit (Kamerstukken II 31 268, nr. 14).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 844, nr. 25; Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 844, nr. 25; Kamervragen Dibi (GL) over meervoudige nationaliteit (2008–2009, nr. 1771); Kamervragen Fritsma en Wilders (PVV) 2008–2009, nr. 1193; Kamervragen Van Toorenburg (CDA) 2008–2009 nr. 1194; Kamervragen Van Toorenburg (CDA) 2007–2008, nr. 3528; Kamervragen Karabulut (SP) 2007–2008, nr. 3529; Kamervragen Wilders (PVV) 2007–2008, nr. 1857.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28844-38.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.