28 694
Verpakkingsbeleid

30 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2007

In de op 20 december jl. ingediende motie (30 800 XI, nr. 54) wordt de Regering onder meer verzocht de mogelijkheid van statiegeld of een verwijderingsbijdrage expliciet in de discussie te brengen met de producenten van verpakkingen. Zoals ik u in mijn brief van 6 maart jl. (VROM070139) heb aangegeven, geef in graag gevolg aan dit verzoek.

Daarom hebben mijn medewerkers en ik de afgelopen maanden frequent overlegd met delegaties van het bedrijfsleven en van de VNG.

Uitgangspunt bij de gesprekken zijn de ambities die in het regeerakkoord zijn neergelegd. Dat betekent dat de druk op het milieu omlaag moet en er ook voor de dossiers verpakkingen en zwerfafval aandacht moet zijn voor de mogelijkheden van reductie van de administratieve lasten.

De stand van zaken na het laatste overleg met bedrijfsleven en de VNG en mijn inzet daarbij zijn als volgt.

Ik ben van mening dat de hoeveelheid inzameling en recycling van kunststof verpakkingen gemiddeld nog aanmerkelijk hoger kan dan is weergegeven in het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton. Zoals u bekend, gelden in het Besluit drie aparte voorschriften voor materiaalhergebruik van 55% voor kleine kunststof drankenverpakkingen, 95% voor grote kunststof drankenverpakkingen en 27% voor overige kunststof verpakkingen. Omdat de hoeveelheid kunststof flessen en flesjes relatief klein is t.o.v. de hoeveelheid overige kunststof gaat het in het Besluit gemiddeld om een recyclingspercentage in de orde van grootte van ruim 30%.

Ik ben van mening dat dit getal aanmerkelijk omhoog kan met tenminste 10 procentpunten naar voor consumenten- en bedrijfsverpakkingen gemiddeld een getal in de orde van grootte van ruim 40%.

Omdat het nogal ingewikkeld is om te werken met drie verschillende percentages, in plaats van een gemiddeld percentage voor alle kunststof verpakkingen ben ik, als het bedrijfsleven definitief instemt met deze verhoging, bereid in het vervolg met één doelstelling voor alle kunststofverpakkingen te werken.

Het inzetten van statiegeld op kleine flesjes is, mits deze doelstelling wordt gehaald, in deze benadering niet nodig. Het gaat in absolute termen bij kleine flesjes om een zeer kleine hoeveelheid kunststof (een paar procent van de totale hoeveelheid kunststof). Verder is het bedrijfsleven al intensief bezig met de inzameling van flessen en flacons om ook daarmee tot een zo hoog mogelijke recycling te komen. En tot slot zal ook in andere segmenten van kunststofverpakkingen sprake moeten zijn van extra inspanningen om het beoogde hogere recyclingspercentage te halen.

Vervolgens ben ik voornemens de Wet Milieubeheer zodanig aan te passen dat de kosten voor het opruimen van zwerfafval voortaan uit de afvalstoffenheffing mogen worden betaald. Dit geeft de gemeenten de nodige financiële mogelijkheden om het zwerfafval effectief op te ruimen. Sinds begin dit jaar wordt door alle partijen voortvarend samengewerkt aan de diverse acties zoals vermeld in het impulsprogramma zwerfafval.

Verder moet er één aanspreekpunt zijn voor de gemeenten en wil ik afspreken dat er een 100% garantie is dat alle gemeenten vergoeding krijgen voor hun gescheiden ingezamelde verpakkingen.

Een ander belangrijk onderwerp is de administratieve lasten.

Ik heb het bedrijfsleven toegezegd dat ik mij zal inzetten om het betalen van drie aparte rekeningen voor de verpakkingenbelasting, het impulsprogramma zwerfafval en de betaling aan gemeenten voor de inzameling van verpakkingsafval te laten vervallen en te vervangen door één integrale belasting waarin deze drie elementen zijn geïntegreerd. Dat levert een flinke besparing van administratieve lasten. Bovendien voorziet het belastingstelsel in meer garanties op het voorkomen van free riders dan via collectieve uitvoeringsorganisaties mogelijk is.

In het overleg met het bedrijfsleven en de VNG gaat het verder om afspraken over de implementatie van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton. Dat wil zeggen dat het bedrijfsleven dat verantwoordelijk is voor (het laten organiseren van de) inzameling, recycling en overige nuttige toepassing van verpakkingsafval daarover de nodige afspraken maakt om dat te regelen. Die afspraken, waar ik overigens geen partij in ben, zijn nu vrijwel afgerond. Dat betekent dat nu zeer binnenkort het bedrijfsleven daadwerkelijk de verantwoordelijkheden als weergegeven in genoemd Besluit op zich neemt.

Er is sprake van een constructief overleg met VNG en bedrijfsleven waarbij over de hoofdlijnen van het vorenstaande tussen mijn medewerkers en die van VNG en bedrijfsleven overeenstemming bestaat. Thans wordt gewerkt aan de definitieve vormgeving van de afspraken om deze vervolgens te kunnen voorleggen aan de bestuurlijke achterbannen van partijen.

Ik hoop u terzake zeer binnenkort nadere details te kunnen voorleggen van alle afspraken die in het bovenstaande zijn genoemd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven