nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2004
Graag doe ik u hierbij de informatie toekomen gevraagd tijdens het debat
over de associatie-akkoorden met Algerije en Libanon (Handelingen 20 april
2004, TK68).
De regering heeft tegenover respectievelijk de Algerijnse en Libanese
autoriteiten opnieuw benadrukt dat de Nederlandse regering veel waarde hecht
aan het maken van duidelijke afspraken over terug- en overname met landen
van herkomst en transit. In dat kader is op hoogambtelijk niveau een bezoek
gebracht aan Algiers en heeft in Beiroet een demarche van de Nederlandse ambassade
plaatsgevonden. De Algerijnse en de Libanese autoriteiten hebben in hun reactie
bevestigd dat de terug- en overnameclausule in de associatieovereenkomsten
de basis legt voor de onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst
met de EU. De regering wenst nogmaals te onderstrepen dat de terug- en overnameclausule
in de associatieakkoorden een goede juridische basis legt voor bilaterale
en Europese terug- en overnameovereenkomsten en de positie van de EU en haar
lidstaten versterkt, wanneer zij terug- en overnameovereenkomsten willen afsluiten
met beide landen. Deze gang van zaken komt overeen met het algemene EU-beleid
op het gebied van terug- en overname in de relaties met derde landen.
Ook op Europees niveau heeft Nederland opnieuw een lans gebroken voor
terug- en overnameovereenkomsten. Tijdens de Euro-Mediterrane Conferentie
voor Ministers van Buitenlandse Zaken, op 5 en 6 mei in Dublin, heeft
de regering het belang van de afsluiting van terug- en overnameovereenkomsten
bij zowel de EU-lidstaten als de Mediterrane partnerlanden wederom benadrukt.
De inzet van de Nederlandse regering in de EU is erop gericht om op basis
van de in de associatieovereenkomsten overeengekomen terug- en overnameclausules
de afsluiting van terug- en overnameovereenkomsten te realiseren. Zoals reeds
medegedeeld in de beantwoording van de Kamervraag over deze kwestie naar aanleiding
van de verantwoording van de begroting voor 2003 is de regering van mening
dat heronderhandeling van de terug- en overnameclausule ongewenst is (Kamerstuk
29 540-10).
De Europese Commissie heeft sinds november 2002 een onderhandelingsmandaat
om een terug- en overnameovereenkomst te sluiten met Algerije. De Algerijnen
zijn bereid de onderhandelingen met de EU te starten nadat het associatieakkoord,
waarin de terug- en overnameclausule is opgenomen, in werking is getreden.
Vooruitlopend op de onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst
tussen de EU en Algerije is Nederland namens de Benelux met Algerije in onderhandeling
over een terug- en overnameovereenkomst. Aangezien Algerije een van de landen
is die prioriteit geniet in het kader van de Terugkeernota van de Minister
voor Vreemdelingenzaken en Integratie, hecht de regering veel belang aan de
voortgang van deze onderhandelingen. Op deze manier hoeft bovendien niet te
worden gewacht op de totstandkoming van een Europese terug- en overnameovereenkomst
met Algerije. Een concreet resultaat van de hoogambtelijke reis naar Algerije
is verder dat de praktische samenwerking bij het terugsturen van Algerijnen
recent aanzienlijk verbeterd is. Met Libanon voert Nederland thans geen onderhandelingen
over een terug- en overnameovereenkomst maar worden er wel contacten onderhouden
teneinde de praktische samenwerking op het gebied van terug- en overname te
verbeteren. Of de Europese Commissie binnenkort een mandaat krijgt om onderhandelingen
te starten over een terug- en overnameovereenkomst met Libanon is afhankelijk
van de evaluatie van de mandaten die de Commissie reeds eerder heeft gekregen.
De regering is hier voorstander van en zal in EU-verband pleiten voor het
verstrekken van een onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie voor
Libanon.
In de EU zijn op basis van de migratiedruk prioriteitslanden vastgesteld,
die voorrang krijgen bij de onderhandelingen over een terug- en overnameovereenkomst.
In de Mediterrane regio zijn Marokko, Algerije en Libië aangemerkt als
prioriteitslanden. Er wordt op dit moment door de Europese Commissie met Marokko,
waarmee reeds een associatieovereenkomst inwerking is getreden, onderhandeld.
Het is de verwachting dat de onderhandelingen met Marokko dit jaar kunnen
worden afgerond, waarmee een belangrijk precedent wordt geschapen voor de
onderhandelingen met andere (Mediterrane) landen. Met Algerije zullen de onderhandelingen
starten op het moment dat de associatieovereenkomst in werking is getreden.
Met Libië heeft de EU op dit moment geen contractuele relatie. Nu Libië
echter het streven naar massavernietigingswapens heeft opgegeven en er mogelijk
een oplossing kan worden gevonden voor de openstaande bilaterale kwesties
tussen Libië en enkele EU-lidstaten is het niet ondenkbaar dat de relatie
met Libië kan worden verbeterd. De regering bepleit binnen de EU dat
intensivering van de samenwerking op het gebied van migratie, waaronder terug-
en overname, daarbij hoog op de agenda zal staan.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot