28 719 Reïntegratiebeleid

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2011

Stichting De Ombudsman heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deskundigenoordelen. Op 30 maart 2011 heeft Stichting De Ombudsman het rapport «Het deskundigenoordeel: vrijwillig maar niet vrijblijvend» aangeboden aan uw Kamer. In de brief van 8 april 2011 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij om een reactie op dit rapport gevraagd.

In het rapport concludeert Stichting De Ombudsman dat de uitkomst van het deskundigenoordeel in ruim 60% van de gevallen niet wordt besproken tussen werkgever en werknemer. Volgens Stichting De Ombudsman wordt hierdoor het deskundigenoordeel niet door werkgever en werknemer benut om het stagnerende re-integratieproces vlot te trekken.

Voorts concludeert Stichting De Ombudsman dat werknemer en werkgever bij stokkende re-integratie behoefte hebben aan hulp. Doordat het UWV bij het deskundigenoordeel achteraf oordeelt en niet toekomstgericht adviseert, kan het UWV die hulp niet bieden. Daarom doet Stichting De Ombudsman de aanbeveling om het deskundigenoordeel een bindend karakter te geven, waardoor de rechtspositie van de werknemer wordt verbeterd.

Voordat ik inga op de conclusies en aanbevelingen van Stichting De Ombudsman, geef ik eerst een toelichting op het deskundigenoordeel en de achtergrond ervan.

De verantwoordelijkheid voor de begeleiding en re-integratie van de zieke werknemer tijdens de eerste twee ziektejaren berust bij de werkgever en de werknemer. Dit is een private verantwoordelijkheid. Voor deskundig medisch en arbeidskundig advies kan de werkgever zich laten bijstaan door bijvoorbeeld een arbodienst. Het UWV heeft hiermee geen bemoeienis.

Tijdens de eerste twee ziektejaren heeft het UWV alleen een faciliterende taak, namelijk in de vorm van het geven van een deskundigenoordeel. Er is bewust voor gekozen om het UWV geen adviserende rol te geven in deze periode, omdat daardoor de private verantwoordelijkheid zou worden uitgehold.

Voor deze scherpe verantwoordelijkheidsverdeling tussen het private en publieke domein is gekozen bij de invoering van de Wet verbetering poortwachter (2002). Wegens deze redenen is het deskundigenoordeel niet bindend.

Het deskundigenoordeel is bedoeld om de werkgever en werknemer op een snelle laagdrempelige manier verder op weg te helpen als het re-integratieproces stagneert, vanwege een verschil van inzicht of ingeval van onduidelijkheid.

Het deskundigenoordeel houdt in dat het UWV op verzoek van werkgever of werknemer een onderzoek instelt en een oordeel geeft over een bepaald aspect van de re-integratie. Het deskundigenoordeel kan gevraagd worden over:

  • 1. het bestaan van ongeschiktheid tot werken, indien werkgever en werknemer een geschil hebben over de (on)geschiktheid tot werken;

  • 2. de aanwezigheid van passende arbeid in het bedrijf, die de zieke werknemer in staat is te verrichten voor de werkgever;

  • 3. de vraag of de werkgever ten aanzien van zijn zieke werknemer voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.

Omdat het deskundigenoordeel niet bindend is, is het aan de werkgever en werknemer om de uitkomst van het deskundigenoordeel te betrekken bij het re-integratieproces. Maar verwacht mag worden dat werkgever en werknemer het oordeel van het UWV volgen, waardoor het re-integratieproces op een snelle simpele manier kan worden vlotgetrokken.

Hoewel het deskundigenoordeel niet bindend is, heeft het deskundigenoordeel dus wel degelijk gevolgen. De werknemer kan immers met het deskundigenoordeel in de hand zijn werkgever aanspreken op het naleven van zijn verplichtingen. Voorts kan de werknemer met het deskundigenoordeel een civiele procedure starten om zijn hersteldverklaring aan te vechten, respectievelijk passende arbeid of voldoende re-integratie-inspanningen af te dwingen.

Het idee achter het deskundigenoordeel is dat, bij een verschil van inzicht tussen werkgever en werknemer, een gang naar de rechter niet gelijk nodig is. Uit het vorenstaande blijkt dat de gang naar de rechter nog wel steeds openstaat nadat het UWV zijn deskundige oordeel heeft gegeven. Aldus wordt de rechtspositie van de werknemer beschermd.

Uit het rapport van Stichting De Ombudsman blijkt dat het UWV het deskundigenoordeel uitvoert, zoals het is bedoeld. Uit het rapport van Stichting De Ombudsman blijkt echter dat werknemers kennelijk meer verwachten van het deskundigenoordeel; zij verwachten hulp bij re-integratie, advies en bemiddeling van het UWV. Zoals ik hiervoor heb toegelicht, is dit echter niet de bedoeling van het deskundigenoordeel. Wegens de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het publieke en private domein, past dit niet bij de rol die het UWV heeft tijdens de eerste twee ziektejaren. In deze periode kunnen werkgever en werknemer voor hulp, advies en bemiddeling bij re-integratie een beroep doen op deskundige bijstand van private organisaties, zoals arbodiensten en re-integratiebedrijven.

Tot slot merk ik op dat mij is opgevallen dat het rapport van Stichting De Ombudsman zich uitsluitend richt op de perceptie en de beleving van de werknemer. Het perspectief van de werkgever wordt niet belicht.

Bovendien wordt er in het rapport geen onderscheid gemaakt tussen wat de werknemer verwacht (subjectieve beleving) en wat de werknemer (objectief) mag verwachten op grond van de wettelijke regeling. Daardoor ontstaat een eenzijdig beeld.

Uit het rapport van Stichting De Ombudsman leid ik af dat werknemers iets anders hopen van het deskundigenoordeel dan dat zij ervan mogen en kunnen verwachten. Hierin zie ik geen aanleiding om het karakter van het deskundigenoordeel te veranderen en bindend te maken. Zoals ik hiervoor uitvoerig heb toegelicht, is de reden hiervoor dat dit niet past binnen de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het private en publieke domein, terwijl de rechtspositie van de werknemer nu bovendien adequaat is beschermd.

Ik zal overigens wel de bevindingen uit het onderzoek onder de aandacht brengen van de bij de verzuimbegeleiding direct betrokken partijen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Naar boven