28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 160 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2018

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 16 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 13, item 17) heeft uw Kamer, naar aanleiding van het bericht dat de parketleiding van het parket Zeeland/West-Brabant van het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) aankondigde haar functie neer te leggen, mij gevraagd om een brief over integriteit bij het OM en hierbij in te gaan op de vraag of ik vind dat het zelfreinigend vermogen van het OM van voldoende hoog niveau is en of dat nu via de juiste structuren wordt bevorderd.

Zoals u weet heeft het College van procureurs-generaal (hierna: het College) naar aanleiding van publicaties in NRC, op 24 mei jl. de opdracht gegeven tot een onafhankelijk onderzoek naar mogelijke integriteitsschendingen binnen het OM. Dit onderzoek wordt geleid door mr. J.W. Fokkens, oud PG bij de Hoge Raad.

De commissie Fokkens (hierna: de commissie) streefde ernaar om het onderzoek eind oktober te hebben afgerond.

Zoals ik uw Kamer ook in mijn antwoorden op schriftelijke Kamervragen heb aangegeven, heeft de commissie het College inmiddels laten weten dat deze streefdatum niet zou worden gehaald, aangezien er recent nieuwe stukken ter beschikking van de commissie waren gesteld en er nieuwe meldingen waren binnengekomen.1 Deze meldingen betroffen geen nieuwe onderwerpen. De commissie heeft aangegeven extra tijd nodig te hebben voor het voeren en verslagleggen van extra gesprekken op basis van deze meldingen.

De commissie heeft het College laten weten dat het onderzoek naar verwachting aan het einde van dit jaar zal worden afgerond. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik de wens van uw Kamer om geïnformeerd te worden over de uitkomsten van het onderzoek, zal doorgeleiden naar het College. Ik acht het opportuun om de resultaten van het onderzoek van de Commissie af te wachten, alvorens ik inga op de bovengenoemde vragen, zodat alle relevante informatie hierbij kan worden meegenomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 439.

Naar boven