nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de artikelen 215 en 244 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (zelfwerkzaamheid
aan de buitenzijde van gehuurde woonruimte en onderhuur van een gedeelte van
de verhuurde woonruimte).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
6 december 2002
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog
op de invoering van titel 4 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek de
artikelen 215 en 244 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen en
enkele misslagen te herstellen.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel I van de Wet van 21 november 2002, Stb. 587, tot vaststelling
van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen
aangebracht:
A. In artikel 215 lid 6 wordt de punt aan het slot vervangen door: , tenzij
het de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft.
B. In artikel 244 vervalt de volzin «Van deze bepaling kan niet
ten nadele van de huurder worden afgeweken.».
ARTIKEL II
In artikel I van de Wet van 21 november 2002, Stb. 588, tot vaststelling
van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur van bedrijfsruimte) wordt
de volgende wijziging aangebracht:
In artikel 300 lid 2 worden de woorden «meer dan tien jaar»
vervangen door: tien jaar of langer.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2001 ingediende voorstel
van wet tot invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel
7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
(28 064) tot wet wordt verheven en in werking treedt, worden daarin de
volgende wijzigingen aangebracht:
A. In artikel II, onderdeel a, worden de woorden «Bij algemene maatregel
van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.
B. In artikel IV worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Na artikel 206 wordt een nieuw artikel 206a ingevoegd, luidende als
volgt:
Artikel 206a
Artikel 215 van Boek 7 is, voor zover het veranderingen en toevoegingen
aan de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft, niet van toepassing op
huurovereenkomsten die voor het tijdstip van het in werking treden van titel
4 van Boek 7 zijn gesloten.
b. Artikel 208e vervalt.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2001 ingediende voorstel
van wet tot invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel
7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
(28 064), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt deze
wet op hetzelfde tijdstip in werking.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie