nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Kernenergiewet
een verbod op te nemen tot het gebruik van kernenergie als bron voor het opwekken
van elektriciteit;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk III tot afdelingen
3 en 4, wordt na afdeling 1 een afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 2 Opwekken van elektriciteit
Artikel 14a
1. Het is verboden ten behoeve van het opwekken van elektriciteit een
inrichting, waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt, splijtstoffen kunnen
worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen worden opgeslagen,
op te richten, in werking te brengen of in werking te houden.
2. Het is verboden zonder vergunning een inrichting als bedoeld in het
eerste lid buiten gebruik te stellen of te ontmantelen.
B
Artikel 15, onder b, wordt vervangen door:
b. een inrichting waarin ten behoeve van een ander doel dan het opwekken
van elektriciteit, kernenergie kan worden vrijgemaakt, splijtstoffen kunnen
worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen worden opgeslagen,
op te richten, in werking te brengen, in werking te houden, buiten gebruik
te stellen, te ontmantelen of te wijzigen;.
C
In artikel 80 wordt «artikelen 15» telkens vervangen door
«artikelen 14a, tweede lid, 15» en wordt «artikel 15»
telkens vervangen door: de artikelen 14a, tweede lid, of 15.
ARTIKEL II
In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet na «de artikelen»
ingevoegd: 14a, eerste en tweede lid,.
ARTIKEL III
Indien degene die op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, een
inrichting drijft als bedoeld in artikel 14a van de Kernenergiewet, waarvoor
onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip een vergunning krachtens artikel
15, onder b, van die wet gold voor een of meer van de in dat artikel 14a genoemde
activiteiten, zich ten gevolge van het vervallen van die vergunning voor zover
het die activiteiten betreft, voor kosten ziet gesteld of schade lijdt, die
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te blijven, kennen
Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
en van Economische Zaken hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen
vergoeding toe.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Economische Zaken,