28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2024

Bijgaand treft u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, aan het rapport van het WODC «Vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0–15 jarigen: wat als je het de praktijk vraagt?» Hierbij geef ik kort de hoofdlijn van het rapport weer.

Diverse onderzoeken geven aan dat de afgelopen jaren sprake is van een dalende trend in de jeugdcriminaliteit. Tegelijkertijd blijft er zorg over jonge minderjarigen die betrokken zijn bij vermogensdelicten, drugs- en wapendelicten en ernstige feiten als doodslag en zware mishandeling, omdat uit onderzoek is gebleken dat frequente plegers van ernstige delicten vaker een langere criminele carrière hebben, meer verschillende typen delicten plegen en op jongere leeftijd beginnen met het plegen van delicten.

Het doel van het onderhavige onderzoek is vanuit de literatuur en praktijk aanknopingspunten te identificeren voor interventies gericht op het voorkomen dat kinderen in hun vroege adolescentie (9–15 jaar) bij ernstige delicten betrokken raken. De resultaten in het rapport wijzen op de meerwaarde in het versterken van goed opgroeien, nog voor er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag en het inzetten van interventies gericht op «bijsturen» (primaire preventies) en het «stoppen en ombuigen» (secundaire preventie). Bij de professionals heerst wel enige twijfel over de inzet van op repressie gerichte interventies, zoals de aanwezigheid van meer politie in de buurt en het repressief ingrijpen bij jongeren onder de 11 jaar; contact met politie, melding bij Veilig Thuis of toezicht door Jeugdhulp. Voor jongeren tussen de 12 en 15 jaar zien zij wel een meerwaarde van deze vormen van repressie, echter twijfelen de professionals over de inzet van plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling. De professionals sluiten met hun prioritering van beschikbare interventies vooral aan bij interventies gericht op de familie, het kind en de school om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling.

De resultaten van dit onderzoek geven een actueel beeld voor het maken van beleidskeuzes, zowel landelijk als regionaal en lokaal. Na nadere bestudering van het onderzoek, zal ik u voor het zomerreces informeren over onze beleidsreactie op dit rapport in de jaarlijkse Brede preventiebrief.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven