28 763
Wijziging van een tweetal bepalingen van de Opiumwet

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het onderhavige wetsvoorstel waarbij mede de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn betrokken, strekt ertoe een tweetal correcties van technische aard aan te brengen in de Opiumwet.

1. Tijdens de totstandkoming van de Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Opiumwet (Stb. 2002, 520) is artikel 9 van de Opiumwet gewijzigd door artikel II van de Wet van 1 november 2001 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek en enige andere onderwerpen (Stb. 2001, 532). Met laatstbedoelde wijziging is geen rekening gehouden in de Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Opiumwet. Een onjuiste verwijzing in artikel 9 van de Opiumwet is daarvan het gevolg. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt deze omissie te herstellen (artikel I, onder A).

2. In de Opiumwet, zoals deze luidde vóór de wijziging daarvan bij de wet van 13 juli 2002, Stb. 520, had artikel 11, zesde lid, betrekking op middelen, vermeld op onderdeel a van de lijst van middelen waarop artikel 3 betrekking had, dat wil zeggen: onderdeel a van lijst II van de bijlage bij de Opiumwet. Op onderdeel b van lijst II stonden de middelen hennep en hasjiesj.

Door de wet van 13 juli 2002 is het onderscheid tussen onderdeel a en b op lijst II verdwenen. Met deze wijziging is geen rekening gehouden in artikel 11, zesde lid. Ook deze omissie wordt hersteld met het onderhavige wetsvoorstel (artikel I, onder B).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. J. de Geus

Naar boven