28 762
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs

nr. 21
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID JAN DE VRIES C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12

Ontvangen 19 september 2003

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel I, wordt vervangen door:

I

In artikel 148 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: het bepaalde in artikel 149 en.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «bedoeld in artikel 134,» vervangen door: bedoeld in de artikelen 129 en 134,.

II

In artikel I wordt na onderdeel I een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 149 vervalt.

III

Aan artikel I, onderdeel J, wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. De omschrijving van artikel 149 wordt vervangen door:

Artikel 149. (vervallen).

IV

Artikel II, onderdeel I, wordt vervangen door:

I

In artikel 143 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt na «die school» een punt geplaatst en vervalt de zinsnede: met inachtneming van het bepaalde in artikel 144.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «bedoeld in artikel 128,» vervangen door: bedoeld in de artikelen 124 en 128,.

V

In artikel II wordt na onderdeel I een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 144 vervalt.

VI

Aan artikel I, onderdeel J, wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. De omschrijving van artikel 144 wordt vervangen door:

Artikel 144. (vervallen).

VII

In artikel IV wordt na onderdeel B ingevoegd onderdeel C, luidende:

C

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het woord «en» aan het slot van onderdeel k vervalt.

2. De punt aan het slot van onderdeel l wordt vervangen door : ; en.

3. Een nieuw onderdeel m wordt toegevoegd:

m. aanwending of wijziging van de aanwending van de bekostiging, bedoeld in artikel 137, eerste lid onder a en b, van de Wet op het primair onderwijs, en artikel 131, eerste lid onder a en b, van de Wet op de expertisecentra, ten behoeve van uitgaven voor materiële voorzieningen.

VIII

Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de bestaande tekst, wordt aan artikel X een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid, treden artikel I, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 148, eerste lid, Ia en J, zesde lid, en artikel II, onderdelen I voor zover betrekking hebbend op artikel 143, eerste lid, Ia en J, zesde lid, en artikel IV, onderdeel C, in werking met ingang van 1 augustus 2004.

Toelichting

Door dit amendement worden de wettelijk vastgelegde schotten tussen de personele en materiële budgetten per 1 augustus 2004 opgeheven. Daardoor kunnen schoolbesturen op vrijwillige basis gebruik maken van een grotere beleidsruimte. Voor wat betreft het formatiebudget blijft er sprake van declaratiebekostiging en daardoor lopen de scholen geen extra risico. Bijkomend voordeel is dat onderuitputting van het personeelsbudget (als gevolg van vacatures enz.) ten goede kan komen aan het onderwijs.

Overeenkomstig het formatiebesluit kan 10% van het formatiebudget worden verzilverd en dus met dit amendement ook aangewend worden voor materiële voorzieningen. Meer dan 10% kan alleen verzilverd worden na verkregen instemming van het Decentraal Georganiseerd Overleg (art. 123, tweede lid, onderdeel e, WPO).

Om daarover geen misverstanden te laten bestaan, wordt tegelijkertijd expliciet in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 geregeld dat voor besteding van het formatiebudget aan materiële voorzieningen de instemming van de personeelsgeleding in de medezeggenschapsraad noodzakelijk is. De oudergeleding heeft als gevolg daarvan een adviesrecht.

Jan de Vries

Balemans

Kraneveldt

Hamer

Lambrechts

Slob

Van der Vlies

Naar boven