28 808
Wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water)

nr. 30
MOTIE VAN HET LID VAN LITH

Voorgesteld 28 mei 2005

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering van mening is dat bij de rapportages van de Kaderrichtlijn Water de Waddenzee voorlopig moet worden aangewezen als «natuurlijk water»;

overwegende, dat bij de Waddenzee ruimte moet worden geboden voor een verdere duurzame ontwikkeling en dat in dit kader ingrepen in het watersysteem zondermeer mogelijk moeten blijven;

overwegende, dat bij deze verdere duurzame ontwikkeling niet alleen herstel van natuurwaarden aan de orde is, maar ook zaken zoals een goede ontsluiting van de havens en het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen overstromingen;

overwegende, dat de consequenties van een voorlopige aanwijzing van de status «natuurlijk water» voor wat betreft de morfologische ingrepen en het mogelijk gebruik van uitzonderingsbepalingen niet duidelijk zijn;

verzoekt de regering in de rapportages van de karakterisering van stroomgebieden de voorlopige status van de Waddenzee te wijzigen in «sterk veranderd water» en hierover aan de Europese Commissie te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Lith

Naar boven