nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2003
Bij brief van 1 oktober 2003 ontving ik van uw vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek (zie bijlage) om een overzicht op
te stellen van de bepalingen in het wetsvoorstel voor de EG-Implementatiewet
Awgb (28 770) die verder gaan dan de Europese richtlijnen voorschrijven.
Zoals in de memorie van toelichting bij voornoemd wetsvoorstel al vermeld
is, strekt het wetsvoorstel in beginsel uitsluitend tot implementatie van
richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG. Gekozen is voor implementatie
in de reeds bestaande Awgb. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de
in de richtlijn vermelde gronden (godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd
of seksuele geaardheid) en de gronden die niet in deze richtlijn worden vermeld,
maar wel in de Awgb voorkomen (politieke gezindheid, geslacht, nationaliteit
en burgerlijke staat). Dat betekent dat de elementen die de kaderrichtlijn toevoegt aan het wettelijk systeem tegen discriminatie,
ook worden ingevoerd voor de gronden politieke gezindheid, geslacht, nationaliteit
en burgerlijke staat. Voorts wordt voorgesteld de nieuwe elementen (met name
«opdracht tot onderscheid», intimidatie, victimisatie en verschuiving
van de bewijslast) niet te beperken tot de terreinen waarop de kaderrichtlijn
van toepassing is, maar ze te laten gelden voor alle terreinen waarop de Awgb
op dit moment reeds van toepassing is. In zoverre bevat het wetsvoorstel aanvullend
«nationaal beleid». Op deze manier wordt ten aanzien van alle
in de Awgb genoemde non-discriminatiegronden zoveel mogelijk op een gelijke
wijze bescherming geboden tegen discriminatie.
Met betrekking tot de implementatie van deanti-rassendiscriminatierichtlijn is geen sprake van aanvullend nationaal beleid.
Daarnaast voegt het wetsvoorstel paragraafaanduidingen in de Awgb in.
Deze wijziging vloeit niet voort uit de richtlijnen, maar is opgenomen uit
het oogpunt van de toegankelijkheid van de wet.
Het is mij bekend dat een van de leden van uw Vaste Commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties bij het ministerie heeft gevraagd of de richtlijnen
ertoe verplichten dat voorkeursbeleid mogelijk gemaakt wordt. Voor de goede
orde merk ik daarom op dat de richtlijnen niet verplichten tot voorkeursbeleid,
maar daartoe wel de mogelijkheid laten. De bestaande mogelijkheden voor voorkeursbeleid
zullen ten aanzien van de grond ras ook gaan gelden voor de terreinen van
de sociale bescherming en sociale voordelen.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Th. C. de Graaf
Den Haag, 1 oktober 2003
Aan de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal
op 6 oktober a.s. een wetgevingsoverleg met u voeren over de Wijziging Algemene
wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn
nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG (28 770).
Namens de commissie verzoek ik u haar uiterlijk vrijdag 3 oktober a.s.
een overzicht aan te bieden van de bepalingen in voornoemd wetsvoorstel die
verder gaan dan de Europese richtlijnen voorschrijven.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Gier