28 808
Wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water)

nr. 16
MOTIE VAN DE LEDEN VAN LITH EN VAN DER STAAIJ

Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 juni 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat in het Vierde nationaal milieubeleidsplan en in de Vierde nota waterhuishouding wordt gesproken over streefbeelden en inspanningsverplichtingen;

constaterende, dat het kabinet voornemens is dit bestaande beleid als basis te hanteren voor de implementatie van de Kaderrichtlijn water;

constaterende, dat het kabinet conform het hoofdlijnenakkoord in beginsel geen nieuw beleid zal introduceren dat stringenter is dan Europese normen voorschrijven;

constaterende, dat in 2006 een meetprogramma wordt opgezet dat in 2007 in werking moet zijn getreden;

overwegende, dat een gelijk speelveld in Europa gewenst is voor behoud van een sterke concurrentiepositie en innovatiekracht voor alle sectoren;

overwegende, dat deze innovatiekracht nodig is om met best beschikbare technieken doelen, normen een maatregelen te realiseren;

roept de regering op:

– een uniforme meetmethode voor knelpunten per (internationaal) stroomgebied met andere landen te ontwerpen met betrekking tot de locatie, diepte en tijd;

– gegevens die voortvloeien uit het genoemde meetnet als basis te hanteren voor de vast te stellen doelen, normen en maatregelen in 2009;

– een daadwerkelijke duurzame en economisch verantwoorde invulling te geven aan de Kaderrichtlijn water en een gelijk speelveld in Europa te bereiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Lith

Van der Staaij

Naar boven