28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 245 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2022

Met deze brief informeer ik uw Kamer over recente ontwikkelingen ten aanzien van aviaire influenza (vogelgriep).

Situatie Europa

In diverse landen in Europa zijn vogelgriepbesmettingen vastgesteld, bij pluimveelocaties en bij wilde vogels. In de afgelopen weken hebben de meeste uitbraken zich voor gedaan in Italië, Duitsland, Frankrijk, Hongarije en Polen. Andere lidstaten met besmettingen in de laatste vier weken zijn Denemarken, Ierland, Portugal, België, Bulgarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië en Zweden. Spanje heeft in de derde week van januari de eerste besmetting, bij kalkoenen, gemeld.

Ik heb regelmatig contact met andere lidstaten over de situatie in Europa en in de Europese Unie is ook geregeld overleg over de ontwikkelingen. De Europese Commissie verkent daarnaast de mogelijkheden van vaccinatie tegen vogelgriep.

Situatie Nederland

Gisteravond is er helaas opnieuw een besmetting vastgesteld met vogelgriep. Het betreft een vermeerderingsbedrijf met ongeveer 3.000 eenden in Ede. Dit is het vierde bedrijf in zeer korte tijd. Afgelopen weekend zijn een biologisch legbedrijf in Lelystad, een vleeskuikenbedrijf in Grootschermer (voor de tweede keer) en een vleeskuikenbedrijf in Willemstad besmet. Er wordt nog nader onderzocht hoe het kan dat het bedrijf in Grootschermer tweemaal achter elkaar besmet is geraakt. Het totaal aantal locaties met een besmetting met serotype H5N1, sinds oktober vorig jaar, waarvoor beperkingszones zijn ingesteld, komt daarmee op achttien. Drie hiervan zijn opgetreden bij locaties met minder dan 250 vogels. Het blijken alle separate introducties te zijn geweest.

Het verdiepende onderzoek naar insleeproutes op besmette bedrijven dat wordt uitgevoerd door Universiteit Utrecht en Wageningen Bioveterinary Research loopt nog door. Er zijn uit dat onderzoek nog geen resultaten bekend. Publiekssamenvattingen en referenties naar de in voorgaande jaren uitgevoerde onderzoeken zullen op korte termijn naar uw Kamer worden gestuurd.

Maatregelen

Het bedrijf in Ede ligt in een relatief pluimveedicht gebied. In de 1 km zone rondom het bedrijf liggen vijf andere bedrijven. Conform eerder ingezet beleid waar we meer maatwerk willen leveren heb ik besloten om de vijf locaties in de 1 km zone waar legpluimvee wordt gehouden niet preventief te ruimen. De bedrijven worden geblokkeerd, dinsdag 25 januari door de NVWA bezocht en bemonsterd en daarna worden deze bedrijven de komende weken door de Gezondheidsdienst voor Dieren intensief gemonitord. Daarnaast worden twee bedrijven die net buiten het 1 km gebied liggen eveneens intensief gemonitord. Dit wordt veterinair verantwoord geacht omdat deze zeven bedrijven weliswaar dichtbij elkaar liggen, maar op meer dan 500 meter van het bronbedrijf en er geen andere bedrijven liggen in een straal van 1 km. Hierdoor is de kans gering dat de ziekte zich door tussenbedrijfsverspreiding als een olievlek uitbreidt. Door deze bedrijven intensief te monitoren worden eventuele toch optredende infecties snel ontdekt en kunnen deze snel worden bestreden. Daarbovenop wordt in een groter gebied dan de beperkingszone, te weten in regio 10 waar het bedrijf in Ede ligt, een vervoersverbod voor risicovogels ingesteld. Dit is, aangezien het om een pluimveedicht gebied gaat, een extra voorzorgsmaatregel om verspreiding via transporten van vogels zoveel mogelijk te voorkomen. Dieren in deze regio mogen wel afgevoerd worden naar een slachthuis. Voorwaarde hierbij is dat voorafgaand aan het vervoer naar het slachthuis een dierenarts een klinische inspectie heeft uitgevoerd en dat daaruit niet is gebleken dat de dieren verschijnselen van aviaire influenza vertoonden. Ook geldt als voorwaarde dat het vervoer overeenkomstig een hygiëneprotocol plaatsvindt.

De maatregelen zijn nodig om verspreiding te voorkomen. Ik realiseer me dat achter elke besmetting pluimveehouders, gezinnen en dieren schuil gaan. Voor hen is dit zeer ingrijpend en ik leef met hen mee. Samen met de sector doen we er veel aan om uitbraken zoveel mogelijk te voorkomen en verspreiding van het virus tegen te gaan.

Algemene beeld van de situatie in Nederland en de EU

In veel EU Lidstaten zijn uitbraken met vogelgriep gemeld. Het Friedrich Loeffler Instituut (FLI) in Duitsland heeft vastgesteld dat veel landen zijn getroffen en dat veel locaties met pluimvee besmet zijn geraakt. Het aantal besmettingen bij wilde vogels is hoog. Dat zijn zorgelijke bevindingen. Ook in Nederland zijn betrokken belanghebbenden zich zeer bewust van de ernst van de situatie. Het is nu echter te vroeg om de situatie ten opzichte van voorgaande jaren te kunnen duiden, omdat het virus nog alom aanwezig lijkt te zijn. Opvallend lijkt wel dat de besmettingen zich nu in meer regio’s van Nederland voordoen dan vorig jaar; we zien nu ook besmettingen in regio’s die niet geïdentificeerd zijn als hoogrisicogebied met veel watervogels. Dat maakt ook dat een meer gedifferentieerd beleid ten aanzien van de ophokplicht nu niet opportuun is. Ook zie ik nu geen ruimte om de ophokplicht voor vrije uitloopbedrijven te versoepelen.

Pluimveehouders zetten zich in om met passende hygiënemaatregelen virusintroductie te voorkomen, maar helaas is dit nooit 100% te voorkomen. Ik ben geregeld met de pluimveesectoren in overleg om te bezien of nog extra maatregelen kunnen worden opgelegd om het risico verder te verkleinen. Gezien de recente besmettingen zal ik de deskundigengroep dierziekten deze week vragen de situatie in Nederland en de EU te duiden. Ik zal, mede op basis van het advies van de deskundigen, ook bezien of aanvullende maatregelen op korte termijn kunnen worden genomen om de kans op besmetting verder te verkleinen.

Wilde dieren

In het plenaire debat over de Covid-situatie heeft het lid Wassenberg vragen gesteld over dode dieren in de natuur waarbij vermoeden van besmetting met vogelgriep bestaat, aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (Handelingen II 2021/22, nr. 40, Debat over de ontwikkelingen rondom coronavirus). Hieronder geef ik conform de toezegging van de Minister van VWS nadere toelichting over dit onderwerp.

Wilde vogels

Er zijn ook veel meldingen geweest van vondsten van dode wilde vogels en van zieke wilde vogels in delen van Nederland. Het is nu te vroeg om de situatie ten opzichte van voorgaande jaren te kunnen duiden, omdat het virus nog alom aanwezig lijkt te zijn.

Op de website van de NVWA staat een hygiëneprotocol met een handleiding voor het opruimen van dood gevonden wilde (water)vogels. Deze handleiding is onder andere bedoeld voor medewerkers van de Dierenambulance en de Dierenbescherming. Er staan hygiënemaatregelen voor het ophalen, verpakken en vervoeren van de kadavers van wilde (water)vogels.

We hebben daarnaast in overleg met experts, en met een aantal gemeenten en de provincie Friesland een protocol opgesteld over de wijze waarop en door welke overheden of organisaties grote aantallen dode vogels kunnen worden opgeruimd. Dit protocol heb ik tevens voorgelegd aan het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) die er kennis van hebben genomen. Ik zal het protocol op korte termijn op de website van de rijksoverheid publiceren.

Het is bekend dat wilde vogels besmet kunnen worden met het virus en vervolgens ook ziek kunnen worden. De verschillende serotypen die in de wereld circuleren hebben verschillende eigenschappen. Er bestaan ook verschillen binnen hetzelfde serotype. Per virustype kan de gevoeligheid van vogels en het ziektebeeld verschillen. Gebleken is dat het huidige H5N1 virus, dat nu in Europa en Nederland circuleert, ook een aantal zoogdieren heeft besmet, zoals vossen.

Dit is in verschillende Europese lidstaten gebeurd en tevens in Nederland, zoals in de brief aan uw Kamer van 23 december jl. is gemeld (Kamerstukken 25 295 en 28 807, nr. 1711).

Bij vondsten van wilde vogels worden deze risico-gebaseerd onderzocht. Dat houdt in dat als een kadaver van een nieuwe, nog niet eerder onderzochte vogelsoort wordt gevonden deze wordt onderzocht op AI virus. Dat geldt ook als er kadavers van vogels worden gevonden in een nieuw gebied waar nog niet eerder met AI besmette wilde vogels zijn gevonden. Wanneer veel dode vogels bij elkaar worden gevonden wordt een steekproef onderzocht. Het is niet efficiënt en levert geen meerwaarde op om alle dode vogels in Nederland te onderzoeken, omdat het doel is vast te stellen welke vogelsoorten gevoelig zijn en waar in Nederland dode vogels worden gevonden met HPAI, zodat eventueel nog extra waarschuwingen of maatregelen kunnen worden genomen als daarvoor een noodzaak is.

Andere wilde diersoorten dan vogels

In Nederland is in december 2021 een H5N1 infectie vastgesteld bij een vos, gevonden in Dorst (gemeente Oosterhout). Het zoönotisch risico wordt door het RIVM als laag tot gemiddeld beoordeeld, in lijn met de risico inschatting in het recente EFSA/ECDC rapport voor H5Nx virussen. In de eerste week van januari is er ook een vos met afwijkend gedrag aangetroffen in Wijk aan Zee die positief is getest op aviaire influenza. Het betreft aviaire influenza H5, het N-type is nog niet bekend. Op 12 januari is een bunzing uit Dirksland positief getest op H5N1. Ook in andere lidstaten worden besmettingen gemeld van zoogdieren.

Het RIVM analyseert de isolaten en beoordeelt deze op zoönotische karakteristieken. De genetische samenstelling van de twee isolaten in januari geeft geen aanwijzing voor verhoogde mogelijkheid tot replicatie in humane cellen. Het signaleringsoverleg zoönosen heeft de vondsten uit januari eveneens besproken. De zoönotische risico’s van de nu circulerende virussen wordt laag ingeschat.

Vlees- of aaseters kunnen worden besmet door het eten van dode vogels die met vogelgriep zijn besmet. Daarom worden dit soort dood gevonden dieren op vogelgriep onderzocht. Op de website van de NVWA is een protocol gepubliceerd met een handleiding voor het opruimen van dood gevonden wilde zoogdieren (vlees- en aaseter) verdacht van een besmetting met hoog pathogene vogelgriep1.

Vorige week is in Limburg een aantal dode vossen en marters gevonden. Deze waren bij de NVWA gemeld maar zijn niet nader onderzocht. De NVWA doet nog nader onderzoek naar het verloop van deze melding. Op ambtelijk niveau is vanuit het Ministerie van LNV en de NVWA overleg geweest met betrokken dierenhulporganisaties om over deze casus en de algehele meldingensystematiek te spreken. Naar aanleiding van dat gesprek zullen LNV en NVWA kijken hoe dit proces beter kan worden geregeld.

Lange termijn

Het lijkt er op dat vogelgriep nu een structureel probleem is geworden, en dat AI jaarrond in Nederland voorkomt. Daarmee vormt de ziekte een permanente bedreiging voor de pluimveehouderij, voor houders van kleine aantallen vogels en voor wilde vogels en zoogdieren. Dit vraagt om oplossingen op de langere termijn, en om een nieuwe visie hoe we met de pluimveehouderij en vogelgrieppreventie en -bestrijding om moeten en willen gaan. Hierover ga ik zowel in Europa het gesprek aan, als met de sector en andere partijen. Ook in het kader van de integrale gebiedsgerichte aanpak met betrekking tot stikstof, water en klimaat en het rapport Bekedam.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven