28 694
Verpakkingsbeleid

nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2010

Op 22 januari 2010 heeft mijn ambtsvoorganger u een brief gestuurd, waarin de stand van zaken is opgenomen van diverse toezeggingen uit het dossier Afval en verpakkingen (2010D03688).

Ten behoeve van het AO Afval en verpakkingen van 23 maart a.s. doe ik u hierbij een geactualiseerde stand van zaken van de toezeggingen toekomen. De toezeggingen zijn vet weergegeven, gevolgd door de stand van zaken. Daarbij wordt de nummering 1 t/m 9 gebruikt zoals opgenomen in de brief van 22 januari.

Onder nummer 10 geef ik tevens een reactie op uw verzoek van 28 januari 2010 (2010Z01338/2010D04741) over het gescheiden inzamelen van kunststof verpakkingsafval in de vier grote steden. De nummers 2,3, 9 en 10 worden gezamenlijk beantwoord op pagina 2.

Verder doe ik u toekomen de «Impact assessment herschikkingsvoorstel richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur».1 Tijdens de AO’s Milieuraad van 8 december 2009 (Kamerstuk 21501–08, nr. 324) en 11 maart 2010 is aandacht aan dit onderwerp besteed. Onder nummer 11 van de voorliggende brief ga ik in op de resultaten en gevolgen van deze impact assessment.

De minister van VROM zegt toe de Kamer te informeren over de eisen aan bron- en nascheiding van kunststofverpakkingsafval en op welke manier de twee verschillende inzamelingssystemen en afvalstromen gefinancierd worden. (AO Afval en verpakkingen d.d. 8 oktober 2009 (Kamerstuk 28 694, nr. 82))

Stand van zaken

Deze toezegging is voldaan met de brief van 11 december 2009 (28 694, nr. 83)

1. De minister van VROM zegt toe de inzamelingscijfers van de gescheiden inzameling van kunststofverpakkingsafval over 2008 voor eind 2009 naar de Kamer te sturen. (AO Afval en verpakkingen d.d. 8 oktober 2009).

2. De minister zegt toe de Kamer te informeren waar het kunststof verpakkingen afval dat naar Duitsland wordt vervoerd terecht komt en wat er vervolgens mee gebeurt. (AO Afval en verpakkingen d.d. 8 oktober 2009)

9. De minister zegt toe de Kamer voor eind 2009 een voortgangsrapportage te sturen betreffende de gescheiden inzameling en verwerking van kunststof verpakkingsafval in Nederland. Daarbij gaat ze tevens in op de exportvergunningen die hiervoor tussen nu en eind 2009 worden afgegeven. (AO Afval en verpakkingen d.d. 10 februari 2009)

10. Een reactie te geven op de situatie in met name de vier grote steden «waar wordt gekozen om niet mee te werken aan de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsmateriaal danwel op andere wijze dan voorgeschreven (te laat, op kleine schaal, aarzelend)». (Verzoek vaste Kamercommissie VROM dd. 28 januari 2010).

Stand van zaken

Het aantal gemeenten dat in 2009 is begonnen met de inzameling van kunststof verpakkingsafval, hetzij via bronscheiding, hetzij via nascheiding, is sterk toegenomen. Daarnaast heeft Nedvang (de uitvoeringsorganisatie van het verpakkende bedrijfsleven) in samenwerking met diverse andere partijen invulling gegeven aan de verschillende stappen in de keten van inzameling tot en met sortering van kunststofverpakkingsafval.

De groei van het aantal gemeenten dat aan inzameling doet en de toename in de hoeveelheid ingezameld afval per huishouden, is noodzakelijk voor het halen van de recycledoelstelling van 32% voor de totale hoeveelheid kunststof verpakkingen in 2009. Uiterlijk op 1 augustus 2010 dient het bedrijfsleven de rapportage over de uitvoering van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton (hierna: Besluit verpakkingen) aan mij te overleggen. Dan zal blijken of de doelstelling daadwerkelijk is gerealiseerd.

1. Stand van zaken inzameling door gemeenten

Op 8 maart 2010 waren 414 gemeenten (ruim 90% van de gemeenten) aan de slag met inzameling van kunststof verpakkingsafval. Het afval wordt door burgers verzameld in zakken of bakken, of komt terug via nascheiding.

In 363 gemeenten gebeurt de inzameling door bronscheiding. Volgens Nedvang zamelen de gemeenten gemiddeld per jaar 13,5 kg per huishouden in aan kunststof verpakkingsafval (zie tabel 1).

Daarnaast zijn nog 9 gemeenten bezig met voorbereidingen om binnen ongeveer twee maanden te starten met de gescheiden inzameling.

51 gemeenten hebben voor 1 maart 2009 een contract gesloten met een nascheidingsinstallatie die op 1 mei 2009 operationeel is, zoals in het Addendum over nascheiding is voorgeschreven. Deze gemeenten, die via nascheiding het kunststof verpakkingsafval inzamelen, vertegenwoordigen 7% van de huishoudens.

Op basis van het aantal aan gemeenten geleverde en binnenkort te leveren opstartpakketten constateert Nedvang dat 39% van de huishoudens in Nederland is aangesloten via een haalsysteem (met zakken), 35% via een brengsysteem (bijvoorbeeld bakken) en 7% via een combinatie van een haal- en brengsysteem.

Tabel 1.  Stand van zaken gemeenten week 10 van 2010

 Aantal gemeentenAantal inwonersAantal aansluitingen
Nascheiding511 164 038522 849
Bronscheiding in uitvoering36313 336 2095 761 659
Bronscheiding in voorbereiding91 100 006572 234
Besluitvorming491 20037 554
Planvorming287 12236 987
Niet gestart2597 663299 283
Totaal43116 376 2387 230 566

De VROM-Inspectie heeft de namen opgevraagd van de gemeenten die nog geen besluit hebben genomen over inzameling van kunststof verpakkingsafval. VROM zal deze gemeenten daarop aanspreken, omdat zij geen invulling geven aan de afspraak tussen het verpakkende bedrijfsleven, de VNG en VROM, zoals bovendien ook is vastgelegd in het Landelijk Afvalbeheerplan, dat uiterlijk per 1 januari 2010 het kunststofverpakkingsafval uit huishoudens gescheiden wordt ingezameld of wordt nagescheiden uit het restafval. Aangezien de datum van 1 januari is gepasseerd, zal bij de vervolgstappen van VROM ook de VROM-Inspectie zijn betrokken.

Het streven van de VNG en Nedvang was om eind 2009 met 80% van de gemeenten een deelnemersovereenkomst te hebben afgesloten, wat is gelukt. Nog 9 gemeenten willen binnenkort aan de slag. Daarnaast is begonnen met een «Benchmark brongescheiden inzameling». Tijdens bijeenkomsten die daarvoor gehouden zijn, bleken gemeenten zeer geïnteresseerd in praktische informatie om de kunststofinzameling te verbeteren. De begeleidingscommissie verpakkingen verwacht dat de informatie die de benchmark oplevert een stimulans zal zijn om tot verbetering van de inzameling te komen voor gemeenten, die nu nog aarzelend of op kleine schaal met inzamelen zijn begonnen.

Hetzelfde geldt voor het kostenonderzoek nascheiding dat bijna is afgerond en de evaluatie van bron- en nascheiding, die in de startblokken staat.

Of het volgens plan verloopt lees ik vooral af aan de mate waarin de recycle-doelstelling wordt gehaald door het verpakkende bedrijfsleven. Voor 2009 staat deze op 32% en in de zomer van 2010 rapporteert het verpakkende bedrijfsleven daarover aan mij. In het najaar zal ik u informeren over de resultaten.

2. Stand van zaken in de 4 grote steden

Rotterdam. Ik ben met de gemeente Rotterdam in gesprek. Daarbij is de VROM-Inspectie betrokken.

De overige grote steden doen alle drie mee.

Amsterdam. In december 2009 heeft Amsterdam besloten te starten met de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsafval. Bij 6 milieustraten kan al kunststof verpakkingsafval worden ingeleverd. De verwachting is dat deze inzameling omstreeks mei 2010 is uitgebreid met alle gemeentewerven en met projecten in 5 stadsdelen.

Den Haag. In 2009 begon Den Haag met een brengsysteem van 40 containers, voornamelijk bij winkelcentra. Over enkele maanden zal de inzameling worden geëvalueerd. Dan zal ook eventuele opschaling aan de orde komen.

Utrecht. De gemeente Utrecht is vanaf 1 februari 2010 met gemeentebrede inzameling gestart, ondersteund met een campagne. De containers op 3 milieustations zijn aangevuld met 40 containers in de stad. Nagedacht wordt over verdere opschaling.

3. Recyclingpercentages

Volgens het Besluit verpakkingen moeten producenten en importeurs jaarlijks verslag doen over de behaalde percentages materiaalhergebruik. In tabel 2 staan de cijfers voor 2007 en in tabel 3 voor 2008.

Uit de tabellen blijkt dat het hergebruikspercentage is gestegen van 26% in 2007 naar 27% in 2008. Dit percentage zal over 2009 verder stijgen, omdat de meeste gemeenten in 2009 zijn begonnen met het inzamelen van kunststof verpakkingsafval.

Tabel 2. Materiaalhergebruik kunststof verpakkingen 2007

Op de markt gebracht in 2006 in ktonMateriaalher-gebruik in 2007 in ktonPercentage materiaal hergebruik in 2007Terugwinning energiePercentage terugwinning energie in 2007
59715926%7913%

Tabel 3.  Materiaalhergebruik kunststof verpakkingen 2008

Op de markt gebracht in 2007 in ktonMateriaalher-gebruik in 2008 in ktonPercentage materiaal hergebruik in 2008Terugwinning energie in 2008 in ktonPercentage terugwinning energie in 2008
60616127%8113%

In tabel 4 is de herkomst terug te vinden van het kunststof verpakkingsafval dat is hergebruikt in 2008. Het meeste ingezamelde afval kwam van bedrijven. Het statiegeldsysteem op grote PET-flessen zorgde voor 16% van het materiaalgebruik.

Tabel 4. Hoeveelheid ingezameld en hergebruikt kunststof verpakkingsafval in 2008

Herkomst verpakkingsafvalIngezameld in ktonMateriaal hergebruik in ktonNuttige toepassing in kton
Huishoudens862
Statiegeldsysteem27270
Bedrijven20712879
Totaal24216181

Het kunststof verpakkingsafval uit huishoudens dat niet met statiegeld op grote flessen werd ingezameld, was in 2008 slechts 8 kiloton. Dat komt doordat de inzameling van kunststof verpakkingsafval uit huishoudens in 2008 nog op gang moest komen. Vanaf de tweede helft van dat jaar is het aantal gemeenten dat inzamelde, gaan toenemen.

In 2009 is het aantal gemeenten dat is gaan inzamelen, sterk toegenomen, zodat de ingezamelde hoeveelheid in dat jaar zeer waarschijnlijk hoger zal liggen.

4. Waar gaat het ingezamelde kunststof verpakkingsafval naar toe?

Het ingezamelde kunststof verpakkingsafval uit bedrijven en uit huishoudens verschilt duidelijk van elkaar. Het bij bedrijven ingezamelde kunststof verpakkingsafval is vaak schoon en kan grotendeels gerecycled worden. Het verpakkingsafval van huishoudens is zeer divers en meer vervuild.

De recyclingsketen van het huishoudelijke kunststofverpakkingsmateriaal heb ik laten analyseren. Daarvoor is naar de EVOA-beschikkingen gekeken (EVOA staat voor Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen), aangevuld met informatie van Nedvang en de VROM-Inspectie.

De VROM-Inspectie heeft in 2009 de keten van het kunststofverpakkingsafval in beeld gebracht. Het onderzoek richtte zich met name op de keten van kunststof verpakkingsafval dat bij bedrijven vrijkomt. Dat levert het onderstaande beeld op.

Sortering

Op dit moment zijn er nog onvoldoende grootschalige sorteermogelijkheden in Nederland en maakt Nedvang tijdelijk gebruik van sorteerinstallaties in Duitsland. Nedvang streeft er naar om de benodigde professionele sorteercapaciteit nog binnen de looptijd van de Raamovereenkomst (2008–2012) in Nederland te laten realiseren. Nedvang zal daarvoor nog dit jaar een aanbesteding doen.

Het ingezamelde kunststof verpakkingsafval uit huishoudens gaat vooralsnog via 14 overslagpunten naar 3 sorteerbedrijven in Duitsland. Dit zijn Borchers, Tönsmeier en KMW. Volgens informatie van Nedvang konden de sorteerbedrijven in 2008 en tot midden 2009 naar eigen inzicht de gesorteerde fracties bij verwerkers afzetten. De sorteerbedrijven zijn contractueel door Nedvang gehouden aan een minimale recyclebare output van 70%.

Tevens dienen zij per kwartaal een verwerkingsplan in te dienen en vooraf instemming van Nedvang te krijgen voor de gekozen verwerkers. Door deze eisen te stellen aan de partners in de keten, wil Nedvang controle houden op de kwaliteit van de recycling en op de verwerkingskosten.

Nedvang eist dat een sorteertechniek wordt toegepast, waarbij het ingezamelde kunststof verpakkingsafval in zeven deelstromen wordt gesorteerd. Zes daarvan (PE-folie, PE-flessen, overige PP, PET-flessen, harde kunststoffen en een kunststoffenmix) zijn geschikt voor recycling, de 7e kan worden ingezet als brandstof.

In de praktijk levert dit de volgende procentuele verdeling van de output van het sorteerproces op:

– 73% is geschikt voor materiaalhergebruik;

– 23% wordt afgezet voor overige nuttige toepassing (dit kan conform Nederlandse minimumstandaard alleen het bijstoken in een energiecentrale of cementoven zijn);

– 4% residufractie, die na sortering van de ingezamelde kunststof resteert, bestaande uit andersoortig materiaal dat niet tussen het kunststof hoort of niet nuttig kan worden toegepast. Deze fractie wordt verbrand in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI).

Op de volgende pagina een overzicht van de 7 deelstromen waarin het brongescheiden kunststof verpakkingsafval wordt gesorteerd, waarvan 6 kunststoffen.

kst-28694-85-1.png

Verwerking

Na sortering moeten de kunststoffracties nog verder worden bewerkt om te kunnen worden hergebruikt. Elke fractie wordt apart in balen geperst en in verwerkingsfabrieken, veelal in Europa, geschikt gemaakt voor hergebruik. Het kunststof wordt tot schilfers gemalen, gereinigd en vermalen tot korrels, het zogenaamde granulaat. Van dit granulaat worden nieuwe plastic verpakkingen en andere producten gemaakt.

In Europa is vraag naar granulaten die uit hergebruik vrijkomen. Daarbij is er vooral interesse in die stromen die erg zuiver zijn en een constante kwaliteit hebben, omdat daarmee een hoogwaardig hergebruik gerealiseerd kan worden.

Nedvang streeft ernaar de gesorteerde stromen van huishoudelijk kunststofmateriaal zo veel mogelijk binnen Europa te laten verwerken.

Uit de opgave van Borchers is op te maken dat dit bedrijf in 2008 de twee mixed kunststoffracties (bijna de helft van de totale hoeveelheid kunststof verpakkingsafval) zelf verder heeft verwerkt. De overige fracties zijn bij 11 verschillende verwerkers afgezet. Bijna 10% is naar twee Nederlandse bedrijven gegaan en de resterende 40% naar Duitse bedrijven.

5.  Conclusies

In 2009 wordt naar verwachting een sterke groei van inzameling gerealiseerd en is een begin gemaakt met een sluitend systeem van monitoring. De informatie die diverse lopende acties, zoals de «Benchmark brongescheiden inzameling», zullen opleveren, zullen een stimulans zijn om tot verbetering van de inzameling te komen voor gemeenten, die nu nog aarzelend of op kleine schaal met inzamelen zijn begonnen.

De materiaalketen van kunststofverpakkingsafval tot en met sortering heeft de afgelopen periode nadrukkelijk invulling en uitwerking gekregen. Het verpakkende bedrijfsleven zal de komende tijd de aandacht verder moeten laten uitgaan naar de volgende schakels in de materiaalketen van kunststof verpakkingen, om uiteindelijk de keten verder te kunnen sluiten. Ik zal u op de hoogte houden van eventuele nieuwe ontwikkelingen.

4. De minister van VROM zal de Kamer informeren hoe de VNG heeft gereageerd op de wens van de kamer over het laten vervallen van de inzamelvergoeding die goede doelen moeten betalen bij textielinzameling. (AO Afval en verpakkingen d.d. 8 oktober 2009)

Stand van zaken

Er is een overleg geweest met de VNG en de NVRD (vereniging van gemeenten die verantwoordelijk zijn voor afvalinzameling) over de wens van de Kamer om de inzamelvergoeding die goede doelen moeten betalen bij textielinzameling te laten vervallen.

Tijdens het overleg is gebleken dat het inzamelen en vervolgens verhandelen van textiel een marktactiviteit is, waarbij naast goede doelen ook private partijen actief zijn.

Het laten vervallen van de inzamelvergoeding voor alleen goede doelen, zorgt voor ongelijke concurrentie op deze markt en is daarom niet wenselijk.

Het per definitie voor iedereen laten vervallen van de inzamelvergoeding wordt als niet realistisch beoordeeld, omdat op dat moment een economisch goed met een positieve waarde gratis ter beschikking wordt gesteld aan alle partijen die met dat goed op een zakelijke markt opereren.

Verder mag niet worden vergeten dat bij het inzamelen van textiel vaak gebruik wordt gemaakt van gemeentelijke afvalvoorzieningen. Als daarvoor geen vergoeding zou worden gevraagd, dan wordt op dat moment de door de burgers betaalde gemeentelijke afvalstoffenheffing gebruikt om zakelijke activiteiten van kledinginzamelaars te subsidiëren. Daar is de gemeentelijke afvalstoffenheffing niet voor bedoeld.

Zoals al eerder is aangegeven, is het de bevoegdheid van de afzonderlijke gemeenten om een inzamelvergoeding in rekening te brengen. Gemeenten kunnen dus, als ze dat willen, voorbij gaan aan de hiervoor genoemde bedenkingen en besluiten geen inzamelvergoeding in te stellen.

5. De minister van VROM zegt toe schriftelijk terug te komen op de casus «Griekenland» waar het gaat om het afgeven van scheepsafval in havens, naar aanleiding van de vraag van dhr. Poppe.

Stand van zaken

Op 15 januari 2010 heb ik, toen nog in mijn functie als staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, een brief aan de Kamer gestuurd die ingaat op een aantal toezeggingen in het kader van het Nationaal Zeehavenbeleid 2005 – 2010. In die brief wordt onder meer ingegaan op de verplichte afgifte van alle ladinggebonden scheepsafval en slops.

Nederland is van mening dat een algehele verscherpte afgifteplicht alleen in het kader van een herziening van de richtlijn havenontvangstvoorzieningen, dus voor álle Europese lidstaten, zou moeten worden ingevoerd. Daarom is destijds aan de Kamer toegezegd dat de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zich voor deze verscherping van de EU regels zal inspannen.

Inmiddels heeft mijn collega van Verkeer en Waterstaat voorafgaand aan de Transportraad van 11 maart 2010, het onderwerp van verscherping van de afgifteplicht aan de orde gesteld tijdens een gesprek met de nieuwe Eurocommissaris van Transport, de heer Kallas. Deze heeft geantwoord dat de Commissie dit nader zal bestuderen. Een herziening van de richtlijn is volgens de Europese Commissie naar verwachting te voorzien in 2011.

Verder heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Griekse autoriteiten om verduidelijking gevraagd over de in hun wetgeving opgenomen verplichte afgifte van ladinggebonden scheepsafvalstoffen. Het ministerie is nog in afwachting van een reactie van de Griekse autoriteiten.

Omdat dit onderwerp tot het beleidsterrein van mijn collega van Verkeer en Waterstaat behoort, wacht ik eerst zijn reactie af alvorens ik richting uw Kamer zal reageren.

6. De minister zegt toe de Kamer voor het eind van 2009 per brief te informeren over het materiaalketenbeleid. (Notaoverleg LAP d.d. 30 maart 2009)

Stand van zaken

Zoals in de brief van 22 januari 2010 is aangegeven, wordt u hierover in juni van dit jaar geïnformeerd.

7. De minister informeert de Kamer voor eind 2009 schriftelijk over de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten en de kosten van gescheiden inzameling en hergebruik van drankenkartons, mogelijk in relatie tot de Richtlijn ecodesign. (Notaoverleg LAP d.d. 30 maart 2009)

Stand van zaken

Het onderzoek naar de milieuaspecten en de kosten van gescheiden inzameling en hergebruik van drankenkartons is nog niet afgerond. Zeer recentelijk heeft overleg plaatsgevonden met de stakeholders en hebben zij kunnen reageren op de tussenresultaten. Tijdens dat overleg is gebleken dat stakeholders zeer verschillend denken over het onderzoek en het gescheiden inzamelen en hergebruiken van drankenkartons. Omdat ik het belangrijk vind om aanvullend overleg met de stakeholders te voeren, zal ik voor het AO Afval en verpakkingen van 23 maart 2010 geen beslissing nemen over deze afvalstroom. Ik streef er naar om uw Kamer in mei 2010 nader te informeren.

8. De minister zal de Kamer nog schriftelijk informeren naar aanleiding van de vraag van het lid Poppe over de financiële problemen bij een bedrijf dat een installatie bouwt voor de verwerking van asbest. (Notaoverleg LAP d.d. 30 maart 2009)

Stand van zaken

Dit onderwerp is aan de orde geweest in het AO Asbest van 18 februari 2010.

Zoals bekend, is in het belastingplan 2010 de uitzondering voor gevaarlijk afval voor de hoge stortbelasting vervallen. Dat betekent dat de stortbelasting voor gevaarlijk afval voortaan ook wordt bepaald via het criterium van de volumieke massa.

Als gevolg hiervan valt de asbeststroom die thermisch kan worden verwerkt, onder de hoge stortbelasting. Dit is voor het bedrijfsleven een stimulans om thermische verwerkingscapaciteit te realiseren en voor ontdoeners van de genoemde afvalstroom een stimulans om het asbestafval niet meer te storten, maar thermisch te laten verwerken.

Eerder is door mijn ambtsvoorganger toegezegd dat de minimumstandaard voor de verwerking van het thermisch verwerkbaar asbestafval zal worden gewijzigd van storten in thermisch verwerken, zodra er in voldoende mate een alternatief voor het storten van asbest beschikbaar is. Het wachten is nu dus op de markt, omdat die de betreffende thermische verwerkingscapaciteit moet realiseren.

Op dit moment is er nog geen thermische verwerkingscapaciteit en dat betekent dat we in Nederland het storten van asbestafval nog steeds moeten toestaan.

11. Impact assessment herschikkingsvoorstel Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Tijdens het AO Milieuraad op 8 december 2009 is een aantal vragen gesteld over de herschikking van de Europese Richtlijn Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur (kortweg: WEEE-richtlijn). Uw vragen hadden betrekking op de voorstellen van de Europese Commissie en de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen in Brussel.

Het betrof de volgende vragen:

1. Waarom pleit Nederland voor een afgifteverplichting?

2. Waarom is een inzameldoelstelling en een afgifteverplichting naast elkaar gewenst?

3. Waarom wil Nederland vasthouden aan een nationaal register in plaats van een interoperabel register zoals de Commissie voorstelt?

Daarnaast heeft uw Kamer in datzelfde overleg gevraagd om een impact assessment van bovenstaande punten. Dit impact assessment is inmiddels uitgevoerd en treft u als bijlage bij deze brief aan. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging in het algemeen overleg Milieuraad van 11 maart 2010.

Hieronder geef ik antwoord op uw bovengenoemde vragen.

1. Uit onderzoek is gebleken dat slechts een derde van de apparatuur die wordt afgedankt, bij de verwerkingssystemen van de producenten terechtkomt. Weliswaar wordt een aanzienlijk deel van de afgedankte apparaten dat buiten de producenten omgaat, ook op milieuverantwoorde wijze verwerkt, maar een deel ook niet. Aangezien de WEEE-richtlijn een invulling is van het principe van producentenverantwoordelijkheid, doen deze lekstromen geen recht aan dat principe van de richtlijn. Dat heeft een aantal nadelen. Zo is er geen volledig zicht op de apparaten die buiten de systemen van de producenten worden verhandeld en verwerkt. Ook is voor een deel niet bekend welke route die apparaten volgen. Er zijn immers geen registratieverplichtingen voor de stroom die buiten de producenten omgaat. Daardoor bestaat het risico dat een deel van de apparaten op illegale wijze naar ontwikkelingslanden verdwijnt. Daarnaast brengt de huidige werkwijze met zich mee, dat juist de apparaten die een positieve waarde hebben, niet bij de systemen van de producenten terechtkomen. Aangezien de verwerkingskosten van deze systemen op een of andere wijze worden doorberekend aan de consument, kunnen producenten en consumenten niet (volledig) profiteren van eventuele opbrengsten. De opbrengsten komen immers bij handelaren en opkopers terecht die naast de systemen van de producenten actief zijn. Met een afgifteplicht worden gemeenten en detaillisten verplicht om alle apparaten aan de verwerkingssystemen van de producenten te geven, zodat deze systemen zelf (en dus ook de consument die uiteindelijk betaalt) van de opbrengsten kunnen profiteren van apparaten die een positieve waarde hebben. Daarom ben ik voor het sluiten van de keten en pleit Nederland voor een afgifteplicht. Daar wil ik de verplichting voor producenten aan koppelen om een vergoeding te geven aan de gemeenten en detaillisten voor de gemaakte kosten. Uit bijgevoegd impact assessment blijkt dat bij een afgifteplicht (die 100% wordt nageleefd) al circa 60% van de afgedankte apparaten bij de producenten terechtkomt, wat een aanzienlijke verbetering is ten opzichte van de huidige situatie.

2. In de impact assessment wordt aangegeven dat het niet realistisch is om te veronderstellen dat een afgifteplicht er toe leidt dat alle afgedankte apparaten bij de systemen van de producenten terecht komen. Er komt bijvoorbeeld al zo’n 40% van de apparaten die worden afgedankt niet bij gemeenten en detaillisten terecht. Dit komt omdat consumenten dan wel professionele ontdoeners (zoals installatiebedrijven) een deel van de apparaten via een andere route afdanken. Zo verdwijnt een deel van de apparaten tezamen met ander afval in de afvalcontainer en een deel zal door professionele ontdoeners via een ander kanaal worden afgedankt, bijvoorbeeld rechtstreeks naar de schroothandel. Om ook deze apparaten in de verwerkingssystemen van de producenten te krijgen, is een inzameldoelstelling nodig. Daardoor krijgt de producenten de verplichting om maatregelen te nemen om de inzameling te verhogen. Producenten kunnen dan bijvoorbeeld voorlichtings-campagnes voor consumenten opzetten. Overigens wil Nederland gedifferentieerde doelstellingen per productcategorie en pleit hier ook voor in Europees verband. Daarmee wordt voorkomen dat producenten hun doelstellingen kunnen halen door zich met name te richten op de inzameling van grote, zware apparaten en de lichte apparaten vergeten. Dit is ongewenst, omdat de milieubelasting van een laagwaardige verwerking van lichte apparaten in een aantal gevallen veel groter is dan die van hoogwaardige verwerking van zware apparaten. Als voorbeeld geldt de spaarlamp, waarvan de verwerking door de aanwezigheid van een kleine hoeveelheid kwik van groot belang is.

3. Een interoperabel register, zoals de Commissie voorstelt, is volgens het impact assessment complex en bureaucratisch en zal tal van knelpunten opleveren bij het gebruik voor geldoverdracht tussen lidstaten (zoals complicaties door geheel verschillende inzamel- en verwerkingssystemen en de fraudegevoeligheid). In het impact assessment is ook aangegeven dat een dergelijk register eerder méér kosten (administratieve lasten) met zich mee zal brengen voor producenten dan minder kosten. Zoals uit de impact assessment blijkt, is het Nederlands bedrijfsleven het hiermee eens. Wat wél een verlichting van kosten zou opleveren en waarbij geen uitvoeringsproblemen zullen optreden, is de harmonisatie van (het format van) de nationale registers. Nederland is hier voorstander van.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven