28 832
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de start van de bacheloropleiding klinische technologie

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Dit wetsvoorstel strekt ertoe mogelijk te maken dat de bacheloropleiding klinische technologie per 1 september 2003 aan de openbare universiteit te Enschede (Universiteit van Twente) van start gaat. Doel van deze nieuwe opleiding is om op een zo kort mogelijke termijn een bijdrage te leveren aan de oplossing van de tekortproblematiek in de zorg.

2. Opleidingen klinische technologie

In dit wetsvoorstel wordt de wettelijke verankering geregeld van een opleiding aan de Universiteit van Twente op het snijvlak van geneeskunde en technologie, leidend tot het beroep klinisch technoloog. Onlangs heeft een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde expertgroep aangegeven dat er ruimte is voor beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg, die ruime kennis van de medische technologie kunnen paren aan voldoende kennis en inzicht van de geneeskunde. Ook vanuit de medische opleidingen is aangegeven dat er goede argumenten zijn om op korte termijn opleidingen te ontwikkelen die stoelen op de mogelijkheden van de technische universiteiten. Steeds meer nemen de technologie en techniek in betekenis toe in de zorg. Via een verbreding van het palet medische beroepen met de klinisch technoloog wordt de lacune gevuld tussen de arts enerzijds en de ingenieur anderzijds.

De urgente problematiek in de zorg en de hoge verwachtingen van de bijdrage vanuit de technologie aan het medische proces maken het noodzakelijk om op korte termijn de eerste instroom mogelijk te maken van studenten in deze opleiding. Aangezien het hier een 6-jarig opleidingstraject betreft (360 studiepunten), bestaande uit een 3-jarige bacheloropleiding (180 studiepunten) en een aansluitende 3-jarige masteropleiding (180 studiepunten), is het noodzakelijk de studielast van de masteropleiding voor het beroep van klinisch technoloog wettelijk te regelen. Bovendien kan een eerste instroom per september 2003 naar huidige wet- en regelgeving slechts bij wet gerealiseerd worden.

3. Noodzaak start per 1 september 2003

3.1. Toezegging

In de afgelopen jaren heeft een aantal ontwikkelingen ertoe geleid dat de verantwoordelijke ministers op 27 mei 2002 aan de Universiteit van Twente de gelegenheid hebben geboden om vorm te geven aan een nieuwe opleiding in het medische spectrum. De bewindslieden zegden toe dat al het mogelijke gedaan zou worden, opdat de nieuwe opleiding in 2003 van start kan gaan. Met deze toezegging gaven zij uiting aan de gevoelde urgentie, niet alleen in kwantitatieve maar ook in kwalitatieve zin. Deze urgentie heeft ook zijn plaats gekregen in het Strategisch akkoord: meer artsen opleiden en tegelijkertijd ruimte geven aan vernieuwing. Dit beleid is geheel in lijn met een aantal moties terzake bij gelegenheid van de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

De genoemde ontwikkelingen hadden betrekking op onder meer de prognoses omtrent de omvang van de personeelsproblematiek in de zorg, opvattingen en inschattingen over de bijdrage die aan de oplossing daarvan vanuit de bestaande opleidingeninfrastructuur geleverd zou kunnen worden, en de potentie om vanuit nieuwe mogelijkheden de personeelsproblematiek te reduceren. Met name het rapport van de Commissie marktprikkels medische opleidingen onder voorzitterschap van de heer R. Linschoten wees de weg voor de vernieuwende ambitie van de Universiteit van Twente: geen negende opleiding geneeskunde, maar wel het ontwikkelen van een geheel nieuwe opleiding voor een nieuw zelfstandig zorgberoep.

3.2. Momentum

Met het oog op deze nieuw te starten opleiding per 1 september 2003 is vervolgens door de Universiteit van Twente, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aantal activiteiten ontplooid, uitmondend in dit wetsvoorstel.

Zo heeft de Universiteit van Twente een businessplan ingediend dat in drie trajecten is beoordeeld: in een aangepast traject van de Adviescommissie onderwijsaanbod (ACO), door een speciaal met het oog op de beroepsperspectieven door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde expertgroep en door een commissie in het kader van de implementatie van de bachelor-masterstructuur.

Juist door de intensieve discussie in de afgelopen periode over een dergelijk vernieuwend initiatief is brede steun ontstaan voor de gedachte dat een beroep op het snijvlak van geneeskunde en technologie een wezenlijke en zinvolle aanvulling is op de beroepenstructuur in de gezondheidszorg. Bij betrokkenen van verschillende zijden bestaat de overtuiging dat hier succesvolle kansen liggen. Die steun is hard nodig, omdat het een verandering betreft die raakt aan een als behoudend te kenmerken veld. Om dat momentum vast te houden is het van belang dat de Universiteit van Twente zo snel mogelijk, d.w.z. met ingang van 1 september 2003, daadwerkelijk van start kan gaan met de beoogde opleiding.

3.3. Voorbereidingen

Zoals hiervoor al aangegeven, is er recent door de Universiteit van Twente en de overheid de nodige inspanning gepleegd om de beoogde opleiding met ingang van 1 september 2003 van start te laten gaan. Maar ook bij een onorthodoxe aanpak als waarvan hier sprake lijkt, moeten er waarborgen zijn voor kwaliteit, doelmatigheid en transparantie. Thans is in Twente de ontwikkeling van de opleiding in volle gang. Er is een curriculumcommissie in het leven geroepen en er worden studenten geworven.

Omdat de opleiding en het beroepsperspectief in nauwe verbinding tot elkaar tot stand zullen komen, stelt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met mij, een begeleidingscommissie voor de opleiding in.

4. Beroepsvereisten

De beroepsvereisten voor de opleiding klinische technologie zijn nog niet zover uitgekristalliseerd dat die (analoog aan de opleiding voor arts) op grond van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg in een algemene maatregel van bestuur kunnen worden vastgelegd. Toch kiezen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik ervoor om al aan de gang te gaan en gaandeweg de beroepsvereisten te laten uitkristalliseren. Het duurt nog 6 jaar, voordat de eerste afgestudeerden op de markt komen. Binnen die tijd moet de regelgeving inzake beroepen in de individuele gezondheidszorg dus zijn aangepast.

5. Toets nieuwe opleiding

De bacheloropleiding klinische technologie zal een toets nieuwe opleiding moeten ondergaan, te verrichten door het accreditatieorgaan als bedoeld in artikel 5a.2 van de WHW. Met de invoering van het accreditatiestelsel was voorzien in overgangsrecht op grond waarvan het tijdelijk nog mogelijk zou zijn om nieuwe opleidingen te starten, zonder dat een beoordeling als toets nieuwe opleiding had plaatsgevonden. Bij de wet van 30 januari 2003 tot wijziging van de WHW in verband met de versnelde invoering van de toets nieuwe opleiding (Stb. 2003, 70) is geregeld dat alle nieuwe opleidingen een toets nieuwe opleiding moeten hebben ondergaan. Dit zal geschieden aan de hand van een wettelijk geregeld toetsingskader. De bekendmaking van deze kaders vindt plaats, nadat het accreditatieorgaan de toetsingskaders heeft vastgesteld, wat inmiddels is gebeurd, en de minister de kaders heeft goedgekeurd. Deze goedkeuring vindt niet eerder plaats dan nadat dit voornemen is voorgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Indien er geen bezwaren rijzen, zullen de kaders naar verwachting begin juni 2003 bekendgemaakt kunnen worden.

Met het accreditatieorgaan is overeengekomen dat de bacheloropleiding klinische technologie versneld zal worden beoordeeld. Hierdoor kan de opleiding, mits de toets nieuwe opleiding met positief gevolg is ondergaan en dit wetsvoorstel door beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard, tijdig voor registratie bij de Informatie Beheer Groep worden aangemeld zodat de start van de opleiding met ingang van het studiejaar 2003–2004 mogelijk is.

6. Eenmalig karakter

Het treffen van voorzieningen, noodzakelijk voor de start van de bacheloropleiding klinische technologie met ingang van 1 september 2003, kan op dit moment uitsluitend via de weg van afzonderlijke wetgeving worden gerealiseerd.

Dit komt, omdat de versnelde CROHO-procedure, tot stand gebracht bij de wet van 30 januari 2003 (Stb. 70), voor het studiejaar 2003–2004 wat betreft nieuwe (niet in het CROHO) opgenomen opleidingen nog geen effect heeft; een en ander volgt uit artikel III, tweede lid, van genoemde wet.

Hieraan ligt in zijn algemeenheid de volgende reden ten grondslag. Directe invoering van de versnelde CROHO-procedure zou betekenen dat opleidingen van zowel bekostigde als aangewezen instellingen in het studiejaar 2003–2004 nog zouden kunnen starten zonder dat die opleidingen een ACO-toets of een toets nieuwe opleiding hebben ondergaan. In dit bijzondere geval is evenwel sprake van een nieuwe opleiding waarvoor specifieke waarborgen voor de inhoud en kwaliteit van de opleiding zullen gelden. Het accreditatieorgaan zal de toets nieuwe opleiding versneld uitvoeren. Door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt een begeleidingscommissie ingesteld voor de verdere ontwikkeling van de opleiding.

De WHW, zoals gewijzigd door de wet 30 januari 2003 (Stb. 70), maakt het op termijn dus mogelijk dat opleidingen aanzienlijk sneller dan thans het geval is voor registratie in het CROHO kunnen worden aangemeld. Voor de start van opleidingen in het hoger onderwijs met ingang van het studiejaar 2004–2005 en later is derhalve geen specifieke wetgeving meer nodig.

Het onderhavige wetsvoorstel betreft de start van de bacheloropleiding klinische technologie per 1 september 2003. Mij is van geen andere opleiding bekend dat er dringende redenen zijn voor de start daarvan met ingang van genoemde datum. Het bovenstaande betekent dat het onderhavige wetsvoorstel als eenmalig kan worden gekarakteriseerd.

7. Financiële gevolgen

Aan de instelling van de nieuwe opleiding klinische technologie bij de Universiteit van Twente zijn financiële gevolgen verbonden, onder meer omdat een substantiële praktische component onderdeel ervan zal uitmaken in de vorm van klinische stages. Het betreft hier een, ook in internationaal verband, uniek initiatief, waarvoor ervaringscijfers ontbreken. Wel zijn er op onderdelen belangrijke raakpunten met de opleiding geneeskunde. Er zal in de komende periode een doelmatigheidsonderzoek naar de relatie tussen het curriculum en de kosten van de opleiding, in casu de kosten per opleidingsplaats worden uitgevoerd.

8. Gevoerd overleg

Met de Universiteit van Twente heeft geregeld overleg plaatsgehad. Dit heeft onder meer geresulteerd in een brief van 20 januari 2003 waarin aan de universiteit wordt toegezegd dat – mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden – de opleiding klinische technologie met ingang van het studiejaar 2003–2004 kan worden verzorgd.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdeel A (artikel 7.4a)

De op de bacheloropleiding klinische technologie aansluitende masteropleiding zal een studielast van 180 studiepunten kennen. Het wettelijk vastleggen van de studielast van een opleiding is met name van belang voor de toekenning van studiefinanciering. Overigens behoeft de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de instelling van zowel de bacheloropleiding klinische technologie als de masteropleiding klinische technologie geen wijziging; de rechten van studenten op gemengde studiefinanciering vloeien voort uit artikel 5.6, vierde lid, van de WSF 2000.

ArtikeI I, onderdeel B (artikelen 17e.1 tot en met 17e.4)

Artikel 17e.1

Het accreditatieorgaan zal de toets nieuwe opleiding van de bacheloropleiding klinische technologie snel dienen uit te voeren. Hiervoor is ten hoogste een periode van vier weken na de indiening van de aanvraag door de Universiteit van Twente beschikbaar. Deze aanvraag zal, formeel gezien, niet eerder dan na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kunnen worden ingediend. Vanzelfsprekend kan hier feitelijk reeds door middel van goede voorbereiding op vooruit worden gelopen: zo zou de Universiteit van Twente zich reeds met het oog daarop tijdig tot het accreditatieorgaan kunnen wenden.

Artikel 17e.2

Op grond van dit artikel is artikel 6.2 (nieuw) van de WHW niet van toepassing op de bacheloropleiding klinische technologie. In laatstgenoemd artikel is bepaald dat een voornemen tot verzorging van een nieuwe opleiding door een bekostigde instelling moet worden voorgelegd aan de minister voor een doelmatigheidsoordeel. De bacheloropleiding klinische technologie behoeft evenwel niet te worden voorgelegd, omdat de doelmatigheid reeds uit het wetsvoorstel zelf blijkt.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat artikel 6.2, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel F, van de wet van 6 juni 2002 (Stb. 302) naar verwachting in werking zal treden in de maand juni van dit jaar.

Artikel 17e.3

De Informatie Beheer Groep zal de aangemelde bacheloropleiding klinische technologie in het CROHO 2003–2004 registreren. Anders dan artikel 6.14, tweede lid, zoals gewijzigd door artikel I, onderdeel O, van de wet van 6 juni 2002, Stb. 302 (zal naar verwachting in werking treden in juni 2003) bepaalt, behoeft het instellingsbestuur geen bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de minister geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om om redenen van doelmatigheid, de rechten aan de opleiding te onthouden; zie in dit verband artikel 17e.2. Wel zal moeten blijken dat de toets nieuwe opleiding met goed gevolg is ondergaan.

Voor de goede orde merk ik op dat na de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de versnelde invoering toets nieuwe opleiding (Stb. 2003, 70) de WHW geen termijnbepalingen meer zal bevatten met betrekking tot de registratieprocedure voor het CROHO.

Artikel 17e.4

In artikel 17e.4 is opgenomen dat de capaciteit van de bacheloropleiding klinische technologie kan worden vastgesteld op ten hoogste 50 studenten. Dit artikel is noodzakelijk, omdat het aantal aanmeldingen de beschikbare capaciteit voor 2003 zou kunnen overstijgen. In de WHW zijn vaste data voorgeschreven voor de opgave door de instelling van een maximumcapaciteit. De capaciteitsopgave voor het studiejaar 2003–2004 zou op grond van artikel 7.53, eerste lid, moeten zijn gebeurd voor 1 december 2002. Om te voorkomen dat de Universiteit van Twente alle studenten die zich voor deze opleiding aanmelden daadwerkelijk moet inschrijven, wordt de capaciteit voor dit eerste jaar vastgesteld. Voor de jaren nadien zal de normale procedure moeten worden doorlopen. Door de vaststelling van de capaciteit zal voor deze aanstaande studenten ook de gangbare selectieprocedure gaan gelden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. D. S. M. Nijs

Naar boven