Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2021
Hierbij informeer ik uw Kamer over de brief van Animal Rights (30 maart 2021) naar
aanleiding van het onderzoek naar vogelgriepvirus in het Biomedical Primate Research
Centre (BPRC) in Rijswijk. Op 26 april jl. heb ik met uw Kamer mijn beantwoording
op vragen over ditzelfde onderzoek gedeeld (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2496).
In de brief maakt Animal Rights melding van het feit dat er in het BPRC apen zijn
geïnfecteerd met de variant H5N1 van het vogelgriepvirus. Zij geven aan dat «de besmette
apen symptomen vertoonden van de vogelgriep, zoals ademnood, lusteloosheid, verlies
van trek in voedsel en dat ze leden aan desoriëntatie, sufheid en misselijkheid» en
dat de overgebleven besmette apen uiteindelijk werden geëuthanaseerd. Animal Rights
stelt in de brief dat de ziekte vogelgriep bij de bron moet worden aangepakt en dat
de pluimveestallen een potentieel reservoir kunnen vormen. Ze vragen een krimp van
de pluimveestapel.
Ik heb kennis genomen van de brandbrief. Vogelgriep is een wereldwijd voorkomende
ziekte, veroorzaakt door verschillende serotypen virussen, waarvan de H5 en H7 varianten
hoogpathogeen kunnen zijn. De H5N1 variant die in Azië enige decennia circuleert,
is een hoogpathogene variant die ook een zoönotisch potentieel heeft. Dit betekent
dat deze varianten in ziekte en sterfte kunnen geven bij mensen. Gezien de volksgezondheidsrisico's
wordt wereldwijd wetenschappelijk onderzoek gedaan naar vogelgriepvirussen, waaronder
naar deze variant.
Animal Rights verzoekt mij de pluimveestapel te laten krimpen vanwege het mogelijke
reservoir dat pluimvee voor vogelgriep kan vormen. De volksgezondheid staat voor mij
bij de preventie en bestrijding van zoönosen voorop. Daarom hebben de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik een gezamenlijk zoönosenbeleid, dat recent
is aangepast. Hierover is uw Kamer op 12 februari 2021 geïnformeerd (Kamerstuk 25 295, nr. 990). Wat er nodig is om de risico's op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen,
is één van de vragen aan de expertgroep zoönosen onder voorzitterschap van de heer
Bekedam. De groep zal hierover een rapport opleveren. Zodra de resultaten er zijn,
wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Animal Rights doet in de brief ook een beroep op de overheid om de Kamer te vragen
de vergunning van het BPRC in te trekken. Tevens vraagt zij de Kamer toe te zien op
vermindering van het aantal proeven met apen.
Het BPRC heeft een vergunning voor het doen van dierproeven. Voorafgaand aan de studie
waarnaar in de brief wordt gerefereerd is een samenvatting van de vergunning gepubliceerd1 en na afronding ervan zijn alle resultaten van de studie openbaar gemaakt2. De vergunning voor het uitvoeren van de dierproeven bij het BPRC is afgegeven door
de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) op basis van een onafhankelijke en deskundige
beoordeling. In deze beoordeling maakt de CCD de wetenschappelijke en ethische afweging
of de verwachte baten van het onderzoek voor mens, dier en milieu opwegen tegen het
ongerief bij de proefdieren. Bij het inrichten van het vergunningstelsel dierproeven
is gekozen om de CCD als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) te positioneren. Hiermee
wordt de nodige onpartijdigheid en (politieke) onafhankelijkheid van de CCD en haar
beoordeling gewaarborgd.
Het BPRC geeft aan dat het onderzoeksproject naar het vogelgriepvirus geen impact
heeft op de afspraken om uiterlijk in 2025 het aantal proeven met apen met 40% te
verminderen, de fokkolonie te verkleinen en meer in te zetten op proefdiervrije innovaties.
Deze afspraken blijven onverminderd staan. In het AO Dierproeven op 12 november jl.
(Kamerstuk 32 336, nr. 112) informeerde de demissionair Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer
over de voortgang en dat deze verloopt conform de afspraken.
Daarnaast zet ik me gezamenlijk met de partners van het Programma Transitie Proefdiervrij
Innovatie (TPI) ervoor in om de ontwikkeling en toepassing van proefdiervrije methoden
te stimuleren en daarmee steeds meer dierproeven overbodig te maken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten