28 818
Wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 14 april 2003

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende beantwoordt, acht de commissie de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel aangaande de wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen. In principe begrijpen de leden van de fracties van de PvdA de achtergrond van het voorstel. Toch plaatsen zij enkele kritische kanttekeningen bij het voorstel tot versoepeling van de Meststoffenwet.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wetswijziging. Ze waarderen de inzet om te komen tot een verlaging van de administratieve lastendruk voor agrariërs.

Ze hebben daarbij wel enkele vragen en opmerkingen bij de wijze waarop gepoogd wordt die lastenvermindering dichterbij te brengen.

Overige fracties leveren geen inbreng. Daarbij maken de leden van de fractie van het CDA de kanttekening dat deze leden geen inbreng leveren om het wetsvoorstel op korte termijn van kracht te laten zijn.

Achtergrond

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering nogmaals in kan gaan op de rechtvaardiging voor de versoepeling van de Meststoffenwet.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat tot de voorgestelde versoepeling wordt overgegaan mede met het oog op vermindering van de administratieve lastendruk en dat de rechtvaardiging wordt gevonden in het feit dat het mestoverschot in de afgelopen periode aanzienlijk is verkleind.

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen er echter op, dat de omvang van de mestruimte wordt bepaald door de in de wet gestelde normen. Hoe strakker de norm, hoe kleiner de mestruimte, hoe groter (waarschijnlijk) het overschot. De Raad van State wijst er naar de mening van de leden van de fractie van de ChristenUnie om die reden terecht op dat er momenteel nog een inbreukprocedure loopt tegen Nederland inzake de implementatie van de Nitraatrichtlijn. Daarin zijn uitdrukkelijk specifieke gebruiksnormen voor de aanwending van dierlijke mest voorgeschreven. De uitkomst van die inbreukprocedure zal bepalend zijn voor de in de (Nederlandse) wet te stellen normen en daarmee automatisch, zoals hiervoor uiteengezet, de omvang van de mestruimte. Daarbij komt, menen de leden van de fractie van de ChristenUnie, dat het nog maar zeer de vraag is of het derogatieverzoek dat Nederland in Brussel heeft lopen zal worden ingewilligd. Met het onderhavige wijzigingsvoorstel wordt echter al wel op deze inwilliging vooruit gelopen. De regering gaat in haar reactie niet tot nauwelijks op beide punten nader in. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen dit alsnog te doen.

De voorgestelde maatregelen vloeien voor een belangrijk deel voort uit het rapport Lastige Lasten van de Commissie Sorgdrager (LNV-02–357). De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren welke andere door de commissie Sorgdrager gedane aanbevelingen door de regering zullen worden overgenomen, bijvoorbeeld op het terrein van de informatie- en communicatie-technologie (ICT).

Verruiming mogelijkheden voor administratieve samenvoeging

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de opmerking van de Raad van State dat de zogenaamde «roze invasie» in niet-concentratiegebieden niet goed meer kan worden voorkomen, met het laten vervallen van het verbod van overgang van grondgebonden varkensrecht en de regel volgens welke varkensrechten uitsluitend naar een bedrijf in een niet-concentratiegebied kunnen overgaan wanneer dat bedrijf volledig grondgebonden blijft. De regering stelt in reactie daarop dat die «roze invasie» niet zal kunnen plaatsvinden aangezien ook het verkrijgende bedrijf, vanwege het stelsel van afzetcontracten, alleen de varkensrechten kan benutten bij voldoende grond. De leden van de fractie van de ChristenUnie menen dat dit onvoldoende een drempel opwerpt tegen een mogelijke «invasie» aangezien het stelsel van mestafzetcontracten zich niet beperkt tot plaatsingsruimte op eigen grond, of zelfs andermans grond in Nederland, maar ook de mogelijkheid tot export of verbranding van mest biedt. Deze leden vragen om die reden een nadere onderbouwing van de reactie van de regering.

De regering geeft in reactie op de Raad van State aan dat de instrumenten op het terrein van de ruimtelijke ordening alle mogelijkheden bieden om ongebreidelde uitbreiding en nieuwvestiging in gebieden waar dat niet gewenst is tegen te gaan. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering nader uiteen te zetten welke mogelijkheden er precies bestaan.

Schrappen tweede generieke korting

De leden van de fractie van de PvdA menen dat afschaffing van de tweede generieke korting wellicht gerechtvaardigd lijkt doordat de reductiedoelstelling nu al bereikt is. Dit komt mede voort uit de strenge Nederlandse vangnetten voor verliesnormen. Echter, het is nog de vraag of de Europese Commissie het Nederlandse verzoek om de aangepaste gebruiksnormen van grasland aan te passen zal inwilligen. De regering lijkt vooruit te lopen op goedkeuring en stelt het opstellen van effectieve alternatieven voor zich uit. Als het verzoek wordt afgewezen had de tweede generieke korting in principe een effectief instrument kunnen zijn. Echter, na afwijzing is de tweede generieke korting niet meer bruikbaar omdat deze aansluit bij de situatie op 1 januari 2000 en niet bij de situatie op het moment van de reactie van de Europese Commissie. De leden van de fractie van de PvdA stellen dat wanneer de plaatsvervangende vangnetten in de toekomst een onvoldoende instrument tegen milieubelasting door mest zouden blijken, Nederland een zeer effectief instrument kwijt is wanneer de tweede generieke korting uit de wet wordt geschrapt. Overgang van kwantitatieve beperkingen naar kwalitatieve randvoorwaarden is dan wenselijk. De leden van de fractie van de PvdA menen dat er dan naar verwachting strengere gebruiksnormen voor de aanwending van dierlijke meststoffen zullen moeten worden ingevoerd dan thans in de Meststoffenwet zijn opgenomen. De vraag is in dat geval of Nederland een effectief alternatief voor de generieke korting voorhanden heeft.

De leden van de fractie van de PvdA twijfelen of de versoepeling van volumevoorschriften en voorschriften voor het houden van varkens gerechtvaardigd is en wijzen erop dat schrappen van de tweede generieke korting alleen kan geschieden als zorg wordt gedragen voor goede alternatieven. Deze leden stellen de regering daarom de volgende vragen. Kan de regering aangeven in hoeverre zij heeft nagedacht over alternatieven wanneer het Nederlandse derogatieverzoek voor aangepaste gebruiksnormen wordt afgewezen? Loopt Nederland het risico met lege handen te staan wanneer het verzoek wordt afgewezen?

Indien het derogatieverzoek wordt afgewezen, in hoeverre sluiten bestaande alternatieven dan aan op het gat dat valt tussen de bestaande Meststoffenwet en de nieuwe strengere kwalitatieve randvoorwaarden waarin dan moet worden voorzien?

Wanneer de tweede generieke korting wordt vervangen door kwalitatieve randvoorwaarden, in hoeverre vormen deze dan een bruikbaar instrument? De leden van de fractie van de PvdA vragen of een dergelijk systeem wel goed te controleren is.

Gelet op het feit dat de tweede generieke korting al sinds de invoering van de Wet Herstructurering Varkenshouderij, zelfs na de uitspraak van de Hoge Raad op 16 november 2001, «boven de markt hangt», vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie zich af waarom uitgerekend op dit moment wordt overgegaan tot het schrappen ervan. Deze vraag dringt zich des te meer op, daar eventuele tegenvallende effecten van de derogatie al in 2005 aan de orde zullen zijn en de regering in reactie daarop wellicht genoodzaakt zal zijn opnieuw reductiemaatregelen te treffen.

De voorzitter van de commissie,

Meijer

De waarnemend griffier van de commissie,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Meijer (CDA), voorzitter, Buijs (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van den Brand (GL), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Jager (CDA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (CU), Terpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Spies (CDA), Mastwijk (CDA), Mosterd (CDA), Kamp (VVD), Schultz van Haegen (VVD), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GL), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Geel (CDA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Hofstra (VVD), Depla (PvdA), Örgü (VVD), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA).

Naar boven