28 753
Publiek-private samenwerking

nr. 9
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 maart 2007

De vaste commissie voor Financiën1, de vaste commissie voor Defensie2, de vaste commissie voor Economische Zaken3, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit4, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap5, de commissie voor de Rijksuitgaven6, de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer7, de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat8 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport9 hebben op 1 februari 2007 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Zalm van Financiën, minister Peijs van Verkeer en Waterstaat en minister Winsemius van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de minister van Financiën d.d. 6 juli 2006 over de voortgang in beleid en uitvoering van diverse vormen van publiek-private samenwerking (pps) (28 753, nr. 8).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Crone (PvdA) vindt dat moet worden gezocht naar een combinatie die zowel het falen van de overheid als het falen van de markt opheft. Het geheim hiervan is samenwerking. De winst van publiek-private samenwerking (pps) zit niet in de financiering – de overheid kan immers veel goedkoper lenen dan de markt – maar in efficiency. Het falen van de overheid bestaat eruit dat de efficiencyprikkel per definitie wat kleiner is dan bij de markt. Het falen van de markt bestaat uit het hanteren van een te korte tijdshorizon en het besparen op kwaliteit uit efficiencyoverwegingen.

Het is goed dat er al enkele pps-projecten zijn opgezet en dat er een begin is gemaakt met standaardisering. Nu moet een stap verder worden gegaan. De norm moet worden dat in een aantal aangewezen sectoren alle projecten in een pps-constructie worden uitgevoerd, tenzij dat niet mogelijk is. Er zijn twee categorieën projecten. De eerste betreft alleenstaande projecten, zoals wegen en schoolgebouwen. De tweede betreft gebiedsontwikkelingsprojecten in de ruimtelijke ordening. In de eerste categorie is pps vrijwel altijd mogelijk. Bij gemeenten is hier ook al ervaring mee opgedaan. Bij de projecten die al zijn uitgevoerd door de rijksoverheid, zijn goede ervaringen opgedaan. Binnen de norm moet de drempel worden verlaagd. Bij bouwprojecten zou 25 mln. als grens gehanteerd kunnen worden in plaats van 50 mln. Kan het kabinet voorstellen doen voor nieuwe normen voor de sectoren zodat er meer projecten in aanmerking komen voor pps?

Nu er ervaring is opgedaan met pps, moet de zaak wel in beweging blijven. De opgebouwde kennis en ervaring moeten worden benut. Het is van belang dat standaardisatie plaatsvindt. Investeerders willen ook meer zekerheid over ontwikkelingen op dit terrein. De transactiekosten kunnen worden verminderd door standaardisatie en het op gang houden van de ontwikkelingen. De vraag is of de begrotingsregels een belemmering vormen voor pps-constructies. De rijksoverheid hanteert nog een kasstelsel, in tegenstelling tot gemeenten en de markt. Moet voor dit soort projecten die ook in aanmerking komen voor FES-gelden, niet versneld worden overgestapt op een soort baten-lastenstelsel?

Projecten kunnen alleen succesvol zijn als er van te voren een risicoanalyse wordt gemaakt. Is het al mogelijk om goede risicoanalyses te maken? Is hier al ervaring mee opgedaan? Als er een analyse is gemaakt, moeten de overheid en de markt samen afspraken maken over het verdelen van de risico’s. De risico’s mogen nooit alleen bij de overheid worden gelegd. Als de markt ook risico’s draagt, is de druk groter om efficiënt te werken. Is er al genoeg expertise met betrekking tot het maken van risicoanalyses om te kiezen voor de norm dat in principe voor pps wordt gekozen, tenzij dit niet mogelijk is?

De heer Irrgang (SP) zegt dat er vele vormen van pps zijn. Dat maakt vergelijken en evalueren moeilijk. Pps mag geen doel op zich zijn. Het kan maatschappelijk voordelig zijn om bij infrastructurele projecten ontwerpen, bouwen en onderhouden met elkaar te combineren. Het is in feite een andere vorm van privaat aanbesteden waarbij publieke financiering voorop staat. Private financiering van publieke voorzieningen brengt grote risico’s met zich mee. De kans is groot dat het bedrijfsleven de krenten uit de pap haalt en de gemeenschap de verliesgevende onderdelen voor zijn rekening moet nemen. Wat is het voordeel van private financiering van publieke infrastructurele projecten als de overheid het goedkoopst kan lenen?

Bij de A59 was sprake van voorfinanciering door het bedrijfsleven omdat het Rijk niet voldoende middelen beschikbaar wilde stellen, maar het Rijk moet die voorfinanciering uiteindelijk wel terugbetalen. Hoeveel heeft de overheid na vijftien jaar, als de A59 wordt overgedragen aan Rijkswaterstaat, betaald aan extra rentelasten? Wordt op deze wijze geen mogelijkheid gecreëerd voor lokale overheden om over hun graf heen te regeren door lasten door te schuiven naar de toekomst?

In de brief van het kabinet staat dat de druk op private partijen om dagelijkse prestaties te leveren grotendeels zou wegvallen als de overheid de financiering voor haar rekening neemt doordat de private partijen bij oplevering het geld voor een groot deel al hebben ontvangen. Is dat geen kwestie van het maken van afspraken? Als de marktpartijen bij voorfinanciering bereid zijn om de betaling later te ontvangen, waarom zouden zij daartoe dan niet bereid zijn als zij zelf niet hoeven voor te financieren?

Het inschatten van risico’s en het maken van goede afspraken daarover zijn het allerbelangrijkst bij het laten slagen van vormen van pps. Hoe kan worden gewaarborgd dat er goede afspraken worden gemaakt met private partijen zodat de overheid niet voor onaangename verrassingen komt te staan? Daarbij moet worden geleerd van ervaringen uit het verleden. Hoe veel is de overheid kwijtgeraakt bij de aanleg van de Wijkertunnel, het eerste project dat in een pps-constructie is uitgevoerd? Is hier een verkeerde inschatting gemaakt van de financiële risico’s? Hoe wordt omgegaan met het risico dat private partners failliet gaan?

Het kan voordelig zijn om ontwerp, bouw en onderhoud te integreren omdat de contractpartij het ontwerp dan daadwerkelijk moet waarmaken. Een voordeel van pps is ook het vooraf maken van een risicoanalyse en het maken van een risicoverdeling. Het is positief dat wordt geprobeerd om te leren van ervaringen uit het verleden. Hebben overheden, zowel het Rijk als lokale overheden, voldoende expertise hiervoor?

Bij gebiedsontwikkeling kan de vermenging met vastgoedontwikkeling, die vaak een bijdrage in de financiering vormt, de besluitvorming vertroebelen. Onderkent het kabinet de risico’s van koppelverkoop? Kunnen deelprojecten, zoals een casino, worden doorgedrukt omdat zij nodig zijn voor de financiering? In hoeverre wordt financiering bepalend bij de keuze voor de locatie van bijvoorbeeld een ziekenhuis of de keuze voor een bepaald winkelaanbod? Hoe wordt het publieke belang op het terrein van onder andere luchtkwaliteit, veiligheid en recreatie gewaarborgd? Hoe is inspraak van burgers geregeld als ontwerp, bouw en onderhoud worden geïntegreerd? Blijft er een duidelijk go/no-gomoment bestaan?

Er moet voorzichtig te werk worden gegaan met pps, bijvoorbeeld door te kiezen voor kleine pilotprojecten. De Zuidas in Amsterdam valt niet onder die kwalificatie. Kan het kabinet nader ingaan op dit project?

De heer Tony van Dijck (PVV) zegt dat uit de brief blijkt dat er in 2005 ongeveer tien PPC-onderzoeken (Publiek Private Comparator) zijn uitgevoerd en dat slechts vier van deze projecten uiteindelijk in pps zijn uitgevoerd. Waarom zijn de andere zes projecten afgevallen? Wat kost een PPC-onderzoek en wie heeft deze onderzoeken betaald? Had niet in een eerder stadium zichtbaar kunnen worden dat pps voor deze projecten niet haalbaar was? Is niet vooraf, bijvoorbeeld aan de hand van een checklist, te bepalen welke projecten zich voor pps lenen en welke niet? Het ministerie van Verkeer en Waterstaat hanteert een ondergrens van 112,5 mln. voor het uitvoeren van een PPC-onderzoek. Is het zinvol om zo’n ondergrens te hanteren en eventueel ook bij andere categorieën projecten te introduceren? Uit de tabellen blijkt dat een efficiencycriterium van 7,5% wordt gehanteerd. Is het zinvol om zo’n criterium te introduceren?

Lenen alle sectoren zich voor pps? In het buitenland wordt pps ook gehanteerd bij sociale woningbouw en de aanleg van vliegvelden omdat de overheid het geld niet heeft om dit soort projecten te realiseren. De overheid levert dan de grond en de infrastructuur en marktpartijen bouwen de huizen. De winst uit de verkoop van de huizen wordt vervolgens verdeeld. De overheid genereert hiermee geld en lost tegelijkertijd het huisvestingsprobleem op. Dat is een andere insteek dan in Nederland lijkt te zijn gekozen.

Het ministerie van Financiën is het centrale informatiepunt voor pps, maar wil tegelijkertijd het Kenniscentrum PPS opheffen. De zorg bestaat dat elk ministerie zijn eigen informatiepunt voor pps gaat inrichten. Er worden zelfs al particuliere informatiecentra opgezet. Er moet sprake zijn van een centrale coördinatie, vooral voor nieuwe projecten en inventarisaties, zodat opgebouwde kennis niet verloren gaat.

Er moet worden gelet op de aansprakelijkheidsrisico’s voor projecten. Hoeveel directe en indirecte kosten kunnen worden bespaard met pps? Als de Rijksgebouwendienst in een pps-constructie wordt gegoten en het onderhoud van rijksgebouwen wordt uitbesteed, kan deze dienst worden opgeheven en wordt er bespaard op personeelskosten. Kan de minister nader ingaan op mogelijke kostenbesparingen?

Volgens de brief moet het concept Design Build Finance Maintain (DBFM) resultaatgericht zijn, waarbij output als het belangrijkste criterium wordt aangemerkt. Het gevaar bestaat dat bedrijven bezuinigen op de bouwkosten omdat zij het onderhoud maar voor een beperkte tijd voor hun rekening hoeven te nemen. Wie houdt toezicht op de kwaliteit van de bouw? Wordt er rekening gehouden met langetermijnrisico’s? Kan pps via het turn-keyprincipe worden vormgegeven waarbij de marktpartijen echt aansprakelijk worden voor de geleverde prestaties? Wordt het gebruik van leaseconstructies overwogen? Hoe had kunnen worden voorkomen dat bij de aanleg van de HSL-Zuid het meerwerk werd afgewenteld op de overheid?

De heer Roland Kortenhorst (CDA) staat zeer achter publiek-private samenwerking. Bij de besluitvorming over de vraag of een project op de conventionele wijze moet worden uitgevoerd of via een pps-constructie speelt de PPC een cruciale rol. Het is niet de bedoeling om pps puur als financieringsinstrument in te zetten. Pps is bedoeld om het meedenken van marktpartijen te prikkelen en niet als alternatief voor overheidsfinanciering. Een PPC hoort een verkeerde financieringsinvalshoek uit te sluiten en kan ook bescherming bieden tegen een te conservatieve cultuur op het gebied van aanbesteden waarbij alles wordt voorgeschreven. Dit instrument kan er dus voor zorgen dat er objectief en op rationele overwegingen wordt gekozen voor pps of voor een andere constructie. Het is echter nog niet duidelijk hoe PPC’s precies werken. Is het mogelijk om onder andere de inhoud, de opbouw, de ingebouwde criteria en het wegingsmechaniek dat hoort te zijn ingebouwd in een goede PPC transparant te maken zodat de uitkomst ervan helder en goed verdedigbaar is? Hiermee wordt het proces geobjectiveerd en onafhankelijker van deelbelangen.

Er gaat een shift plaatsvinden van het Kenniscentrum PPS naar de diverse departementen. Juist lagere overheden ontberen een centraal informatiepunt op het gebied van pps omdat zaken steeds meer functioneel teruggaan naar de departementen. Kan dit de oorzaak zijn van het achterblijven van pps-constructies bij de bouw van schoolgebouwen? Hebben lagere overheden voldoende toegang tot kennis over pps? Er wordt over gedacht om een centraal coördinatie- en kenniscentrum onder te brengen bij het ministerie van VROM. Waarom is gekozen voor dit ministerie?

Het Kenniscentrum PPS heeft geprobeerd om te komen tot standaardcontractvormen, onder andere om kosten te besparen binnen pps-projecten. De kwaliteit van contracten is buitengewoon belangrijk. Er zijn signalen dat verschillende ministeries bezig zijn met het ontwikkelen van eigen contractvormen. Wordt er gestreefd naar coördinatie en afstemming zodat het wiel niet vele malen opnieuw wordt uitgevonden? De kwaliteit van contracten is ook in verband met de afrekenbaarheid buitengewoon belangrijk. Als een marktpartij wordt gevraagd om ergens over mee te denken, moet deze ook een deel van de verantwoordelijkheden krijgen met betrekking tot de functionaliteit van hetgeen hij moet opleveren. Dat is zeer moeilijk af te rekenen. Contracten moeten zo zijn geformuleerd dat het publieke belang met de prikkels die erin zijn opgenomen duurzaam wordt gediend. Wordt er binnen de overheid gekeken naar de lessen die zijn geleerd bij het gebruik van pps bij de bouw van Britse ziekenhuizen? Is gekeken naar de contractaspecten van het project Wijkertunnel en de gevolgen daarvan? Uiteraard zijn niet alle risico’s uit te sluiten. De verdeling van de risico’s moet echter wel helder en objectiveerbaar worden vastgelegd. Pps moet gestimuleerd worden, maar de keuze ervoor moet op objectieve gronden worden gemaakt.

Het kosten-batensysteem van de rijksoverheid verhoudt zich in veel opzichten niet met het inbedden van door pps gefinancierde projecten. Wat gaat de overheid doen om deze zaken dichter bij elkaar te brengen? In Nederland is de wijze van aanbesteden heel vaak gekoppeld aan een eindprijs op een specificatie. Voor innovaties zijn echter vaak investeringen voor de langere termijn nodig. Er moet voor worden gewaakt dat alleen op de prijs wordt gelet. In de aanbestedingsdocumenten moet ook aandacht worden besteed aan innovaties.

De heer Weekers (VVD) is aangenaam verrast door de benadering van de heer Crone, namelijk kiezen voor pps tenzij dit niet mogelijk is. Er moet worden geprobeerd om beren op de weg tijdig te identificeren en te voorkomen dat deze tijdens de rit telkens weer tevoorschijn worden getoverd, want dat schrikt marktpartijen af. De heer Weekers is voorstander van pps omdat in de markt veel meer innovatiekracht en creativiteit is te vinden dan bij de overheid. Daarnaast ontstaat hierdoor meer investeringscapaciteit. De overheid kan goedkoper lenen dan de markt, maar alternatieve financieringsconstructies voor investeringen die ook de economische groei accommoderen, kunnen tot een win-winsituatie leiden. Zou er met alternatieve financieringsvormen een oplossing kunnen worden gevonden voor uitdagingen waarvoor de overheid staat waarbij de budgettaire kaders een belemmering vormen, bijvoorbeeld bij infrastructurele projecten? Er zouden bijvoorbeeld volledig privaat gefinancierde tolwegen kunnen worden aangelegd in aanvulling op het bestaande wegennet waarvoor de overheid de verantwoordelijk draagt. Uiteraard is het niet wenselijk dat bestaande infrastructuur wordt overgedragen aan de markt. Wat is de visie hierop van de ministers van Financiën en Verkeer en Waterstaat?

De heer Brinkman, voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, heeft gepleit voor het instellen van één bevoegde instantie voor transport, wonen en groene gebieden. Daarnaast is hij van mening dat niet alles moet worden gefinancierd uit de staatskas. Als de Kamer een bepaald besluit neemt, moeten vervolgens door decentrale overheden ook tal van besluiten worden genomen. Hierdoor kunnen projecten veel langer duren dan nodig is. Bij de algemene politieke beschouwingen is een motie aanvaard waarin wordt gepleit om te komen tot een éénbesluitprocedure. Kan een dergelijke procedure ertoe leiden dat pps-constructies aantrekkelijker worden voor het bedrijfsleven? Het is uiteraard van belang dat de risico’s van projecten, zowel voor de markt als voor de overheid, voor de aanvang ervan transparant worden gemaakt.

Kunnen de bewindslieden de actuele stand van zaken met betrekking tot pps-projecten schetsen? Voor vier van de tien projecten waarvoor een PPC-onderzoek is uitgevoerd, is gekozen voor een pps-constructie. Is dat veel of weinig? Er wordt een ondergrens met betrekking tot het investeringsbedrag gehanteerd. Zou het niet raadzaam zijn om die ondergrens te verlagen om daarmee de mogelijkheden voor pps te vergroten en meer partijen hiervoor te interesseren? Als de drempel heel hoog wordt gelegd, wordt een deel van het bedrijfsleven bij voorbaat uitgesloten.

Is het verstandig om het Kenniscentrum PPS bij het ministerie van Financiën af te bouwen? Pps moet op dit moment nog worden gestimuleerd, zowel bij de Rijksoverheid als bij de decentrale overheden. Het Kenniscentrum PPS, waarbij ook lagere overheden terecht kunnen met vragen, kan hierin een functie vervullen. Zorginstellingen moeten ook worden gestimuleerd om gebruik te maken van pps-constructies. Is voldoende in beeld welke knelpunten er nog zijn op dit terrein, zowel op het gebied van cultuur als op dat van regelgeving? Worden instellingen gewezen op de mogelijkheid om het experimenteerartikel uit de Wet toelating zorginstellingen te gebruiken?

Nederland hoorde enkele jaren geleden bij de kopgroep op het terrein van pps, maar loopt nu een achterstand op. Waar ligt dit aan? Is dit het gevolg van een cultuurprobleem bij de departementen? Kan een overzicht worden gemaakt van good en bad practices in Nederland en het buitenland zodat inzichtelijk wordt waar de voordelen zitten, waar de risico’s zitten, welke oplossingen zijn gevonden voor problemen en wat absoluut niet moet worden gedaan? Dit moet niet worden beperkt tot Nederland, want er kan veel worden geleerd van het buitenland. Pps biedt mogelijkheden om de noodzakelijke investeringscapaciteit ook voor publieke voorzieningen te vergroten en om door innovatiekracht en creativiteit de efficiency te vergroten.

Antwoord van de ministers

De minister van Financiën vindt de analyse van de heer Crone over markt- en overheidsfalen goed. Voor alle bouwprojecten boven de 25 mln. en alle infrastructurele projecten boven de 112,5 mln. wordt de comparator gebruikt. Deze drempelbedragen blijken in de praktijk goed te werken. Als blijkt dat het voordelig is om voor een pps-constructie te kiezen, wordt dat gedaan. Bij de projecten die vervolgens in een pps-constructie zijn uitgevoerd, zijn de resultaten gemiddeld nog beter dan op grond van de comparator was verwacht. Voor alleenstaande projecten is het vaak mogelijk om voor een constructie te kiezen die creativiteit en het goed verdelen van de risico’s voorop stelt. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de kennis die het bedrijfsleven heeft, bijvoorbeeld over logistiek en oplossingen om de exploitatiekosten laag te houden. Daarnaast zullen eventueel in te schakelen externe financiers meekijken naar het proces omdat zij willen dat hun investering rendabel is. Daarom kan het nuttig zijn om externe financiers in te schakelen, hoewel het Rijk het goedkoopst kan lenen.

Het is niet de bedoeling dat er wordt gekozen voor constructies zoals die van de Wijkertunnel, dus particuliere voorfinanciering vanwege gebrek aan overheidsmiddelen. Dergelijke constructies en vormen van lease zijn ook voor gevangenissen en gerechtsgebouwen gebruikt. Dat is aanzienlijk duurder dan de klassieke uitvoering. Deze vormen van publiek-private financiering hebben het begrip pps verdacht gemaakt.

Bij gebiedsontwikkelingsprojecten kan via pps worden geprobeerd om voordelen die overheidsinvesteringen creëren voor de omgeving, ook financieel, in het project terug te brengen. Een voorbeeld daarvan is de Zuidas. De Kamer zal binnenkort worden geïnformeerd over het project Zuidas, waarbij ook zal worden ingegaan op de risicoverdeling. Er is gesteld dat alleen van start wordt gegaan als 60% van het aandelenkapitaal particulier wordt afgenomen. Het is op dit moment niet mogelijk om particuliere investeerders te laten participeren in de Westerscheldetunnel of Schiphol, maar er is voor het overige voldoende interesse bij investeerders voor pps-formules. Nederland wordt niet overgeslagen door investeerders.

Het is van belang dat de risico’s goed worden verdeeld en dat zij worden neergelegd bij de partij die er het meeste grip op heeft. Er moet contractueel goed worden vastgelegd welke partijen welke risico’s nemen en welke vergoedingen daar tegenover staan. Zeker bij grote projecten en gebiedsontwikkeling is het opstellen van contracten altijd maatwerk. Er is uiteraard wel geprobeerd om de contracten te standaardiseren. Het Kenniscentrum PPS is niet opgeheven. Het is alleen geen apart project meer, maar een regulier onderdeel van de activiteiten van het departement. De capaciteit is gelijk gebleven. Omdat pps een standaardonderdeel is geworden van het werk, moeten departementen ook zelf kennis ontwikkelen op dit terrein. Het ministerie van Financiën zal wel een centrale functie behouden met betrekking tot coördinatie, kennisontwikkeling en het benutten van ervaringen.

Sectoren waar nog te weinig gebeurt, zoals het onderwijs, defensie en de zorg, zullen worden gestimuleerd. Voor het onderwijs zullen de ministeries van OCW en Financiën samen met de VNG en de koepels van scholen een servicecentrum inrichten waar scholen en gemeenten terecht kunnen. Het ministerie van Financiën heeft hier geld voor beschikbaar gesteld. Het punt bij het onderwijs is dat schoolgebouwen onder de verantwoordelijkheid van lagere overheden vallen. Het gevaar bestaat dat al die partijen het wiel opnieuw gaan uitvinden. Er is nu een eerste school gebouwd in een pps-constructie. Mede aan de hand van de ervaringen hiermee, zal dit verder worden bevorderd.

Het is de vraag of de norm die de heer Crone stelde, namelijk pps tenzij dat niet mogelijk is, niet al wordt gehanteerd. Boven bepaalde grenzen, 25 mln. voor gebouwen en 112,5 mln. voor infrastructurele projecten, wordt altijd de comparator toegepast. Financiën houdt toezicht op de toepassing daarvan. Er zal worden onderzocht hoe de uitkomsten van de comparator wat transparanter kunnen worden gepresenteerd. Die informatie zal wel op hoofdlijnen worden gepresenteerd, want het prijsgeven van te veel details kan het biedingsproces beïnvloeden. Er zal worden gekozen voor pps als blijkt dat dit voordeliger is, tenzij het biedingsproces mislukt. Overigens is steeds meer draagvlak ontstaan voor toepassing van pps, ook bij de departementen en lagere overheden.

Pps moet alleen worden toegepast als er maatschappelijk iets mee te winnen is. Er kunnen uiteraard nog steeds eisen aan projecten worden gesteld met betrekking tot de uitvoering, maar deze zullen worden geformuleerd in termen van wat het project moet bieden. Uiteraard moeten projecten ook binnen het bestemmingsplan passen. Wat mogelijk is, moet bij de grondafgifte duidelijk zijn. De aard van het project kan niet worden gewijzigd door de particuliere sector. De overheid stelt de randvoorwaarden. Door toepassing van pps kunnen voordelen van overheidsinvesteringen die anders bij een particulier zouden neerslaan in een project worden betrokken.

Particuliere financiers moeten er niet puur vanwege voorfinanciering bij worden betrokken, maar ook vanwege kun kennis met betrekking tot projectbeoordeling, risicobeheersing en fasering. In de praktijk blijkt dat met deze expertise de kosten van projecten kunnen worden gereduceerd. Er moet uiteraard ook kennis worden ontwikkeld bij de overheid. Het inhuren van expertise van bijvoorbeeld banken zonder dat zij optreden als financier verdient niet de voorkeur. Zij zullen scherper worden als zij risicodragend participeren in een project. De rente op de investeringen kan dan mede worden beschouwd als een opslag voor de geleverde expertise en voor de risico’s die worden gelopen. Dit alles is onderdeel van het biedingsproces.

De looptijd van het onderhoud van een project moet sporen met de aard van het object. Bij gebouwen is dat ten minste dertig jaar en dat uit zich in het ontwerp. Daarnaast worden er zelfstandige eisen aan het ontwerp gesteld, onder andere met betrekking tot kwaliteit. Er moet bij de bouw goed rekening worden gehouden met exploitatie. Afhankelijk van het object, zal daar een termijn voor worden gesteld. Turn key is op dit moment al de standaard.

Er is een PPC gemaakt van een project in de zorg die zeer hoopgevend is. Er zijn echter nog wel enkele complicaties. Als er institutionele of fiscale belemmeringen blijken te zijn, moet daar een mouw aan worden gepast. Het is van belang dat er een bedrijfseconomisch voordeel ontstaat. Er wordt op dit terrein ook gekeken naar de ervaringen in Engeland, zowel positief als negatief.

Bij de inpassing in de begroting is een complicatie dat deze nog steeds via de kassystematiek wordt opgesteld. Als overgestapt wordt op een baten-lastensysteem is het probleem verholpen. Dat zou vanuit pps-optiek een heel goede route zijn. Gemeenten hebben al een baten-lastenbegroting dus voor hen bestaan dit soort belemmeringen voor pps-projecten niet. Bij inpassing in de rijksbegroting van pps-projecten wordt feitelijk gesimuleerd dat er al sprake is van een baten-lastensysteem. In het ene jaar zal het investeringsbudget uit de begroting vallen, terwijl de begroting het volgende jaar zal worden opgehoogd met een exploitatiebijdrage. Dat is op zich neutraal en vormt geen belemmering voor het toepassen van pps-constructies.

Het is mogelijk dat bij pps naast het realiseren van kostenreductie nieuwe inkomensbronnen worden aangeboord, zoals bij de Westerscheldetunnel. Als dan tol wordt geheven, kan extra capaciteit worden gerealiseerd. Het is niet wenselijk om louter door de financiële constructie meer capaciteit te creëren. Meer volume kan alleen ontstaan door het verwerven van extra inkomstenbronnen of kostenreductie.

De minister van Verkeer en Waterstaat merkt op dat Rijkswaterstaat geheel is gereorganiseerd waardoor zij beter kan inspelen op pps-projecten. Deze dienst kan projecten niet eens meer volledig zelf uitvoeren, omdat daar de mensen niet meer voor beschikbaar zijn. Bij iedere project boven de 112,5 mln. wordt een PPC uitgevoerd om te bezien of het samen met de markt kan worden gedaan, waarbij financiering niet altijd een voorwaarde is.

Een direct financieel voordeel zal niet altijd leiden tot de keuze voor pps. Voor het onderhoud van bijvoorbeeld specifieke delen van het spoorwegennet, kunnen andere overwegingen ertoe leiden dat niet gekozen wordt voor pps. Er wordt wel altijd een PPC-onderzoek gedaan. De Kamer zal jaarlijks bij de begroting een overzicht van projecten ontvangen waarvoor een PPC-onderzoek is uitgevoerd met vermelding van de overwegingen voor de uiteindelijk gemaakte keuze. De informatie zal niet zeer gedetailleerd zijn in verband met de positie van het Rijk bij aanbestedingen. Dergelijke informatie kan wel vertrouwelijk worden verstrekt. Er zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat het kasstelsel op grond waarvan de begroting is ingericht een belemmering vormt.

De risicoanalyse maakt onderdeel uit van de PPC. Infrastructurele projecten hebben vaak een lange looptijd. Niet alle risico’s kunnen van te voren worden ingeschat. Zeker bij grote en langdurige projecten zal vrijwel altijd sprake zijn van meerwerk. In 2002 is een risicoreservering van 1 mld. gemaakt voor de HSL en de Betuweroute. Volgens de Algemene Rekenkamer kan dit oplopen tot 1,4 mld. Die risico’s hadden aan de markt kunnen worden gelaten en de markt wilde deze ook wel overnemen voor een groot bedrag. Het Rijk heeft echter besloten deze risico’s zelf voor zijn rekening te nemen en is erin geslaagd om deze te beperken tot 600 mln. à 800 mln. Dat heeft dus een voordeel opgeleverd van minimaal 600 mln.

De norm van 112,5 mln. die wordt gehanteerd voor infrastructurele projecten voor het uitvoeren van een PPC, heeft ook in de praktijk betekenis. Voor kleinere projecten zullen de kosten van een PCC-contract ten opzichte van de mogelijke winst te groot zijn. Pps is een middel om te komen tot een efficiënte aanpak van projecten van de overheid samen met de markt. Het doel is dat het project kan profiteren van de creativiteit van de markt. Er is bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat een loket ingericht waar bedrijven ongevraagd ideeën kunnen aandragen. Daar was nog geen procedure voor. De creativiteit van de markt moet worden benut. De markt heeft bijvoorbeeld al innovatieve ideeën aangedragen voor de Zuidas.

Het is van groot belang dat er goede contracten worden opgesteld. Alle risico’s moeten vooraf worden ingeschat en worden gewaarborgd in het contract. Er is geen groot gevaar dat er additionele projecten, zoals casino’s worden doorgedrukt, want ook daar zijn vergunningen voor nodig. Er is een nieuwe wijze van inspraak ontwikkeld. Projecten worden voorgelegd aan belanghebbenden voordat er zaken vastgelegd zijn. De omgeving kan dan ook meedenken over de vormgeving van het project. Als het project vorm heeft gekregen, wordt het nogmaals voorgelegd. Hiermee wordt nu ervaring opgedaan bij het project Ruimte voor de Rivier.

Er wordt binnen het ministerie gericht kennis opgebouwd over pps in een kenniscentrum. Het is echter moeilijk om goede projectleiders te vinden, vooral voor pps. Daarom is een opleidingstraject opgezet samen met Shell. De opgebouwde kennis is publiek. Er wordt interdepartementaal gewerkt in dit soort projecten. Bij projecten van Verkeer en Waterstaat zijn altijd mensen van Financiën en VROM betrokken. Er wordt ook onderzocht of er meer standaardisatie kan plaatsvinden met betrekking tot bijvoorbeeld contracten.

Voor de Wijkertunnel is een schaduwtolcontract opgesteld op basis van een schatting van het aantal auto’s dat er gebruik van zou maken. De omvang van de verkeersstromen is nadien enorm toegenomen en daarvoor betaalt de overheid nu de rekening. Van dit project is vooral geleerd hoe dit soort dingen niet moet worden aangepakt. Er wordt geleerd van projecten in het buitenland. Rijkswaterstaat heeft een samenwerkingscontract met Frankrijk. Er worden mensen uitgewisseld met Frankrijk en Engeland. Er is veel contact met organisaties in het buitenland.

Voor tien projecten is een PPC is uitgevoerd. Voor vier is besloten tot een pps-contract en daarnaast moet voor een aantal projecten nog een afweging worden gemaakt. De zes projecten waarvoor nog niet is besloten tot een pps-contract, zijn dus niet allemaal afgevallen. Kleinere pps-projecten kunnen worden uitgevoerd als turn-keyproject, maar voor grotere projecten is dat lastiger. Bij complexe bestuurlijke projecten is het zeer moeilijk om alle risico’s vooraf in te schatten.

Er wordt geprobeerd om private financiering te vinden voor bepaalde infrastructurele projecten, zoals de brug bij Klaaswaal. Hiervoor lijkt echter niet veel interesse te zijn in de markt. Het besluit van de Kamer inzake gebiedsontwikkeling in de Hoeksche Waard vormt in dit geval ook een belemmering. Bij de A59, de N31, de tweede Coentunnel en de A15 Maasvlakte-Vaanplein is sprake van private financiering. De A59 is door voorfinanciering door het bedrijfsleven veel eerder ter beschikking gekomen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vindt pps om drie redenen een goede zaak. Er is sprake van functionele ontkokering. De letters DBFMO (design, build, finance, maintain, operate) staan allemaal voor kokers die normaal gesproken gescheiden werken. Er is ook ontkokering in de tijd. Er wordt geprobeerd om zaken die normaal gesproken in de tijd gescheiden waren, samen te brengen. Daarnaast is er ontkokering in reikwijdte, vooral bij gebiedsgerichte ontwikkeling.

De norm voor gebouwen is 25 mln. Het is mogelijk om die te verlagen, maar de vraag is of dat zinvol is met het oog op de kosten van het voorwerk. Wellicht kunnen er wel een soort confectie-pps-constructies worden ontwikkeld voor bijvoorbeeld de bouw van scholen. Voor dergelijke projecten zou een lagere norm kunnen worden gehanteerd. Bij grote en complexere projecten is dat moeilijker. De tendens is overigens dat deze projecten vaak meer gebiedsgericht worden opgezet, zoals bij de Zuidas. Er zal steeds meer worden onderzocht hoe zaken in breder verband kunnen worden ingevuld. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren bij de A6/A9. Er vinden al experimenten plaats. Het risico van koppelverkoop bestaat, maar dat kan ook een voordeel zijn. Koppelverkoop kan de kracht zijn waardoor innovatie en creativiteit worden gestimuleerd.

De Rijksgebouwendienst zou eventueel overbodig kunnen worden door de toepassing van pps. Er moet bij de aanbesteding ook worden gekeken naar buitenlandse partijen. Het voortouw voor pps ligt niet alleen bij het ministerie van VROM. De Rijksgebouwendienst is echter wel regelmatig betrokken bij projecten en VROM heeft ook een rol met betrekking tot gebiedsontwikkeling. Het veld begint mee te denken over ruimtelijke ontwikkeling, zoals de inrichting van het Groene Hart. Dit levert grote bestuurlijke vragen op waar de politiek een antwoord op moet vinden. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf doet hier nu ervaring mee op.

Aanbestedingen moeten ruimte laten voor innoverende ideeën. Innovatie kan een spanningsveld opleveren doordat de vergelijkbaarheid van voorstellen veel complexer wordt. Hiermee wordt ook rekening gehouden bij de vormgeving van de PPC. Of de éénbesluitprocedure bevorderlijk is voor pps, valt te betwijfelen. Pas onder druk, worden mensen creatief. Als de éénbesluitprocedure te vroeg in het proces zit, wordt het moeilijk om de druk op te voeren. Een gestaffelde procedure kan voordeel bieden.

Nadere gedachtewisseling

De heer Crone (PvdA) vraagt het kabinet om te onderzoeken of een norm kan worden ontwikkeld voor toepassing van pps. De hoofdregel moet zijn dat pps wordt toegepast. Als dit gemeengoed is, kunnen de normen ook worden verlaagd. Daarnaast moeten de discontovoet en de rekenrente worden verlaagd.

De heer Irrgang (SP) benadrukt dat private voorfinanciering niet wenselijk is. De markt kent ook creatieve wegen om de rekening bij de overheid neer te leggen. Daarvoor moet worden gewaakt. Ook over nog niet in kaart gebrachte risico’s moeten afspraken worden gemaakt.

De heer Tony van Dijck (PVV) vraagt of het mogelijk is om contracten te ontbinden of te wijzigen als bijvoorbeeld een bouwer het onderhoud niet goed uitvoert.

De heer Kortenhorst (CDA) wil weten of er meetbare targets zijn opgesteld voor projecten die door de comparator heenkomen.

De heer Weekers (VVD) vraagt of er met de partners een evaluatie kan worden gemaakt van good en bad practices. Een punt van zorg is dat de zorgsector nog onvoldoende gebruik maakt van de mogelijkheden. Kan een analyse worden gemaakt van de knelpunten en oplossingen hiervoor?

De minister van Financiën heeft een voorstel gedaan om de discontovoet te verlagen, maar dat is nog niet geaccordeerd door het kabinet. Mogelijk wordt dit overgelaten aan een volgend kabinet. Voorfinanciering kan er ook toe leiden dat dekking wordt gevonden voor versnelling. Voor de exploitatie wordt jaarlijks een gebruiksvergoeding verstrekt. Als een bouwer een gebouw niet goed exploiteert of onderhoudt, wordt deze vergoeding stopgezet of verlaagd. Er zal een overzicht worden opgesteld van good en bad practices. Daarnaast zal een analyse worden gemaakt van de knelpunten in de zorg met betrekking tot pps.

De minister geeft aan dat hij het eventueel bepalen van een norm voor toepassing van pps graag aan zijn opvolger overlaat.

De minister van Verkeer en Waterstaat hoopt dat zo veel mogelijk projecten in een pps-constructie worden uitgevoerd. Soms zijn er echter overwegingen, ook van niet-financiële aard, om er niet voor te kiezen. Als dat het geval is, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zegt dat er nog geen targets zijn voor ontwikkelingen in de gebouwde omgeving. Daar is het nog te vroeg voor. Er moet worden bekeken of er sprake is van een stijgende lijn en of deze stijging kan worden versneld.

De voorzitter concludeert dat er is toegezegd dat er een brief zal worden gezonden over de Zuidas waarin aandacht wordt besteed aan de risicoanalyse. Op hoofdlijnen wordt de PPC transparanter. Bij de begroting van Verkeer en Waterstaat zal jaarlijks een overzicht worden verstrekt van de PPC-beoordelingen. De Kamer zal een brief ontvangen over de discontovoet en de rekenrente. Er zal ook een overzicht worden opgesteld van good en bad practices en er zal een analyse worden gemaakt van toepassing van pps in de zorg.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Ten Hoopen

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,

Dezentjé Hamming

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Vermeij (PvdA), Gesthuizen (SP) en Ouwehand (PvdD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Koopmans (CDA), Aptroot (VVD), Van der Veen (PvdA), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Koenders (PvdA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Haverkamp (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Kalma (PvdA), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP) en Thieme (PvdD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Koenders (PvdA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), fungerend voorzitter, Van der Staaij (SGP), Van Baalen (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Thieme (PvdD) en Lempens (SP).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Poppe (SP), Heerts (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Beek (VVD), Çörüz (CDA), Van Hijum (CDA), Spies (CDA), Van Bochove (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), De Wit (SP), Hessels (CDA), Kuiken (PvdA), Wolbert (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Zijlstra (VVD), Vendrik (GroenLinks), Ouwehand (PvdD) en Polderman (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), voorzitter, Slob (ChristenUnie), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Irrgang (SP), ondervoorzitter, Jansen (SP), Biskop (CDA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP) en Ouwehand (PvdD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Cramer (ChristenUnie), Verburg (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Heerts (PvdA), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Tichelaar (PvdA), Gerkens (SP) en Thieme (PvdD).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Hamer (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Leerdam (PvdA), Van Dam (PvdA), Donner (CDA), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Schinkelshoek (CDA), Verdonk (VVD), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Wolbert (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Weekers (VVD), Kalma (PvdA), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Van Bochove (CDA), Ten Broeke (VVD), Eijsink (PvdA), Besselink (PvdA), Roefs (PvdA), Hessels (CDA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Biskop (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GroenLinks).

XNoot
5

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Gill’ard (PvdA), Boekestijn (VVD), Van Hijum (CDA), Van Bochove (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dijksma (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Slob (ChristenUnie), Spies (CDA), Agema (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
6

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Dijksma (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Dezentjé Hamming (VVD), voorzitter, Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Van der Veen (PvdA), Van Gerven (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Tony van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP) en Ouwehand (PvdD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Besselink (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Roemer (SP), Van der Burg (VVD), Koopmans (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jan de Vries (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Van Beek (VVD), Boekestijn (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Gerkens (SP), Vermeij (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Haverkamp (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), De Roon (PVV), Bussemaker (PvdA), Luijben (SP) en Thieme (PvdD).

XNoot
7

Samenstelling:

Leden: Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV) en Ouwehand (PvdD).

Plv. leden: Sterk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Kamp (VVD), Smeets (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Haverkamp (CDA), Van Beek (VVD), Mastwijk (CDA), Dijksma (PvdA), Agema (PVV) en Thieme (PvdD).

XNoot
8

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Atsma (CDA), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Dijsselbloem (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Depla (PvdA), Hessels (CDA), Van der Vlies (SGP), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Gent (GroenLinks), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Aptroot (VVD), Crone (PvdA), Van Baalen (VVD), Van Heugten (CDA), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Slob (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Van Haersma Buma (CDA), Van Dam (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
9

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Atsma (CDA), Verburg (CDA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Joldersma (CDA), Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP) en Bouwmeester (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Van Hijum (CDA), Haverkamp (CDA), Spekman (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gill’ard (PvdA), Van de Camp (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blom (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Graus (PVV), Luijben (SP) en Hamer (PvdA).

Naar boven