Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2024
Bijgaand treft u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, aan het rapport
van het WODC «Vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0–15 jarigen: wat als je het de praktijk
vraagt?» Hierbij geef ik kort de hoofdlijn van het rapport weer.
Diverse onderzoeken geven aan dat de afgelopen jaren sprake is van een dalende trend
in de jeugdcriminaliteit. Tegelijkertijd blijft er zorg over jonge minderjarigen die
betrokken zijn bij vermogensdelicten, drugs- en wapendelicten en ernstige feiten als
doodslag en zware mishandeling, omdat uit onderzoek is gebleken dat frequente plegers
van ernstige delicten vaker een langere criminele carrière hebben, meer verschillende
typen delicten plegen en op jongere leeftijd beginnen met het plegen van delicten.
Het doel van het onderhavige onderzoek is vanuit de literatuur en praktijk aanknopingspunten
te identificeren voor interventies gericht op het voorkomen dat kinderen in hun vroege
adolescentie (9–15 jaar) bij ernstige delicten betrokken raken. De resultaten in het
rapport wijzen op de meerwaarde in het versterken van goed opgroeien, nog voor er
sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag en het inzetten van interventies
gericht op «bijsturen» (primaire preventies) en het «stoppen en ombuigen» (secundaire
preventie). Bij de professionals heerst wel enige twijfel over de inzet van op repressie
gerichte interventies, zoals de aanwezigheid van meer politie in de buurt en het repressief
ingrijpen bij jongeren onder de 11 jaar; contact met politie, melding bij Veilig Thuis
of toezicht door Jeugdhulp. Voor jongeren tussen de 12 en 15 jaar zien zij wel een
meerwaarde van deze vormen van repressie, echter twijfelen de professionals over de
inzet van plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling. De professionals sluiten
met hun prioritering van beschikbare interventies vooral aan bij interventies gericht
op de familie, het kind en de school om bijtijds in te grijpen op een antisociale
ontwikkeling.
De resultaten van dit onderzoek geven een actueel beeld voor het maken van beleidskeuzes,
zowel landelijk als regionaal en lokaal. Na nadere bestudering van het onderzoek,
zal ik u voor het zomerreces informeren over onze beleidsreactie op dit rapport in
de jaarlijkse Brede preventiebrief.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind