28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2018

Op 19 maart jl. zond ik uw Kamer een brief met maatregelen voor de versterking van de integriteit van het lokaal bestuur en de aanpak van aanhoudende bestuurlijke problemen bij gemeenten.1 Tijdens het Algemeen Overleg in april dit jaar heb ik toegezegd uw Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de stand van zaken en te voorzien in een nadere planning (Kamerstuk 28 844, nr. 151). Met deze brief doe ik die toezegging gestand.

Ik constateer dat het belang van integere en deskundige bestuurders in het lokaal bestuur hoog op de agenda staat. Bestuurders en volksvertegenwoordigers op lokaal, provinciaal en landelijk niveau zijn ervan doordrongen dat hier blijvende inzet op gepleegd moet worden. Het gaat daarbij enerzijds om cultuur en «het goede gesprek» over conflicten die kunnen ontstaan. De Basisscan Integriteit, die eind van dit jaar gereed is, is een goed hulpmiddel daarbij. Anderzijds gaat het ook om het wettelijk kader waarin duidelijke normen worden gesteld. Een eerste wetsvoorstel gaat in het voorjaar van 2019 in consultatie.

De bestuurlijke partners (zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, het Interprovinciaal Overleg en de Wethoudersvereniging) denken en doen actief mee bij de uitwerking van de acties en maatregelen. Dat is een belangrijk signaal. Ik benadruk hier nog eens dat het daarbij niet alleen om gemeenten gaat, maar ook over de provincies, waterschappen, samenwerkingsverbanden en Caribisch Nederland. Met elkaar zetten we de schouders eronder om het openbaar bestuur blijvend te versterken.

Eerste oogst: herkenning in de bestuurspraktijk

Na de gemeenteraadsverkiezingen is via de inwerkprogramma’s van de nieuwe raadsleden en wethouders het onderwerp integriteit nadrukkelijk geagendeerd. Er is veel vraag naar opleidingen, trainingen en bijeenkomsten, waarbij integriteit ook steeds meer verbonden wordt met thema’s als ondermijning, intimidatie en agressie. Met het oog hierop ben ik met het Opleidingsinstituut van de Dienst Justitiële Inrichtingen, dat sinds enige jaren voor burgemeesters de training «Omgaan met intimidatie en agressie» verzorgt, overeengekomen dat ook wethouders zich vanaf nu voor deze trainingen kunnen aanmelden. Daarnaast ben ik binnen het Digitaal Leerplatform voor raadsleden, samen met de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden en de VNG, een module «Integriteit» aan het ontwikkelen waarin informatie en instrumenten laagdrempelig beschikbaar komen. Deze module komt begin 2019 beschikbaar.

In april is de intentieverklaring Actiegericht Netwerk Weerbaar Bestuur ondertekend door bijna 30 stakeholders. Daaropvolgend hebben inmiddels drie vruchtbare netwerkbijeenkomsten plaatsgevonden. Op basis van dit overleg komt eind 2018 het toegezegde basisprogramma «Persoonlijke veiligheid» beschikbaar wat zich richt op nieuwe burgemeesters. Het bestaat onder meer uit een zelfscan, een intakegesprek met een vertrouwenspersoon en een veiligheidsgesprek met een expert inclusief een Basisscan Veilig Wonen (woningscan). Daarnaast omvat het een training over het omgaan met intimidatie en bedreiging. Voor de ondersteuning van bestuurders na een incident is inmiddels een team met vertrouwenspersonen en experts casusgericht aan de slag. Dit team zal begin 2019 volledig operationeel zijn. Dan wordt ook het Contactpunt Weerbaar Bestuur gelanceerd, waarlangs politieke ambtsdragers snel in contact worden gebracht met vertrouwenspersonen en experts binnen het Netwerk Weerbaar bestuur.

Tweede stap: bestuurlijke producten beschikbaar

Eind dit jaar is de Basisscan Integriteit gereed. De scan is in 2019 te gebruiken in het kader van de benoeming van nieuwe gedeputeerden in provincies, de bestuurders van waterschappen en bij de benoeming van eilandgedeputeerden. Daarnaast zal ik, net zoals ik voor de reguliere gemeenteraadsverkiezingen heb gedaan, de provincies en de gemeenten waar in november herindelingsverkiezingen plaatsvinden aanschrijven om hen ten behoeve van hun collegevorming te attenderen op het belang van integriteitstoetsing.

Om te voorzien in de Basisscan Integriteit is vanuit BZK bij een brede groep stakeholders (zowel gebruikers als aanbieders van risicoanalyses) uitvraag gedaan naar hun opvattingen over mogelijke onderdelen van een dergelijke scan dan wel wat zij nu reeds als methodiek hanteren. De uitkomst wijst uit dat er tot een breed draagvlak gekomen kan worden over een aantal standaardonderdelen in een basisscan voor bestuurders. Voorts is het proces rond het doen van een scan van belang. Dit betreft onder meer het opdrachtgeverschap en de wijze waarop de uitkomsten van de scan beschikbaar worden gesteld. Ook daar wordt aandacht aan geschonken.

Na het beschikbaar komen van de basisscan integriteit is de aangekondigde «escalatieladder bij bestuurlijke problemen» in het eerste kwartaal van 2019 te verwachten. Deze escalatieladder is erop gericht inzichtelijk te maken welk bestuursorgaan op welk moment welke mogelijkheden heeft om problematische situaties te voorkomen dan wel zo effectief mogelijk op te lossen. Het gaat nadrukkelijk om het delen van kennis omdat ik gemerkt heb dat het voor betrokkenen niet altijd helder is wie op welk moment wat kan en mag doen. Kennis over middelen en bevoegdheden is daarbij essentieel. In het proces van totstandkoming is voorzien in gesprekken met gebruikers zoals griffiers en kabinetschefs van commissarissen van de Koning. Het eindproduct is een eenvoudig (digitaal) visualisatiedocument dat trapsgewijs aangeeft welke middelen in welk stadium voorhanden zijn.

Derde stap: wetgeving

In het voorjaar van 2019 zal ik het wetsvoorstel in consultatie brengen dat voorziet in versterking van de bestuurlijke integriteit en meer mogelijkheden geeft om bestuurlijke problemen het hoofd te bieden. Dit voorgenomen wetsvoorstel – dat een wijziging van de verschillende organieke wetten behelst – voorziet in de volgende onderwerpen:

  • 1. De Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) als benoembaarheidsvereiste voor bestuurders;

  • 2. Het bij de tijd brengen van de bepalingen inzake belangenverstrengeling van volksvertegenwoordigers en bestuurders:

    • a. stemonthouding;

    • b. verboden handelingen;

    • c. onverenigbare betrekkingen.

  • 3. Het mogelijk maken van «bestuurlijk toezicht ter plaatse», waaronder het aanwezig zijn bij besloten vergaderingen en het inzien van (geheime) stukken;

  • 4. De voorgenomen wijziging van de Kieswet inzake de herverdeling van zetels bij lijstuitputting.

Voor wat betreft de VOG als benoembaarheidsvereiste geldt dat dit niet ziet op volksvertegenwoordigers. Dat zou immers neerkomen op een beperking van het passief kiesrecht. Wel heb ik opgemerkt het een goede zaak te vinden dat politieke partijen in het kader van de kandidaatstelling vragen naar een VOG. In de Handreiking Integriteitstoetsing kandidaten decentrale politieke partijen wordt dat ook aanbevolen. Dit vormt geen inbreuk op het passief kiesrecht zoals dat door artikel 4 van de Grondwet wordt beschermd. De heer Van der Molen (CDA) vroeg tijdens het Algemeen Overleg Integriteit van 26 april jl.2 om een nadere toelichting daarop in deze brief.

Politieke partijen kunnen – in het kader van de vrijheid van vereniging – zelf bepalen welke eisen zij stellen aan personen die op hun kieslijst worden gezet. Sommige partijen stellen bijvoorbeeld eisen aan de duur van het lidmaatschap van de betreffende partij voordat iemand namens die partij kandidaat wordt gesteld of hanteren als criterium dat betrokkene niet tevens elders lid kan zijn. Ook is het mogelijk dat partijen verlangen dat betrokkene over bepaalde ervaring of over bepaalde competenties beschikt. Het staat eenieder vrij om zich bij een andere partij te melden voor kandidaatstelling of om zelf een politieke partij op te richten indien de vereisten bij een bepaalde partij hem onwelgevallig zijn.

Met betrekking tot belangenverstrengeling geldt dat volksvertegenwoordigers – met uitzondering van de Tweede Kamer – hun werk in deeltijd doen. Dit betekent dat zij naast het zijn van volksvertegenwoordiger ruimte houden voor andere werkzaamheden of activiteiten en die ervaring mee kunnen brengen in de (politieke) besluitvorming over de begroting en in het maken van regels. De grens ligt echter bij het beïnvloeden van besluitvorming ten behoeve van individuele belangen. Het voorgenomen wetsvoorstel zal de regels met betrekking tot onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en stemonthouding verduidelijken die gelden op decentraal niveau. Dergelijke onderwerpen verdienen een heldere regeling.

Tot slot

Het pakket aan acties en maatregelen zoals aangekondigd in mijn brief van 19 maart is omvangrijk. Om een stip op de horizon te zetten informeer ik uw Kamer in het tweede kwartaal van 2019 nog over: a) de ontmoediging van afsplitsingen in raden en staten, b) het bestuurlijke en juridische onderzoek naar een wettelijke integriteitregeling, c) de positie van de waarnemend burgemeester die wordt aangesteld om bestuurlijke verhoudingen te normaliseren, d) de verscherpte screening van (waarnemend en loco-) burgemeesters, en e) de mogelijkheden met betrekking tot uitbreiding van de gronden om uit het kiesrecht te worden ontzet (inclusief de grondwettelijke aspecten ervan) en het verbod om een bestuurlijke functie te bekleden.

Er zijn de afgelopen periode mooie resultaten geboekt en de komende periode zullen concrete resultaten worden opgeleverd. Ik kan ook met recht zeggen dat de integriteit in het lokaal bestuur op de agenda staat. Met de vervolgacties blijft het thema van voldoende aandacht verzekerd. Ik zal mij ervoor inspannen dat, ook met de vervolgacties, het belang van integriteit hoog op de agenda blijft staan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 28 844, nr. 146.

X Noot
2

Kamerstuk 28 844, nr. 151.

Naar boven