28 742
Goedkeuring van de regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 24 september 2002, nr. WDB02/598M (Stcrt. 184) tot buiten toepassing stellen voor een gedeelte van 2002 van willekeurige afschrijving milieu-investeringen, energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 mei 2003

De leden van de fractie van het CDA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

Allereerst vragen de leden van de fractie van het CDA om informatie over de hoeveelheid aangemelde investeringen tussen 17 september en 26 september 2002. In tabellen 1 t/m 3 is per regeling aangegeven hoeveel aanvragen in de genoemde periode zijn ingediend. Tevens is van deze meldingen het totale investeringsbedrag opgenomen. Op basis van het aantal meldingen en de omvang van het gemelde bedrag is een selectie gemaakt van bedrijfstakken waarvoor het aantal meldingen en het totale investeringsbedrag in onderstaande tabellen apart worden gepresenteerd.

Tabel 1. Aantal meldingen voor de VAMIL in de periode 17 tot 26 september 2002 en de bijbehorende investeringsbedragen in duizenden euro's

 Aantal meldingenTotaal investeringsbedrag
Totaal516293 653
   
Glastuinbouw15091 892
Landbouw en dienstverlening landbouw9524 085
(Goederen-)vervoer over de weg81237
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en warmte2075 983
Logies-, maaltijden- en drankverstrekking19246
Financiële instellingen, geen pensioenfondsen en verzekeringswezen1792 018
Akkerbouw72 464
Fokken en houden van varkens51 778
Vervaardiging van aardappelproducten31 177
Onderwijs3722

Tabel 2. Aantal meldingen voor de MIA in de periode 17 tot 26 september 2002 en benadering van de bijbehorende investeringsbedragen in duizenden euro's

 Aantal meldingenTotaal investeringsbedrag
Totaal22392 661
   
Glastuinbouw12886 275
Landbouw en dienstverlening landbouw252 969
Tuinbouw, geen fruitteelt1530
Logies-, maaltijden- en drankverstrekking31
Fokken en houden van varkens71 975
Fokken en houden van pluimvee11430
Binnenvaart751
Verhuur van machines en werktuigen46
Handel en reparatie van auto's en motorfietsen, benzineservicestations345

Tabel 3. Aantal meldingen voor de EIA in de periode 17 tot 26 september 2002 en de bijbehorende investeringsbedragen in duizenden euro's

 Aantal meldingenTotaal investeringsbedrag
Totaal587220 630
   
Glastuinbouw20018 611
Landbouw en dienstverlening landbouw, bosbouw9625 958
Houtindustrie, papier en karton220 961
(Goederen-)vervoer over de weg en dienstverlening vervoer134865
Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en warmte2158 203
Logies-, maaltijden- en drankverstrekking20262
Financiële instellingen, geen pensioenfondsen en verzekeringswezen2092 032
Vervaardiging van aardappelproducten31 177
Onderwijs6835
(Zakelijke) dienstverlening14249

De leden van de fractie van het CDA vragen voorts naar de uiteindelijke realisatie van het budgettaire beslag in 2002. Op basis van de realisatiecijfers van de meldingen is een nieuwe raming gemaakt van het budgettaire beslag van de drie investeringsfaciliteiten in 2002. In tabel 4 worden de realisatiecijfers vergeleken met de budgetten van de regelingen.

Tabel 4. Budget en geraamd budgettair belang van de EIA, MIA, en VAMIL in miljoenen euro's (aangiftejaar 2002)

 Budget 2002Raming budgettair belang 2002Budgettaire overschrijding
EIA1911998
MIA507424
VAMIL56166110

De overschrijding in 2002 komt ondanks het buiten toepassing stellen van de drie regelingen gezamenlijk uit op € 142 miljoen. Het deel van de overschrijding dat betrekking heeft op de VAMIL (€ 110 mln.) zal automatisch worden terugverdiend gedurende de levensduur van de investeringen vanwege de systematiek van vervroegd afschrijven. Voor de overige € 32 miljoen (EIA en MIA) geldt dit niet. Volgens de huidige systematiek komt een overschrijding van het budget door verminderde belastingopbrengsten ten laste van de schatkist. Een eventuele«onderuitputting» komt ten bate aan de schatkist.

In reactie op de vraag van de leden van de fractie van het CDA of het niet rechtvaardiger zou zijn geweest om de aanvragen te maximeren op een bepaald bedrag en of de regering deze mogelijkheid wel in overweging genomen heeft, wil ik opmerken dat de EIA in beginsel is gemaximeerd tot een investeringsbedrag van € 99 miljoen in 2002 per aanvrager. Maximering is een middel ter verdeling van het beschikbare budget tussen grote en kleine aanvragen en kan er voor zorgen dat niet enkele zeer grote investeringen het budget uitputten. De regelingen van de VAMIL/EIA/MIA zijn volgens de «op is op»-methode gebudgetteerd. Doel van het budgetteren is om te voorkomen dat het afgesproken budgettaire plafond wordt overschreden. Maximering beperkt weliswaar het mogelijke beslag op de regeling, maar moet met het oog op het stimuleren van grotere investeringen te hoog worden vastgesteld om overschrijding van het budget te voorkomen.

Tot slot stellen de leden van de fractie van het CDA vragen over de budgettering van belastinguitgaven. Ze zijn van mening dat het vastleggen van een uitgavenkader voor belastinguitgaven op zich geen slechte zaak is, maar dat het buiten werking stellen van een maatregel gedurende het jaar niet wenselijk is.

Voor een beperkt aantal fiscale faciliteiten is bepaald dat deze niet meer mogen kosten dan een bepaald maximum bedrag (aan derving van belastinginkomsten). Dit wordt «budgetteren» genoemd en kan worden onderscheiden van het zogenaamde «normeren van belastinguitgaven», waarvan sprake zou zijn bij de introductie van een ijklijn of een uitgavenkader voor alle belastinguitgaven samen of een groep van belastinguitgaven. Aan de normering van belastinguitgaven kleven verschillende bezwaren. Een daarvan is dat veel belastinguitgaven, in tegenstelling tot echte uitgaven, niet één op één kunnen worden toegerekend aan de begroting van een bepaald departement. Onder meer om deze reden is introductie van een ijklijn voor belastinguitgaven in het verleden niet wenselijk geacht (zie bijvoorbeeld paragraaf 4.5 – Een ijklijn voor belastinguitgaven – van bijlage 4 van de Miljoenennota 2000).

Met het oog op de budgettaire beheersbaarheid, zou het aantal belastinguitgaven dat wordt gebudgetteerd in principe kunnen worden uitgebreid. De ene belastinguitgave zal zich beter lenen voor budgettering dan de andere. Ook is van belang om het voordeel van de extra budgettaire beheersbaarheid af te zetten tegen eventuele nadelige consequenties voor bijvoorbeeld de administratieve lasten, de uitvoeringskosten en de rechtszekerheid. Of en in welke mate deze consequenties op zullen treden is mede afhankelijk van de gekozen vorm van budgettering. Voor een algemene uiteenzetting over de afweging om belastinguitgaven te budgetteren en de methoden die daarbij gebruikt kunnen worden, verwijs ik naar blz. 151 tot en met 153 van de Miljoenennota 2001.

Er bestaan in de praktijk verschillende vormen van budgetteren, die alle tot doel hebben om te voorkomen dat het afgesproken budgettaire plafond wordt overschreden. Voor de EIA, MIA, VAMIL, en WA FARBO geldt, zoals hiervoor beschreven, de «op is op»-methode. Om het budget te handhaven, worden deze regelingen bij een dreigende overschrijding buiten toepassing gesteld. Voor andere regelingen gelden andere procedures. Bij bijvoorbeeld de Filminvesteringsaftrek wordt door het gedoseerd verlenen van verklaringen een budgetoverschrijding al vooraf uitgesloten. Bij de WBSO wordt een overschrijding geaccepteerd, maar vormt dit wel aanleiding tot aanpassing van de regeling voor toekomstige jaren.

Uiteraard bestaat de mogelijkheid om voor de toekomst voor de EIA, MIA, en VAMIL een andere vorm van budgetbewaking te kiezen, waarbij de regelingen niet gedurende het jaar buiten werking kunnen worden gesteld. Daar is vooralsnog echter niet voor gekozen. De huidige methode heeft immers ook een aantal goede eigenschappen. Ondernemers weten op het moment van investeren waar ze aan toe zijn en hoeven hun investeringsplannen niet van te voren aan te melden.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Naar boven